Tariefwet en Buitenlandsche
Zaken.
Aan den zoom van het oerwoud.
STA TEN- GENERAAL.
FRANKEN'S
BROODFABRIEKEN
HAARLEM'S DACBLAD
WOENSDAC 18 NOVEMBER 1931
TWEEDE KAMER.
Antwoord van minister De Geer. Minister
Pierson ais getuige. Moet de verhooging
tijdelijk of constant zijn! - Invoerrechten voor
vieesch en suiker! Het verdrag met België.
r De verhooging van het tarief was aan de
orde.
De minister van Financiën zou spreken,
om te antwoorden op wat er Vrijdag was ge
zegd. Minister de Geer verwonderde zich
zeer sterk over den. dien dag. opnieuw ont
branden strijd over „vrijhandel of protectie",
al was die strijd dan ook eenzijdig: immers
alleen de heeren Oud, IJzerman en Dr. Vos
pleiten voor vrijhandel en zulks, terwijl de
vraag „vrijhandel of protectie" in het geheel
niet in het geding was. Wel meende de mi
nister, moest gevraagd worden of het ont
werp .schadelijk kon inwerken op den wel
stand van ons land, een vraag, die altijd ver
bonden moet worden aan een fiscaal ont
werp.
Want aldus de minister het ontwerp
is fiscaal, al heeft natuurlijk elke verhooging
een beschermenden invloed. De minister ci
teerde hier zijn voorganger Pierson, die in
1900 een verhooging van 20 pet. op het ta
rief voorstelde, in 1900, toen ons land in zijn
tarieven lang zooveel niet verschilde met die
van de andere landen als thans. De economi
sche werking van een tarief is minder af
hankelijk zei Mr. de Geer van de ab
solute hoogte van het tarief, dan van de
relatieve hoogte in vergelijking met het bui
tenland. Welnu minister Pierson dan be
toogde in 1900, dat zelfs de geringste verhoo
ging van het tarief eenige beschermenden
invloed heeft, maar dat het karakter van
een tarief, fiscaal of beschermend, uitkomt
in haar bedoeling. Een tarief doet zijn ka
rakter duidelijk kennen door de keus van de
belaste artikelen en door het percentage, dat
in overeenstemming met de behoeften van
de schatkist moet zijn, wil het tarief fiscaal
genoemd kunnen worden. Met deze overwe
ging van minister Pierson stemde minister
de Geer van harte in. Immers minister de
Geer wilde, zoo stelde hij vast, in het geheel
niet naar een andere inrichting van het ta
rief streven.
Minister de Geer betoogde dan. dat het
verschil tusschen het nu bestaande tarief en
dat volgens het ontwerp, in hoofdzaak door
het buitenland zal worden gedragen. Immers,
voornamelijk worden afgewerkte fabrikaten
belast, geen grondstoffen en vrijwel geen
half fabrikaten. Bovendien heeft aldus
minister de Geer het tarief in hoofdzaak
een waarderecht, dat door den loop der din
gen automatisch is gedaald.
Toen door vele belanghebbenden er op
werd aangedrongen, om het waarderecht
door specifieke rechten te vervangen, heeft
de bewindsman zich steeds daartegen verzet,
gelijk hij dat ook nu zal doen.
Dr. Vos had op andere belastingen gewe
zen. die het nadeel van de tariefsverhooging
zouden kunnen doen ontkomen. Dr. Vos wees
op een verhooging van de tabaksbelasting en
op een verteringsbelasting. De minister
moest echter opmerken, dat belde belastin
gen weer hare eigenaardige bezwaren heb
ben, die de minister zeer scherp gevoelt. Het
gaat zei hij met belastingen als met
perziken zoo dikwijls: van buiten zien ze er
aanminnig uit. maar van binnen zijn ze
wormstekig. Minister de Geer gelooft, dat
Dr. Vos zeif, wanneer de minister, ware deze
met die, door hem genoemde ontwerpen ge
komen. een zeer sterke oppositie daartegen
zou hebben ontketend. Nu zou men mij
aldus Mr do Geer kunnen voorhouden,
dat in 1900 de voorstanders van het „Vrije
Ruilverkeer" in de Kamer, hun voorzitter,
minister Pierson, hebben in den steek ge
laten. Ongeveer zooals in Engeland Labour
MacDonald. Maar dan wees de minister heel
sterk op het verschil tusschen den toestand
van de schatkist in 1900 en die van nu. De
financieele nood der schatkist dwingt op het
oogenblik.
