LETTEREN
het boek van dezen tijd.
EN KUNST
KANTTEEKENINCEN
ontvangen boeken.
kunsthandel
L. F. MEEKER
etsen en plaatwerken
portretlijsten
kunstvoorwerpen
perzische tapijten
nieuwe boeken.
lectuur voor onze jeugd
haarlem's dagblad
moderne journalistiek van de
beste soort.
G. S. Viereck „Schlagschatten"
26 Schicksaljrageii an Grossen
dieser Zeit.
De journalist G. S. Viereck is groote fi
guren van dezen tijd gaan ondervragen over
het lot en de toekomst van de wereld. Een
pelgrimstocht naar het hart van de wester
se wereld. Of zoo ge wilt de tocht van een
Poolreiziger, evenals hij bezield met het ver
langen nieuwe werelden te ontdekken, be
ieten van een onrust om het onbekende te
fcennen. uit het heden een wankele stap in
de toekomst te doen. Zijn boek is uit deze
onrust ontstaan, ze trilt door in ieder inter
view, Zij is het tenslotte, die het tot een
boek van dezen tijd stempelt zooals we er
weinige bezitten. Want enkel het feit, dat zij
die in dezen tijd leven hier het woord voe
ren, is daartoe niet voldoende. De spanning
tusschen de persoonlijkheid van den schrij
ver en de tijd waarin hij leeft, die hem
deed zwerven van den een naar den ander
op zoek naar een leidende gedachte, naar
een kiem van de toekomst, een juist omlijnen
van het heden, naar iets groot en essentieel
genoeg om zich boven de verwarring en be
nepenheid van dezen tijd te verheffen, deed
hem steeds weer in leder leven, in iedere
idee die hij ontmoette, datgene grijpen, wat
even over de grens van het heden voorbij
schoot, een flits even, een visioenaire toe
komstmogelijkheid.
Alleen deze innerlijke spanning als aan
leiding tot een drijfkracht van dit werk heeft
het bijna onoverkomelijke nadeel van een
serie interviews ten opzichte van een roman:
gemis aan tragiek, aan eenheid kunnen
overwinnen.
Er zijn onder de 26 menschen bij wie hij
een antwoord op dezen tijd, althans een be
grijpen van de problemen, zocht, politieke
j leiders: Mussolini, MacDonald, Briand,
Schacht, geroepen om de vragen van den
dag tot een oplossing te brengenof er
nachteloos tegenover te staan. Er zijn onder:
Joffre, Foch, Ludendorff, Hindenburg, de
leidende figuren van den wereldoorlog
of „pionnen in het schaakspel van den tijd".
We vinden Henri Barbusse, wiens zuiver
marxistisch-socialistische visie ons eenigs-
zins verouderd, en niet typisch voor het
hedendaagsche socialisme, voorkomt. Er is
onder hen de bedrijfsleider Henry Ford. die
zich gaarne aan metaphysische bespiegelin
gen overgeeft: er zijn kunstenaars: de mysti-
sche Hauptmann, de paradoxale Shaw, de
onlangs overleden denker-dramaturg
Schnitzler en anderen, die ieder op eigen
wijze een oplossing zoeken voor de tijds
problemen. Er is Einstein, die in een tijd
waarin alles relatief werd, alle waarden in
hun absoluutheid werden aangetast, de
wetenschap zijn relativiteitstheorie bracht,
die hij echter het recht weigert zijn levens
beschouwing te beïnvloeden. Merkwaardige
tegenspraak; hij leverde hun die absolute
maatstaven ontkennen, en de veranderlijk
heid der waarden verdedigen, de kraohtigste
wetenschappelijke bewijsgronden voor. hun
ideeën, maar hijzelf wijst elke toepassing
van zijn theorie op de philosophie af. Angst
voor de konsekwentie van een menschen-
leven, dat de steun van het geloof in abso
lute waarden, in een enkele absolute waarde,
moet verliezen?
Al deze interviews zijn stuk voor stuk de
moeite .van het lezen meer dan waard. Iets
van de essentie van de persoon is er In
blijven hangen, ze hebben een soort spiege
lende werking; door de rake wijze waarop de
schrijver zijn vragen formuleerde zijn ze
een beeld van het streven en stroomen van
dezen tijd. Twee vragen duiken steeds weer
tusschen de andere op, twee centrale kwes
ties; welke conclusies hebt ge uit den wereld
oorlog getrokken wat denkt ge van Ame
rika, soms, wat denkt ge van Rusland. Ver
leden en toekomst, misschien. De ooster-
sche volken vinden in deze Interviews geen
vertegenwoordiger, aan een mogelijke ooster-
sche invloed op de ontwikkeling van het
westen is hier blijkbaar en helaas niet
gedacht. Zoo hier al van terrein-beperking
sprake is, worden we daarmee door de diepte
der boringen in het meer beperkt terrzin
verzoend.
