HAAST.
ABR. MEIJER
Ha.rl.m-s rip» Jf J J Vrijdag 1
Dagblad" UllVlllv No. 1931
In het postkantoor staan vóór me drie
kleine hummeltjes, de beide meisjes mis
schien een jaar of acht, het broertje waarop
ze met zorg passen een kleuter van vijf. De
vrouwelijke beambte achter het loket staat
ze vriendelijk te woord: het geweldige feit
dat er een ansicht verzonden moet worden,
wordt door haar volkomen beseft.
Bedrijvig zijn de meisjes bezig, ondertus-
schen steeds het broertje moederlijk bedil
lende.
Eindelijk is het dan klaar en een van de
twee meisjes vraagt gewichtig:
„Is er nog een lichting vandaag?"
„Ja, hoor," verzekert de beambte lachend
„Het is pas vijf uur, er zijn er nog eenige!"
Plotseling doen de meisjes zenuwachtig ge
haast gauw gauw er is nog een
lichting misschien kan hun briefkaart nog
mee gauw dan toch!
Broertje wordt afgesnauwd, omdat hij niet
vlug genoeg is, en of de beambte nu al be
darend zegt, dat er geen haast bij is, ze
hooren het niet eens, dringen naar den uit
gang, druk kwetterend, ze moeten naar de
brievenbus, gauw gauw
De houdster van dit drukke hulppostkan
toortje heeft nog tijd, om me te vertellen
dat het dagelijks zoo gaat bij haar; maar ty
peerend is het, dat de kinderen nu ook al
gaan meedoen in dien algemeenen ren.
Vlak voor iedere lichting komen er van
alle kanten nog menschen aangedraafd, hij
gend, buiten adem: een bedaarde huismoe
der, nu met loshangende mantel, gelukkig:
haar belangrijke epistel kan nog net mee;
jongelui, die tot het laatste oogenblik ge
wacht hebben; dienstmeisjes, die gauw aan
komen fietsen; verhit-uitziende oudere hee-
ren, die het een heele prestatie vinden, dat
ze het nog net „gehaald" hebben, jongere
mannen alles rent op het laatste oogen
blik naar de brievenbus.
Terwijl er anderhalf a twee uur later weer
een lichting is, die even snel zijn plaats
van bestemming bereikt in vele gevallen
omdat er toch maar drie bezorgingen zijn
in de plaats van aankomst!
Maar als het niet gauw gaat, is het niet
goed: het doet vaak denken aan een be
smettelijke ziekte, waarmee de meesten on
zer behept zijn.
In het Centraal station te Amsterdam loo-
pen we de trappen af, we moeten overstappen
in een trein naar het noorden, maar we heb
ben veel tijd en haasten ons niet. Voor ons
uit loopen twee oudere juffrouwen, naar hun
spraak te oordeelen gaan ze ook Noord-
Holland in. Ze dalen bedachtzaam de trap af,
ze zijn allebei nogal gezet, en zoo'n traD is
toch een lastig ding om met een koffer in je
hand af te loopen.
Daar komt beneden iemand de trap op
rennen, een man.die zeer duidelijk haast
heeft. Hij springt met twee treden tegelijk
naar boven, en een botsing met een der beide
juffrouwen is het gevolg. Ze kijkt wat ver
schrikt op, maar laat zich niet van haar stuk
brengen en gaat behoedzaam verder langs
dc leuning die haar steunen moet.
In zijn wilden haast dringt de man has?
nu vrijwel onderste boven, luid scheldend
met een woedend gezicht, niet lettend óp
onze, toch zeker wel gerechtvaardigde ver.
ontwaardiging.
Als we echter even later in den tunnel loo
pen. rent dezelfde man ons met een verhit
gezicht achterop en verdwijnt in het gat vari
de volgende trap: hij had zich in het perron
vergist.
Het is net een bioscoop-opname, maar ik
loop erg onhartelijk te hopen, dat deze on-
besuisde reiziger zijn trein voor zijn neus
heeft zien vertrekken.
Bij sommige menschen, die zich dan nota.
bene ook nog modern noemen, is die eeuwig»
haast gewoonweg een ziekte: zij kunnen ner.
gens komen of zij hebben weer haast om weg
te komen; zij kunnen nergens weggaan, of c]
hebben weer verschrikkelijke haast, om ergens
heen te gaan, en zoo maai* door. Als zij op
bezoek komen, zitten zij op de punt van hua
stoel en pijnigen zich af met de vraag, ho»
zij. zonder onbeleefd te zijn, zoo gauw moge-
lijk weder kunnen vertrekken; en als ge zelf
bij hen op bezoek zijt, kunt ge er zeker van
zijn. dat zij na korten tijd alweer bezig zijn
met de werkzaamheden of de pretjes, die hen
na uw bezoek zullen wachten.