De minister van Financiën gevoelt niet
veel voor het tijdelijk maken der tariefsver
hooging. Waar 't niet bekend is, hoe de we
reld er over enkele jaren zal uitzien, daar wil
de bewindsman het bedrijfsleven niet aan
nóg meer onzekerheden helpen. Wel zal de
minister het amendement-Oud. hetwelk de
werking der verhooging beperken wil, niet
aannemelijk verklaren.
Daarna werd gerepliceerd. Nieuws bracht
de repliek niet. Alleen één nieuwe figuur in
dit debat: de heer Colijn. Over hem dus nog
enkele opmerkingen.
Dr. Colijn wenschte twee vragen te stel
len. Allereerst: zal het ontwerp brengen, fi
nancieel. wat de minister er van verwacht?
Dr. Colijn stelde allereerst vast, dat de ver
hooging. die hij eenige jaren geleden aan
bracht, tot 8 pet., den invoer niet heeft doen
afnemen en de opbrengst zelfs nog iets hoo-
ger deed zijn, dan de verwachting was.
Thans mag men zeker niet vergeten, dat de
tariefmuren der andere landen al hooger zijn
geworden. En wat de geest van Genève aan
gaat, de heer Colijn zag deze door zooveel
booze geesten omgev(en, dat ze zelf daarvoor
is op de vlucht geslagen. Ook de leider der
a.-r. fractie gelooft, dat door het ontwerp de
invoer niet zal achteruitgaan en dat er fis
caal uit den maatregel zal komen, wat er
van mag verwacht worden.
In de tweede plaats vroeg Dr. Colijn of er
niet eenige verhooging van prijsniveau zou
kunnen plaats hebben, waarbij men vooral
met den huldigen tijd heeft te rekenen en
met de steeds dreigende loonsverlaging. Dr.
Colijn betoogde, dat voor onderscheidene
producten er geen stijging kdn plaats heb
ben, maar andere weer wel. Maar welke dat
zijn, is heel moeilijk te zeggen zelfs voor
Dr. Colijn.
De heer Colijn schaarde zich aan de zijde
van den heer Oud, waar deze aandrong op
een tijdelijk maken van de tariefsverhooging.
Eerder dan bij een blijvende verhooging zal
he; voor de buitenlandsche concurrentie mo
gelijk zijn haar afzetmarkt te behouden en
daardoor de prijsverhoogende tendenz te
drukken. Het zou bovendien goed zijn voor
den landbouw, die bij een blijvende verhoo-
ging slecht wegkomt.
De verdere repliek vermocht niet veel
nieuws op te leveren.
Minister de Geer stelde voor het tarief over
de geheele linie met 25 pet. te verhoogen. De
heer Oud echter poogde de rechten, die reeds
bij de wijziging van het tariefspercentage
door minister Colijn hooger waren dan het
normale tarief en ook toen boven 8 pet. wer
den gebracht er waren in ons land enkele
artikelen met eenige protectie thans in
het normale percentage te doen deelen. De
minister verklaarde zich tegen het amende
ment, omdat hij geen uitzonderingen wilde
maken voor de onderscheidene artikelen, al
leen ten bate van de schatkist een uniforme
verhooging wilde invoeren. Het amendement
viel met 52—37 stemmen.
Op denzelfden grond zal de bewindsman
zich dan wel heel sterk moeten verklaren
tegen twee andere amendementen, gisteren
verdedigd, een amendement-Lovink en een
amendement-v. d. Heuvel.
Het amendement-Lovink bedoelt het in
voerrecht op paarden en vieesch te verhoo
gen, teneinde daarmede den veeboer te hel
pen, die eendeels door verminderden vieesch -
uitvoer is gedupeerd, anderdeels door de
overstrooming van de binnenlandsche markt
met vooral Deensch vieesch benadeeld wordt.
En het amendement-v. d. Heuvel wil de bie-
tenbouwers helpen door het invoerrecht op
suiker voor den tijd van twee jaar van f2,40
tot f5.40 per 100 K.G. te verhoogen.