Speciaal de groep Hirschfeld, Voronoff,
Steinach en Freud de sexueele groep
is onvergelijkelijk knap.
Zeker er zijn onder de politieke Interviews
zeer, zeer interessante; de zeven indrukken
van Mussolini behooren tot de beste van
het boek. de geborneerdheid van Ludendorff
met zijn haat aan alle bovennationale mach
ten (Volkenbond. Socialisme. Moskou, Rome.
de Internationale geldmarkt) en zijn naive i
verklaring niets tegen militarisme, maar wel
tegen Fransch imperalisme te hebben
(Duitschland wenscht zich immers ook ko
loniën). de deemoedige levenswijsheid van
maarschalk Foch (,Jn zijn laatste stadium
werd de oorlog een strategische kwestie.
Strategie was het voornaamste werk van
mijn leven. Toen kon mijn land zich van
mij bedienen".) het heeft alles evenals het
levendige slagvaardige „duel" met Emil Lud-
wig zijn eigen bijzondere waarde. Maar niet
temin blijft het hoogtepunt liggen in de
interviews met de bovenbedoelde groep. Zij
allen raken onmiddelijk aan het probleem
zelf: de mensch. Zij pogen in te grijnen in
het menschelyk voortbestaan zelf en de ver
anderingen, die zij misschien teweeg zullen
brengen, ontspruiten meteen aan verande
ringen in het menschelijk leven, niet aan
veranderde politieke of economische om
standigheden. Dr. Hirschfeld baseert zijn
practisch werk. huwelijksvoorlichting enz.
op het resultaat van zijn wetenschappelijk
onderzoek de verscheidenheid van sexueelen
aanleg, niet alleen uitgesproken mannelijk
noch alleen uitgesproken vrouwelijke typen,
maar oneindig veel variaties. Einstein op
sexueel gebied. Met deze verscheidenheid in
aanleg bepleit hij voor de toekomst een be
nutten hiervan tot harmonische ontwikkel
der individuen in plaats van een koude ni
velleering. Voronoff en Steinach werken
ieder op eigen wijze aan de verjonging van
het menschenlichaam, niet zoozeer om in
lengte als wel in kwaliteit te winnen. Hun
beider wetenschap staat nog maar aan het
begin maar opent wijde perspectieven. Maar
zoo ze slagen blijft nog waar het woord van
Freud over Steinach: ..Hij kan het leven
•makelijker te leven maken, maar niet meer
waard geleefd te worden".
En tenslotte Freud zelf. ..de columbus van
h«( onbewuste". Niemand is misschien nader
gekomen aan de onthulling van het geheim;-
mensch. en iets van dit mysterie zweeft over
fiet gesprek in dit boek weergegeven.
Freud heeft, in de laatste jaren zelf naast
vrijdag 27 november 1931
de liefde aan den dood een belangrijke be-
teekenis toegekend. Zij samen beheerschen
het leven. De levenswensch is echter bij een
normaal mensch sterk genoeg, om den dood
te overwinnen, hoewel deze tenslotte sterker
is. Misschien is het eens mogelijk den dood
te overwinnen en heeft Shaw gelijk, dat we
enkel sterven omdat we sterven willen
De economische toestand geeft vooralsnog
geen reden dit te wenschenTot besluit
van de opmerkingen over een van de inte
ressantste boeken van dezen tijd dat voor
zoover ik weet nog geen Hollandscne ver
taling kent wil ik u de laatste zin citeeren
van het interview met Freud, die tevens de
stylistische capaciteiten van de schrijver ver
raadt: Gleich Odipus hat Freud zu tief in
die Augen der Sphinx gesehen. Das Untier
stellt jedem Wanderer seine Fragc. Den
Menschen, der nicht die Antwort weisz, den
packt sie unerbittlich und schleudert ihn
gegen die Felsen. Aber vielleicht ist sie
milder gegen jene, die sie totet, als gegen
die, die ihr Ratsel erraten".
Vr. S.
bij
„Venetiaansch Avontuur" door Jan
Fabricius. „Galatca en Hans Bril''
door Jan Walch „De Honderddui
zend" door C. de Dood.
