FEMINA
Vaste Gewoonten.
ABR. MEIJER
Haa
riem s
D a g b I a d
Donderdag
29 Oct. 1931
Nog maar steeds nieuwe jurken
Aangezien het nog zoo vroeg in het sei
zoen is, zijn W' natuurlijk nog druk bezig om
onze garderobe aan te vullen. De meesten
van ons verzuchten dagelijks met het kor
ter worden der dagen, dat ze „niets hebben
om aan te trekken", hetgeen dan door hard
vochtige vaders en evenzoo hardvochtige
echtgenooten met een zekere mate van on
verschilligheid wordt aangehoord. Maar om
U bij uw aanval op de stijf dichtgeknepen
beurs van het „mansvolk" te helpen, heb
ben we een viertal heel gewone eenvoudige,
doch niettemin heel aardige moüe'len voor
japonnen laten teekenen. In de vaste over
tuiging dat deze zelfs het meest verharde
mannengemoed week zullen maken, wanneer
ze zich voorstellen, hoe U daarin wel zoudt
uitzien. Van links naar rechts hebben we
dan allereerst een leuk Japonnetje van
bruine crepella met geplisseerde revers van
crème crêpe de chine. Het is heusch geen
toer. deze, als ze lichtelijk smoezelig zijn ge
worden er even af te tornen en door de ben
zine te halen. Als U goed oppast, hoeft U ze
niet eens later te strijken. De rok is nog met
een paar godets van voren en van achteren
Aan 2 50 M. stof van 1.40 M. breed heeft men
voor dit model 'patroon nr. 3116) voldoen
de. Daarnaast een vlot japonnetje van
groene crepel'a met stipjes erin. Het. bij
zondere hiervan is, dat de mouwen op rag-
lanmanler zijn ingezet. De vrij breede cein
tuur van dezelfde stof is in een gesp gedra
peerd. De rok heeft alleen van voren in het
midden een stolpplooi. Met 2.10 M. stof van
3.40 M. breed kan men dit model 'patroon
nr. 31l7i maken. Nummer drie is een jeugdig
japonnetje van zandkleurige charmelalne.
met rechthoekige ingezette stukken op het
lijfje en in de rok, welke van onderen in
sto pplooien overgaan. In verband hiermede
is cv 2.75 M. stof van 1.40 M. breed voor noo-
dig (patroon nr. 3118).
Tenslotte een snoezige japon van roodc
charmelaine mot een bolerotje alleen van
voren. De rok is met puntige ingezette pan
den en 2 z.g. waaierplooien van voren. Voor
dit model (patroon nr. 3119) is 2.75 M stof
van 1.40 M. breed noodig.
Van deze japonnen zijn knippatronen ver
krijgbaar a 75 ct. Postwissel zenden aan: De
Beurs. Amstellaan 66, Amsterdam z. Op het
strookje nauwkeurig vermelden: naam cn
adres van afzender, nummer van het gc-
wenschte patroon en maat. Levering binnen
l weck. (De maten van 40 tot 52 kunnen ge
leverd worden.)
Het gebeurde een jaar of twintig geleden.
Marietje moest wat zingen voor de klas. Ze
was volkomen vrij, ze mocht zelf een liedje
kiezen.
En zc koos een liedje van „thuis", een, dat
Ncel, het dienstmeisje, altijd zong. Het ging
over een verbroken liefde, over een „ver-
raaler" en een gebroken hart.
„Dat is een heel leelijk liedje", zei de juf
frouw streng, „dat moet Je maar gauw ver
geten".
Het geval baarde nog al opzien. De kinde
ren waren verschrikt. Mariet je het meest. De
juffrouw sprak er Marietjcs moeder over aan;
moeders bespraken het feit onder elkaar. De
arme Marietje werd er tijden op aan gezien,
ze had een slecht liedje gezongen.
Dat was twintig Jaar geleden.
Tegenwoordig zingen alle kinderen „slech
te" liedjes. Ze klinken alleen een beetje be
schaafder omdat ze in andere talen worden
gezongen. Meestal is het Engelsch, soms
Dultsch. En Ncel. het dienstmeisje, treft geen
schuld meer. De radio is de bron van deze on
kinderlijke liederen.
