LETTEREN EN KUNST Radiomuziek der week. BIOSCOOP BEIERSCH TOONEEL. Nieuwe uitgaven. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 24 OCTOBER 1931 DERDE BLAD EEN VOORBESPREKING doo. KAREL DE JONG. Ik moet ditmaal beginnen met het aanwij zen van een drukfout. Zondagnam. zal het Guarneri-kwartet (zoo geheeten naar de ver maarde vioolmakersfamilie te Cremona, waarvan de beroemdste vertegenwoordiger Guiseppe Antonio, geb. 1687 was) twee strijk kwartetten voor de Hilversumsche microfoon spelen. Als eerste daarvan vind ik aangekon digd Beethoven op. 6. Dit is natuurlijk onjuist want op. 6 is een klaviersonate voor 4 handen en moet op. 18 no. 6 zijn. De zes strijkkwar tetten, die als op. 18 in twee bundels in de jaren 1800 en 1801 verschenen, zijn in 1800 gecomponeerd en wel is no. 3 er van eigenlijk tiet eerst geschreven. Wat no. 6 betreft: de aanvang van het eerste hoofddeel, het uit een gebroken drieklank met een dubbelslag er in opgebouwde hoofdthema doet even aan Mozart denken, en ook van de imiteerende toonladderachtige voorbereiding van het zang- thema vindt men voorbeelden bij den Salz- burgschen meester, met name in diens in 1789 geschreven, aan den koning van Pruisen op gedragen D dur-kwartet; maar het zang thema met zijn plotselingen omslag naar mi neur en niet minder de voorbereiding der hervatting zijn echt Beethoven. Het weemoe dige tintje dat hier even verschijnt, komt later, in de inleiding der Finale, sterker tot uiting en zelf is door Beethoven de titel „La Malinconia" boven het stuk geplaatst. Ook in het Adagio wordt de zonnige stemming even door een mineur gewijzigd. Maar desniette min is blijheid de grondtoon van dit werk. Pessimisme vindt men bij Beethoven zoo goed als nooit; ook het Heilgenstadter testament was maar een voorbijgaand verschijnsel. Uit het bovengenoemde kwartet moge nog het Scherzo aangestipt worden wegens zijn eigen zinnige gesyncopeerde rhythmen, die voor het goede samenspel niet geringe moeilijkheden opleveren. Het tweede werk. dat het Guarneri-ensem- ble zal spelen, het d. min. kwartet van Schu bert is zóó beroemd en bekend dat het nau welijks noodig is er nog over te spreken. Als één strijkkwartet er recht op heeft een plaats onmiddellijk nevens de grootste van Beet hoven in te nemen, dan is het wel Schubert s d. min. kwartet. Hier schittert de genialiteit ons uit elke maat tegen. Het heftig dramati sche begin met zijn geweldig hoofdthema, de verrassende modulaties, het fijne stemmen- weefsel in andere momenten in het eerste Al legro, dat aan het einde na de felste uitbar sting als gebroken inzinkt: dit bijeen zou al voldoende zijn om het geheele werk een groo- te plaats te waarborgen. Maar hoor dan de wondere klankschoonheid der variaties op „Der Tod und das Madchen" een klank schoonheid, die zelfs Beethoven in zijn kwar tetten nimmer geëvenaard heeft; hoor het stoer-mannelijke Scherzo, waarmede het Trio in zijn gratie en verlokkende schoonheid zulk een prachtige tegenstelling vormt; hoor de geweldige finale, uit een p.p. aanvangend unisonomotief voortstormend tot ongenaak bare hoogten, alles meesleurend in zijn dui zelingwekkende vaart, waarmee vergeleken zelfs de befaamde hellerit uit Berlioz' „Dam nation" nog zwak van uitdrukking schijnt, en dan, op het hoogste punt gekomen, plotse ling afbrekend. En dan zult ge mede erken nen dat dit werk een der geniaalste openba ringen van de geheele toonkunst is. Een interessant programma speelt Zondag- nam. ook de Arnhemsche Orkestvereeniging: weinig algemeen bekende werken van Alfvèn en Skrjabien; Huizen zorgt voor de uitzen ding. en ook dat van Berlijn op Dinsdag avond is merkwaardig, omdat men er