Waar haalt de man het vandaan? Dat is
de grondtoon van de verbazing eens arge-
loozen lezers, die maar niet zoo gemakkelijk
begrijpen kan, hoe een boek geschreven
wordt, hoe een schrijver zijn stof vindt,
misschien ook wel waarom het boek geschre
ven werd. Nu is dit laatste ook voor men
schen, die beroepshalve en critlsch veel boe
ken door te werken krijgen! veelal een vraag
zonder antwoord. Als de lezer die louter voor
zijn plezier leest, die laatste vraag gaat stel
len, is hij al een goed deel van zijn argeloos
heid kwijt en op weg veeleischend te worden.
Want het zal moeilijk vallen de „noodzake
lijkheid" van negentig procent der kunst
productie staande te houden. Veel gemak
kelijker is het „hoe?" van een kunstwerk te
benaderen omdat ieders persoonlijk ervaren
daarvan, tot een oordeel voert. Oordeel, dat
dan per slot een quaestie is van preferentie,
critisch niet gefundeerd, maar desalniette
min fel en onherroepelijk.
Nemen wij als voorbeeld de soort fanta
sie die in actie kwam bij drie verschillende
Nederlandsche auteurs, en in kortelings ver
schenen boeken. Voor ons liggen op het
oogenblik „Venetiaansch avontuur" van
Johan Fabricius; „Galatea en Hans Bril"
van Jan Walch en „De Honderdduizend" van
C. de Dood. Laten wij beginnen met te zeg
gen dat alle drie deze boeken zeer verdien
stelijke prestaties zijn, alle drie deze auteurs
tot op zekere hoogte erkende litteraire ar-
tisten. Doch daar houdt de overeenkomst op.
Als de argelooze vraagt: „hoe halen die
schrijvers dat toch alles zoo bij elkaar?" dan
zal de critische lezer hem er op kunnen wij
zen dat er al in dit simpele stapeltje, van
drie soorten fantasie sprake kan zijn.
De rijkste, de gemakkelijkst vloeiende, de
minst geforceerde bezit blijkbaar de jonge
Fabricius. Het zit hem allicht in het bloed
Levendig verteller, als zijn vader, is ook deze
Fabricius. Doch waar gene in zijn tooneel-
stukken, bijna altijd zelfdoorleefde episoden
dramatiseert, eigen levensherinneringen met
dramatisch-bruikbare versiering omkleedt en
zóó tot het kunstwerk komt. is er bij Johan.
den zoon, blijkbaar een dadelijk werkende
bron van fantastisch verdichtsel aanwezig,
waarmee hij tot de creatie van zijn verhaal
geraakt. Hij laat een Weenschen kantoor
heer den droom zijns levens verwezenlijken:
een paar maanden als „heer" in de weelde
van Venetië en haar mondaine bevolking
van gefortuneerd toeristendom rond te kuie
ren. op zoek naar het avontuur dat den kan
toorheer van zijn kantoor ontdoen en de
heerlijkheid duurzaam maken kan. Johan
Fabricius' bereisdheid komt hem ook hier te
stade, maar zou niets zijn als hij niet de
onschatbare gave der fantasie had. waar hij
mee spelen kan en schijnbaar zonder moeite
een verhaal uit brouwen, dat van begin tot
•eind vlot verloopt niet alleen, maar geheel
onopzettelijk doorregen is met een gezonden
humor, die scherp deed waarnemen eerst, om
daarna, onder het schrijven door, weer
gansch natuurlijk te herleven. Het is een
frisch boek, dit Venetiaansch avontuur, en
onder de Hollandsche vertellers neemt Jöhan
Fabricius thans wel een bijzondere plaats in.
Wij hebben in deze rubriek wel al eens
meer werk van Dr. Jan Walch besproken.
Kennen hem dus als den beminnelijken eru-
dit, die geestig zijn kan en wiens geestigheid
dan var» een getemperd sarcasme niet vrij is.
In Galatea en Hans Bril komen prachtige
passages voor. van leuke en rake spot met
onze hebbelijkheden, van een onschuldige
satjre op sommige maatschappelijke instel
lingen. maar Walch's fantasie in dit bock is
veel minder vrij dan die van Fabricius; ze
heeft nog iets van studeerkamerlucht aan
zich. Ook wordt het zoo fantastisch begon
nen verhaal niet overal op eenzelfde niveau
doorgevoerd. Walch is misschien veel geesti
ger dan Fabricius, maar de fantasie van den
laatste is natuurlijker en jonger.