„Lasz mlch einmal deine Carmen sein",
zingt. Zusje van drie jaar, „nur cinen Tag,
nur elne Stunde
..You brought a new kind of love to me",
galmt Broertje, die niet veel ouder Is.
En het klinkt grappig. Waarom zou Je er
aanstoot aan nemen? Ze weten Immers niet
wat ze zingen en al wisten zc het, dan had
het immers nog geen beteekenls voor hen.
Als je het een keer hoort is het grappig, als
Je het veel hoort gaat het Je toch wel een
beetje hinderen Vooral als daar schoone pro
ducten onder zijn als de „garde-officier" en
dergelijke dronkemans-lledjes. Je zou kinde
ren wel graag eens kinderliedjes hooren zin
gen. En dat doen ze heel weinig.
Natuurlijk leeren ze kinderliedjes op
school. Maar die schijnen niet in aanmerking
te komen om thuis gezongen te worden.
Waarschijnlijk omdat de andere leden van
het hulsgezin de woorden niet kennen en het
is juist zoo gezellig om met elkaar te zingen.
Volksliederen, dat gaat nog. die kennen vader
en moeder ook. Maar de oude volksliederen
zijn wel wat erg vechtlustig en bloeddorstig,
het chauvinisme ligt er al te dik op. Nee, ook
niets voor onze kinderen!
Het is leelijk als kinderen de woorden ver-
keerd of plat uitspreken, het is nog leelijker
als ze geaffecteerd en groote-menscherig
gaan doen. Maar er is niets snoezigcr dan
een kleine jongen of meisje met een helder,
onbevangen stemmetje een echt kinderliedje
te hooren zingen; een liedje over poesjes of
konijntjes, over iets, dat in zijn of haar kin
derkring thuishoort.
En we zouden daarom goed doen eens be
lang te gaan stellen in de liedjes, die het kind
op school leert. Ze moeten dan ook thuis
burgerrecht krijgen; het kind moet zijn
eigen liedjes hebben.
Misschien is er ook nu nog wel eens een
dom Marietje. dat voor de klas een verkeerd
liedje zingt. Ik vroeg er pas geleden een klei
nen jongen naar. die het schoone lied van
Donna Clara uitgalmde.
„Zing jullie die liedjes nu ook op school?"
„Kunje denken", lachte hij. „Dat is toch
niets voor school, dat is zoo maar wat".
„Wat leer je dan op school?"
„Nou. heele geschiedenissen over jongens
die sneeuwballen gooien, en dan komt er
bijna een bal in een rui'
„Leuke liedjes?"
„Nou!"
De mode-liedjes, waarvan ze niets begrij
pen. alleen de klanken na zingen, dat is „zoo
maar wat" Echt zingen, dat leer je op school.
En een kind, dat Dona Clara of de Garde
officier voor de klas zou zingen, nou, dat zou
volgens dezen kleinen Jongen een „sufferd"
wezen.
We hoeven niet zoo verontwaardigd te
wezen als de juffrouw en de moeders van
twintig jaar geleden als we onkinderlijke
liedjes uit kindermondjes hooren. We kunnen
wat meer verdragen en we zijn er van
overtuigd, dat het niet veel kwaad
kan. Maar laten we zorgen, dat
het kind niet alleen „zoo maar
wat" te zingen krijgt; laat hij ook de leuke
liedjes zingen, waarvan hij geniet, en die zoo
snoezig zijn om te hooren.
BEP OTTEN.
HET WOORD IS AAN....
DE KINDEREN
Kleine Mientje komt uit school en ver
telt aan vader, dat zij met vier vriendinne
tjes een club heeft opgericht.
En hoe heet de club? vraagt vader.
Klavervier, zegt Mientje.
Maar hoe kunnen jullie dan met je
vijven lid zijn?
O, dat kan best. legt Mientje uit. Ik
ben het steeltje.
HOE MEN DE KLEUTERS
BEZIC HOUDT.
EENVOUDIGE HANDWERKJES VOOR DE
KLEUTERS
Dezen keer een paar eenvoudige portret
lijstjes die dc kleuters zelf, onder moeder's
leiding kunnen vervaardigen.
Er wordt toch altijd zooveel gekiekt en om
een lijstje zit men dikwijls verlegen. De
kleuters doen dus zeker een aardig werkje,
wanneer zij een paar lijstjes In orde maken.