Toen de voorzitter vanmiddag de verga
dering sloot, waren alleen nog tegenstan
ders aan het woord geweest. Wel ook één
voorstander, de heer van Voorst tot Voorst,
maar deze deed niet veel anders, dan herha
len wat de voorstellers der amendementen
hadden betoogd.
De heeren v. d. Waerden, Ebels en Knot
tenbelt achtten beide amendementen, wijl
protectionistisch, te vallen buiten het kader
van het ontwerp. De heer Knottenbelt voeg
de daaraan nog toe, dat de amendementen
niet voldoende waren voorbereid en dat ook
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel
Wij bakken het fijnste Melk-
brood en brengen U het op tijd.
Het host maar één
dubbeltje.
Haarlem - Heemstede - Bloemendaal
de belanghebbenden niet genoegzame gele
genheid hebben gehad zich er over uit te
spreken. Bovendien wist de heer Knottenbelt,
niet, wat al gevolgen de amendementen kon
den hebben, ongeziene nadeelen dikwijls.
Dot was ook reeds onderstreept door den
heer Ebels, die betoogde, dat de bieten
bouwers niet de voordeelen zouden verkrij
gen, die de heer v. d. Heuvel er van ver
wachtte. Dr. v. d. Waerden weerde de groote
prijsverhooging, van de eerste gebruiksarti
kelen voor den arbeider. Hij wees den heer
v. d. Heuvel er op, hoezeer deze in '24 met
alle kracht, die in hem was naast den heer
Colijn ging staan, toen deze zich verzette
tegen het belasten van landbouwproducten.
Mr. Kortenhorst houdt een sub-amendement
achter de hand hij wil daarover eerst het
oordeel der regeering hooren waarvan
het gevolg zou zijn, dal de Nederlandsche
raffinadeur niet ten voordeele van hun En-
gelsche collega's benadeeld kunnen worden.
Zooals gezegd: de discussie is nog lang
niet beëindigd.
Avondvergadering. Buitenland
sche Zaken. Het verdrag met
België.
Het verdrag met België was de hoofdzaak
vanavond bij de discussie over „Buiten
landsche Zaken" welke Donderdagavond
wordt voortgezet. Was die discussie er niet
geweest, dan had dat gebeurt wel eens
meer hoofdstuk III weinig beteekenis ge
had.
De heer Snoeck Henkemans verweet 't
den heeren Bongaerts, Krijger en Vliegen,
dat zij den minister niet rustig lieten verder
onderhandelen, dat zij hem stoorden. Dat
verwijt was in het geheel niet gerechtvaar
digd, want deze heeren hebben alleen ge
sproken over wat de minister in de Eerste
Kamer had te berde gebracht. Zelf had te
berde gebracht.
Welnu de heeren Bongaerts en Krijger
waarschuwden den minister door middel
van den strekdam niet één doorloopend ka
naal te brengen van de Antwerpsche dok
ken uit naar Willemstad of Dintelsas. Zij
waarschuwden den minister daarvoor, wijl
daarvoor in het Nederlandsche volk daar
voor geen meerderheid is te vinden. Met een
beroep op 's ministers eigen memorandum
betoogden zij, dat één doorlooenna kanaal
daarmede niet in overeenstemming zou zijn.
De heer Snoeck Henkemans gaf België in
overweging niet al te zeer aan te dringen
op het dichtmaken van de opening, die aan
de Noordzijde nog zou openblijven van de
strekdam, reeds door Ir. van Konijnenburg
geprojecteerd. Overigens bepleitte de heer
Snoeck Henkemans een houding tegenover
België, die toegevend mocht genoemd wor
den, wijl beide landen, wanneer zij interna
tionaal samengaan tot beider welzijn, daar
van voordeelen kunnen genieten.
De heer Vliegen zag niet veel nadeelige be
teekenis van het maken van een kanaal tus
schen Bath en de Belgische grens.
