Tariefwet en Buitenlandsche Zaken. Aan den zoom van het oerwoud. STA TEN- GENERAAL. FRANKEN'S BROODFABRIEKEN HAARLEM'S DACBLAD WOENSDAC 18 NOVEMBER 1931 TWEEDE KAMER. Antwoord van minister De Geer. Minister Pierson ais getuige. Moet de verhooging tijdelijk of constant zijn! - Invoerrechten voor vieesch en suiker! Het verdrag met België. r De verhooging van het tarief was aan de orde. De minister van Financiën zou spreken, om te antwoorden op wat er Vrijdag was ge zegd. Minister de Geer verwonderde zich zeer sterk over den. dien dag. opnieuw ont branden strijd over „vrijhandel of protectie", al was die strijd dan ook eenzijdig: immers alleen de heeren Oud, IJzerman en Dr. Vos pleiten voor vrijhandel en zulks, terwijl de vraag „vrijhandel of protectie" in het geheel niet in het geding was. Wel meende de mi nister, moest gevraagd worden of het ont werp .schadelijk kon inwerken op den wel stand van ons land, een vraag, die altijd ver bonden moet worden aan een fiscaal ont werp. Want aldus de minister het ontwerp is fiscaal, al heeft natuurlijk elke verhooging een beschermenden invloed. De minister ci teerde hier zijn voorganger Pierson, die in 1900 een verhooging van 20 pet. op het ta rief voorstelde, in 1900, toen ons land in zijn tarieven lang zooveel niet verschilde met die van de andere landen als thans. De economi sche werking van een tarief is minder af hankelijk zei Mr. de Geer van de ab solute hoogte van het tarief, dan van de relatieve hoogte in vergelijking met het bui tenland. Welnu minister Pierson dan be toogde in 1900, dat zelfs de geringste verhoo ging van het tarief eenige beschermenden invloed heeft, maar dat het karakter van een tarief, fiscaal of beschermend, uitkomt in haar bedoeling. Een tarief doet zijn ka rakter duidelijk kennen door de keus van de belaste artikelen en door het percentage, dat in overeenstemming met de behoeften van de schatkist moet zijn, wil het tarief fiscaal genoemd kunnen worden. Met deze overwe ging van minister Pierson stemde minister de Geer van harte in. Immers minister de Geer wilde, zoo stelde hij vast, in het geheel niet naar een andere inrichting van het ta rief streven. Minister de Geer betoogde dan. dat het verschil tusschen het nu bestaande tarief en dat volgens het ontwerp, in hoofdzaak door het buitenland zal worden gedragen. Immers, voornamelijk worden afgewerkte fabrikaten belast, geen grondstoffen en vrijwel geen half fabrikaten. Bovendien heeft aldus minister de Geer het tarief in hoofdzaak een waarderecht, dat door den loop der din gen automatisch is gedaald. Toen door vele belanghebbenden er op werd aangedrongen, om het waarderecht door specifieke rechten te vervangen, heeft de bewindsman zich steeds daartegen verzet, gelijk hij dat ook nu zal doen. Dr. Vos had op andere belastingen gewe zen. die het nadeel van de tariefsverhooging zouden kunnen doen ontkomen. Dr. Vos wees op een verhooging van de tabaksbelasting en op een verteringsbelasting. De minister moest echter opmerken, dat belde belastin gen weer hare eigenaardige bezwaren heb ben, die de minister zeer scherp gevoelt. Het gaat zei hij met belastingen als met perziken zoo dikwijls: van buiten zien ze er aanminnig uit. maar van binnen zijn ze wormstekig. Minister de Geer gelooft, dat Dr. Vos zeif, wanneer de minister, ware deze met die, door hem genoemde ontwerpen ge komen. een zeer sterke oppositie daartegen zou hebben ontketend. Nu zou men mij aldus Mr do Geer kunnen voorhouden, dat in 1900 de voorstanders van het „Vrije Ruilverkeer" in de