FEMINA Vaste Gewoonten. ABR. MEIJER Haa riem s D a g b I a d Donderdag 29 Oct. 1931 Nog maar steeds nieuwe jurken Aangezien het nog zoo vroeg in het sei zoen is, zijn W' natuurlijk nog druk bezig om onze garderobe aan te vullen. De meesten van ons verzuchten dagelijks met het kor ter worden der dagen, dat ze „niets hebben om aan te trekken", hetgeen dan door hard vochtige vaders en evenzoo hardvochtige echtgenooten met een zekere mate van on verschilligheid wordt aangehoord. Maar om U bij uw aanval op de stijf dichtgeknepen beurs van het „mansvolk" te helpen, heb ben we een viertal heel gewone eenvoudige, doch niettemin heel aardige moüe'len voor japonnen laten teekenen. In de vaste over tuiging dat deze zelfs het meest verharde mannengemoed week zullen maken, wanneer ze zich voorstellen, hoe U daarin wel zoudt uitzien. Van links naar rechts hebben we dan allereerst een leuk Japonnetje van bruine crepella met geplisseerde revers van crème crêpe de chine. Het is heusch geen toer. deze, als ze lichtelijk smoezelig zijn ge worden er even af te tornen en door de ben zine te halen. Als U goed oppast, hoeft U ze niet eens later te strijken. De rok is nog met een paar godets van voren en van achteren Aan 2 50 M. stof van 1.40 M. breed heeft men voor dit model 'patroon nr. 3116) voldoen de. Daarnaast een vlot japonnetje van groene crepel'a met stipjes erin. Het. bij zondere hiervan is, dat de mouwen op rag- lanmanler zijn ingezet. De vrij breede cein tuur van dezelfde stof is in een gesp gedra peerd. De rok heeft alleen van voren in het midden een stolpplooi. Met 2.10 M. stof van 3.40 M. breed kan men dit model 'patroon nr. 31l7i maken. Nummer drie is een jeugdig japonnetje van zandkleurige charmelalne. met rechthoekige ingezette stukken op het lijfje en in de rok, welke van onderen in sto pplooien overgaan. In verband hiermede is cv 2.75 M. stof van 1.40 M. breed voor noo- dig (patroon nr. 3118). Tenslotte een snoezige japon van roodc charmelaine mot een bolerotje alleen van voren. De rok is met puntige ingezette pan den en 2 z.g. waaierplooien van voren. Voor dit model (patroon nr. 3119) is 2.75 M stof van 1.40 M. breed noodig. Van deze japonnen zijn knippatronen ver krijgbaar a 75 ct. Postwissel zenden aan: De Beurs. Amstellaan 66, Amsterdam z. Op het strookje nauwkeurig vermelden: naam cn adres van afzender, nummer van het gc- wenschte patroon en maat. Levering binnen l weck. (De maten van 40 tot 52 kunnen ge leverd worden.) Het gebeurde een jaar of twintig geleden. Marietje moest wat zingen voor de klas. Ze was volkomen vrij, ze mocht zelf een liedje kiezen. En zc koos een liedje van „thuis", een, dat Ncel, het dienstmeisje, altijd zong. Het ging over een verbroken liefde, over een „ver- raaler" en een gebroken hart. „Dat is een heel leelijk liedje", zei de juf frouw streng, „dat moet Je maar gauw ver geten". Het geval baarde nog al opzien. De kinde ren waren verschrikt. Mariet je het meest. De juffrouw sprak er Marietjcs moeder over aan; moeders bespraken het feit onder elkaar. De arme Marietje werd er tijden op aan gezien, ze had een slecht liedje gezongen. Dat was twintig Jaar geleden. Tegenwoordig zingen alle kinderen „slech te" liedjes. Ze klinken alleen een beetje be schaafder omdat ze in andere talen worden gezongen. Meestal is het Engelsch, soms Dultsch. En Ncel. het dienstmeisje, treft geen schuld meer. De radio is de bron van deze on kinderlijke liederen. „Lasz mlch einmal deine Carmen sein", zingt. Zusje van drie jaar, „nur cinen Tag, nur elne Stunde ..You brought