de namen van drie groote figuren uit de viool litteratuur op vereenigd ziet: Rode, Kreutzer en Baillot, die in samenwerking eens een be roemd geworden vioolmethode uitgaven. Pierre Rode (17741830) schreef Caprices voor viool, die nog steeds tot het standaard- materiaal behooren, verder strijkkwartetten (meest z.g. Quatuons brillants", d.w.z. een con- certeerende eerste-viool met begeleiding van tweede-viool, alt en cello, vioolduetten en 13 vioolconcerten, waarvan vooral het 7de in a. min. en het 8ste in e. min. wegens hun schoo- ne themas lang op het repertoire der violis ten gebleven zijn. Rudolphe Kreutzer (1766— 1831) is vooral bekend door zijn klassieke viooletudes en verder doordat Beethoven zijn sonate voor viool en piano op. 47 (de „Kreut- zerssonate") aan hem opdroeg; Kreutzer's vele vioolconcerten en andere composities zijn min of meer droog en hebben zich deswege niet in de concertzaal kunnen handhaven. Rudalphe Kreutzer moet niet verward wor den met Conradin Kreutzer (17801849) den componist van de opera „Das Nachtlager in Granada". Ook Francois Baillot (17711844) schreef vele vioolwerken; hij was een be roemd paedagoog, en zijn in 1834 uitgegeven methode „L'Art du Vlolon" is een standaard werk. Een werk van een andere vioolgrootheid, het concert in a. min. (in Form einer Gesang- scène) van Louis Spohr (17841859) komt op het Dinsdagavondprogramma van Heilsberg voor. Op vioolgebied hebben we nog een paar dingen aan te stippen. Vooreerst de uitzending van Huizen op Woensdagnam.. omdat we hier gelegenheid zullen hebben de kwaliteiten van een nieuwe viool van Hollandschen oorsprong voor de microfoon te beoordeelen. De violist G. Beths heeft n.l. een viool die onlangs door den vioolbouwer Bram Cornet te Overveen vervaardigd is, deze week op een kerkconcert voor het eerst in 't openbaar gespeeld en de kwaliteiten van het instrument bleken wel van dien aard, dat we met belangstelling naar zijn radio-actief vermogen kunnen uit zien. In de tweede plaats het optreden van onzen vroegeren landgenoot Jan Bresser (thans aan het Stedelijk orkest te Düsseldorf als Concertmeester verbonden) op Vrijdag avond te Hilversum. Bresser is een violist van bijzondere hoedanigheden en we kunnen verwachten dat hij daarvan ook in zijn sona ten-recital zal doen blijken. Op het V.A.R.A.-programma van Zaterdag- nam. treffen we met genoegen het hoogst be langrijke klavierkwintet in b. min. op. 115 van Brahms aan. Of het aangekondigde strijktrio van Astorga een compositie van Emanuele d'Astorga (16811736) is, blijkt niet duidelijk; in elk geval wordt deze laatste alleen als zanger en vocaal-componist ver meld. Met de uitzending der „Huismuziek" op Za- terdagnam. kan de V.A.R.A. nuttig werk doen; op het gebied van duetten enz. bestaat zooveel dat door zijn goed muzikaal gehalte opvoedend en onderhoudend werken kan. en dat qua bezetting en technische eischen bin nen veler bereik valt. Van Kunst en Kunstenaars. Nr. 218. PICASSO VIJFTIG JAAR. Zaterdag 24 October. Picasso, een der leiders der jonge schilderkunst, zoo niet de aanvoerder en apostel van veel wat door velen bewonderd en door anderen veracht wordt.... is vijftig jaar geworden. Tot de jeugd aan wie de toekomst is, behoort hij alweer niet meer en het tumult rondom hem en zijn vrienden in de eerste jaren van deze eeuw gaat historie worden. Zijn loopbaan is nog volstrekt niet afgeslo ten en men kan bij zoo variabelen geest nog op veel verandering voorbereid blijven. Maar zijn verjaardag mag een aanleiding zijn om over wat voorbij is. een blik te laten gaan. Ook in Holland heeft zijn arbeid op enkele jongeren invloed geoefend. Hij werd dan in 1881 in Malaga