Wat nu de fan tas i$ van den heer C. de
Dood aangaat die de lotgevallen verhaalt
van den kleinen Koel. een bejaard kellner-
t-je dat de honderdduizend trekt, daardoor in
allerhande psychische en maatschappelijke
perikelen verstrikt raakt deze fantasie
heeft noch met die van Walch, noch met die
van Fabricius iets te maken. De kleine
Koel wordt hier de spreektrompet van een
deel van 's heeren De Dood's levensfilosophie
en deze laatste is niet van gisteren. Voor
zoover ze iets met litteratuur uitstaande
heeft, woiat ze toegelicht in een inleiding
van den uitgever, die verklaart: „Voor C. de
Dood betetkent litteratuur strijd, strijd
tegen sociale misstanden, strijd tegen maat
schappelijke vooroordeelen en strijd tegen
alle dwaasheid van conventie en mode".
Nog afgezien van het feit, dat men mcc-
nen kan dat litteratuur in de eerste plaats
litteratuur moet zijn en dan misschien ais
bijkomstigheid strijdschrift wezen kan
schijnt het toch niet onwaarschijnlijk dat
De Dood met den kleinen Koel tegen wind
molens vecht. De fantasie van dezen auteur
is noch die van het natuurtalent Fabricius,
noch die van den érudit Walch. Hij vliegt
niet hoog en vörgenoegt zich met een soort
gijn die diepzinniger dingen wil bevatten
dan ze bevatten kan. Dit lijkt ons een fan
tasie van een verwarde soort. Wat te meer
jammer is omdat in verschillende brokstuk
ken een heuschc schrijver om den hoek
kijkt van wien wij gaarne nog eens iets an
ders zullen bestudeeren.
Onder de yele vertalingen, door de
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel
wacenwec 102 - telefoon 14011
UITGEBREIDE COLLECTIE
SPECIALITEIT IN ALLE SOORTEN
Utrechlsche uitgevers W. de Haan In het
licht gebracht en die wij niet altijd uitvoerig
bespreken kunnen, verdienen cr toch een
tweetal bijzondere aandacht. Het boek Hiob
van den Duitscher Joseph Roth is in een uit
stekend Nederlandsch overgebracht door
Jeannette WinkNijhuis. De prachtig-sober
vertelde geschiedenis van een Russische Jo
denfamilie. die naar Amerika trekt, met als
hoofdfiguur die van Mendel, den vader en
diens vereenzaming door zijn levenslot, zal
niet nalaten ook de lezers dezer vertaling te
boeien. Heel wat luchtiger, doch in haar
soort zeer goede lectuur is ook de vertaling
van Wilhelm Speyer's roman van een man
nequin: „ik ga uit en jij blijft thuis'' een
verhaal vol onverwachtheden zooals alleen
de moderne opvattingen van het leven in
een groote wereldstad die waarschijnlijk
kunnen maken.
23 Nov. '31.
J. H. DE BOIS
Wij ontvingen nog:
G. Ellerbroek „Harten" Hollandia Drukke
rij, Baarn. 167 pag.
S. van Praag. „Oostersche vrouwen" Ne-
derl. Keurboekerij A'dam. 219 pag.
Maurice Hindus. „Ontredderde Wereld".
Querido's Uitg. Mij. 266 pag.
Hugo Penning. ..Kringloop". Van Holke-
ma en Warendorfs U. M. 252 pag.
A. Delachaux. „De duivel der Morbihan"
A. W. Sijthoff's U. M. 185 pag.
H. W. Sandberg „Schaduw", Querido's U.M.
52 pag.
Gerard Walschap „Eric". Nijgh en van Dit-
mar's Uitg. Mij. 102 pag.
Nanda Sandbergen „Van binnen uit", Que-
rido. 84 pag.
T. Jager Meursing „Het Schoone leven",
Hollandia Drukkerij, 152 pag.
C. en M. SchartenAntink „Het wonder
der Liefde". Wereldbibliotheek 264 pag.
Anthony Donker. Goethe's Faust, opnieuw
vertaald. Van Lochem Slaterus, Arnhem.
182 pag.
Willy Corsari „De zonden van Laurian Os-
tar". Leopold's U. M. 300 pag.
Hendrik van Loon. ..Het Leven en de tijd
van Rembrandt van Rijn" Sijthoff. 777 pag.
Hendrik de Vries „Spaansche Volksliede
ren" (Gedichten). Hijman, Stenfert Kroese
en Van der Zande, Arnhem.
twee nagelaten jongensboeken
van
JOH. H. BEEN en C. JOH. KIEVIET.
Joh. H. Been. Het Kind vg^i
Voorne.
C. Joh. Kieviet. Avonturen van
Dik Trom. (Uitg. Gebr. Kluitman
Alkmaar).
Het Kind van Voorne geeft een aardig, le
vendig beeld van den tijd van Florls V en
het heeft onverzwakt de goede eigenschap
pen. waardoor de boeken van dezen tot zijn
laatste levensdagen toe Jong gebleven auteur
zich onderscheiden. Het heengaan van Joh.
