Uit den Strijd
teMen
OP RECHERCHE.
Brieven van een Ambtenaar B. B.
door
A. HEEROMA, Oud-Commississaris van Politie te Amsterdam.
Zooals i/t reeds zei, onze chef was een man
van de praktijk; de wetenschappelijke speur-
kunst r^iet al haar geheimzinnigheid, haar be
studeren van een menschenhaar, van een
bloe^vlekje, van alle mogelijke kleinigheden,
we^arbij microscoop en een scheikundig labo
ratorium aan te pas komen, die wetenschap
liet hem koud en ik wil er direct bijvoegen,
dat men de waarde ervan niet moet over
schatten. Ja, als er sprake is van vergiftiging
en de dader om zoo te zeggen, al op de tree
plank staat, dan kan de professorale wijsheid
niet ontbeerd worden om het bewijs vast te
stellen, maar dit raakt eigenlijk de justitie;
de politie heeft allereerst tot taak daders te
vinden en om die te'krijgen doe je dikwijls
en zeer dikwijls meer met de ouderwetsche
speurmethoden data met doctorale geleerd
heid. Ik heb later eens een chef gehad, die,
toen aan de recherche een wetenschappelijks
speurder was toegevoegd, in de meening ver
keerde, dat nu het vinden van misdadigers
eigenlijk niets meer beteekende, doch hij was
er glad naast Verbeeld je, dat er ergens in
gebroken is of dat een bank is opgelicht en
er is niet de minste aanwijzing wie het feit
gepleegd hebben, doch de daders hebben een
paar haren of een regeltje schrift achtergela
ten. Neem dan maar het microscoop en zet
ernstige graphologen aan het werk; de laat-
sten komen tot de conclusie, dat de man van
het schrijfbureau last van zijn zenuwen
heeft en inhalig van aard is; het microscoop
vertelt je, dat in het haarkanaaltje de pig-
mentkorreltjes zoo en zoo gegroepeerd zijn,
maar dat alles brengt je niet aan naam en
adres van den dader.
Ik versmaad de wetenschappelijke speur-
kunst niet en ben in dat opzicht wel wat mo
derner dan onze Overste, maar bij het spe
ken naar geheel onbekende daders heb ik er
maar heel weinig nut van gehad.
Onze baas dus werkte met zijn oude be
proefde systemen en een daarvan was het
verklikkerssysteem, waarbij het er dus op aan
kwam een, wat wij noemden versliecheraar
te vinden, zoo'n knaap, die, niet gedreven
door de zucht om de misdaad te bestrijden,
maar uit zekere finaneieele overwegingen,
zijn vrienden en kennissen, ja desnoods zijn
heele familie de nor zou inhelpen.
Ik moet toegeven, dat die lieden nu niet de
edelaardigste menschen zijn en dat men er
niet prat op behoeft te gaan, dat ze tot je
kennissen behooren, maar aan den anderen
kant zijn inbrekers en oplichters nu ook niet
de meest sympathieke burgers en de maat
schappij wil nu eenmaal, dat die lieden hun
bedrijf niet ongestoord voortzetten, wat heel
begrijpelijk is van de maatschappij en daar
om moet je niet al te kieskeurig zijn ln de
keuze van personen, die je den weg wijzen
naar het verblijf van hen, die op zeer on
maatschappelijke wijze hun zakken vullen
met het geld van anderen, In de dievenwereld
is de loenenaar, zooals hij daar genoemd
wordt, niet bijster gezien, maar zij, die afge
ven op den loenenaar, zijn op een anderen
keer wel weer bereid, er zelf voor te spelen,
als ze er voordeel in zien, direct of indirect.