Wanneer voorts de heer van Voorst tot
Voorts op een onderhandelingstarief
aandrong, dan liet de heer Vliegen daarvan
alle nadeelen zien. Hij hoopte voorts de
heer Vliegen dat de Ontwapeningscon
ferentie medehelpen zal het gewelddadig op
lossen van conflicten te beëindigen, in ieder
geval te verminderen. De heer Vliegen pleit
te voorts voor de erkenning de Jure van
Rusland. Mevr. Bakker—Nort voor een eigen
nationaliteit der gehuwde vrouw en de heer
van Braambeek voor betere spoorwegtarie
ven door Duitschland voor het kolenvervoer
naar Zwitserland.
Het sprekerslijstje is nog niet uitgeput.
INTIMUS
Hef werk van Albert Schweitzer in Lambarene.
Een ontmoeting met zuster Emmy v. d. Steen.
Door de vriendelijke bemiddeling van Prof.
Dr. G. C. van Walsem maakten wij een de
zer dagen kennis mei zuster Emma v. d.
Steen, die geruimen tijd gewerkt heeft in
het wereldberoemde hospitaal van Prof. Dr.
Albert Schweitzer, in Lambarene, in het
oerwoud van West Equatoriaal Afrika, drie
honderd kilometer stroomopwaarts van de
Ogowe.
Ofschoon velen reeds het een en ander
gelezen of gehoord zullen hebben van den
wonderbaarlijken mensch Schweitzer en
zijn zegenrijken arbeid in het oerwoud, waar
een vermoordend k'imaat den Europeaan
een verblijf van op zijn hoogst drie jaar
toestaat, achten wij het toch beter, alvorens
wij zuster v. d, Steen laten vertellen, in een
inleidend arikel een schets te geven van
de persoonlijkheid Schweitzer en van het
door hem verrichte werk.
De naam Lambarene heeft een bijzondere
glans gekregen door den arbeid van den
man, die er zijn levenstaak volbrengt. Prof.
A'bert Schweitzer, Theol. Med. en Phil, doc
tor uit Straatsburg in den E'zas.
In Lambarene is met een onderbreking
van 1917 tot 1924, van 1913 tot den huidigen
dag een schier bovenmenschelijke strijd
gevoerd tegen ziekte en misère en tegen de
vervaarlijke belemmeringen die het oer
woud den pionnier in den weg legt. Schweit
zer, die het pionierswerk van de medische
wetenschap in Lambarene heeft onderno
men, gedreven door een ongekende naasten
liefde en door een uiterst' veelzijdige en
diepe kennis mag inderdaad gekenschetst
worden, zooals in de voorrede zijner boe
ken geschiedt, als één diergenen, wier beeld
als een lichtend maar fantastisch ideaal op
den achtergrond van een donkere realiteit
is komen te staan. Albert Schweitzer is een
geleerde van internationale reputatie. Hij
is kunstenaar, Bachvertolker en Bachken-
ner bij uitnemendheid, hij heeft een hoogst
belangrijke uitvinding op het gebied van
modernen orgelbouw gedaan, hij is wijsgeer
geneesheer, predikant, hij is de organisator
en de practicus, die eigenhandig, met be
hulp van slechts enkelen een hospitaal
bouwde in het oerwoud van Equatoriaal
West-Afrika. Albert Schweitzer is het voor
beeld van de persoonlijkheid, die bij het le
ven reeds een soort van legendarische be
roemdheid geniet, een beroemdheid die te
merkwaardiger is, omdat de wereld haar in
dezen vorm in den regel s'echts toekent aan
filmhelden en sportkampioenen.
In „Aan den zoom van het oerwoud", „Op
nieuw naar Lambarene" en „Bouwen in het
oerwoud" heeft Schweitzer verteld van zijn
nederzetting aan de Ogowe waarvoor hij zijn
leerstoel aan de universiteit in Straatsburg,
zijn orgels en zijn literairen arbeid verliet,
om als gewoon arts de lichamelijke ellende
van de inboorlingen in de oerwouden te le
nigen. De geldmiddelen voor zijn toekomsti-
gen arbeid vond hij in de opbrengst van zijn
in drie talen verschenen boek over Bach en
van zijn orgelconcerten.
Het stroomgebied van de Ogowe behoort
tot de Fransche kolonie Gabon. De Ogowe is
een groote rivier 350 K.M. stroomopwaarts
bevaarbaar voor groote rivierbooten, daarna
slechts geschikt door stroomversnellingen,
voor kano's en kleine scheepjes. In de mid
den- en bovenloop wisselen wouden en gras
vlakten elkander af, de benedenloop bevindt
zich in water en oerwoud. De houthandel
(okoume en mahonie) is hoofdzaak voor dit
gebied.