Been wij hebben het weer gevoeld bij de
lezing van dit nagelaten verhaal betee-
kent een groot verlies voor de jeugd en voor
het oude Den Briel.
Ook C. Joh. Kieviet is tot het laatst toe
jong gebleven. Zooals hij begon, zoo is hU
geëindigd. Dik Trom, de in hee! Holland be
kende. gezellige dikke Jongen, die de hoofd
persoon was van zijn eerste boek, is het ook
in zijn laatste werk en hij is nog onveran
derd dezelfde. Nog eenmaal heeft Kieviet Dik
met zijn onafscheidenlijke vrienden Piet van
Dril en Jan Vos naar voren gebracht, nog
eenmaal komen de veldwachter Fllpsen. de
„vrek", de ..heks", vader en moeder Trom en
alle andere bekende dorpsgenooten op de
proppen en zij vertoonen allen dezelfde trek
ken als toen zij voor het eerst op het. wereld
tooneel verschenen. Bruin Boon haalt ln dit
laatste boek nog even geniepige, gluiperige
streken uit als hij reeds deed, toen de opa's
van tegenwoordig nog in de korte broek lie
pen en Dik is nog altijd dezelfde ronde kwa
jongen met het nobele hart als toen hij voor
het eerst in de wereld kwam.
Ook nieuwe personen zelfs een Fransch
sprekende kapper blijken in het dorp te zijn
gekomen, maar aan Dik Trom verandert dit
niets. Nog eenmaal maar nu voor het
laatst heeft vader Trom gezegd, dat Dik
,fc'n bijzondere jongen is ja, dat is ie!"
nog eenmaal ook voor het laatst bijt
Dik den veldwachter Flipser. In zijn been en
zullen alle kinderen hem daarin gelijk ge
ven, voor het laatst jaagt Dik de vrek met
zijn geestverschijningen de stuipen op het
lijf en dan velt het doek en heeft hij afscheid
genomen, voor goed. Maar Dik Trom zal blij
ven voortleven bij de komende jeugd en bij
allen, die eens jong zijn geweest.
Voor het laatst, heeft ook Joh. Braakensiek
den gezeliigen dikzak met zijn bol rond ge
zicht en zijn pet met de klep naar achteren,
zooals heel Nederland hem kent, geteekend
en het zal hem waarschijnlijk moeite hebben
gekost zijn vroolijken makker voor altijd
vaarwel te moeten zeggen.
Kieviet en Dik ztfn elkaar tot het eind toe
trouw gebleven. Met deze laatste avonturen
van Dik Trom heeft Kieviet zijn levenswerk
afgesloten. Hij heeft er duizende en duizen-
de kinderen vreugde mee bereid. Hoe weini
gen kunnen dat bij het groote afscheid hem
nazeggen?
J. B. SCHUIL.
De Blauwe Smaragd, door Luc. Willink.
Uitg. Andries Blitz, Amsterdam.
Luc. Willink is een uitzondering. Een Ne
derlandsch auteur, die een luchthartige ro
man schrijft. Ook nog om een andere re
den, namelijk dat hij dien roman zelf heeft
geïllustreerd. De Blauwe Smaragd is een zeer
avontuurlijk verhaal van een niet bepaald
slimmen jongen man, die voor de Nederland
sche regeering een brief en een blauwen sma
ragd naar Spanje moet brengen. Fen wat on
waarschijnlijke regeeTlngsopdracht, maar
wat doet het er toe. Dc jonge man beleeft
tal van avonturen en Luc Willink beschrijft
deze vlot en gezellig. Geen boek met zwaar
wichtige literaire aspiraties, maar mogen wij
het juist daarom in dezen tijd van zwaren
ernst niet aanbevelen als een welkome ont
spanning?
Raadselen der Gobi door Sven Hedin. Uitg.
N.V. Uitg. Mij. „Elsevier" Amsterdam.
bovendien ls het diunaai een vrouw ine <cr-
telt, en die goed vertelt ook. De schrijfster
ls chauffcuse geweest tUdens den oorlog. Zij
heeft in Frankrijk gewonden weggehaald en
vertelt daarvan, sober en daarom temeer ge
loofwaardig. ZU heeft het niet kunnen uit
houden, zoo vreeselUk was hot. En men kan
haar dit vergeven, als men haar ervaringen
leest. Weer een ja weer een, dat gU moet
lezen.
De vertaling ls goed en van Yge Foppema.
Vier knappe negerinnen door K. llernekin
Baptist. Uitg. N.V. Em. Querido's Uitgevers
Mij. Amsterdam.