Kamer, hun voorzitter, minister Pierson, hebben in den steek ge laten. Ongeveer zooals in Engeland Labour MacDonald. Maar dan wees de minister heel sterk op het verschil tusschen den toestand van de schatkist in 1900 en die van nu. De financieele nood der schatkist dwingt op het oogenblik. De minister van Financiën gevoelt niet veel voor het tijdelijk maken der tariefsver hooging. Waar 't niet bekend is, hoe de we reld er over enkele jaren zal uitzien, daar wil de bewindsman het bedrijfsleven niet aan nóg meer onzekerheden helpen. Wel zal de minister het amendement-Oud. hetwelk de werking der verhooging beperken wil, niet aannemelijk verklaren. Daarna werd gerepliceerd. Nieuws bracht de repliek niet. Alleen één nieuwe figuur in dit debat: de heer Colijn. Over hem dus nog enkele opmerkingen. Dr. Colijn wenschte twee vragen te stel len. Allereerst: zal het ontwerp brengen, fi nancieel. wat de minister er van verwacht? Dr. Colijn stelde allereerst vast, dat de ver hooging. die hij eenige jaren geleden aan bracht, tot 8 pet., den invoer niet heeft doen afnemen en de opbrengst zelfs nog iets hoo- ger deed zijn, dan de verwachting was. Thans mag men zeker niet vergeten, dat de tariefmuren der andere landen al hooger zijn geworden. En wat de geest van Genève aan gaat, de heer Colijn zag deze door zooveel booze geesten omgev(en, dat ze zelf daarvoor is op de vlucht geslagen. Ook de leider der a.-r. fractie gelooft, dat door het ontwerp de invoer niet zal achteruitgaan en dat er fis caal uit den maatregel zal komen, wat er van mag verwacht worden. In de tweede plaats vroeg Dr. Colijn of er niet eenige verhooging van prijsniveau zou kunnen plaats hebben, waarbij men vooral met den huldigen tijd heeft te rekenen en met de steeds dreigende loonsverlaging. Dr. Colijn betoogde, dat voor onderscheidene producten er geen stijging kdn plaats heb ben, maar andere weer wel. Maar welke dat zijn, is heel moeilijk te zeggen zelfs voor Dr. Colijn. De heer Colijn schaarde zich aan de zijde van den heer Oud, waar deze aandrong op een tijdelijk maken van de tariefsverhooging. Eerder dan bij een blijvende verhooging zal he; voor de buitenlandsche concurrentie mo gelijk zijn haar afzetmarkt te behouden en daardoor de prijsverhoogende tendenz te drukken. Het zou bovendien goed zijn voor den landbouw, die bij een blijvende verhoo- ging slecht wegkomt. De verdere repliek vermocht niet veel nieuws op te leveren. Minister de Geer stelde voor het tarief over de geheele linie met 25 pet. te verhoogen. De heer Oud echter poogde de rechten, die reeds bij de wijziging van het tariefspercentage door minister Colijn hooger waren dan het normale tarief en ook toen boven 8 pet. wer den gebracht er waren in ons land enkele artikelen met eenige protectie thans in het normale percentage te doen deelen. De minister verklaarde zich tegen het amende ment, omdat hij geen uitzonderingen wilde maken voor de onderscheidene artikelen, al leen ten bate van de schatkist een uniforme verhooging wilde invoeren. Het amendement viel met 52—37 stemmen. Op denzelfden grond zal de bewindsman zich dan wel heel sterk moeten verklaren tegen twee andere amendementen, gisteren verdedigd, een amendement-Lovink en een amendement-v. d. Heuvel. Het amendement-Lovink bedoelt het in voerrecht op paarden en vieesch te verhoo gen, teneinde daarmede den veeboer te hel pen, die eendeels door verminderden vieesch - uitvoer is gedupeerd, anderdeels door de overstrooming van de binnenlandsche markt met vooral Deensch vieesch benadeeld