De Overste had
zoo'n paar van die
klanten en op een
goeden dag werd
de kamerdeur van
den Overste zoover
geopend, dat een
groote pet en een
f bleek gezicht kon-
1 V den passeeren en
X ik moet zeggen,
dat, als ik thuis
NJ had gezeten en pet
met hoofd waren
zoo even om de
deur verschenen,
dit mij geen gevoel
van gerustheid zou
hebben gegeven,
want een wat men
noemt, gunstig
voorkomen had de
drager van de pet
niet. Hij maakte
een geheimzinnige
beweging met het
hoofd en verdween
weer achter de
deur. Ik kende dit
specimen nog niet
en vroeg met zeke
re verbazing: Wat
is dat voor een
knul? maar de chef
gaf geen antwoord
en verdween zoo
snel uit de kamer
of de minister van
justitie hem had
gewenkt.
Toen hij na eenige minuten terugkwam,
ging hij wat in zijn geldkistje rommelen en
verdween daarop weer voor een oogenblik,
zoodat het den schijn had dat een schuld-
eischer den overste eraan had herinnerd, dat
er nog een oud, onbetaald postje stoncl. Nhar
zulke dingen vraag je natuurlijk niet, want
je hebt zelf ook v/el eens de sensatb gehad,
dat het vriendelijk gezicht van een kleer
...een groote
n een bleek
gezicht
pet
ge-
..deuren van dubbel hout en sloten..-.
maker op een onverwacht oogenblik ver
scheen en dan had je ook liever niet, dat een
ander zich in belangstelling uitputte. Ik
zweeg dus en deed of ik niets had gezegd,
maar weldra maakte de chef ons deelgenoot
van het geheim, door te vertellen, dat er dien
nacht zou worden ingebroken en ik begreep,
het eerste optreden van een versliecheraar
voor 't eerst te hebben meegemaakt.
Er werden een paar rechercheurs geroepen
en hun werd meegedeeld, waar en wanneer
de inbraak zou plaats grijpen; zij moesten
zich in de buurt verdekt opstellen en ik moest
ook van de partij zijn, want praktijk gaat
boven alles.
We gingen dus poolshoogte nemen en ont
dekten. dat het huis, 't welk de eer van een
nachtelijk bezoek zou genieten, een pakhuis
was op een der grachten, een van die ouder
wetsche gebouwen met muren van een hal
ven meter dik, deuren van dubbel hout en
sloten, voor welker ontsluiting men voorwer
pen bezigde even zwaar als een heel bos mo
derne sleutels; in den goeden ouden tijd, toen
verlichting en bewaking den inbrekers geen
zorg baarden, maakten ze deuren, die een
bijl konden weerstaan.
Ik vond. dat het inbreken in dat pakhuis
tamelijk riskant was, nu we op het punt van
verlichting en bewaking nog al wat vooruit
waren gegaan, maar de rechercheurs vertel
den mij, dat ik geen idee had van de toen
malige inbrekersmethoden, want die lieden
hadden de gewoonte tevoren de sloten te be-
studeeren en het resultaat van hun studie
vast te leggen in een door hen vervaardigden
looper, zoodat zij niet behoefden te breken,
wat hun het recht ontnam zich inbrekers te
noemen. Bovendien waren zij zoo voorzich
tig de gaslantaarn in de buqrt uit te draaien
en een paar mannetjes in de omgeving te
posteeren, die moesten nagaan of er agenten
in de ronde liepen; ook van die ronden had
den zij studie gemaakt, alle slimmigheid van
den hoofdcommissaris ten spijt, die eiken
nacht weer een andere ronde voorschreef. In
vertrouwen deelden ze mij als hun meening
We legden ons op en achter de steenkool....
mee, dat van zoo'n agent, in de ronde niet veel
was te vreezen, want die was blij, als hij zffn
voorgeschreven weg kon afhollen en die had
geen tijd om ergens naar te kijken, zoodat ik
tot de conclusie moest komen, dat we er op
het punt van verlichting en bewaking niet
veel op vooruit waren gegaan en dat de leden
van het inbrekersgilde door hun meerder ver
nuft een voorsprong hadden op hun collega's
van een eeuw geleden. Maar de rechercheurs
wezen mij er op. dat ik over het hoofd zag, dat
de recherche was er om een spaak in het wiel
te steken en ik kreeg een opsomming van alle
heldendaden, die zij hadden verricht.