Het eerste modelletje, afbeelding a. wordt
uit een rechthoek van dun karton verkregen
en wel één van 12 biMO c.M.
Volgens afbeelding a trekt Moeder even
een paar lijntjes op het stukje karton, en
daarna teekent Moeder dezelfde driehoeken
op aardig glaTnzend papier, natuurlijk op
den achterkant en dc kleuters mogen de ver
schillende stukjes netjes op het lijntje uit
knippen.
De vier hoekdriehoeken nemen wij b.v.
rood en de andere vier driehoeken blauw.
Wel wordt de hoekdrichock zoo genomen,
dat een klein randje uitsteekt en even wordt
omgeplakt. Zijn de stukjes dus netjes opge
plakt. dan slaat moeder op 1 c.M. afstand
van elkaar langs den rooden en den blauwen
kant kletne gaatjes, die de kinderen met
kruissteckjes met elkaar mogen verbinderfc
Wij nemen hiervoor een draadje wol of bor-
duurkatoen. In het midden wordt nu een
kiekje geplakt en ook de achterkant wordt
even netjes afgewerkt (afbeelding b.-.
Afbeelding c laat een modelletje zien. cïat
in 4 gelijke punten wordt uitgeknipt. Twee
driehoekjes, verschillend van kleur worden
naast elkaar geplakt en weer door kruis-
steekjes met elkaar verbonden.
Ook kunnen de kleuters zelf uit glanzend
papier een plaatje uitknippen en in het
midden opplakken, wat natuurlijk ook erg
aardig zal staan.
Beide modell. tjese. dl" in de Tijdingzaa
van ons blad zijn te zien, zullen zeker wel
gebruikt kunnen worden.
W. R.
vu
Zoo goed als er in de groote-menschen-
llteratuur dingen geschreven worden, die
onsterfelijk zullen blijken te zijn, zoo goed
als er In al ie hoekjes en gaatjes van alle
soorten van letterkundige voorbrengselen
voor den dag komen, die, al zijn ze dan
misschien niet voor de eeuwigheid geschre
ven. toch een vrij wat taaiere constitutie
zullen blijken te hebben dan het gros van
hun medesoortgenooten en ik denk hier
bij aan de tallooze affiches van het roem
ruchte blijspel „De Tante van Charley", die
ik in verschillende steden van Engeland
aangeplakt zag zoo goed heeft de kinder
literatuur van elk land en van de wereld
zijn boeken, die nog vrij weinig last schijnen
te hebben van hun aardig vorderenden leef
tijd. Ik herinner me de beroemde boeken in
onze eigen Nederlandsche literatuur voor
bakvisschen van Marie Boddaert, die ik zelf
genoten heb tot Roswitha mijn ideaal en
Wolfram von Sturm fels mijn afgod voor ja
ren was, die lang voor mijn tijd al lieve
lingen van alle bakvisschen waren, en die
op het oogenblik nog steeds en gelukkig!
honderd procent meer aftrek vinden dan
de onbeduidende oppervlakkige meisjesboe
ken, die nog bijna dag aan dag de wereld
worden Ingestuurd. En ik herinner me en
wie herinnert het zich niet! Vadertje
Langbeen, het onsterfelijke boek met den
grappigen naam, dat waarschijnlijk al een
langere carrière achter zich en no-? een
groot-ere toekomst voor zich heeft, dat
warempel lang niet alleen om zijn overigens
knappe literaire vondst: Judy Abott, die
brieven schrijft aan Jervïs Pendleton over
Jervls Pendleton, zonder het te weten, zoo'n
charme heeft, en waaraan ik bovendien nog
onvergetelijk teedere herinneringen bewaar,
omdat het toonee'.stuk, dat ervan gemaakt
werd, mijn eerste tooneelstuk werd. met
Greetje Lobo in de rol van Judy! Waarom
dan toch worden er tegenwoordig geen
boeken meer geschreven zooals Vadertje
Langbeen, zooals die twee boeken van Marie
Boddaert, zoo zonder pretentie van „goede
kinderboeken" te zijn, maar zoo fijn en
frisch en genoegelijk en mooi? Waarom is
het, dat alles, wat tegenwoordig aan kin
derboeken voor je handen komt. zoo'n ellen-
digen indruk van onbeduidendheid, van ge
blaseerdheid en leegheid maakt, dat je er
naar van wordt cn het maar gauw opzij legt?