a new kind of love to me", galmt Broertje, die niet veel ouder Is. En het klinkt grappig. Waarom zou Je er aanstoot aan nemen? Ze weten Immers niet wat ze zingen en al wisten zc het, dan had het immers nog geen beteekenls voor hen. Als je het een keer hoort is het grappig, als Je het veel hoort gaat het Je toch wel een beetje hinderen Vooral als daar schoone pro ducten onder zijn als de „garde-officier" en dergelijke dronkemans-lledjes. Je zou kinde ren wel graag eens kinderliedjes hooren zin gen. En dat doen ze heel weinig. Natuurlijk leeren ze kinderliedjes op school. Maar die schijnen niet in aanmerking te komen om thuis gezongen te worden. Waarschijnlijk omdat de andere leden van het hulsgezin de woorden niet kennen en het is juist zoo gezellig om met elkaar te zingen. Volksliederen, dat gaat nog. die kennen vader en moeder ook. Maar de oude volksliederen zijn wel wat erg vechtlustig en bloeddorstig, het chauvinisme ligt er al te dik op. Nee, ook niets voor onze kinderen! Het is leelijk als kinderen de woorden ver- keerd of plat uitspreken, het is nog leelijker als ze geaffecteerd en groote-menscherig gaan doen. Maar er is niets snoezigcr dan een kleine jongen of meisje met een helder, onbevangen stemmetje een echt kinderliedje te hooren zingen; een liedje over poesjes of konijntjes, over iets, dat in zijn of haar kin derkring thuishoort. En we zouden daarom goed doen eens be lang te gaan stellen in de liedjes, die het kind op school leert. Ze moeten dan ook thuis burgerrecht krijgen; het kind moet zijn eigen liedjes hebben. Misschien is er ook nu nog wel eens een dom Marietje. dat voor de klas een verkeerd liedje zingt. Ik vroeg er pas geleden een klei nen jongen naar. die het schoone lied van Donna Clara uitgalmde. „Zing jullie die liedjes nu ook op school?" „Kunje denken", lachte hij. „Dat is toch niets voor school, dat is zoo maar wat". „Wat leer je dan op school?" „Nou. heele geschiedenissen over jongens die sneeuwballen gooien, en dan komt er bijna een bal in een rui' „Leuke liedjes?" „Nou!" De mode-liedjes, waarvan ze niets begrij pen. alleen de klanken na zingen, dat is „zoo maar wat" Echt zingen, dat leer je op school. En een kind, dat Dona Clara of de Garde officier voor de klas zou zingen, nou, dat zou volgens dezen kleinen Jongen een „sufferd" wezen. We hoeven niet zoo verontwaardigd te wezen als de juffrouw en de moeders van twintig jaar geleden als we onkinderlijke liedjes uit kindermondjes hooren. We kunnen wat meer verdragen en we zijn er van overtuigd, dat het niet veel kwaad kan. Maar laten we zorgen, dat het kind niet alleen „zoo maar wat" te zingen krijgt; laat hij ook de leuke liedjes zingen, waarvan hij geniet, en die zoo snoezig zijn om te hooren. BEP OTTEN. HET WOORD IS AAN.... DE KINDEREN Kleine Mientje komt uit school en ver telt aan vader, dat zij met vier vriendinne tjes een club heeft opgericht. En hoe heet de club? vraagt vader. Klavervier, zegt Mientje. Maar hoe kunnen jullie dan met je vijven lid zijn? O, dat kan best. legt Mientje uit. Ik ben het steeltje. HOE MEN DE KLEUTERS BEZIC HOUDT. EENVOUDIGE HANDWERKJES VOOR DE KLEUTERS Dezen keer een paar eenvoudige portret lijstjes die dc kleuters zelf, onder moeder's leiding kunnen vervaardigen. Er wordt toch altijd zooveel gekiekt en om een lijstje zit men dikwijls verlegen. De kleuters doen dus zeker een aardig werkje, wanneer zij een paar lijstjes In orde maken. Het eerste modelletje, afbeelding a. wordt uit een rechthoek van dun karton verkregen en wel één van 12 biMO c.M. Volgens