Hun leven is een ademlooze jacht, en wan-
neer ge hen tot staan probeert te brengen,
zoodat zij zich eens zouden kunnen bezinnen
over het vruchtelooze en onmachtige van hun
gedraaf, dan wordt dat niets vriendelijk ont
vangen, want zij willen niet anders meer
dan jagen jagen.
Al dat haasten wordt een tweede natuur,
een vaste gewoonte, die zoo nauw met het !e.
ven samengroeit, dat er geen ontkomen meer
aan is.
Het is soms alsof men niets uit het leven
missen wil: het leven is zóó vol, dat er den
heelen dag gedraafd moet worden, om alles te
kunnen beleven. Maar dan wordt er helaas
vergeten, dat dit een zeer oppervlakkig bele
ven wordt, omdat er nooit gelegenheid is, eens
ernstig bij iets stil te staan, eens dieper op
een belangwekkende ondervinding in te gaan.
Want daar om den hoek staat immers weer
iets anders, iets nieuws te wachten gauw.
gauw dan toch, anders is de gelegenheid
voorbij
Voor velen is dat haasten een reflexbewe
ging.
Aan het einde van mijn straat is een tram
halte; zoodra het geklingel in de verte weer
klinkt, beginnen eenige menschen in onze
straat te draven: daar komt de tram aan.
En of ze nu haast hebben, of niet-, ze moeten
en zullen die tram halen.
Laat de jeugd dat maar doen. draven en
rennen, die heeft daar behoefte aan, en als de
ouderen lenig willen blijven, kunnen zij bij
mij in de straat met plezier naar de tram
halte komen hollen. Maar een mensch moet
zoo nu en dan eens kunnen stilstaan en alles
om zich heen vergeten: daar kan op den duur
niemand buiten.
E. E. J.—p.
held van fabrieken tot een nog tien maal zoo
hoogen graad opgevoerd als nu, toch altijd
dat eene schreefje voor zal hebben: de char
me van het handwerk en dan is men hier
in zijn element. En wie er niet van houdt,
doet mogelijk toch goed met zijn neus hier
eens om den hoek te steken. Het zou kunnen
dat hij hier van een gebrek genezen werd
men is nooit te oud om te leeren het zou
kunnen, dat hij een warm bewonderaar werd
van deze Nederlandsche huisindustrie en
men is nooit te oud om mooie dingen te ont
dekken. In het kort: een elkeen, die er den
tijd voor heeft, stappe hier eens naar bin
nen, en doe het zijne.
WILLY VAN DER TAK.
WIE NIET STERK IS, MOET SLIM ZIJN
We komen in de huishouding geregeld een
heeleboel dingen tegen die niet „open" willen.
De lastigste dingen zijn in dit opzicht fles-
schen met glazen stoppen. Deze kunnen zoo
verschirkkelijk vastzitten, dat men, ais men
gaat forceeren, hard kans loopt, dat de
glazen stop afbreekt. De aangewezen weg om
de stop uit de flesch te krijgen is, de hals
van de flesch te verwarmen. Dit kan men
doen door den hals heel voorzichtig boven
een gas- of spiritus-vlammetje te houden
en voortdurend in de ronde te draaien.
Daarbij loopt men echter kans. dat een mooie
kristallen flacon barst door al te plotselinge
verwarming. Secuurder is daarom de vol
gende methode. Leg een dik touwtje of een
dun hennepkoordj eom den nek van de
flesch. Twee personen pakken nu de flesch
met hun linkerhanden stevig beet. Met hun
rechterhanden pakken ze ieder een eind
beet van het touwtje en trekken dat snel
heen en weer. Door dit snelle, stevige schuren
van het touw langs den hals, wordt deze
verhit, zet uit, waarna men gemakkelijk de
stop eruit kan draaien.
Een andere moeilijkheid is, dat men dik
wijls het schroefdopje van een tube
(tandpasta, verf, gom. enz.) niet los kan
krijgen. Ook daarvoor bestaat een eenvoudig
middeltje. Men steekt eenvoudig een lucifer
aan en houdt die onder het schroefdopje,
terwijl men tegelijkertijd de tube ronddraait.
Men kan ook een gas- of spiritusvlammetje
gebruiken, maar in de meeste gevallen is
een lucifer voldoende. Ook kan men het
schroefdopje in heet water doopen, waarna
het makkelijk los geschroefd kan worden.