„Aanbevolen door den boekhandel", zei
één van mijn kennissen laatst schamper en
overhandigde me het boek. dat ze op die
aanbeveling voor één van haar dochtertjes
gekocht had. Lees jij het eens, het zal je
bepaald goed doen. Toen ik het uit had, ben
ik gewoon naar boven geloopen om mijn
tanden te poetsen en ik zou wel mal zijn,
als Ik mijn kinderen zoo iets gaf". Het was
„Rabette Josselin", het eerste boek van Rie
Cramer. Het spijt me. maar ik hoop ook het
laatste. Dc concurrentie was misschien niet
heelemaal eerlijk, maar ik had den vorigen
dag net mijn hart zitten oohalen aan „Va
dertje Langbeen", opgedolven uit de verge
telheid en-een oude uoekenkast. en het had
npg oilerbehalve iets van zijn oude charme
ingeboet.
Waarom is het toch in 's hemelsnaam noo
dig? Is onze tijd' dan zoo volslagen futloos,
is de malaise in de literatuur zoo absoluut,
zijn we allemaal zoo diep weggezakt in het
zelf geschapen moeras van cynisme en on
geloof. dat er zelfs niet eens meer een be
hoorlijk frisch, blij kinderboek op overschie
ten kan? Hebben we het tegenwoordig zoo
erg, dat we al onzen tijd noodig hebben
om ons te verdiepen in ons zelf en ons zelf
te beklagen, is alle blijheid dood en zijn alle
illusies naar de maan? Moet het dan be
paald of gedeprimeerd, of cynisch, of heele
maal niets zijn?
lederen dag gebeuren er in ieder kinder
leven blijde, malle, roerende, zielige, grappi
ge voorvallen iederen dag leven duizen
den van niet blasé, niet wereldwijzen, gewo
ne frissche kinders hun leventje van allen
dag, iederen dag maken honderden kinderen
hun dwaze en lieve en niet door den beugel
kunnende opmerkingen, waaruit met een
beetje liefde en een beetje moeite het heele
kind op te bouwen valt, iederen dag peinzen
kinderen over hun verleden, over de toe
komst, over het geitje voor op het grasveld,
het waarom van de onrechtvaardigheid van
meneer op school in het bijzonder, die on
verdiend strafwerk gaf en van de heele we
reld in het algemeen, over vader en moeder,
en de zon en dc maan en de sterren. En
>ch wordt het ééne boek na het andere vol
geschreven óver vervelende, wereldwijze, la
ten we hopen tijdelijk in de vrouwelijke
„vlegeljaren" zijnde bakvisschen, die op hun
zestiende jaar nergens meer plezier in heb
ben, op hun zeventiende illusieloos en cy
nisch een flirt met een getrouwden char
meur opzetten en op hun negentiende plot
seling berouwvol en charmant onderworpen
happy enden in dc armen van een Interes
santen architect.
Eon groot deel van de tegenwoordige
Jeugd verdient we) een beetje beter!
WILLY VAN DER TAK
BROODSCHOTELTJE MET KRENTEN EN
ROZIJNEN.
Op 12 sneetjes oud brood zonder korst
neemt men 1 lepel krenten, 2 lepels rozijnen.
1 ei. 4 kopjes melk, 4 afgestreken lepels sui
ker ,1 theelepel fijne kaneel. Met een stevi-
gen houten lepel wrijft men het brood geheel
fijn in de kokende melk en vermengt het met
de goed gewasschen krenten en rozijnen, de
suiker, de eierdooier en het stijfgeklopte ei
wit. De massa wordt in een vuurvast scho
teltje gedaan en de bovenkant geheel glad
gemaakt. Daarna besmeert men de opper
vlakte met de week gemaakte boter en daar
over strooit men dc rest van cie suiker, waar
door de kaneel geroerd is. Het schoteltje zet
men in den oven om er een korstje op te
krijgen.
Om een huishouden goed en gesmeerd te
laten loopen, moet de vrouw des huizes er
vaste gewoonten op na houden, dat kan nu
eenmaal niet anders. Heeft zij ze niet dan
loopt de boel al spoedig ln 't honderd, en
kost het tenslotte nog heel wat meer moeite
om het zaakje weer ln het goede gareel te
krijgen.