afbeelding a trekt Moeder even een paar lijntjes op het stukje karton, en daarna teekent Moeder dezelfde driehoeken op aardig glaTnzend papier, natuurlijk op den achterkant en dc kleuters mogen de ver schillende stukjes netjes op het lijntje uit knippen. De vier hoekdriehoeken nemen wij b.v. rood en de andere vier driehoeken blauw. Wel wordt de hoekdrichock zoo genomen, dat een klein randje uitsteekt en even wordt omgeplakt. Zijn de stukjes dus netjes opge plakt. dan slaat moeder op 1 c.M. afstand van elkaar langs den rooden en den blauwen kant kletne gaatjes, die de kinderen met kruissteckjes met elkaar mogen verbinderfc Wij nemen hiervoor een draadje wol of bor- duurkatoen. In het midden wordt nu een kiekje geplakt en ook de achterkant wordt even netjes afgewerkt (afbeelding b.-. Afbeelding c laat een modelletje zien. cïat in 4 gelijke punten wordt uitgeknipt. Twee driehoekjes, verschillend van kleur worden naast elkaar geplakt en weer door kruis- steekjes met elkaar verbonden. Ook kunnen de kleuters zelf uit glanzend papier een plaatje uitknippen en in het midden opplakken, wat natuurlijk ook erg aardig zal staan. Beide modell. tjese. dl" in de Tijdingzaa van ons blad zijn te zien, zullen zeker wel gebruikt kunnen worden. W. R. vu Zoo goed als er in de groote-menschen- llteratuur dingen geschreven worden, die onsterfelijk zullen blijken te zijn, zoo goed als er In al ie hoekjes en gaatjes van alle soorten van letterkundige voorbrengselen voor den dag komen, die, al zijn ze dan misschien niet voor de eeuwigheid geschre ven. toch een vrij wat taaiere constitutie zullen blijken te hebben dan het gros van hun medesoortgenooten en ik denk hier bij aan de tallooze affiches van het roem ruchte blijspel „De Tante van Charley", die ik in verschillende steden van Engeland aangeplakt zag zoo goed heeft de kinder literatuur van elk land en van de wereld zijn boeken, die nog vrij weinig last schijnen te hebben van hun aardig vorderenden leef tijd. Ik herinner me de beroemde boeken in onze eigen Nederlandsche literatuur voor bakvisschen van Marie Boddaert, die ik zelf genoten heb tot Roswitha mijn ideaal en Wolfram von Sturm fels mijn afgod voor ja ren was, die lang voor mijn tijd al lieve lingen van alle bakvisschen waren, en die op het oogenblik nog steeds en gelukkig! honderd procent meer aftrek vinden dan de onbeduidende oppervlakkige meisjesboe ken, die nog bijna dag aan dag de wereld worden Ingestuurd. En ik herinner me en wie herinnert het zich niet! Vadertje Langbeen, het onsterfelijke boek met den grappigen naam, dat waarschijnlijk al een langere carrière achter zich en no-? een groot-ere toekomst voor zich heeft, dat warempel lang niet alleen om zijn overigens knappe literaire vondst: Judy Abott, die brieven schrijft aan Jervïs Pendleton over Jervls Pendleton, zonder het te weten, zoo'n charme heeft, en waaraan ik bovendien nog onvergetelijk teedere herinneringen bewaar, omdat het toonee'.stuk, dat ervan gemaakt werd, mijn eerste tooneelstuk werd. met Greetje Lobo in de rol van Judy! Waarom dan toch worden er tegenwoordig geen boeken meer geschreven zooals Vadertje Langbeen, zooals die twee boeken van Marie Boddaert, zoo zonder pretentie van „goede kinderboeken" te zijn, maar zoo fijn en frisch en genoegelijk en mooi? Waarom is het, dat alles, wat tegenwoordig aan kin derboeken voor je handen komt. zoo'n ellen- digen indruk van onbeduidendheid, van ge blaseerdheid en leegheid maakt, dat je er naar van wordt cn het maar gauw opzij legt? „Aanbevolen door den boekhandel", zei