De heldendaad, die zij nu gingen verrich
ten en waarbij ik zou assisteeren, bestond
hierin, dat wij ons een verblijf zouden kie
zen op een kolenschuit, die in de nabijheid
van het pakhuis in de gracht lag en van
waar we, ondanks de uitgedraaide lantaarns
de ridders van den looper konden gadeslaan,
we zouden ons voorzien van revolvers en
ploertendooders om daarmee onze vijanden
te lijf te gaan, wat ik alles zeer intei-essant
vond, vooral toen Ik hoorde, dat inbrekers
behalve valsche sleutels gemeenlijk ook slag,
steek- en schietgerei meenamen en dat de
kans op een Amerikaansch gevecht in het
donker niet was buitengesloten. Nieuweling
in het vak als ik was, moet ik tot mijn
schande bekennen, dat mijn gemoedsrust in
onrust verkeerde, maar dat laat je natuurlijk
niet blijken en je doet maar net of zoo'n
schietpartij iets is, waarnaar je je heele le
ven hebt verlangd.
Inbreken behoor je 's nachts na twaalf uur
te doen en daarom gingen wij vóór twaalven
naar onze kolenschuit, allen gekleed in een
oud pakje, een pet op en een das om den
hals, hoeden en witte boorden zijn nu een
maal geen tenue voor een kolenschuit.
We legden ons op en achter de steenkool
en wachtten; de rechercheurs vonden het
verstandig ons met kolenzakken toe te dek
ken en kortten zich den tijd door flinke hoe
veelheden tabak te bekauwen, zoo nu en dan
het tabakssap in sierlijke boog over de steen
kolen heen in de gracht deponeerende. Ik
kreeg het koud ondanks mijn zakbedekking
en schreef dit toe aan de nachtlucht, maar
denk, dat inwendige invloeden er meer schuld
aan hadden, want erg op mijn gemak voelde
ik me niet. Mijn maats zeiden, dat het de
nachtlucht was en dat zij daarom altijd een
klein fleschje met verwarmenden inhoud bij
zich hadden, hetgeen ze mij ten zeerste aan
bevolen. Wat ons lief en dierbaar is, pleegt
men niet bij den offlcieelen naam te noe
men, nochtans begrijpt ieder den vüjnaam:
m'n poelekie! m'n honneponnie! Zoo begreep
ik dan ook direct wat er bedoeld werd, toen
mij gevraagd werd of ik een pikketanesie
wou hebben en eensdeels, omdat je graag de
gewoonten van het land aanneemt, waar Je
bent, anderdeels omdat het me niet erg wel
was onder m'n kolenzakken, nam ik een pik
ketanesie, die van goede kwaliteit was en me
zoowaar een zeker rustig gevoel verschafte.
De nacht kroop traag voort, de geluiden
der stad verstierven en geen levende ziel ver
toonde zich op de gracht. Op de schuit zelf
echter bleken meer levende zielen te zijn dan
wij drie, want kleine donkere schimmen gle
den langs de boorden en krabbelden bij de
kolen op, wat ik eerst gewaar werd door een
uitroep van een mijner maats, wien een rat
over de voeten liep. „Verhier zijn rot
ten!" klonk het allesbehalve fluisterend en
tegelijk kletterden eenige brokken steenkool
over hemdek, waarop de bezoekers even snel
verdwenen als ze gekomen waren, maar wij
waren op ons qui vive en niet lang duurde
het of nieuwe projectielen zochten hun weg
ln de duisternis. Mijn maats waren blijkbaar
ook wat onrustig geworden en om de ge
moedsrust terug te krijgen, werd een ander
pikketanesie genomen cn ziet, niet lang
....nam ik een pikketanesie
duurde het of ik, aan pikketanesies niet be
paald gewoon, voelde een groote bevrediging
over me komen ;ik hoorde nog flauw den
nachtwind in de boomen en het zacht ge-
kabbel van 't water tegen de schuit toen
verdwenen schuit en water en inbrekers uit
m'n gedachten en ik sliep in onoer m'n ko
lenzakken.