wordt. En het amendement-v. d. Heuvel wil de bie- tenbouwers helpen door het invoerrecht op suiker voor den tijd van twee jaar van f2,40 tot f5.40 per 100 K.G. te verhoogen. Toen de voorzitter vanmiddag de verga dering sloot, waren alleen nog tegenstan ders aan het woord geweest. Wel ook één voorstander, de heer van Voorst tot Voorst, maar deze deed niet veel anders, dan herha len wat de voorstellers der amendementen hadden betoogd. De heeren v. d. Waerden, Ebels en Knot tenbelt achtten beide amendementen, wijl protectionistisch, te vallen buiten het kader van het ontwerp. De heer Knottenbelt voeg de daaraan nog toe, dat de amendementen niet voldoende waren voorbereid en dat ook INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel Wij bakken het fijnste Melk- brood en brengen U het op tijd. Het host maar één dubbeltje. Haarlem - Heemstede - Bloemendaal de belanghebbenden niet genoegzame gele genheid hebben gehad zich er over uit te spreken. Bovendien wist de heer Knottenbelt, niet, wat al gevolgen de amendementen kon den hebben, ongeziene nadeelen dikwijls. Dot was ook reeds onderstreept door den heer Ebels, die betoogde, dat de bieten bouwers niet de voordeelen zouden verkrij gen, die de heer v. d. Heuvel er van ver wachtte. Dr. v. d. Waerden weerde de groote prijsverhooging, van de eerste gebruiksarti kelen voor den arbeider. Hij wees den heer v. d. Heuvel er op, hoezeer deze in '24 met alle kracht, die in hem was naast den heer Colijn ging staan, toen deze zich verzette tegen het belasten van landbouwproducten. Mr. Kortenhorst houdt een sub-amendement achter de hand hij wil daarover eerst het oordeel der regeering hooren waarvan het gevolg zou zijn, dal de Nederlandsche raffinadeur niet ten voordeele van hun En- gelsche collega's benadeeld kunnen worden. Zooals gezegd: de discussie is nog lang niet beëindigd. Avondvergadering. Buitenland sche Zaken. Het verdrag met België. Het verdrag met België was de hoofdzaak vanavond bij de discussie over „Buiten landsche Zaken" welke Donderdagavond wordt voortgezet. Was die discussie er niet geweest, dan had dat gebeurt wel eens meer hoofdstuk III weinig beteekenis ge had. De heer Snoeck Henkemans verweet 't den heeren Bongaerts, Krijger en Vliegen, dat zij den minister niet rustig lieten verder onderhandelen, dat zij hem stoorden. Dat verwijt was in het geheel niet gerechtvaar digd, want deze heeren hebben alleen ge sproken over wat de minister in de Eerste Kamer had te berde gebracht. Zelf had te berde gebracht. Welnu de heeren Bongaerts en Krijger waarschuwden den minister door middel van den strekdam niet één doorloopend ka naal te brengen van de Antwerpsche dok ken uit naar Willemstad of Dintelsas. Zij waarschuwden den minister daarvoor, wijl daarvoor in het Nederlandsche volk daar voor geen meerderheid is te vinden. Met een beroep op 's ministers eigen memorandum betoogden zij, dat één doorlooenna kanaal daarmede niet in overeenstemming zou zijn. De heer Snoeck Henkemans gaf België in overweging niet al te zeer aan te dringen op het dichtmaken van de opening, die aan de Noordzijde nog zou openblijven van de strekdam, reeds door Ir. van Konijnenburg geprojecteerd. Overigens bepleitte de heer Snoeck Henkemans een houding tegenover België, die toegevend mocht genoemd wor den, wijl beide landen, wanneer zij interna tionaal samengaan tot beider welzijn, daar van voordeelen kunnen genieten. De heer Vliegen zag niet veel nadeelige be teekenis van het maken van een kanaal tus schen Bath en de Belgische grens. Wanneer