geboren. Zijn vader was er teekenleeraar en hijzelf schilderde er al op zijn twaalfde jaar. Vee", heeft hy uit zijn prille jeugd nooit verteld maar zijn ingeboren gevoel voor rythme deed een trambestuurder in zijn geheugen voort leven die de gewoonte had op zijn wagen te staan zingen en zijn rijtuig al naar den cadens van zijn lied te laten vlugger of lane- zamer voortgaan, terwijl hij me; zijn bel de forti en fortissimi aangaf. Aldus vertelde Picasso tenminste op een keer aan zijn vriend Jean Corteau. Al spoedig verlaat Picasso Madera om op de academie van Barcelona te gaan studeeren en ook daar bljjft hij niet lang, maar zet zijn studie op de kunst-academie te Madrid voort. Opnieuw een kort verblijf te Barcelona en dan ves tigt hij zich in 1900 in Parijs dat hij niet meer verlaten zal dan om ieder jaar een paar maanden in zijn geboorteland te ver toeven. Hij brengt naar Parijs een buiten gewoon ontwikkelde technische vaardigheid mede. En komt er aanvankelijk onder den invloed van Steinlen, in. wienst genre hij werkt en, naar men zegt, tien dingen per dag maakt! Daarna krijgt hij een groote vereering voor Toulouse Lautrec met bijna gelijktijdig een diepgaande bewondering voor Grees. Dat is het begin van Picasso's zooge naamde „blauwe periode" (1904). Het zijn de schilderijen uit dezen tijd, die door de liefhebbers, voor wie zijn latere cubistische productie te vreemd is. het meest begeerd worden. Aan dat eubisme gaan dan (in 1905 en 1906) nog de reeksen schilderijen vooraf die de voorstellingen met harlekijns, kermis klanten en naakten omvatten. Door een aantal etsen die Picasso van deze sujetten voor Bernheim maakte nam hij ook een plaats in onder de moderne grafiek-beoefe naars. Over de kubistische periode van onzen kunstenaar (19061915) zijn natuurlijk boekdeeien te vullen. Hij kan eenigszins als de personificatie van deze kunstopvatting beschouwd worden al hebben misschien Leger en Puy meer voor de theoretische ver dediging er van gedaan. Al het pro en contra dat over deze kunst te berde is ge bracht, kon in ieder geval met Picasso's werk in verband gebracht worden, want in die groep was hij zeker de meest spiritueele, de steeds verrassingen voorbere:- dende en zeker cc sterkste figuur. Men zegt dat hij in 1916 plotseling een aan tal portretten ging teekenen op de gewone oud-modische wijze om eens te probeeren of hij het soms verleerd was! Dat hij het zeker niet verleerd was, en ook hierin weer een geheel aparte teekenhand toonde te bezitten, bleek spoedig. Hoe het zij, de laatste vijftien jaar heeft Picasso telkens opnieuw het reeds verkregene met nieuwe inzichten vermengd en afgewisseld. Hij is met zijn belangstelling teruggegaan op Ingres en Chassériau, om dan weer in eens de cubistische formules in toepassing te brengen of zuiver graphisch te werk te gaan Een merkwaardig man is Picasso ongetwij feld, dit erkennen zelfs zij dien principieel tegenover hem staan. Een enormen invloed oefende hij op de jongste peinture in Duitschiand uit. Vóór Picasso, schilderde men wat men zag; met en na Picasso komt het schilderen van wat men, buiten het visueel* om, ondergaat, aan de orde. Zijn grootste bewonderaars brengen zijn naam samen me; dien van Freud en Bergson. De tijd zal zijn critisch oordeel het eenig juiste wel vellen, als het zoover is. Voor het oogen- blik kunnen wij in Picasso zonder aarzelen een belangrijk kunstenaar blijven zien die van onzen eigen tijd is. Zoo het al moeilijk is de mogelijkheden te bepeinzen, die in de verdere ontwikkeling der schilderkunst verborgen nog zijn, des te aangenamer wordt het, zich den aanvangs tijd ie herinneren van deze, in ieder geva' alles op den kop zettende vernieuwers. Toen een kwart eeuw geleden, de artisten met hun herauten Apollinaire en Salmon samen kwamen in ..Het Vlug Konijn" op Mont- martre, en aan den anderen oever van de Seine in de Closerie des Lilas de poëten mei Moreas en Paul Fort aan het hoofd, van tijd tot tijd de lieden van het palet recipieer den. Vijftig jaar. Men doet dan geen dwaas heden meer. Heeft iets van roem en glans bereikt. Of heeft niets bereikt. En graaft dan mèe in zijn herinneringen. 