't Zal een uur of drie vier geweest zijn,
toen ik opschrikte, doordat ik aan de voeten
werd getrokken en een kleine steenkoolla
wine met mij naar beneden gleed; onmo
gelijk te zeggen, wat gevoel zich van me
meester maakte, toen ik de oogen opende en
me zelf terugvond op de kolenschuit, maar
een mijner maats, die blijkb?,ar vreesde, dat
ik zou gaan schreeuwen, fluisterde me toe:
„stil, mijnheer! kom bij; ze draaien de lich
ten uit". Mijn herinnering was teruggekeerd
en ik had het plezierige gevoel, dat iemand
moet hebben, die ter dood is veroordeeld en
wakker wordt gemaakt met de aangename
mededeeling, dat hij zal worden opgehan
gen. Als je van geen hemel of aarde hebt ge
weten en wie weet in wat voor heerlijk droo-
menland verzeild bent geraakt en je komt
dan tot het bewustzijn, dat je aanstonds mis
schien voor een kerel zal staan, die je een
nies tusschen je ribben steekt of zijn revol
ver in je richting afvuurt, dan is dat zeer
geschikt om je te doen klappertanden. Mijn
maats schreven het zeker aan de kou toe en
getrouw aan hun beginsel dat niets je beter
tegen de kou beschermt dan een borrel, ga
ven ze me het fleschje. Hadden ze me een
giftbeker gegeven, ik zou hem ook geledigd
hebben, dus nam ik nog maar een slok en
dronk me dus echt moed in, zooals dat heet.
Ik geloof niet aan het nut van drank en
zal er geen pleidooi voor houden, maar toen
hielp de borrel me er boven op en ik was in
staat te zien hoe de toestand was. Er waren
een paar lantaarns gedoofd en ik zag in den
schemer een man langs de huizen sluipen,
even stilhouden en zich toen begeven naar
den hoek van de eerste straat, d'e de gracht
kruiste; we hoorden toen een zacht gefluit
en even later draaide een agent die de ron
de deed de gracht op en passeerde onze
schuit om in de duisternis te verdwijnen.
We wachtten en tuurden; een kwartiertje
later volgde een schim de gracht, bleef even
voor het huis, waarop wij loerden, staan en
gleed eveneens weg in de duisternis; dat leek
dezelfde man van straks en zijn figuur deed
me denken aan den geheimzinnigen bezoe
ker op het bureau, maar 't was te donker
om daaromtrent iets met zekerheid te zeg
gen.
De nacht verstreek; achter het Paleis voor
Volksvlijt begon het te gloren; reeds ratel
den de wielen van de groentekarren, die
marktwaarts togen en niet lang daarna
kwam een man, die van lantaarn tot lan
taarn ging en met zijn stok de lichten doof
de; in de verte klonk een geklep; wij wis
ten, dat het de porster was, die den roffel
op de deuren sloeg. Geen inbreker ver
toonde zich op de gracht en waar het werk
van dat soort lieden een werk der duister
nis. is, waren we eenstemmig van oordeel,
dat wij onze kolenschuit konden verlaten,
waarop alle menschelijke durf in mij terug
keerde. We stapten op den wal, staken een
sigaar op en beredeneerden op den terug
weg naar huis, dat het seintje wel goed was
geweest, maar dat die diender zeker roet'
in 't eten had gegooid of dat een of meer
van de bende zich hadden teruggetrokken
Het seintje was goed, want de lantaarns
waren uitgedraaid.