Iets ten Zuiden van den equator ligt Lam
barene, het is er dus winter, als het in Euro
pa zomer is. De winter is droog, de zomer
nat. Het klimaat is er zeer slecht voor den
Europeaan. Meestal begint hij na een jaar
aan vermoeidheid en bloedarmoede te lijden
en na twee a drie jaar is hij voor wezenlijken
arbeid niet meer geschikt. Het land is door
de overblijfselen van 8 stammen bevolkt.
Vroeger waren deze machtig. Alcohol en sla
venhandel hebben er echter een vreeselijke
opruiming onder gehouden. Een feit is het
echter, dat de inbooringen nu waarschijnlijk
al opgegeten zouden zijn, door de oorlogs
zuchtige kannibalen, de Pahouins, als de
Europeanen hier niet hadden ingegrepen.
Lambarene nu, vormt aan de rivier, de grens
tusschen de oude stammen en de kannibalen,
Het is natuurlijk niet mogelijk om hier
veel te vertellen van wat de „Oganga"
(fetischman) Schweitzer in Lambarene
heeft verricht voor het zieke, zwakke
menschdom, lijdende aan huidziekten van
allerlei aard, schurft, malaria, dysenterie,
slaapziekte, lepra, elephantiasis, hartzieken,
etterende beenaandoeningen, krankzinnig,
luid enz- Het werk begon in een tot hospi
taal verbouwd kippenhok en de dokter werd
reeds spoedig beroemd onder de inboorlin
gen door het succes van een door hem a
l'improviste vervaardigde schurftzalf.
Vier en een half jaar werkte Prol'. Albert
Schweitzer in Lambarene. In 1917 keerde hij
noodgedwongen terug. In 1918 werd zijn wan
kel geworden gezondheid door twee operaties
hersteld en door het geven van orgelconcer
ten delgde hij de in den oorlog voor zijn
arbeid gemaakte schulden. De oorlog ver
woestte overigens ook zijn werk. Toen
Schweitzer in 1924 zijn ziekenhuis heropende
waren de groote bamboehutten, waarin de
zwarte patiënten vroeger gehuisvest waren,
ingestort. Tij-'
dens de groote uitbreiding in '25 werkten
al drie artsen en twee verpleegsters in Lam-
barene. In de naherfst van 1925, toen een
hevige hongersnood heerschte en een vree
selijke dysenterie periode uitbrak werd het
ziekenhuis naar een plek, drie kilometers
stroomopwaarts verplaatst. Enorme moei
lijkheden moesten overwonnen worden, al
vorens het woud weggekapt, de omringende
grond voor bewerking gereed, het nieuwe
ziekenhuis gebouwd was. Wij, rustig werkend
in Nederland, zullen ons moei'ijk een juiste
voorstelling kunnen maken van de werke
lijke beteekenis van de enorme hoeveelhe
den werk die de pioniers hebben moeten
verzetten, alvorens de eerste zwarte patiën
ten in het nieuwe hospitaal hun plaats kon
den innemen. Wie Schweitzer leest, wie weet
met we'ke. primitieve hulpmiddelen hij als
chirurg en als geneesheer moest arbeiden,
begrijpt echter dat het woord bovenmen-
schelijk hier geenszins overdreven kan klin
ken. Van de vreugde en de dankbaarheid
die Schweitzer en zijn helpsters en helpers
doorstraald moet hebben toen de wonderlijke
kolonie eindelijk kon verhuizen naai' een be-
huizinge. die, vergelijkenderwijze overigens
slecht, zooveel beter was. dan de oude ba
rakken in Lambarene, getuigt wat Schweit
zer zelf geschreven heeft:
,,'t Is reeds avond als ik den laatsten tocht
onderneem en de laatste pa/liënten, waar
onder de krankzinnigen, naar boven breng.