één van mijn kennissen laatst schamper en overhandigde me het boek. dat ze op die aanbeveling voor één van haar dochtertjes gekocht had. Lees jij het eens, het zal je bepaald goed doen. Toen ik het uit had, ben ik gewoon naar boven geloopen om mijn tanden te poetsen en ik zou wel mal zijn, als Ik mijn kinderen zoo iets gaf". Het was „Rabette Josselin", het eerste boek van Rie Cramer. Het spijt me. maar ik hoop ook het laatste. Dc concurrentie was misschien niet heelemaal eerlijk, maar ik had den vorigen dag net mijn hart zitten oohalen aan „Va dertje Langbeen", opgedolven uit de verge telheid en-een oude uoekenkast. en het had npg oilerbehalve iets van zijn oude charme ingeboet. Waarom is het toch in 's hemelsnaam noo dig? Is onze tijd' dan zoo volslagen futloos, is de malaise in de literatuur zoo absoluut, zijn we allemaal zoo diep weggezakt in het zelf geschapen moeras van cynisme en on geloof. dat er zelfs niet eens meer een be hoorlijk frisch, blij kinderboek op overschie ten kan? Hebben we het tegenwoordig zoo erg, dat we al onzen tijd noodig hebben om ons te verdiepen in ons zelf en ons zelf te beklagen, is alle blijheid dood en zijn alle illusies naar de maan? Moet het dan be paald of gedeprimeerd, of cynisch, of heele maal niets zijn? lederen dag gebeuren er in ieder kinder leven blijde, malle, roerende, zielige, grappi ge voorvallen iederen dag leven duizen den van niet blasé, niet wereldwijzen, gewo ne frissche kinders hun leventje van allen dag, iederen dag maken honderden kinderen hun dwaze en lieve en niet door den beugel kunnende opmerkingen, waaruit met een beetje liefde en een beetje moeite het heele kind op te bouwen valt, iederen dag peinzen kinderen over hun verleden, over de toe komst, over het geitje voor op het grasveld, het waarom van de onrechtvaardigheid van meneer op school in het bijzonder, die on verdiend strafwerk gaf en van de heele we reld in het algemeen, over vader en moeder, en de zon en dc maan en de sterren. En >ch wordt het ééne boek na het andere vol geschreven óver vervelende, wereldwijze, la ten we hopen tijdelijk in de vrouwelijke „vlegeljaren" zijnde bakvisschen, die op hun zestiende jaar nergens meer plezier in heb ben, op hun zeventiende illusieloos en cy nisch een flirt met een getrouwden char meur opzetten en op hun negentiende plot seling berouwvol en charmant onderworpen happy enden in dc armen van een Interes santen architect. Eon groot deel van de tegenwoordige Jeugd verdient we) een beetje beter! WILLY VAN DER TAK BROODSCHOTELTJE MET KRENTEN EN ROZIJNEN. Op 12 sneetjes oud brood zonder korst neemt men 1 lepel krenten, 2 lepels rozijnen. 1 ei. 4 kopjes melk, 4 afgestreken lepels sui ker ,1 theelepel fijne kaneel. Met een stevi- gen houten lepel wrijft men het brood geheel fijn in de kokende melk en vermengt het met de goed gewasschen krenten en rozijnen, de suiker, de eierdooier en het stijfgeklopte ei wit. De massa wordt in een vuurvast scho teltje gedaan en de bovenkant geheel glad gemaakt. Daarna besmeert men de opper vlakte met de week gemaakte boter en daar over strooit men dc rest van cie suiker, waar door de kaneel geroerd is. Het schoteltje zet men in den oven om er een korstje op te krijgen. Om een huishouden goed en gesmeerd te laten loopen, moet de vrouw des huizes er vaste gewoonten op na houden, dat kan nu eenmaal niet anders. Heeft zij ze niet dan loopt de boel al spoedig ln 't honderd, en kost het tenslotte nog heel wat meer moeite om het zaakje weer ln het goede gareel te krijgen. Bij die vaste gewoonten