voorts de heer van Voorst tot Voorts op een onderhandelingstarief aandrong, dan liet de heer Vliegen daarvan alle nadeelen zien. Hij hoopte voorts de heer Vliegen dat de Ontwapeningscon ferentie medehelpen zal het gewelddadig op lossen van conflicten te beëindigen, in ieder geval te verminderen. De heer Vliegen pleit te voorts voor de erkenning de Jure van Rusland. Mevr. Bakker—Nort voor een eigen nationaliteit der gehuwde vrouw en de heer van Braambeek voor betere spoorwegtarie ven door Duitschland voor het kolenvervoer naar Zwitserland. Het sprekerslijstje is nog niet uitgeput. INTIMUS Hef werk van Albert Schweitzer in Lambarene. Een ontmoeting met zuster Emmy v. d. Steen. Door de vriendelijke bemiddeling van Prof. Dr. G. C. van Walsem maakten wij een de zer dagen kennis mei zuster Emma v. d. Steen, die geruimen tijd gewerkt heeft in het wereldberoemde hospitaal van Prof. Dr. Albert Schweitzer, in Lambarene, in het oerwoud van West Equatoriaal Afrika, drie honderd kilometer stroomopwaarts van de Ogowe. Ofschoon velen reeds het een en ander gelezen of gehoord zullen hebben van den wonderbaarlijken mensch Schweitzer en zijn zegenrijken arbeid in het oerwoud, waar een vermoordend k'imaat den Europeaan een verblijf van op zijn hoogst drie jaar toestaat, achten wij het toch beter, alvorens wij zuster v. d, Steen laten vertellen, in een inleidend arikel een schets te geven van de persoonlijkheid Schweitzer en van het door hem verrichte werk. De naam Lambarene heeft een bijzondere glans gekregen door den arbeid van den man, die er zijn levenstaak volbrengt. Prof. A'bert Schweitzer, Theol. Med. en Phil, doc tor uit Straatsburg in den E'zas. In Lambarene is met een onderbreking van 1917 tot 1924, van 1913 tot den huidigen dag een schier bovenmenschelijke strijd gevoerd tegen ziekte en misère en tegen de vervaarlijke belemmeringen die het oer woud den pionnier in den weg legt. Schweit zer, die het pionierswerk van de medische wetenschap in Lambarene heeft onderno men, gedreven door een ongekende naasten liefde en door een uiterst' veelzijdige en diepe kennis mag inderdaad gekenschetst worden, zooals in de voorrede zijner boe ken geschiedt, als één diergenen, wier beeld als een lichtend maar fantastisch ideaal op den achtergrond van een donkere realiteit is komen te staan. Albert Schweitzer is een geleerde van internationale reputatie. Hij is kunstenaar, Bachvertolker en Bachken- ner bij uitnemendheid, hij heeft een hoogst belangrijke uitvinding op het gebied van modernen orgelbouw gedaan, hij is wijsgeer geneesheer, predikant, hij is de organisator en de practicus, die eigenhandig, met be hulp van slechts enkelen een hospitaal bouwde in het oerwoud van Equatoriaal West-Afrika. Albert Schweitzer is het voor beeld van de persoonlijkheid, die bij het le ven reeds een soort van legendarische be roemdheid geniet, een beroemdheid die te merkwaardiger is, omdat de wereld haar in dezen vorm in den regel s'echts toekent aan filmhelden en sportkampioenen. In „Aan den zoom van het oerwoud", „Op nieuw naar Lambarene" en „Bouwen in het oerwoud" heeft Schweitzer verteld van zijn nederzetting aan de Ogowe waarvoor hij zijn leerstoel aan de universiteit in Straatsburg, zijn orgels en zijn literairen arbeid verliet, om als gewoon arts de lichamelijke ellende van de inboorlingen in de oerwouden te le nigen. De geldmiddelen voor zijn toekomsti- gen arbeid vond hij in de opbrengst van zijn in drie talen verschenen boek over Bach en van zijn orgelconcerten. Het stroomgebied van de Ogowe