22 Oct. 1931. J. g. DE BOIS. LUXOR THEATER. Het geheim van een Priester De directie van het Luxor Theater heeft deze week een gevarieerd programma samen gesteld. Voor de pauze komt allereerst he: kameleon onze aandacht vragen. Voorts is er een actueel journaal en twee komische films, waarin Edward Horton de hoofdrol vervult. In ..Achter de Toonbank" is hij een on handige bediende uit een warenhuis, die na vele griezel-ontmoetingen des nachts in het ende dochter van zijn chef. „Pech te Paard" geeft hem als Zondagsruiter. Films vol grappige en dwaze situaties, die telkens gelach deden opgaan. Op het tooneel verschijnt Miss Livermore and Co., een tweetal eerste klasse artisten. waarvan miss Livermore de ongelooflijkste toeren aan de trapéze verricht en haar part ner. een on verbetelij ke clown met intus- schen vele capaciteiten, het publiek vroolijk bezig houdt. Een beschaafd nummer. De hoofdfilm is getiteld „Het Geheim van een Priester" (gij zult niet dooden). Alfred en Loulou, twee menschen die hun leven in nachtgelegenheden slijten en na sluiting hun slachtqfbys thuis door kaart- ,DAS SüNDENNEST IM PARADIES." Stadsschouwburg. Met een brillante vertooning van „Das Sündennest im Paradis", een meer dan dolle geschiedenis van liefde, trouw en ontrouw, hebben de Tegernseer eerst recht bewezen tot welk een hoogte zij het allerbanaaalste soort tooneelspeelkunst weten op te voeren. „Das Sündennest im Paradis" is namelijk een grove grap met allerdwaaste verwikke lingen, die haar hoogtepunt en ontknooping in de slaapkamer van een Oosten rij ksch ho telletje vinden. De zeer malle historie geeft de Beieren de gelegenheid om him geestigste, sterkste en losbandigste spel te spelen. In een verbazing wekkend tempo en met opbod van alle krach ten der verzamelde stembanden flitsen de bontgekleurde en haast groteske tafereelen aan het oog voorbij en het pittige zeer ka rakteristieke Beiersche dialect ontplooit zich hier tot een klaterende fontein. Fanny Höser, als Sabina, de bedrogen echtgenoote, die in de vertooning van Donderdag een frissche verliefde boerendeerne was, vertolkte hier de rol van een vrouw op leeftijd met een mops neus en een geruïneerd, incompleet gebit. En hoe vreemd het moge klinken: haar spel was te vergelijken met dat van een Serof der Rus sen, of van een Tourniaire, in leder geval zagen wij maar zelden op ons Vaderlandsche tooneel een vrouwelijke komische rol met zooveel typisch mannelijke kracht vertolkt worden. Otto H. Lindner, een der directeuren van de troep, speelde de Beiersche burgemeester, een klassiek-Beiersche kluchtfiguur: een driftig opgewonden standje, een stijfkop, die een onverzoenlyken haat jegens Pruisen koestert maar een eerst recht diepgewortel- den hekel aan Berlijn heeft, een minnaar van vrouwenschoon en in den echt verbonden met, wat Couperus met een oud-Hollandsche be naming „'n feloenig ketijf" noemde, één die haar weetje wel weet en die gauw met de mattenklopper of parapluie klaar staat, Otto H. Lindner speelde den burgemeester kerke lijk in grootsch-kluchtigen stijl, met zwier, met Beiersch pathos, en met innig pleizier klaarblijkelijk, doch niet caricaturaa!. De caricaturen