Een vreemd ongewoon boek. dlchterlUk on
rauw tevens. Het is gebaseerd op een hLsto-
risch gegeven uit den tUd. toen de Portugee-
zen hun ontdekkingsreizen ondernamen en
hun schepen met een ruwe bemanning han
del dreven in vreemde gewesten, in dit geval
de westkust van Afrika. Men moet zich. al
lezende, stooten aan veel. dat in dit boek be
schreven wordt en anderzijds het talent van
den schrUver erkennen. De vertaling, die
niet gemakkelUk moet geweest zUn. was bU
den heer E. Straat in kundige handen.
BU de firma W. J. Thleme en Co. te Zut-
phen is verschenen; „Dc bouwers van Israel,
profeten en Godsmannendoor M. Ehren-
prels. uit het Zweedsch vertaald door J.
Hcnzel.
De N.V. MU- tot Verspreiding van goede
en goedkoopc lectuur heeft het licht doen
zien „Onze woning en haar inrichting", door
Corn, van der Sluys. binnenhuis-architect.
Het werkje is rijk geïllustreerd. De schrU
ver behandelt o.m. bouw en indeeling van
het huls. weefsels, meubels, verlichting en
verwarming, stUl en ornament.
BU de Uitgevers MU- Van Loghum Slaterus'
Uitgevers Mij. N.V. te Arnhem is in twee
kloeke, met 63 afbeeldingen, portretten
(waarbU vele orlglneele) en facsimile's ver
luchte deelen verschenen: „Goethc; de ge
schiedenis van een mensch". door Emil Lud-
wig in de geautoriseerde vertaling van Made-
lein Böhtllngk.
„Wat iedere effectenbezitter met betrek
king tot de huidige wereldcrisis behoort te
weten" ls de titel van een door J. Menries
Da Costa (met medewerking van Th. P. van
der Steen) geschreven en by de N.V. Druk-
kerU en UitgevcrU J II. de Bussy te Amster
dam uitgegeven werkje.
BU W. J. Thiemc en Co te Zutphen heeft
het licht gezien: „De Wereld door", door
W. A. J. WUdeveld. hoofd eener school te
Hengelo (Ov.). Bij deze aardrUkskunde-lessen
oveer „de werelddeelen" is speciaal gelet op
de eischen van de vlsueele aardrijkskunde.
Het beek is bUzonder actueel en interes
sant en zal zeker in hooge mate de belang
stelling der leerlingen wekken.
H. D. TJeenk Willink en Zoo'n Uitgevers
Mij. te Haarlem geeft uit „Op bezoek bU
mensch en dier", door de Haagsche twee
lingzusters Péronnc en Constance Arntzc-
nius. Het fraai geïllustreerde boek geeft de
verslagen van kampeerreizen door de Vereen.
Staten en ls voorzien van een Inleiding door
den heer J. J. Rambonet. lid van den Raad
van State en oud-minister van marine. Een
zeer belangwekkend en sober geschreven
boek.
Bij dc N.V. UitgevcrU P. D. Bolle te Rot
terdam verschenen twee „Spelenboekjcs" van
Dr. E. Lasker n.l. ..Schaken" en ..Bridgen";
onderscheidenlUk bewerkt door Mr. G. C. A.
Oskam en S. London.
Benjaminnetje en haar poppen,
door Stella Mare.
v. Hoikema Warendorfs
Uitgevers MaatschappU-
Hoe Dop zich verloofde
door WUnanda den Duik.
Wildbrassen
door F. W. Arends.
beide uitgegeven door P. D.
Bolle, Rotterdam.
Benjaminnetje en haar poppen Ls oen
aardig poppenverhaal voor onze kleine meis
jes. De stijl is wel eens wat te moeilijk, zoo
dat 't mij geschikter lijkt om te vertellen. Do
fantasie is heel sterk, zoodat onze kleuters
wel eens heftig zullen beweren, dat een pop
niet kan hoesten, niet kan snikken, niet oen
ander aan de mouw kan trekken. F.nz. enz.
Kinderen zUn vaak onze beste critici. Mis
schien zullen ze ook wel eens vragen, waar
om Benjaminnetje nooit eens met andere
kinderen speelt? En waarom die Juf zich
alleen met haar bemoeit, als ze iets doet,
wat ze niet mag. De plaatjes van Freddie
Langeler zijn zoo snoezig, dat men daarom
reeds dit boek zou willen bezitten. Jammer
dat ze bU een der laatste plaatjes vergat cc
kinderen klompjes aan te trekken, daar in
de tekst staat:
Zeven kleine hummeltjes.
Zeven dikke pummcltjes.
Dansen op hun klompjes rond. enz.