behoort tot de Fransche kolonie Gabon. De Ogowe is een groote rivier 350 K.M. stroomopwaarts bevaarbaar voor groote rivierbooten, daarna slechts geschikt door stroomversnellingen, voor kano's en kleine scheepjes. In de mid den- en bovenloop wisselen wouden en gras vlakten elkander af, de benedenloop bevindt zich in water en oerwoud. De houthandel (okoume en mahonie) is hoofdzaak voor dit gebied. Iets ten Zuiden van den equator ligt Lam barene, het is er dus winter, als het in Euro pa zomer is. De winter is droog, de zomer nat. Het klimaat is er zeer slecht voor den Europeaan. Meestal begint hij na een jaar aan vermoeidheid en bloedarmoede te lijden en na twee a drie jaar is hij voor wezenlijken arbeid niet meer geschikt. Het land is door de overblijfselen van 8 stammen bevolkt. Vroeger waren deze machtig. Alcohol en sla venhandel hebben er echter een vreeselijke opruiming onder gehouden. Een feit is het echter, dat de inbooringen nu waarschijnlijk al opgegeten zouden zijn, door de oorlogs zuchtige kannibalen, de Pahouins, als de Europeanen hier niet hadden ingegrepen. Lambarene nu, vormt aan de rivier, de grens tusschen de oude stammen en de kannibalen, Het is natuurlijk niet mogelijk om hier veel te vertellen van wat de „Oganga" (fetischman) Schweitzer in Lambarene heeft verricht voor het zieke, zwakke menschdom, lijdende aan huidziekten van allerlei aard, schurft, malaria, dysenterie, slaapziekte, lepra, elephantiasis, hartzieken, etterende beenaandoeningen, krankzinnig, luid enz- Het werk begon in een tot hospi taal verbouwd kippenhok en de dokter werd reeds spoedig beroemd onder de inboorlin gen door het succes van een door hem a l'improviste vervaardigde schurftzalf. Vier en een half jaar werkte Prol'. Albert Schweitzer in Lambarene. In 1917 keerde hij noodgedwongen terug. In 1918 werd zijn wan kel geworden gezondheid door twee operaties hersteld en door het geven van orgelconcer ten delgde hij de in den oorlog voor zijn arbeid gemaakte schulden. De oorlog ver woestte overigens ook zijn werk. Toen Schweitzer in 1924 zijn ziekenhuis heropende waren de groote bamboehutten, waarin de zwarte patiënten vroeger gehuisvest waren, ingestort. Tij-' dens de groote uitbreiding in '25 werkten al drie artsen en twee verpleegsters in Lam- barene. In de naherfst van 1925, toen een hevige hongersnood heerschte en een vree selijke dysenterie periode uitbrak werd het ziekenhuis naar een plek, drie kilometers stroomopwaarts verplaatst. Enorme moei lijkheden moesten overwonnen worden, al vorens het woud weggekapt, de omringende grond voor bewerking gereed, het nieuwe ziekenhuis gebouwd was. Wij, rustig werkend in Nederland, zullen ons moei'ijk een juiste voorstelling kunnen maken van de werke lijke beteekenis van de enorme hoeveelhe den werk die de pioniers hebben moeten verzetten, alvorens de eerste zwarte patiën ten in het nieuwe hospitaal hun plaats kon den innemen. Wie Schweitzer leest, wie weet met we'ke. primitieve hulpmiddelen hij als chirurg en als geneesheer moest arbeiden, begrijpt echter dat het woord bovenmen- schelijk hier geenszins overdreven kan klin ken. Van de vreugde en de dankbaarheid die Schweitzer en zijn helpsters en helpers doorstraald moet hebben toen de wonderlijke kolonie eindelijk kon verhuizen naai' een be- huizinge. die, vergelijkenderwijze overigens slecht, zooveel beter was. dan de oude ba rakken in Lambarene, getuigt wat Schweit zer zelf geschreven heeft: ,,'t Is reeds avond als ik den laatsten tocht onderneem en de laatste pa/liënten, waar onder