Meheir, je mag je wel effen wasscheti
„Meheer, je mag je wel effen wasschcn
voor je in bed gaat", lachte mijn oudste
maat, „want anders heb je kans, dat je ruzie
krijgt met je kostvrouw".
Nou dat was niet zoo gek gezegd, want toen
ik gezicht cn handen bekeek, had ik meer
van een schoorsteenveger dan van een jonge
ling, die achter een lessenaar pleegt te zit
ten.
Ja, meheer, dat zijn zoo van die kleine
tegenslagen waar je an wennen moet, maar
dat 's niks, krijgen doen we ze wel. U gaat
morgen zeker weer mee!
Ja natuurlijk, blufte ik, orschoon ik
hoopte dat er wat tusschen zou komen.
Och ja, alles heeft zijn voor en zijn
tegen. Hoe vond u het pikketanesie?
We scheidden en vonden mekaar 's mid
dags weer bij den overste terug, die eenigs-
zïns ingelicht scheen te zijn over mUn aan
deel in de zaak en even later verscheen weer
de geheimzinnige bezoeker, die wist te ver
tellen, dat de lantarens waren uitgedraaid
en dat het spel net zou beginnen toen er
een agent aankwam; wanneer 't nu zou ge
beuren wist hij niet. Hij hoopte blijkbaar
op een fooitje, maar do overste had geen
gulle bui en 't merkwaardige is, dat er toen
ook niet werd ingebroken.
Ja, je had linkmeiers onder de loene-
naars. maar de overste was ook niet van
gisteren; hij had een flauw vermoeden,
dat de man de inbraak had gefantaseerd,
toen htf niets rechtschapens wist cn zelf
de lantarens had uitgedraaid.
Je doet soms wat om aan centen te
komen.
Eert nieuwe standplaats.
Aan boord van de Van Rietschoten, op weg naar Soembawa.-
Na het uitwuiven op de boot die om 12
uur vertrok, gingen we direct aan tafel waar
ik kennis maakte met mijn medepassagiers
o.a. Dr. L. hoofd van den veearlsenijkundi-
gen dienst die een inspectiereis maakte door
de kleine Soenda-eilanden en van wien ik ai
veel nuttige gegevens over Soembawa kreeg
vooral over het voornaamste bedr^f, de vee
stapel daar. We hadden een buitengewoon
kalme overvaart, een zeetje als een spiegel
met zeer rustige passagiers en ét-at major
zoodat alles rustig verliep. Het was alleen
een tegenvaller dat wc noch Bali noch
Lombok aandeden zoodat ik die mooie en in
teressante eilanden alleen uit de verte zag.
Ook al wel mooi, maar tooh niet wat ik
gedacht had. Op de terugreis doet hij beide
wel aan, dus heb ik een kansje als ik over
een maand mijn vrouw ga halen. Zoo
kwamen we dan in den nacht van Maandag
op Dinsdag, voor Soembawa aan. Het anker
werd uitgeworpen, maar het was nog te
donker om Iets te zien. Ik sliep dus weer
in. 's Morgens was ik vroeg wakker en
ging gauw naar het dek. waar ik het prach
tige eiland zag liggen, buitengewoon mooi
met alle bergen op den achtergrond. Het
was echter zoo koud. dat ik me gauw ging
aankleeden daar het in pyjama niet uit te
houden was. De eerste kennismaking was
dus al heel goed en bleef goed. zooals u
uit het verdere verslag zult hooren. Al gauw
kwamen er een paar Soendaneezen aan
boord. Ook de kapitein en de dokter der
militairen. De kapitein heeft voor het oogen
blik het bestuur, daar mijn voorganger geen
tijd had om mijn komst af te wachten. Ik
moet van hem dus het bestuur overnemen,
waaraan we morgen zullen beginnen. Met
mijn motorbootje gingen we naar den wal;
je komt eerst in Laboean en rijdt dan langs
een 4 K.M. langen asphaltweg naar de kotta.