moet men onder de bij rollen zoeken, dat bleek ook bij de vertooning van Donderdag. Hier waren het de snoepgrage Eutermoser (Benno Hirtreiter), met een prachtig, over- dreven-leelijk, Beiersch boerenmasker en cir cusdirecteur Rasso (Ernst Heijden) die min of meer voor clown speelden. En hoe! Het stille voor zich uit staren van den aarts- dommen en aartsslimmen boer Eutermoser, met de kleine varkensoogjes onder de bor stels van de wenkbrauwen, was waarlijk prachtig en het dikdoenerige pralerige van den circusdirecteur, die buitensporig rad van tong in sneltreinvaart de voortreffe lijkheden van zijn circus opsomt, was zonder twijfel verbluffend. Het behoeft geen betoog dat de geest ach ter het voetlicht spoedig op de bezoekers in de zaal oversloeg. Sabina, de mallotige en bijna idiote Sabina, kreeg na de telefo nade waarin zij zich om haar man te ont maskeren, voordoet als een verleidelijke ca- barettière met een sopraanstemmetje, een open doekje dat wèlverdiend was. Na ieder der drie bedrijven bewees het. langdurige handgeklap hoe zeer men het kostelijke wel waardeerde. Deze vertooning was de première voor Nederland, zij is onvaarwaardelijk een groot succes geworden. Zondag geven de Tegernseer hier in Haarlem hun laatste vertooning; „Die Wie- dergeburt des Jacob Hirmoser". Men ver- zuime deze laatste gelegenheid toch vcoral niet! Tooneellievend Haarlem wordt hier werkelijk iets heel bijzonders aangeboden! L. A. spel uitschudden en Walter en Martha, de eerste een arm uitvinder, de laatste een vroeger meisje van de straat, staan in het middelpunt van dit drama. Ais Loulou van Walter's armoe hoort, zoekt zij hem op om hem te helper.. Walter weigert eerst, accep teert dan dankbaar de geboden hulp en ver laat onmiddellijk zijn kamer om de hoogst noodige rekening te betalen. Alfred, jaloersch is Lou gevolgd. Zoodra hij haar alleen in de kamer ziet, komt hij binnen en na een kor ten woordenstrijd doodt hy haarEn als Walter dan weer blij terugkeert vindt hU slechts een levenloos lichaam. Daar niemand den waren moordenaar ge zien heeft, houdt men Walter voor den schul dige. De bewijzen stapelen zich op. het. kan nu eenmaal niet anders, en hij wordt ter dood veroordeeld. Intusehen springt Alfred op zijn vlucht te water en wordt door Martha. die van Walter na zijn „liefdesdrama", zooals het genoemd wordt, niets meer wil weten, gered en ver pleegd. In een onweersnacht, als Alfred een oogen- blik waanzinnig van angst- is. doordat hij plotseling aan zijn daad denkt, hoort Martha uit zijn mond de waarheid. Hij laat haar zweren, door bedreigingen niets te zullen verraden. Dan gaat zij naar de kerk er. biecht alles op aan.... den broer van Walter! Doch deze mag het biechtgeheim niet schenden. En voor zijn oogen sal Walter ter dood wor den gebracht. Het schavot heeft deze reeds beklommen maar Martha. die het niet meer kan uithouden, ontvlucht aan de bcwa king van Alfred en de waarheid komt aan het licht. Een film met sterk spel van Mary Kid Kowal Samkorski en El Dura. Een fii'm. die ontroering teweeg brengt door de eenvoudige manier, waarop de regisseur zijn regie ge voerd heeft Een firm, die tot de goede rol prenten gerekend mag worden. PALACE. Marionetten op de film en „Grock". Het belangrijkste in het Ufaton-journaal is wel het bezoek van Laval en Briand aan Parijs. Verder geeft de film- en geluidskrant ge slaagde opnemingen van motorraces op de Grimewaldbaan te Berlijn, en een modc- praatje: de nieuwste hoedjes. Een beetje lachwekkend zijn ze wel eens. die hoedjes en dat heeft de filmverslaggever uitgebuit. Ons Hollandsche „geluidnieuws" (welk een kern achtig woord van dezen tijd!) geeft de op tocht