ln een huis houden gaat het om de steeds op gezette tijden weerkeerende werkzaamheden zooals bijvoorbeeld: wasschen, strijken, trap- en vestibule schoonhouden, zilver poetsen, ka mers doen, de keuken opknappen, ramen en houtwerk opfrisschen en dergelijke. Van deze vaste werkjes heeft de moderne huis vrouw sommige allang laten vallen, maar in ouderwetsche huishoudens mocht daarvan nooit afgeweken worden. Vuil of niet vuil, de huiskamer moest iederen week gedaan worden. Top Naeff beschrijft dit zoo leven dig in „Letje", bij wier moeder vast eens in de week de woonkamer overhoop ging terwij! men zich toch moeilijk kan voorstellen dat de rustige ouders en het keurige stille kind in die eene week nu zoo'n stofboel konden hebben gemaakt. Terwijl bovendien de kamer ook dagelijks stofschoon werd gemaakt. Maar bij de huisvrouwen uit dien tijd kon het niet anders, wie zich daaraan niet hieid, noodig of niet, was geen goede hulsvrouw. Dat is nu gelukkig anders: in een druk gezin zal een „goede beurt" voor een kamer vaker noodig zijn dan in een kleine familie, en het is heel begrijpelijk, dat in een huis, waarin een oude dame alleen woont, een kamerdag tot de zelden voorkomende verschijnselen kan behoor en. Maar er zijn toch nog altijd steeds weer keerende werkzaamheden, die hun vaste tijd vragen, zooals bij voorbeeld het wasschen en strijken: wie zulke; werkjes laat versloffen, grijpt zeker op een oogenblik mis, wanneer er schoon goed noodig is en dan is het on doenlijk om dit verzuim ineens te herstellen Met de verzorging van de baby zijn ook vaste gewoonten een noodzakelijkheid: het kind zal er wel bij varen en de moeder, die weet, waaraan zij toe is met haar tijd, zal meer voor zichzelf of de rest van haar ge zin kunnen zijn. dan een andere, die eruit loopt, wanneer zij lust heeft, die met geen enkelen vasten tijd rekening houdt en die 'oij haar thuiskomst de baby steeds ontred derd vindt. Maar ook bij grootere kinderen zijn vaste gewoonten een belangrijk deel van de opvoe ding: een kind is uiteraard behoudend, en daardoor is het voor een deel zelf al geneigd om op verschillende werkzaamheden te reke nen en ze dan ook met genoegen te doen. In die vaste gewoonten schuilt echter een groot gevaar en wei dit, dat wij er in vast roesten. Denk nu niet: dat is iets voor oude men- schen, want dat heeft met jeugd of ouder dom weinig uit te staan. Sommige jonge menschen zijn meer verstard in hun vaste gewoonten, dan menige oudere, die er met groote kalmte van af kan wijken, omdat het nu eenmaal beter uitkomt. Een jonge moeder die haar kindje altijd stipt op de vaste tijden hielp, en die voor niets ter wereld daarvan was afgeweken, was zoo overtuigd van het goede van die handelwijze, dat zij één ding vergat in haar ijver: dat de vroo- lijke, gezonde baby ook wel degelijk be hoefte had aan liefkoozingen, aan speel- sche maniertjes, aan lachen en pret. Werd het kindje 's morgens in bad ge daan. alles verliep dan vlot, handig en precies zoo als 't hoorde, maar voor spelen met teentjes of vrijuit spartelen was geen tijd, omdat, het oogenschijniijk niet noodig was. Dit starre vasthouden aan gewoonten ont neemt alle fleur aan het dagelijksch leven, want al spoedig wordt het dan zoo, dat er alleen plaats is voor plichten en niet voor genoegens. Want nietwaar, plicht is de „vriend met ijzeren hand en koel-gebiedend hoofd", zooals het versje zegt, terwijl het genoegen een echt joolmakertje is, dat fijn zijn tong uitsteekt tegen dien „vriend". Kinderen moeten op tijd naar bed. dat moet een der