En die was een openbaring voor me. een
buitengewoon knus en leuk plaatsje, levendig
en gezellig heel wat. anders dan ik tot nu
toe gewend was. Ons huis is schitterend,
vroeger woonde er een assistent resident,
dus is het zeer ruim en groot. Het ligt mid
den in de Kotta anet een grooten. bloem
rijken voortuin en een prachtig uitzicht op
een steenachtige rivier en mooi gebergte dat
je iets.aan Berastagi doet denken, ook gril
lig en kaal. Het huis bestaat uit een open
voorgalerij, daarachter weer een galerij en
daarachter de eetkamer, beter gezegd eet
zaal, want zij is heel ruim en groot
Links en rechts twee kamers. Om het
heele huis, van hout, loopt een galerij en
de vloer is overal, ook in alle kamers met
keurige tegels bedekt. Rechts is een paviljoen
en stallen voor 4 paarden, links een groote
garage met bediendenkamers. Er is heel goed
putwater (met een groote hooge tank, een
vaste waschtafel en douche. Achter *n groote
lap grond waar de paarden kunnen grazen
Het huis is heel hoog van verdieping dus
lekker koel. Na het bezoek aan mijn huis
reden we door naar de Passangrahan waar
ik voorlooplg mijn intrek neen ln afwach
ting van mijn meubelen enz.
De voortverbinding is zeer gebrekkig ni.
eens in de veertien dagen, zoodat er in het
vervolg ook maar om de veertien dagen
brieven kunnen worden verwacht. En dan
is de aansluiting nog slecht want Dinsdag
komt de boot aan en Juist de Maandag daar
voor is de boot naar Java vertrokken.
Vanmorgen ben ik naar den Sultan ge
weest voor een officieel bezoek. Hij spreekt
Hollandsch en woont ln een zeer groot maar
bar oud en bouwvallig paleis, is pas in functie
als. opvolger van zijn vader, die ln Februari
gestorven is. De ontvangst ging met de
poespas aan Indische hoven eigen, gepaard,
veel menschen die niets zeggen en er maar
bij zitten.
Den volgenden dag maakte ik al mijn eer
ste tournee n.l. naar Ampang, met de auto
90 K.M. Het was een mooie rit door een heel
aardig land, zwaar heuvelachtig op het
bergachtige af. Er loopen massa's vee rond,
vooral paarden en karbouwen, ook veel apen
en varkens die kalm over den weg tippe
len. Je rijdt daar een heel stuk langs 'de
kust en hebt telkens een prachtig uitzicht.
Het is weer zoo iets heel anders dan ik van
Indië gewend was. In Ampang werden we
feestelijk onthaald omdat het de eerste keer
was dat de Sultan er kwam. Eerst een ge
weldige lading Indische gebakjes met in-
heemsche koffie en toen een fijne rijst
tafel waar de Sultan een biertje bij offereer-
de.
Alles gaat "nier heel genoegelijk toe. veel
minder stijf dan op Siak. We bloven tot Don
derdagmiddag weg, het was een genoege-
lijke reis waarin ik een heel stuk van mijn
ressort en de menschen zag. De Sultan is oen
gezellige reisgenoot. De Demong. zoo heeten
de 13 districtsbestuurders hier. had erg zijn
best gedaan om ons te ontvangen, had iU,
ln de pasaangrahan twee echte bedden neer
gezet. tc'.egd niet met lakens maar met een
tapijt. Verder de muren versierd met bonte
lappen zooals dat bij feestelijke huwelijken
gewoonte is. Het leek dan ook wel een trouw
kamer, waar de Sultan cn ik na gezellig ge
praat. onze moede hoofden neerlegden. Ik
was eerst wat onrustig daar ik in al dat
kampong-moois wel van die kleine kruipen
de beestjes verwachtte, maar dat viel heel
erg mee. Ik sliep ongestoord en ongebeton
ais een roos. Den volgenden dag moesten we
nog een kampong inspecteercn. waar we ook
fijn rijsttafelden, al zat er wel een gek
smaakje aan. Donderdag waren we weer
terug op Soembawa.