ter gelegenheid van de Haarlemsche missieweek, een rij filmbeelden, waarin vele wellicht eigen trekken herkennen zullen. Ook Polygoon geeft mode. hier in hondjes, die naar een tentoonstelling gaan. Het is een onderwerp, dat nóg kostbaarder is dan da meshoeden. Wij zien en hooren hoe de Van Nes vertrekt uit Nieuwediep naar West-Indië en veel meer geluiden waren er al niet te rapporteeren deze week. De Haarlemsche Ltchtweek was blijkbaar niet op de synchro nisch geperforeerde strook te krijgen. Het voorprogramma bevat ook een flimpje „Nooit meer spijbelen", een nogal vreemd aandoende historie van tussehen de school muren. waarvan wij eigenlijk alleen kunnen zeggen, dat zij erg Amerikaansch is. Het marionettentheater kan de concur rentie aan met de teekenfilm. Wij zagen er een dwaze, maar koddige reproductie van. De gefilmde ledepop heeft een bijna even humo ristisch effect als een „talkartoon" van Max Fleischer, is zelfs iets fijner in bewegingen en trekken. Op het tooneel ziet men de Engelsche danv. sers Lucia en Ronni op elegantewijze optre den. En dan hebben wij na de pauze Grock, inderdaad de hoofdfilm van het programma. Het is een beetje teleurstellend om de zui vere herinneringen aan den weemoedlg- grappigen, beschclden-genialen Grock na zijn laatste optreden in Nederland door het zien van deze jammerlijk onzuivere film met zóóveel franje vernietigd te weten, doch wij kunnen ons voorstellen, hoe dit Ersatz van wat Grock in werkelijkheid is, voor wie hem nooit in levenden lijve zag. (omdat het wat de kern betreft toch wel heel goed is), een bron van groot plezier beteckent, Het is goed. dat wat een groot kunstenaar ons eens gegeven heeft, vooral in een geval als van Grock. die rusten gaat. wordt vast gelegd op de film. Maar hoe pijnlijk misten wij juist hier wat een schaduwbeeld, zelfs een zoo der waarheid getrouwe geluidsfilm, niet vermag te geven: contact met het publiek. Want daardoor was het. dat de met zoo fijn psychologisch Inzicht berekende zetten van dezen meester-clown ons niet troffen, zóo ais ze het op het tooneel gedaan hebben. En hoe jammer is 't. dat er van deze film van denzoo voortreffelijk Hollandsch sprekende prof. phil. en diens sympathieken Hollandschen part ner Max van Embden, die wel bij name ge noemd had mogen worden, geen Holland sche versie is verschenen. L. A. heeft Crock's film, die door iedereen gezien verdient te worden alleen al om de documentaire waarde Vrijdag in de ïllmrubrlek besproken, waar naar wij verwijzen. Het ensemble de," REMBRANDT-THEATER. „Mensch, erger je niet". Rembrandt Theater heeft ook deze week weer een Ufa-cultuurfllm op het programma „De Bouwkunst der dieren". We hopen van harte, dat Rembrandt Theater op dezen in geslagen weg door blijft gaan en zoo veel mogelijk in zijn programma's deze films zal blijven inlasschcn. zo zijn van groote cultu- reele waarde en brengen de schoonheid <ter natuur nader tot den mensch. Het Polygoon'» Holl. Geluidnieuws, Fox Movietone News en Paramount Sound Journaal brengen weer hun zienswaardigheden. Een geestige film is de geluldstcekenfilm „Een Midzomernachts- droom". Het programma meldt het Variété-num mer: „Athea", dit nummer is evenwel ver vangen door het uit zes personen bestaande Rlva-ballct. Over het algemeen was het zeer goed. gracieus en elegant, de aankleeding bij zonder smaakvol. De hoofdfilm „Mensch, erger je niet", waarin de Duitsche komiek Max Adalbert de hoofdrol vervult, heeft het publiek zeer ver maakt. Max Adalbert is Adalbert Bulcke, in specteur der markthallen. Bulcke is een zeer driftig, onaangenaam, verwaand man, die voortdurend met iedereen overhoop ligt. In zijn huis voert hij