Deze laatsten houden zich zeer rustig. Men
heeft hen. verteld, dat zij in het nieuwe
ziekenhuis in cellen zullen wonen met een
houten vloer. Daardoor gelooven ze, naar
een paleis verplaatst te worden. In de cei,
die ze tot nu toe bewoonden, huisden zij op
de vochtige aarde. Den eersten avond in het
nieuwe ziekenhuis zal Ik nooit vergeten. Van
alle vuren en onder alle muskietenetten van
daan klinkt het me tegemoet: „Dit is een
goede hut dokter, een goede hui!" Voor het
eerst sinds ik in Afrika werk, zijn mijn zieken
menschwaardig gehuisvest."
29 Juli 1928 scheept Dr. Albert Schweitzer
zich weer voor Europa in. Alles is nu zoover
geregeld, dat hij het ziekenhuis eenigen tijd
aan zijn helpsters en helpers overlaten kan.
Albert Schweitzer laat een kleine georden
de wereld van weldaad In het oerwoud ach
ter. Heeft het nog zin om te vragen of het
goed is wat Schweitzer deed?
Er zijn er die gezegd hebben, dat het beter
ware wanneer de groote man die drie doc
torsbullen bezit, zijn krachten aan de weten
schap en de Europeesche cultuur had ge-
f\eilPa^ s,^aa^ no& bezien. Aan ons is
niet het oordeel over de waarde van een
heldhaftige daad. vooral niet wanneer
deze waarde niet te becijferen is. vooral niet
wanneer deze waarde, uiteengeplozen niet
onder is te brengen in die echt westerschc-
instelling die statistiek heet; tegenover het
feit trouwens, dat Albert Schweitzer het leed
verzacht heeft van honderden „door smart
geteekenden" in een gebied waar lichame
lijke smart schier nimmer wetenschappelijk
gelenigd werd, zinken alle andere argumen
ten in het niet.
En op dit punt gekomen breken wij af. om
morgen iels te vertellen van de jongste prac-
tijk uit Lamberene, de ervaringen van zus
ter Emma v. d. Steen.
L. A.
DE KOOP VAN HET PAVILJOEN TE PARIJS.
Het Corr.-Bur. verneemt nog uit Parijs,
dat de combinatie, welke het Nederlandsch
paviljoen ter Koloniale tentoonstelling heeft
gekocht, onder leiding staat van den heer
D. G. Wevers, die het 2de paviljoen op de
tentoonstelling heeft gebouwd.
FEUILLETON
Het gesprok tusschen de beide Aziaten
scheen niet erg meer te vlotten. Hocng Tsi
Lang sprak nog het meest, éénmaal hoorden
de beide Europeanen hen zacht lachen, alsof
Lang een grap vertelde.
Toen stond Tsi Lang op en ging langs hun
tafeltje heen de zaal uit. De gezant bleef al
leen. Hij scheen geheel en al in gedachten
verzonken te zijn. de amandelvormige mas-
kcroogen bleven strak gericht op don muur
tegenover hem en zoo bleef hij roerloos zit
ten tot Lang weer binnen kwam. Hij kon
hoogstens twee of drie minuten weg geweest
zijn. De beide mannen spraken fluisterend
verder. Mcnslng en Van Buren hadden tel
kens de onaangename sensatie dat er naar
hen gekeken werd en zü kregen den indruk
dat die twee daar over hen spraken.
„Wat moeten we nu doen?" vroeg de over
ste onzeker.
„Niets" antwoordde van Buren, die de si
tuatie weer begon te overzien. „Dat ze arg
waan tegen ons koesteren is duidelijk. Het
eenige wat we doen kunnen, is net te doen
alsof we Lang zijn nagereden. Ik zal een bod
doem op het porceleincn vaasje uit de Sui-dy
nastie. Als hij dan thuis komt. zal de bedien
de hem vertellen dat wij er geweest, zijn en
hem dringend te spreken vroegen, dat klopt
tenminste".
Dr. van Buren nam een correspondentic-
kaart uit zijn portefeuille en schreef haastig
een paar regels, die hij door den kellner liet
overhandigen aan het andere tafeltje. De
heer Hoeng Tsi Lang excuseerde zich duide
lijk hoorbaar bij den gezant en las het briefje
Hij schreef er met zijn vulpen enkele regels
onder en liet het den kellner terug brengen.
„Lees voor!" fluisterde de overste.