de krankzinnigen, naar boven breng. Deze laatsten houden zich zeer rustig. Men heeft hen. verteld, dat zij in het nieuwe ziekenhuis in cellen zullen wonen met een houten vloer. Daardoor gelooven ze, naar een paleis verplaatst te worden. In de cei, die ze tot nu toe bewoonden, huisden zij op de vochtige aarde. Den eersten avond in het nieuwe ziekenhuis zal Ik nooit vergeten. Van alle vuren en onder alle muskietenetten van daan klinkt het me tegemoet: „Dit is een goede hut dokter, een goede hui!" Voor het eerst sinds ik in Afrika werk, zijn mijn zieken menschwaardig gehuisvest." 29 Juli 1928 scheept Dr. Albert Schweitzer zich weer voor Europa in. Alles is nu zoover geregeld, dat hij het ziekenhuis eenigen tijd aan zijn helpsters en helpers overlaten kan. Albert Schweitzer laat een kleine georden de wereld van weldaad In het oerwoud ach ter. Heeft het nog zin om te vragen of het goed is wat Schweitzer deed? Er zijn er die gezegd hebben, dat het beter ware wanneer de groote man die drie doc torsbullen bezit, zijn krachten aan de weten schap en de Europeesche cultuur had ge- f\eilPa^ s,^aa^ no& bezien. Aan ons is niet het oordeel over de waarde van een heldhaftige daad. vooral niet wanneer deze waarde niet te becijferen is. vooral niet wanneer deze waarde, uiteengeplozen niet onder is te brengen in die echt westerschc- instelling die statistiek heet; tegenover het feit trouwens, dat Albert Schweitzer het leed verzacht heeft van honderden „door smart geteekenden" in een gebied waar lichame lijke smart schier nimmer wetenschappelijk gelenigd werd, zinken alle andere argumen ten in het niet. En op dit punt gekomen breken wij af. om morgen iels te vertellen van de jongste prac- tijk uit Lamberene, de ervaringen van zus ter Emma v. d. Steen. L. A. DE KOOP VAN HET PAVILJOEN TE PARIJS. Het Corr.-Bur. verneemt nog uit Parijs, dat de combinatie, welke het Nederlandsch paviljoen ter Koloniale tentoonstelling heeft gekocht, onder leiding staat van den heer D. G. Wevers, die het 2de paviljoen op de tentoonstelling heeft gebouwd. FEUILLETON Het gesprok tusschen de beide Aziaten scheen niet erg meer te vlotten. Hocng Tsi Lang sprak nog het meest, éénmaal hoorden de beide Europeanen hen zacht lachen, alsof Lang een grap vertelde. Toen stond Tsi Lang op en ging langs hun tafeltje heen de zaal uit. De gezant bleef al leen. Hij scheen geheel en al in gedachten verzonken te zijn. de amandelvormige mas- kcroogen bleven strak gericht op don muur tegenover hem en zoo bleef hij roerloos zit ten tot Lang weer binnen kwam. Hij kon hoogstens twee of drie minuten weg geweest zijn. De beide mannen spraken fluisterend verder. Mcnslng en Van Buren hadden tel kens de onaangename sensatie dat er naar hen gekeken werd en zü kregen den indruk dat die twee daar over hen spraken. „Wat moeten we nu doen?" vroeg de over ste onzeker. „Niets" antwoordde van Buren, die de si tuatie weer begon te overzien. „Dat ze arg waan tegen ons koesteren is duidelijk. Het eenige wat we doen kunnen, is net te doen alsof we Lang zijn nagereden. Ik zal een bod doem op het porceleincn vaasje uit de Sui-dy nastie. Als hij dan thuis komt. zal de bedien de hem vertellen dat wij er geweest, zijn en hem dringend te spreken vroegen, dat klopt tenminste". Dr. van Buren nam een correspondentic- kaart uit zijn portefeuille en schreef haastig een paar regels, die hij door den kellner liet overhandigen aan het andere tafeltje. De heer Hoeng Tsi Lang excuseerde zich duide lijk hoorbaar bij den gezant en las het briefje Hij schreef er