tegenover vrouw, dochter en zoon een waar schrikbewind, zoo zelfs, dat ter gelegenheid van zyn vijftigsten verjaar dag, wanneer zijn familie haar best heeft ge daan hem te verrassen, hij op een en ander zoo onaangenaam reageert, dat moeder, dochter en zoon in tranen zijn. Op de kegel - club, waarvan UU voorzitter is. d&ar voelt hij zich in zijn clement. Midden in het kegelen merkt hij. plots, dat men op het terrein, waarop de kegelbaan staat, opmetingen aan het doen is. Woedend rent hij naar bulten en gelast de lui in te pakken. Hij windt zich zoo op en wordt zoo buiten zich zelf, dat hij een der meetinstrumenten omver trapt. Een agent, die hem tot kalmte maant beleedlgt hij in zijn openbare functie, gevolg proces verbaal. In de rechtszaal amuseeren de toe hoorders zich ongemeen door zijn ongewoon optreden. Hij kan zich niet vrij pleiten van de beschuldiging en krijgt drie dagen. Dio drie dagen in de cel brengen hem voor een groot deel tot Inkeer, als hij daarna weer op de markt komt. is hij veel soepeler en minder verwaand. Bovendien heeft hij het kegelen er aan gegeven en gaat hij zich toeleggen op buitensport en wel met zoo n schitterend succes, dat hij een hardloopwedstrijd over 800 meter voor seniores wint. Door een van do marktvrouwen, met wie hij gelijk in 't ge vang heeft gezeten en die zich togen zijn ge wezen kegel vrienden, sportdamc. noemde, wordt hem bij deze schitterende overwinning een krans aangeboden. Daar ziet hU plots zijn dochter met haar vriend, aan wlen hij een grenzelooze hekel heeft. HU wil woedend opstuiven en den jongen man wegkUken. Zijn nieuwe vrienden kalmeeren hem en hij ziet het in: „de overwinning moet grootmoedig zyn". Met een fier gebaar hangt hy de krans om het Jonge paartje heen en daarmee is het einde gekomen. „SpelvcreenvoiHliging" door dr. J. Ae. Wartena. Wy ontvingen van de Vereenlglng tot Ver eenvoudiging van onze Spelling een brochure genaamd „Spellingvereenvoudiging" en co- schreven door dr. J. Ae Wartena. rector van het gymnasium te Winschoten. De hoer S:- bo'd S. Smeding, directeur-hoofdredacteur van de „Provinciale Zeeuwsche en Middcl- burgsche Courant" heeft er een voorwoord bij geschreven a3nge2ien hij. naar hij schryft. eenige verantwoordelijkheid voor de tot standkoming draagt, omdat dc tekst op zyn verzoek voor de Middelburgsche Courant werd geschreven, en omdat hij zoodoende in de gelegenheid is. even aan te roeren, hoe de Nederlandsche dagbladpers staat en z.l. zou behooren te staan tegenover de spelling beweging. HU constateert, dat over het algemeen de dagbladen en met name de groote on der hen. van neutraal-met-een-afkeerigen- lnslag tot positief vijandig tegenover de be weging staan. SchrUver neemt echter in aan merking. dat uniformiteit betracht moet worden, doch hy neemt stelling tegen het algeheel weren van de vereenvoudigde spel ling uit de dagbladen en beveelt het door hem gevolgde stelsel aan; namelijk het streng volgen van de spelling De Vries en Te Winkel voor het redactioneel gedeelte, het desgewenscht opnemen in de vereenvoudigde spelling of Sn de spelling Terpstra van bij dragen. geschreven bulten de redactie en on derteekend, en ingezonden stukken en een soortgelijke gedragsiyn ten aanzien van de advertenties. Hy meent, .dat daardoor Ne derland voorbereid wordt op de vereenvou digde spelling, die er z.i. toch komt. Dr. Wartena betoogt In zijn brochure, dat het doe', der vereenvoudigde is, de spelling iets nader te brengen tot het hiedendaagsch esproken Nederlandsch. omdat de taal :n de eerste plaats .spraak" is, „die Sprache, la langue. de tong". By het vaststellen van de taal. welke geschreven dient te worden, gaat