ouderlijke stelregels zijn, en het kind zal er niets dan goeds van on dervinden. Maar ik ken ouders, die hun kinderen eens in het jaar in de groote vacantie, zoo laat naar bed laten gaan, als zij willen. De kinderen vinden het dol, pra ten er van tevoren en daarna nog steeds over en dezen laatsten zomer waren zij hevig-verbolgen, want om over twaalven, toen vader en moeder vonden, dat het nu mdi genoeg was, en „naar bed" commandeer den, voelden zij zich in hun recht aange tast: zij mochten toch immers zoo laat als zij zelf wilden. Zulke uitzonderingsgevallen maken een kinderleven zonnig en opgeruimd en zij doen dat niet minder in het bestaan van de groote menschen, die hun leven dan al/ naar gewoonten mogen indeelen, maar die er toch ook weieens van willen afwijken. Want waarom zoudt u, als het een prach tige najaarsdag is, het naaiwerk van elke week niet eens een dagje laten liggen, om er op uit te trekken, teneinde van de laatste mooie najaarstinten te genieten. E. E. J.—P. INGEZONDEN MEDEDEFLINGEN a 60 Cts. per regel. WEEKNIEUWS CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM Weet U, dat het aantal nierlijders dc laatste jaren zoo is toegenomen, en dat dit voor een groot deel te wijten is aan onvoldoende kleeding? Die dunne zijden kousen en directoirs geven U, vooral op de fiets, te weinig beschutting tegen de koude. Kleedt U toch warm, uw gezond heid is zulk een kostbaar bezit! Wollen kousen, onderkousen, slob kousen, directoirs, warme wollen ves ten, pullovers en truien, U vindt ze bij ons te kust en te keur en het is zoo prettig koopen, nu de prijzen zoo ge daald zijn. Ook voor zeer bescheiden beurzen is er een ruime keuze. r.v -v.- ïMtWxl V, 4-f4 Even goed als groote menschen kunnen kin deren zich vervelen. Maar ze vervelen zich niet zoo gauw. Want als hun interesse een maal voor iets gewekt is, dan duurt die be langstelling. Volwassenen lezen een verhaal één keer. Dan weten zc het wel. Een hoogst enkelen keer, als het een buitengewoon mooi verhaal is, wordt het nog eens over gelezen. Maar een derde, vierde maalNee. dan zou dat verhaal ons hopeloos gaan vervelen. We kunnen één keer lachen om een grapje, misschien een tweede keermaar de derde maal gapen we. Met kinderen is dat anders. Kinderen kun nen ons door hun eindclooze herhalingen, door hun „niet van ophouden weten" soms geweldig irriteeren. Voor ons volwassenen is er dan al lang de aardigheid af. Denk maar eens aan het kleine meisje, dat met haar moeder bij u op bezoek komt. U maakt een grapje tegen haar, het al oude grapje van wegschuilen en plotseling te voor schijn komen. „Kiekeboe". En eerst lacht u zelf mee. Maar dan wil ze den heelen middag hetzelfde spelletje spelen. Onder het ge sprek roept ze telkens uitnoodigend„Kieke boe!" En als u dan aan haar verlangen ge hoor geeft, heeft ze steeds weer dezelfde pret. Maar voor u is het vervelend. En u vindt het kind weinig origineel. Of daar is de kleine baby. Hij zit stil in zijn box en draalt zijn wollen schaapje om en om, steeds maar om en om. Hij tikt op de vier pootjes, aait het kopje. Baby is heel stil en heel zoet. Maar ge vindt dat geen spel Wat heeft hij daar nu aan! Hij zal zich ver velen. We nemen baby het schaapje af. ge ven hem iets anders, iets wat ons leuker lijkt, blokken, autotjes. Maar aan wordt baby ongedurig en blijft den verderen middag lastig. „Zal ik je nu eens uit dat mooie nieuwe boek voorlezen?" vragen we een zes-jarigen peuter. Maar nee, daar is hij niet voor te vinden. Hij komt aandragen met een oud, werkelijk stukgelezen en