Bij die vaste gewoonten ln een huis
houden gaat het om de steeds op gezette
tijden weerkeerende werkzaamheden zooals
bijvoorbeeld: wasschen, strijken, trap- en
vestibule schoonhouden, zilver poetsen, ka
mers doen, de keuken opknappen, ramen en
houtwerk opfrisschen en dergelijke. Van
deze vaste werkjes heeft de moderne huis
vrouw sommige allang laten vallen, maar
in ouderwetsche huishoudens mocht daarvan
nooit afgeweken worden. Vuil of niet vuil,
de huiskamer moest iederen week gedaan
worden. Top Naeff beschrijft dit zoo leven
dig in „Letje", bij wier moeder vast eens in
de week de woonkamer overhoop ging terwij!
men zich toch moeilijk kan voorstellen dat
de rustige ouders en het keurige stille kind
in die eene week nu zoo'n stofboel konden
hebben gemaakt. Terwijl bovendien de kamer
ook dagelijks stofschoon werd gemaakt. Maar
bij de huisvrouwen uit dien tijd kon het niet
anders, wie zich daaraan niet hieid, noodig
of niet, was geen goede hulsvrouw. Dat is
nu gelukkig anders: in een druk gezin zal
een „goede beurt" voor een kamer vaker
noodig zijn dan in een kleine familie, en het
is heel begrijpelijk, dat in een huis, waarin
een oude dame alleen woont, een kamerdag
tot de zelden voorkomende verschijnselen
kan behoor en.
Maar er zijn toch nog altijd steeds weer
keerende werkzaamheden, die hun vaste tijd
vragen, zooals bij voorbeeld het wasschen en
strijken: wie zulke; werkjes laat versloffen,
grijpt zeker op een oogenblik mis, wanneer
er schoon goed noodig is en dan is het on
doenlijk om dit verzuim ineens te herstellen
Met de verzorging van de baby zijn ook
vaste gewoonten een noodzakelijkheid: het
kind zal er wel bij varen en de moeder, die
weet, waaraan zij toe is met haar tijd, zal
meer voor zichzelf of de rest van haar ge
zin kunnen zijn. dan een andere, die eruit
loopt, wanneer zij lust heeft, die met geen
enkelen vasten tijd rekening houdt en die
'oij haar thuiskomst de baby steeds ontred
derd vindt.
Maar ook bij grootere kinderen zijn vaste
gewoonten een belangrijk deel van de opvoe
ding: een kind is uiteraard behoudend, en
daardoor is het voor een deel zelf al geneigd
om op verschillende werkzaamheden te reke
nen en ze dan ook met genoegen te doen.
In die vaste gewoonten schuilt echter een
groot gevaar en wei dit, dat wij er in vast
roesten.
Denk nu niet: dat is iets voor oude men-
schen, want dat heeft met jeugd of ouder
dom weinig uit te staan. Sommige jonge
menschen zijn meer verstard in hun vaste
gewoonten, dan menige oudere, die er met
groote kalmte van af kan wijken, omdat het
nu eenmaal beter uitkomt. Een jonge moeder
die haar kindje altijd stipt op de vaste
tijden hielp, en die voor niets ter wereld
daarvan was afgeweken, was zoo overtuigd
van het goede van die handelwijze, dat zij
één ding vergat in haar ijver: dat de vroo-
lijke, gezonde baby ook wel degelijk be
hoefte had aan liefkoozingen, aan speel-
sche maniertjes, aan lachen en pret.
Werd het kindje 's morgens in bad ge
daan. alles verliep dan vlot, handig en
precies zoo als 't hoorde, maar voor spelen
met teentjes of vrijuit spartelen was geen
tijd, omdat, het oogenschijniijk niet noodig
was.
Dit starre vasthouden aan gewoonten ont
neemt alle fleur aan het dagelijksch leven,
want al spoedig wordt het dan zoo, dat er
alleen plaats is voor plichten en niet voor
genoegens. Want nietwaar, plicht is de
„vriend met ijzeren hand en koel-gebiedend
hoofd", zooals het versje zegt, terwijl het
genoegen een echt joolmakertje is, dat fijn
zijn tong uitsteekt tegen dien „vriend".