't Slot van 't verhaal met de Sint-Nico-
laasverwachtingen Ls wel 't allerbeste ge
schetst. Verder ook: haar eerste schooldag.
Dc kleine lezeresjes zullen nu zeker naar het
vervolg gaan verlangen: Benjnmlnnecjc op
school.
Hoe Dop zich verloofde. Op 't eerste titel
blad staat leeftUd 16—18 Jaar. Deze leeftijd
lijkt mU. waar sprake is over een verloving,
wel wat jong. 18—20 jaar was beter geweest,
't Is een soort dagboek, 't Heeft de voordeden
van het schrijven in den ik-vorm. maar ook
de nadeden. De stijl Ls kondig, maar 't
spreekt van zelf, dat alle gebeurtenLssen
we', heel subjectief beschouwd worden. Die
Dop. de heldin van ons verhaal, leeft als een
zieltje zonder zorg. Op school hangt ze de
grapjas uit, In de zomervacantle, wanneer
de familie in den Harz vertoeft, vermaakt ze
zich met Jan en alleman, vooral met Willem
Jacob van Bommel. Dat alles en nog veel
meer wordt wel heel geestig verteld, maar je
vraagt je toch af. of er werkelijk behoefte
was aan dergelijke lectuur? Dc boeken van
Cissy van Marxveldt zUn nog vee! en veel
geestiger. Dit soort amusementslectuur ver
veelt onze kwieke meLsJes toch gauw. Aan
't slot van het verhaal komt .Amor om een
hoekje kUken Bob is de geliefde. Op de
laatste bladrijde lezen we, dat hU haar ln zUn
armen sluit, dat zij zich nog dieper in zijn
armen nestelt en nog meer van die fondant-
achtlgheid .Last not least, ze krijgen elkaar.
Dat zal voor onze bakvischjes het knaleffect
zUn. Hoe Dop zich verloofde is niet slecht
geschreven, maar veel goeds heb ik er even
min in gevonden. De illustraties van Netty
Heyligers gaan ver boven den tekst uit.
W. B. Z,
De Trompetter van Krakau, het boek. dat
ik verleden week besprak, is vertaald door
A. B. van iTenhoven een bekend schrijver
voor de jeugd. De heer Van Tienhoven is ge
storven vóór de verschUning van dit, zUn
laatste door hem bewerkte verhaal.
Op mijn schrijftafel liggen thans twee boe
ken Het Kind van Voorne en Avonturen
van Dik Trom waarvan Joh. H. Been en
C. Joh. Kieviet misschien wel de meest
populaire schrUvers voor de jeugd voor
altijd afscheid van hun jonge lezers hebben
genomen. Het is wel een wonderlijke speling
van het lot, dat deze drie bekende jeugd-
schrUvers zoo spoedig na elkander heen
moesten gaan.
Toen ik verleden jaar op een zon ai gen Juli
dag het feest van het 600-jarlg bestaan van
Den Briel meemaakte, was wel het meest
treffend moment de huldiging van Joh. Been
door de Briellenaren. Nog eenmaal was Been
de ziel van een Brielsch feest geweest. Van
hem was Het Kind van Voorne, het open
luchtspel. dat frisch en levendig een episode
weergaf uit het leven van Jonker Gerard,
den vorst, die later den Briel stadsrechten
zou verleenen. De oude archivaris was op don
dag van het feest reeds onge'neeselUk ziek.
maar de edelen en poorters uit de middel
eeuwen trokken in een langen stoet naar zijn
woning om den meest Brielschen Bricllcnaar
hun dank te brengen. In dien huldigenden
stoet was iet ssymbolisch. Liggend op zUn
ziekbed, dat men voor het raam had gescho
ven, nam de oude heer Been den krans in
ontvangst, dien de heer Van Voorne hem
overhandigde en het was roerend te zien, hoe
hU met een gelukkigen glimlach de Brielle
naren in feestehjken optocht voorbU zich
zag trekken.
Van lichaam oud en krank, maar van geest
jong en gezond heeft Joh. Been op zUn ziek
bed zyn laatste jongensboek geschreven.