men uit van het „algemeen beschaafd". Dit deden ook De Vries en Te Winkel. Men moet niet de spraak richten naar de ge schreven taal van vroeger gesproken klan ken. Schrijver herinnert er vervolgens aan, dat ook het doel van De Vries en Te Winkel was de spelling meer met de beschaafde uitspraak in overeenstemming te brengen. Hy durft haast wel wedden, dat de beide heeren De Vries en Te Winkel met het stre ven der vereeniging zouden hebben inge stemd, en in elk geval niet zooveel bezwaren zouden hebben gemaakt .als de hedendaag- sche De Vries en te Winkclaars. ZIJ ontwier pen echter één woordenboek, ln dc eerste plaats voor geleerden. De vereeniging wil in dezelfde lijn door gaan als De Vries en Te Winkel hebben aan gegeven, doch wat verder gaan ln de klank speiling, wat minder ver gaan met de af- leidingsspelüng. Dr. Wartena geeft vervolgens ter staving van de autoriteit der Kollewijnspelling een groot aantal namen van geleerden letterkun digen en partlculieern. die haar gebruikten of gebruiken, of althans voorstaan. Daarna noemt hy de acht onderdeden van de spelling De Vries en Te iWinkel. die men meer in overeenstemming wil brengen met de beschaafde spreektaal. Hy zet uiteen, waar om dc enkele e en o en dc ie geschreven worden en de toonlooze klinker ij vervangen wordt door i. Van dit laatste fel omstreden punt zegt hy, dat 't niet van bUzonder prac- tisch belang is. doch hij noemt, vele argu menten voor de i. Voorts behandelt hij de sch en de h na een t, de n en s als tusschenletters. de bastaard woorden en de vreemde woorden. In de spelling-Terpstra. die het de en den laat vervallen, uitgezonderd voor zuiver mannelijke woorden, zooals dc man. ziet do schrUver een hinken op twee gedachten. Dr. Wartena komt tot de conclusie, dat het groote en waarschynlijk eenige bezwaar tegen de vereenvoudigde spelling is: het staat zoo vreemd of: Ik vind het leeüjk. Dit noemt hy echter ongewoonte, en het Jonge geslacht zal er geen last van hebben. Wij moeten ons de moeilijkheid van spellings - verandering getroosten ..om onzer kinderen wil". Dc weg tot een natuurlijker spelling moet bereid worden door ons zelf. De brochure in is een prettige, heldere styi geschreven. Of zU echter de tegenstanders van de speiling-KollewUn zal overtuigen durven wij niet zeggen. Om enkele voor beelden te noemen bleef er bU ons de vraag of het niet consequent zou zUn om de als g uitgesproken ch door een g te vervangen. In dc spreektaal hoort men immers even min verschil als by de sch en de s! En ook vroegen wij ons af of het niet beter ware in stede van het „omspellen" van woorden ais bouquet in boeket daarvoor het goed-Neder landsche woord ln te voeren, in dit geval „ruiker". Groot leed heeft het ons gedaan in een brochure als deze eenige onzuiverheden aan te treffen, die toch zeker niet tot het Nederlandsche taai-eigen behooren. „Een woordenboek, dat tientallen van jaren zal „nemen" om het af te krijgen", is Engelsch en. „Maar ik denk. u zult dat bezwaar in uw leven zeiden of nooit gevoeld hebben" een Duitsche constructie, evenals „Alzo de Vries en te Winkel zelf". „IDe Siegenbcekso spelling" is vereenvoudigdDultsch en in den eigennaam Wcststellln^erwerf ge bruikt de schrUver een e en een r te veel. En als dc schrijver van „het Jonge ge slacht" zegt ,.zU kunnen daöelik gewoon wor den aan dc vereenvoudigde als wij ze hun maar mogen onderwijzen, dlrekt als ze op school komen", aan moet men zich toch afvragen of deze meervoudsvorm niet leidt tot anarchie in stede van uniformiteit, of moet men van de v'.oot en van het volk en van het Hol nu ook spreken als van „zij"2

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 9