Kinderen moeten op tijd naar bed. dat
moet een der ouderlijke stelregels zijn, en
het kind zal er niets dan goeds van on
dervinden. Maar ik ken ouders, die hun
kinderen eens in het jaar in de groote
vacantie, zoo laat naar bed laten gaan, als
zij willen. De kinderen vinden het dol, pra
ten er van tevoren en daarna nog steeds
over en dezen laatsten zomer waren zij
hevig-verbolgen, want om over twaalven,
toen vader en moeder vonden, dat het nu
mdi genoeg was, en „naar bed" commandeer
den, voelden zij zich in hun recht aange
tast: zij mochten toch immers zoo laat als
zij zelf wilden.
Zulke uitzonderingsgevallen maken een
kinderleven zonnig en opgeruimd en zij doen
dat niet minder in het bestaan van de
groote menschen, die hun leven dan al/
naar gewoonten mogen indeelen, maar die
er toch ook weieens van willen afwijken.
Want waarom zoudt u, als het een prach
tige najaarsdag is, het naaiwerk van elke
week niet eens een dagje laten liggen, om er
op uit te trekken, teneinde van de laatste
mooie najaarstinten te genieten.
E. E. J.—P.
INGEZONDEN MEDEDEFLINGEN
a 60 Cts. per regel.
WEEKNIEUWS
CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM
Weet U, dat het aantal nierlijders dc
laatste jaren zoo is toegenomen, en
dat dit voor een groot deel te wijten
is aan onvoldoende kleeding? Die
dunne zijden kousen en directoirs
geven U, vooral op de fiets, te weinig
beschutting tegen de koude.
Kleedt U toch warm, uw gezond
heid is zulk een kostbaar bezit!
Wollen kousen, onderkousen, slob
kousen, directoirs, warme wollen ves
ten, pullovers en truien, U vindt ze bij
ons te kust en te keur en het is zoo
prettig koopen, nu de prijzen zoo ge
daald zijn. Ook voor zeer bescheiden
beurzen is er een ruime keuze.
r.v -v.-
ïMtWxl
V, 4-f4
Even goed als groote menschen kunnen kin
deren zich vervelen. Maar ze vervelen zich
niet zoo gauw. Want als hun interesse een
maal voor iets gewekt is, dan duurt die be
langstelling.
Volwassenen lezen een verhaal één keer.
Dan weten zc het wel. Een hoogst enkelen
keer, als het een buitengewoon mooi verhaal
is, wordt het nog eens over gelezen. Maar
een derde, vierde maalNee. dan zou dat
verhaal ons hopeloos gaan vervelen. We
kunnen één keer lachen om een grapje,
misschien een tweede keermaar de derde
maal gapen we.
Met kinderen is dat anders. Kinderen kun
nen ons door hun eindclooze herhalingen,
door hun „niet van ophouden weten" soms
geweldig irriteeren. Voor ons volwassenen is
er dan al lang de aardigheid af.
Denk maar eens aan het kleine meisje, dat
met haar moeder bij u op bezoek komt. U
maakt een grapje tegen haar, het al oude
grapje van wegschuilen en plotseling te voor
schijn komen. „Kiekeboe". En eerst lacht u
zelf mee. Maar dan wil ze den heelen middag
hetzelfde spelletje spelen. Onder het ge
sprek roept ze telkens uitnoodigend„Kieke
boe!" En als u dan aan haar verlangen ge
hoor geeft, heeft ze steeds weer dezelfde
pret.
Maar voor u is het vervelend. En u vindt
het kind weinig origineel.
Of daar is de kleine baby. Hij zit stil in
zijn box en draalt zijn wollen schaapje om
en om, steeds maar om en om. Hij tikt op de
vier pootjes, aait het kopje. Baby is heel stil
en heel zoet. Maar ge vindt dat geen spel
Wat heeft hij daar nu aan! Hij zal zich ver
velen. We nemen baby het schaapje af. ge
ven hem iets anders, iets wat ons leuker
lijkt, blokken, autotjes. Maar aan wordt baby
ongedurig en blijft den verderen middag
lastig.