Dwingt het geen bewondering af. dat een
ruim 70-jarige. lijdend aan een pUnlUke en
zooals hij wist doodelyke ziekte, nog de
opgewektheid en geestkracht bezat een Jon
gensboek te voltooien, frisch. levendig en
jeugdig van hart. En tot het laatst van zUn
leven heeft deze Brielsche bard op zUn een
voudig. ongekunstelde, Hollandsch-ronde
wüze van zyn geliefden Briel en het land
van Voorne gezongen. Want met dat zelfde
kind van Voorne. dat den Briel tot stad
maakte en door Been tot hoofdpersoon werd
verheven van het 600-jarig feest van zijn
oude veste, heeft hij afscheid genomen van
de jeugd. Dit afscheid van dezen in hart cn
nieren democratischen man, die het liefst in
zijn verhalen vertelde van de kinderen uit
't volk als een Paddeltje, een Koppestok. oen
de Ruyter en zUn matrozen, was dc strijd
van de ..KeeTlen" tegen de edelen cn de vcr-
heerlUking van „der Keerlen God" cn zoo
bleef hU zich zelf tot het laatst toe trouw.
Gezond als zijn andere boeken is ook dit
nagelaten werk van Joh. Been. De stof van
zyn historische boeken is uit den aard min
of meer romantisch, maar Been was te veel
Hollandsch realist om zich door de roman
tiek te laten meeslepen. Zyn verhalen wa
ren nooit zooals zoo vele jongensboeken van
een fantastische onmogelijkheid. HU school
meesterde ook nooit de historie bloeit op
uit zUn verhalen zonder dat dc auteur als
een onderwijzer achter zUn personen staat.
Sven Hedin. de vermaarde Zweedsche ont
dekkingsreiziger. die het onmetelUk gebied
der Mongolen tot zijn speciaal terrein heeft
gemaakt, schreef dit boek over zUn jongste
expeditie naar den Gobi-woestUn. de onher
bergzame en geheimzinnige. Deze expeditie
was ondernomen voor de hoogste weten-
schappelUke doeleinden, maar de schrUver
heeft de enorme hoeveelheid stof voor zUn
boek op populaire wijze weten te behandelen,
waarbij hij ongetwijfeld veel zal hebben moe
ten laten rusten, dat voor den leek niet van
onmlddellUk interesse mag geacht worden.
Voor de zeer talrijke liefhebbers van expe-
ditleverhalen is dit weer een boek om van te
smullen. BUna overbodig nog te zeggen, dat
het met tal van fraaie en interessante fotos
Ls versierd. De vertaling van C. C. Bender
laat niets te wenschen
Als een vrouw werken wil.... door Kathleen
Shcphard. Uitg. N.V. E. >L Querido's Uitg.
Mij. Amsterdam.
Dit is wat men een „document humain"
pleegt te noemen. Het is de autobiografie
van een Amerikaansch meisje van goeden
huize, dat werken wil en dit dan ook in
derdaad stug volhoudt. ZU ontmoet in deze
werkzaamheden echter voortdurend mannen
(Amerikaansche) die haar uiterlUk belang
rijker vinden. Overigens is zU, naar haar
eigen getuigenis niet afkeerig van hun gc-
zeLschap en met name is zU zeer ontvankelUk
voor cocktails. Erg veel medelUden kunnen
wU niet met haar hebben.
Eei> boek dat ons het vrij bedenkelUke le
ven van de zeer moderne Amerikaansche
jeugd wil beschrijven en dat als zoodanig zUn
interesse heeft. Maar een diepen indruk ver
mag het toch niet te maken. Mevrouw G. J.
Worumeks Buning-Ensink vertaalde het uit
stekend.
Het geheim van de 7 Wijzerplaten door
Agatha Christie. N.V. Het Nederlandsche
Boekhuis Tilburg.
Wie vorige boeken van Agatha Christie
kent. zal in dit boek een nieuw spannend,
vlot detectiveverhaal verwachten. Die ver
wachting wordt niet beschaamd. Het Ls span
nend en amusant, de ontknooping Ls een vol
komen verrassing. Overigens verdenken wU
er de schrUfster van, dat zU do daarvoor pas
sende gedeelten wat te zeer bewust heeft ge
schreven in don zoo populair gebleken stijl
van P. G. Wodehouse. Er Ls nog een aanmer
king te maken. namelUk op de vertaling, die
wel zeer gebrekkig Ls. ZU is van een onge
noemde. gelukkig. Agatha Christie's boeken
echter hebben geen hoogcre pretentie dan
ontspanningslectuur te zijn en dus doet de
onbeholpenheid van de vertaling cr niet zoo
veel toe.
Gij, Vrouwen...! door Helen Zenna Smith,
Uitg. J. Schuyt Jr., Alkmaar.
Weer een! Dat wil zeggen, weer een aan
klacht tegen don waonzin van den oorlog,
van iemand, die een bepaald deel er van zelf
mede beleefde. Maar dat „weer een" moet u
niet afschrikken van het lezen, met de ge
dachte. dat wij daar nu wel genoeg van ge
hoord hebben.
Het Ls natuurlijk een onderwerp waarover
wij nooit genoeg kunnen hooren en