gekeken boek. „Dat verhaaltje van de muis, die een meisje red de uit een brandend huis", zegt hij, „dat is prachtig." „Maar dat ken je immers al?" „Ja" zegt hij triomfantelijk, „ik kan het bijna ook lezen". Waarmee hij bedoelt dat hij het zoo wat uit zijn hoofd kent. We lezen het verhaal van de muis en hij zit met een kleur van spanning te luisteren. Ieder kind heeft zoo zijn lievelingsverha len en boeken, hoe dikwijls je ze hun voor leest, ze worden weer altijd even mooi ge vonden. „Natuurlijk", zou het kind zeggen, „het is toch steeds hetzelfde verhaal, dus blijft het even mooi". Het kent niet ons blasé-zijn ook van wat we eens mooi vonden. Iets wat mooi is blijft mooi, iets wat leuk is blijft leuk. Als een kind het één keer leuk vindt als je opspringt en hem achterna zit, vindt hij dat altijd leuk, hij weet van geen ophouden. Er zijn kinderen met wie je niet stoeien kan, ze zijn op het laatst niet meer tot rede te brengen, de volwassene wordt boos en het eindigt met een huilpartij. We dienen dus steeds rekening te houden met de onverzadiglijkheid van het kind. Zijn belangstelling is intenser, duurt langer dan de onze. Hij is niet zoo gauw vermoeid, niet zoo gauw uitgekeken. Hij is ook trou wer aan wat zijn liefde gewonnen heeft. Het jonge kind kent de verveling niet.nietl het „hè bah, dat heb ik al zoo veel gehoord, al zooveel gedaan...." Het heeft niet het steeds zoeken naar andere genoegens, naar andere emoties. Het vindt iets moois, iets prettigs op zijn weg en het gaat er van houden, het krijgt er plezier in. En we moe ten het laten bij zijn oud stuk speelgoed, zijn oude boek. En op een verstandige manier door de aandacht naar iets anders te leiden bijvoorbeeld een eind maken aan wilde spelletjes van aldoor hetzelfde. En overigens kunnen we de kleine kinde ren slechts benijden om hun permanente genoegens. Wij. arme verveelde volwassenen, die altijd wat nieuws willen en niet meer we ten waar we het zoeken moeten! BEP OTTEN. KOLEN IN ZAKKEN. Den laatsten tijd maken ook d? kolenhan del are:: het de huisvrouwen zoo gemakkelijk mogelijk. Wij behoeven nu geen kolen meer te schennen, geen kitten, te vullen in een donker kolenhok in den tuin of on het bal- con, neen. wij koonen tegenwoordig onze kolen in sterke bruine zakken, die wij naast de kachel kunnen zetten en storten nu de kolen ineens vanuit de zak in de kachel. Hierdoor voorkomen wij stof en gruis en wat een groot voordeel is. vooral voor vrouwen die op kamers wonen, de onaangenaamheden over de hoeveelheid kolen die men heeft ver stookt behoort ook tot het verleden, want men doet verstandig de leege zakken te be waren en ze aan het eind van de maand te tellen of als men de rommel van de zakken niet hebben wil kan men de zakken per stuk of per twee stuks betalen. Er gaan tien zakken in een mud, zoodat ■wij ons zelf kunnen controleeren of wij royaal of zuinig stoken en de kosten zijn maar twee cent eer zak meer dan wanneer wij de kolen moeien onslaan er een soeciale bergruimte voor noodig hebben en dan na afloop van den winter mef een grooten voor raad gruis zitten, waarmede wij eigenlijk geen weg weten, want de kachel gaat er meestal van uit. U ziet dus dat het de huisvrouwen zoo ge makkelijk wordt gemaakt, dat het ot> den duur nog heerlijk zal zijn om de huishou ding te kunnen besturen. En daar we "aar tor, want vooral nu vele fam'li^ en alleenstaande menschen in grootere of klei nere flats gaan wonen moeten wij alles zoo eenvoudig mogelijk zelf kunnen doen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 10