„Zal ik je nu eens uit dat mooie nieuwe
boek voorlezen?" vragen we een zes-jarigen
peuter. Maar nee, daar is hij niet voor te
vinden. Hij komt aandragen met een oud,
werkelijk stukgelezen en gekeken boek. „Dat
verhaaltje van de muis, die een meisje red
de uit een brandend huis", zegt hij, „dat is
prachtig."
„Maar dat ken je immers al?"
„Ja" zegt hij triomfantelijk, „ik kan het
bijna ook lezen". Waarmee hij bedoelt dat
hij het zoo wat uit zijn hoofd kent.
We lezen het verhaal van de muis en hij
zit met een kleur van spanning te luisteren.
Ieder kind heeft zoo zijn lievelingsverha
len en boeken, hoe dikwijls je ze hun voor
leest, ze worden weer altijd even mooi ge
vonden.
„Natuurlijk", zou het kind zeggen, „het is
toch steeds hetzelfde verhaal, dus blijft het
even mooi". Het kent niet ons blasé-zijn ook
van wat we eens mooi vonden.
Iets wat mooi is blijft mooi, iets wat leuk
is blijft leuk. Als een kind het één keer leuk
vindt als je opspringt en hem achterna zit,
vindt hij dat altijd leuk, hij weet van geen
ophouden. Er zijn kinderen met wie je niet
stoeien kan, ze zijn op het laatst niet meer
tot rede te brengen, de volwassene wordt
boos en het eindigt met een huilpartij.
We dienen dus steeds rekening te houden
met de onverzadiglijkheid van het kind.
Zijn belangstelling is intenser, duurt langer
dan de onze. Hij is niet zoo gauw vermoeid,
niet zoo gauw uitgekeken. Hij is ook trou
wer aan wat zijn liefde gewonnen heeft.
Het jonge kind kent de verveling niet.nietl
het „hè bah, dat heb ik al zoo veel gehoord,
al zooveel gedaan...." Het heeft niet het
steeds zoeken naar andere genoegens, naar
andere emoties. Het vindt iets moois, iets
prettigs op zijn weg en het gaat er van
houden, het krijgt er plezier in. En we moe
ten het laten bij zijn oud stuk speelgoed, zijn
oude boek. En op een verstandige manier
door de aandacht naar iets anders te leiden
bijvoorbeeld een eind maken aan wilde
spelletjes van aldoor hetzelfde.
En overigens kunnen we de kleine kinde
ren slechts benijden om hun permanente
genoegens. Wij. arme verveelde volwassenen,
die altijd wat nieuws willen en niet meer we
ten waar we het zoeken moeten!
BEP OTTEN.
KOLEN IN ZAKKEN.
Den laatsten tijd maken ook d? kolenhan
del are:: het de huisvrouwen zoo gemakkelijk
mogelijk. Wij behoeven nu geen kolen meer
te schennen, geen kitten, te vullen in een
donker kolenhok in den tuin of on het bal-
con, neen. wij koonen tegenwoordig onze
kolen in sterke bruine zakken, die wij naast
de kachel kunnen zetten en storten nu de
kolen ineens vanuit de zak in de kachel.
Hierdoor voorkomen wij stof en gruis en wat
een groot voordeel is. vooral voor vrouwen
die op kamers wonen, de onaangenaamheden
over de hoeveelheid kolen die men heeft ver
stookt behoort ook tot het verleden, want
men doet verstandig de leege zakken te be
waren en ze aan het eind van de maand te
tellen of als men de rommel van de zakken
niet hebben wil kan men de zakken per stuk
of per twee stuks betalen.
Er gaan tien zakken in een mud, zoodat
■wij ons zelf kunnen controleeren of wij
royaal of zuinig stoken en de kosten zijn
maar twee cent eer zak meer dan wanneer
wij de kolen moeien onslaan er een soeciale
bergruimte voor noodig hebben en dan na
afloop van den winter mef een grooten voor
raad gruis zitten, waarmede wij eigenlijk
geen weg weten, want de kachel gaat er
meestal van uit.
U ziet dus dat het de huisvrouwen zoo ge
makkelijk wordt gemaakt, dat het ot> den
duur nog heerlijk zal zijn om de huishou
ding te kunnen besturen. En daar we
"aar tor, want vooral nu vele fam'li^ en
alleenstaande menschen in grootere of klei
nere flats gaan wonen moeten wij alles zoo
eenvoudig mogelijk zelf kunnen doen.