Het werk hier is heel geschikt, lijkt wel
wat, maar niet zoo druk als op Siak. Mijn
nieuwe onderafdeeling is 7000 K.M. groot en
bewoond met 114.000 zielen dus heel anders
dan Siak dat 34.000 K.M. groot was en maar
23.000 zielen telde. De bevolking is hier voor
namelijk Maleisen maar wel een ander soort
dan gewoon, veel met Boeglncezen die op de
kust wonen vermengd. Het voornaamste
middel van bestaan ls veeteelt (paarden, kar
bouwen, runderen en geiten) en landbouw
(rijst op ladang en sawah).
Rubber komt hier Goddank niet voor. maar
toch zitten we hier ook midden in do ma
laise. Het land is zooals ik al schreef heel
mooi en het mooiste deel heb ik nog niet ge
zien. Er is een dikke 300 K.M. autoweg, de
rest paardepaaen. -tfe schijnt hier zoo eens in
de twee maanden een lichte aardbeving te
hebben, maar nooit van gevaarlijken aard.
we krijgen hier dus een nieuwe sensatie. Als
amusementen zijn er een Soos die druk wordt
bezocht en waarvan ook alle Inlandsche
ambtenaren lid zijn, waarvan de Sultan en
een soort minister, de Datoek Kalibang ge
regelde bezoekers zijn. een kegelbaan, ten
nisbaan en ln bespreking (op mijn initia
tief) de bouw van eerf zeezwembad. Als
sport natuurlijk ook paardrijden. Ik ben al
aan het uitkijken naar een paar blckjes en
zadels. Het is hier een ideaal land en ik
heb nog geen standplaats gehad waar ik me
ineens in het begin al zoo senang voelde.
Het klimaat is ook heel goed. overdag niet
zoo warm en 's morgens, 's avonds en des
nachts lekker koel, Het eenige lamme is
de slechte postverbinding, maar dat zal op
den duur wel wennen en verbeteren. Het
leven lijkt me hier over het algemeen goed
koop. er zijn een paar goede toko's waar
haast alles te krijgen is. Ik heb een aardig
ruim kantoor met geschikt doch weinig per
soneel. een klerk met een Hollandschen
naam. een ouden Javaanschen boekhouder,
een zeer deftig uitziend Amboneesch schrij
ver en een kantooroppasser.
..I awoke this morning and found my
self married!" Ja zoo was de gewaarwording.
Ik had den avond te voren bij het naar bed
gaan. mijn ring aan de rechterhand gesto
ken en werd dus als getrouwd man wak
ker
Dokter, Kapitein en B. O. W.-opzichter
kwamen mij al heel vroeg gelukwenschen.
Toen naar kantoor, maar van werken kwam
niet veel. Om 11 uur hadden alle Europeanen
en de Sultan zioli in de Soos vereenigd en
werd lk Ingehaald en weer van alle kanten
bowenscht. Heel Soembawa wils gezellig bij
een met mij als glunderend middelpunt. Toen
om een uur of drie naar huis. ln een stoet
van sadootjes, om zooveel moogelijk een
trouwstoet te imiteeren.
Daar stond als cadeau van don Sultan
ex prachtige trouwtaart. een schitterend
ding van 4 verdiepingen hoog met de mooiste
suikerversiersels. opschrift en zinnebeeldige
figuren n.l. twee engeltjes en een bootje met
een koe. Tk zal bij gelegenheid wel eens
hooren wat dat te beteekenen heeft.
PER VLIEGBOOT NAAR HET
PARADIJS.