Met een klein, fraai-gestyleerd hand
schrift stond onder van Buren's briefje:
De verzamelaar Hoeng Tsi Lang acht
zich gelukkig dat hij in de heeren Dr. van
Buren en luitenant-kolonel Mensing zulke
groote bewonderaars en vrienden der Chi-
neesche kunst heeft ontmoet. Het doet hem
oprecht leed hun echter te moeten verklaren,
dat zijn verzameling niet te koop is. Wel
stelt hij gaarne zijn huis ten allen tijde voor
hun belangstellende bezoeken open."
Dr. van Buren boog in de richting van hot
tafeltje der Ohineezen, een buiging die door
Hocng Tsi Lang correct beantwoord werd.
„Verder kunnen wc niets doen" zei de let
terkundige tegen zijn vriend. „Vermoedelijk
liggen we, bij het tweetal daar voor goed uit
de gratie. Ik begrijp alleen niet hoe Hoeng
Tsi Lang en de gezant zulke goede maatjes
zijn,.
„Wel voor den drommel", mopperde de
overste. „Ik herinner mij toch héél goed dat
de gezant ons gisteravond laat nog vertelde
dat hij dien meneer Hoeng Tsi Lang in het
geheel niet kende en dat hij alléén zijn naam
had hooren noemen en nu zien we hen hier
nog geen twaalf uur later tezamen lunchen
alsof ze de grootste vrienden zijn. Ik vraag je
toch in gomoedc af hoe je dat met zijn eigen
woorden rijmen moet? Ik voor mij krijg de
overtuiging, dat die gezant een aartsleuge
naar is, or.danks zijn aristocratisch en hoffe
lijk uiterlijk."
Dr. van Buren leunde achterover: „Ja ik
moet je toestemmen dat ik het zelf óók
vreemd vind. En het ellendige er van is, dat
deze ontdekking ons geen stap dicher bij
onzen verdwenen vriend brengt. Wat kun
nen we doen? Ik heb het verduiveld onaan
gename gevoel dat we ons in een lcclijk wes
pennest gewerkt hebben, waar geen uitko
men meer aan is."
„Was het nu tóch maar een detective
roman" mopperde de overste schamper,
„daar gaat alles op rolletjes. De held van
het verhaal sluit z*n oogen, deduceert en com
bineert en doet weer een verrassende ontdek
king. Hij krijgt een schot in z'n achterhoofd
of zoo en er gaat een nieuw lichtje op in de
duisternis."
„Dat komt omdat zoo'n detective niet
denkt, maar de auteur het al voor 'm heeft
opgelost", lachte van Buren zuur-zoet.
„Tja", zuchtte de overste. „Wij hebben
geen auteurs die de zaak al van te voren voor
ons hebben opgelost en aan wie we om raad
vragen kunnen. En als ze er waren, zouden
zo misschien evenmin een gat zien als wij.
Verdraaid, van Buren, ik snap er geen draad
meer van. ik voel me alleen maar héél erg
onzeker en onplezierig, met het vage gevoel
dat we, bij al onze goede voornemens en
spontane daden, dien armen Frans meer
achteruit dan vooruit geholpen hebben".
„Kom. kom" zei van Buren bemoedigend.
„Niet al te somber, amice. Wie weet of we den
Haagschcn commissaris van politie toch niet
een héél belangrijk spoor in handen kun-
nén geven. Dit feit staat voor ons toch altijd
nog onomstootelijk vast dat Frans is opge
licht door Hoeng Tsi Lang en in diens auto
naar een ons onbekende plaats is vervoerd,
maar -vermoedelijk naar diens huis. Ik geloof
dat we gaan moesten en onzen trein opzoe
kenMaar wacht, pas op, daar komen on
ze vrienden aan!"
De belde Chineezen waren opgestaan; de
kellner kwam met de jassen aangehold uit
de garderobe en hielp beide heeren in hun
pels. Naar zijn buiging te oordeelen, scheen
Hoeng Tsi Lang niet zuinig te zijn op een
fooi.
De vier heeren groetten elkaar toen de
Aziaten passeerden. Even later waren Van
Buren en Mensing alleen in de eetzaal ach
ter gebleven.
„Afrekenen" riep de overste.
„Wat nu?" vroeg de taalgeleerde, die den
bediende een wenk gaf om hun goed te ha
len. „Moeten wij hen volgen?"