met zijn vulpen enkele regels onder en liet het den kellner terug brengen. „Lees voor!" fluisterde de overste. Met een klein, fraai-gestyleerd hand schrift stond onder van Buren's briefje: De verzamelaar Hoeng Tsi Lang acht zich gelukkig dat hij in de heeren Dr. van Buren en luitenant-kolonel Mensing zulke groote bewonderaars en vrienden der Chi- neesche kunst heeft ontmoet. Het doet hem oprecht leed hun echter te moeten verklaren, dat zijn verzameling niet te koop is. Wel stelt hij gaarne zijn huis ten allen tijde voor hun belangstellende bezoeken open." Dr. van Buren boog in de richting van hot tafeltje der Ohineezen, een buiging die door Hocng Tsi Lang correct beantwoord werd. „Verder kunnen wc niets doen" zei de let terkundige tegen zijn vriend. „Vermoedelijk liggen we, bij het tweetal daar voor goed uit de gratie. Ik begrijp alleen niet hoe Hoeng Tsi Lang en de gezant zulke goede maatjes zijn,. „Wel voor den drommel", mopperde de overste. „Ik herinner mij toch héél goed dat de gezant ons gisteravond laat nog vertelde dat hij dien meneer Hoeng Tsi Lang in het geheel niet kende en dat hij alléén zijn naam had hooren noemen en nu zien we hen hier nog geen twaalf uur later tezamen lunchen alsof ze de grootste vrienden zijn. Ik vraag je toch in gomoedc af hoe je dat met zijn eigen woorden rijmen moet? Ik voor mij krijg de overtuiging, dat die gezant een aartsleuge naar is, or.danks zijn aristocratisch en hoffe lijk uiterlijk." Dr. van Buren leunde achterover: „Ja ik moet je toestemmen dat ik het zelf óók vreemd vind. En het ellendige er van is, dat deze ontdekking ons geen stap dicher bij onzen verdwenen vriend brengt. Wat kun nen we doen? Ik heb het verduiveld onaan gename gevoel dat we ons in een lcclijk wes pennest gewerkt hebben, waar geen uitko men meer aan is." „Was het nu tóch maar een detective roman" mopperde de overste schamper, „daar gaat alles op rolletjes. De held van het verhaal sluit z*n oogen, deduceert en com bineert en doet weer een verrassende ontdek king. Hij krijgt een schot in z'n achterhoofd of zoo en er gaat een nieuw lichtje op in de duisternis." „Dat komt omdat zoo'n detective niet denkt, maar de auteur het al voor 'm heeft opgelost", lachte van Buren zuur-zoet. „Tja", zuchtte de overste. „Wij hebben geen auteurs die de zaak al van te voren voor ons hebben opgelost en aan wie we om raad vragen kunnen. En als ze er waren, zouden zo misschien evenmin een gat zien als wij. Verdraaid, van Buren, ik snap er geen draad meer van. ik voel me alleen maar héél erg onzeker en onplezierig, met het vage gevoel dat we, bij al onze goede voornemens en spontane daden, dien armen Frans meer achteruit dan vooruit geholpen hebben". „Kom. kom" zei van Buren bemoedigend. „Niet al te somber, amice. Wie weet of we den Haagschcn commissaris van politie toch niet een héél belangrijk spoor in handen kun- nén geven. Dit feit staat voor ons toch altijd nog onomstootelijk vast dat Frans is opge licht door Hoeng Tsi Lang en in diens auto naar een ons onbekende plaats is vervoerd, maar -vermoedelijk naar diens huis. Ik geloof dat we gaan moesten en onzen trein opzoe kenMaar wacht, pas op, daar komen on ze vrienden aan!" De belde Chineezen waren opgestaan; de kellner kwam met de jassen aangehold uit de garderobe en hielp beide heeren in hun pels. Naar zijn buiging te oordeelen, scheen Hoeng Tsi Lang niet zuinig te zijn op een fooi. De vier heeren groetten elkaar toen de Aziaten passeerden. Even later waren Van Buren en Mensing alleen in de eetzaal ach ter