Onlangs schrikte de z.g.n. „wereld waarin
men zich verveelt" op: ln de tijdschriften der
haute volée waren advertenties verschenen,
waarin een vliegreisje naar het paradijs werd
aanbevolen. „Brengt Uw wittebroodsweken
door op het Adam- en Eva-elland" stond ln
de annonce welke keurig was opgesteld.
„Onze vliegbooten brengen U naar den Hof
van Eden. Op het eiland Catllna kunt UlJw
jong geluk in een paradijsachtige omgeving
genieten. Uitsluitend voor huwclijksrelzlgers".
De nieuwe Hof van Eden dankt zijn ont
staan aan den Amerikaanschen zonderling
Herbert Crawley. Deze dollarprins (groot
handelaar in granen) kwam eenige Jaren
geleden op het dolle idee het eiland Catalina
van de regeering der VB. over te nemen. Dit
eiland is in den Stillen Oceaan gelegen, op
ongeveer 200 mijl van de Californlsche kust.
In den beginne had men Crawley uitgelachen,
doch toen hij aan den eenen kant aantoonde,
dat het bestuur van het eiland de Californl
sche regeering jaarlijks 96.000 kostte en hij
zich aan den anderen kant bereid verklaarde
1.200.000 dollar aan baar geld op de tafel te
leggen, verkacht men hem Catalina voor dit
bedrag met huid en haar, Ja zelfs met alle
„huwelijksrechten".
Nu kon de tarwekoning zijn plannen ver
wezenlijken.
Hij legde een twintigtal „Hoven van Eden"
aan, d.w.z. een twintigtal juweeltjes van
villa's, omringd door schitterend aangelegde
parken.
De verzorging van het ..menschenpaar" ge
schiedt machinaal en zoo kunnen menschen
op hun huwelijkreis in alle behaaglijkheid
hier vertoeven zonder ook maar door een
enkel levend wezen te worden gestoord.
Eigen vliegbooten van de „paradijsmaat
schappij'' vervoeren de Adams en Eva's naar
en van Catalina; de paradljswacht contro
leert de papieren der nieuw aangekomencn
en geeft hun een verbiyfspermissie. indien zij
kunnen bewijzen hoogstens acht dagen ge
huwd te zijn. Eerst na deze formaliteiten,
krijgt een jong paartje een stukje paradijs
toegewezen, natuurlijk tegen een uiterst ge
peperde vergoeding. Doch daarvoor krijgen
ze dan hun waarachtig paradijsachtige rust,
want het gewapende motorbootflotLllle houdt
booze slangen togen en houdt dc razen
de reporters op verren afstand van dit para
dijs. Opdat niemand in het Jaar 1931 moge
vernemen hoe het in het paradijs toegaat!
EEN NOOIT-LEKKENDE VULPEN
Eindelijk heben wc dan een vulpen ge
kregen die nooit lekken kan. Zij kan niet
lekken om de eenvoudige reden dat cr geen
vloeltstof in zit. Men kan de pen gerust in zijn
zak steken, want zij is volkomen safe. Doch
zet men de pen op het papier, dan begint de
inkt vrij en dun te vloeien.
Inkt? En vloeien? En er zit geen vloeistof
in de pen! Dat is Juist het wonderlijke van
die pen. schrijft Tit. Bits. Er is geen vloei
stof in zoolang men de pen nog in zijn zak
heeft, maar het plaatsen van de punt op
papier veroorzaakt de benoodlgdc hoeveel
heid inkt.
Dit kunststuk wordt volvoerd door de twee
scheikundige stoffen, die in pocdervorm af
zonderlijk van elkaar in de pen zijn ver
borgen. Zoodra men de pen op het schrijf
papier drukt, komen die twee stoffen bij-
elkaar en vormen, tesamen met de lucht.
Inkt. Zij is een uitvinding van J. Wilson uit
Coventry (Engeland).
De pen kan verscheidene maanden ge
bruikt worden vóórdat ze weer gevuld hoeft
tc worden.