„Laten we liever dadelijk naar Den Haag
gaan en de politie waarschuwen" begon
Mensing, die den kellner betaalde. „Eerlijk
gezegd: ik heb m'n bekomst van dat detec
tive tje-spelen. Het lijkt me beter dat
Hij zweeg plotseling.
In de deur naar de Hall was een kleine ge
daante verschenen in een eenvoudig chauf
feursuniform.
„Tiën Lung" fluisterde Dr. van Buren.
De Chineesche chauffeur naderde hen, de
pet in de hand en maakte een correcte bui
ging.
„Dr. van Buren?" vroeg hij aan den oud
hoofdofficier.
„Dat ben ik" zei Van Buren.
„Pardon" boog de chauffeur. „Dr. van Bu
ren, mijn meester heeft mij gevraagd u te
zeggen, dat hij u gaarne over een zeer drin
gende kwestie zou willen spreken. Hij ver
zoekt u mij te willen volgen, déze plaats was
voor een onderhoud als dit minder geschikt.
Mag ik u voorgaan?"
De beide heeren weken elkaar een oogen
blik aan.
„Wij zullen dadelijk bij u zijn in de hall"
zei de overste snel. „Wacht u daar op ons".
„De heeren kunnen gerust even met elkaar
spreken" zei de chauffeur met een bedwon
gen glimlach. „Maar ik wil u er nog even op
attent maken, dat het onderhoud ook geheel
in den geest zou zijn van den vriend van mijn
meester, die van morgen van uw komst hoor
de en u dringend verzoeken laat hem op te
zoeken."
„Wien bedoel je?" vroeg Mensing verbou
wereerd.
„Den gezant?" aarzelde Van Buren.
„Neenniet Zijn Excellentie Wang
Koeang Kei".
„Maar wien dan?" drongen beide mannen
aan.
De chauffeur keek even om zich heen of
niemand hem hooren kon. boog zich toen snel
voorovzr en zei fluisterend: „Ik meen Mr.
Veraart. De politie zoekt hem. niemand mag
nog weten waar hij zit. Tenminste voorloo-
pig niet."
„Wat weet u daarvan?" vroeg Mensing
kortaf. „Waar is Mr. Veraart op het oogen
blik? Waar woont hij? En wat heeft hij met
je meester te maken?"
„Dat mag ik u niet zeggen, maar mijn mees
ter wil het u juist vertellen en verzoekt u mij
te volgen naar Mr. Veraart. Bespreekt u dit
even samen. Ik zal op u wachten."
De Chinees trok zich terug in de hall. Maar
h- bleef zóó staan, dat hij de beide mannen
niet uit het oog verloor.
„Wat te doen?" vroeg Mensing.
„Laten we beginnen met mee te gaan en te
zien waar hij ons brengt
„Dat is een gevaarlijk spelletje, amice,
maar in ieder geval: ik ben blij dat ik m'n
revolver heb meegenomen. Er zit niets anders
op. Dezen kerel in handen spelen van de po
litie zou ons geen stap verder brengen, want
die Chineezen zijn even potdicht ais de her
metisch gesoldeerde theebussen uit liet He-
melscho rijk. Daar lekt nooit iets uit. Neen. ik
ben het in principe met Je eens: laten we
meegaan."
..Prachtig" zei Mensing. „Maar één ding,
m'n waarde: we gaan nergens naar binnen
geen donkere sloppen of stegen in, alléén
begaanbare wegen. En alles te voet. Geen
auto! En hij loopt een meter of 10 voor ons
uit."
„Enorm" juichte de overste. „Ik begin er
plezier in te krijgen. Ik geloof er we! geen
steek van en neem ook niet zonder meer aan,
dat dit alles op verzoek van Frans gebeurt,
maar we kunnen hem rustig door Amsterdam
volgen, knappe kerels die óns midden in de
Amstelstad een kopje kleiner maken willen.
Neen, daar heb ik m'n vriendje voor bij mc in
m'n overjas."
Ze wenkten den chauffeur.
„Goed, we gaar. mee" legde Mensing zake
lijk uit. „Maar jij loopt steeds een meter of
10 votr ons uit, begrepen? Wij volgen wel.
Voorwaarts marsch!"
tWordt vervolgd.)