gebleven. „Afrekenen" riep de overste. „Wat nu?" vroeg de taalgeleerde, die den bediende een wenk gaf om hun goed te ha len. „Moeten wij hen volgen?" „Laten we liever dadelijk naar Den Haag gaan en de politie waarschuwen" begon Mensing, die den kellner betaalde. „Eerlijk gezegd: ik heb m'n bekomst van dat detec tive tje-spelen. Het lijkt me beter dat Hij zweeg plotseling. In de deur naar de Hall was een kleine ge daante verschenen in een eenvoudig chauf feursuniform. „Tiën Lung" fluisterde Dr. van Buren. De Chineesche chauffeur naderde hen, de pet in de hand en maakte een correcte bui ging. „Dr. van Buren?" vroeg hij aan den oud hoofdofficier. „Dat ben ik" zei Van Buren. „Pardon" boog de chauffeur. „Dr. van Bu ren, mijn meester heeft mij gevraagd u te zeggen, dat hij u gaarne over een zeer drin gende kwestie zou willen spreken. Hij ver zoekt u mij te willen volgen, déze plaats was voor een onderhoud als dit minder geschikt. Mag ik u voorgaan?" De beide heeren weken elkaar een oogen blik aan. „Wij zullen dadelijk bij u zijn in de hall" zei de overste snel. „Wacht u daar op ons". „De heeren kunnen gerust even met elkaar spreken" zei de chauffeur met een bedwon gen glimlach. „Maar ik wil u er nog even op attent maken, dat het onderhoud ook geheel in den geest zou zijn van den vriend van mijn meester, die van morgen van uw komst hoor de en u dringend verzoeken laat hem op te zoeken." „Wien bedoel je?" vroeg Mensing verbou wereerd. „Den gezant?" aarzelde Van Buren. „Neenniet Zijn Excellentie Wang Koeang Kei". „Maar wien dan?" drongen beide mannen aan. De chauffeur keek even om zich heen of niemand hem hooren kon. boog zich toen snel voorovzr en zei fluisterend: „Ik meen Mr. Veraart. De politie zoekt hem. niemand mag nog weten waar hij zit. Tenminste voorloo- pig niet." „Wat weet u daarvan?" vroeg Mensing kortaf. „Waar is Mr. Veraart op het oogen blik? Waar woont hij? En wat heeft hij met je meester te maken?" „Dat mag ik u niet zeggen, maar mijn mees ter wil het u juist vertellen en verzoekt u mij te volgen naar Mr. Veraart. Bespreekt u dit even samen. Ik zal op u wachten." De Chinees trok zich terug in de hall. Maar h- bleef zóó staan, dat hij de beide mannen niet uit het oog verloor. „Wat te doen?" vroeg Mensing. „Laten we beginnen met mee te gaan en te zien waar hij ons brengt „Dat is een gevaarlijk spelletje, amice, maar in ieder geval: ik ben blij dat ik m'n revolver heb meegenomen. Er zit niets anders op. Dezen kerel in handen spelen van de po litie zou ons geen stap verder brengen, want die Chineezen zijn even potdicht ais de her metisch gesoldeerde theebussen uit liet He- melscho rijk. Daar lekt nooit iets uit. Neen. ik ben het in principe met Je eens: laten we meegaan." ..Prachtig" zei Mensing. „Maar één ding, m'n waarde: we gaan nergens naar binnen geen donkere sloppen of stegen in, alléén begaanbare wegen. En alles te voet. Geen auto! En hij loopt een meter of 10 voor ons uit." „Enorm" juichte de overste. „Ik begin er plezier in te krijgen. Ik geloof er we! geen steek van en neem ook niet zonder meer aan, dat dit alles op verzoek van Frans gebeurt, maar we kunnen hem rustig door Amsterdam volgen, knappe kerels die óns midden in de Amstelstad een kopje kleiner maken willen. Neen, daar heb ik m'n vriendje voor bij mc in m'n overjas." Ze wenkten den chauffeur. „Goed, we gaar. mee" legde Mensing zake lijk uit. „Maar jij loopt steeds een meter of 10 votr ons uit, begrepen? Wij volgen wel. Voorwaarts marsch!" tWordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 6