Metalen schroefdeksels van jampotjes, enz.
die niet los willen, kan men eveneens op
zachtzinnige wijze dwingen door het potje
omgekeerd, alleen met het schroefdeksel een
paar seconden in heet water te houden. Niet
te lang, want dan zet het glas ook uit, en
zijn we weer even ver.
Tenslotte zijn er nog de gewone blikken
bussen en busje, waarvan de deksels niet af
willen. Door timmeren en stompen vliegt
het deksel er soms af, doch dan is meteen
het busje uit zijn fatsoen. Men kan 't deksel
er afkrijgen door een smal dun mesje te
nemen, een oud aardappelmesje bijv., en te
probeeren de punt hiervan voorzichtig op
een of ander plekje tusschen het deksel te
krijgen. Heel voorzichtig buigt men het
deksel op dat punt een beetje uit door het
mesje zacht op en neer te wrikken. Het Is
niet noodig, dat het mesje zóóver tusschen
het deksel gestoken wordt, dat de punt den
bodem van het. deksel raakt. Nu gaat men
zooveel mogelijk trachten het mesje in het
rond te duwen en telkens den rand van het
deksel een weinig uit te buigen. Zoo gaat
men het busje heelemaal rond en gaat
daarmee door, steeds in de rondte, tot het
deksel er gemakkelijk afgenomen kan
worden.
TT kunt kiezen uit niet minder dan
vier alleraardigste japonnetjes, waarbij
de kwestie van de ruimte beneden in den rok
op vier verschillende manieren is opgelost.
Van links naar rechts hebben we eerst een
mooie jurk van koningsblauwe crepella met
kraagje cn manchetjes van wit zijden piqué.
Het lijfje wordt van voren met 4 knoopjes
gesloten. De rok is in punten aan het boven
stuk gezet, terwijl er van voren en van ach
teren een ingezet, naar onderen wijder uit
loopend. pand is ingezet. Aan 3 M. stof van
1.40 M. breed heeft men voor dit model (pa
troon no. 12.167) genoeg. Vervolgens een keu
rig japonnetje van beige popeline. De rok is
van onderen met stolpplooien. Heel bijzon
der. doch heel fijn doet het kraagje van zwart
satijn. Natuurlijk wordt er dan ook een zwart
hoedje met een groen veertje, alsmede een
paar zwarte handschoenen bij gedragen. Voor
dit model (patroon no. 12.168) heeft men aan
3.26 M. stof van 1.40 M. breed genoeg. Daarna
een werkelijk snoezig japonnetje van pastel
groene drapella met kraagje en plastron van
blauw zijden jersey. De rok is van voren en
van achteren met een stolpplooi. 2.50 M. stof
van 1.40 M. breed zijn voor deze japon (pa
troon no. 12.169) toereikend. Tenslotte een ja
ponnetje van rose crêpe de chine, met van
voren platte plooien, terwijl kraagje en man
chetjes van wit piqué zijn. Natuurlijk hoort
er een ceintuur van wit lakleer op gedragen
te worden. 3.25 M. stof van 1.40 M. zijn voor
dit model (patroon no. 12.170) voldoende.
Wij hebben reeds eerder opgemerkt, dat de
wollen stoffen in de wintermode een belang
rijke plaats innemen. Alles wijst er op, dat
de voorkeur voor deze stoffen nog steeds toe
neemt, zoodat ze, wat populariteit betreft, ze
ker veel andere stoffen zullen overtreffen.
Bovendien zijn de nieuwste wollen stoffen
zoo dun, dat ze heel soepel vallen en ook de
kleinste details er heel goed in verwerkt kun
nen worden.
Van deze japonnen zijn knippatronen ver
krijgbaar a 75 ct. Postwissel zenden aan:
De Beurs, Amstellaan 66, Amsterdam, Z. Le
vering binnen 1 week. Op het strookje nauw
keurig vermelden: naam en adres van afzen
der, nummer van het gewenschte patroon en
maat. (De maten van 40 tot 52 kunnen ge
leverd worden).
ZOO VAN DIE KLEINE NUTTICE
WENKEN VOOR SINTERKLAAS.
Ik vroeg het Jonas. U weet wel, Jonas, die
de meest volmaakte man ter wereld is, om
dat hij altijd is, wat Je van hem verwacht.
Een geruststellend man, omdat je aan de
hand van Jonas altijd weer kunt bewijzen,
dat alle andere mannen armzalige, onvolle
dige, altijd weer te kort schietende wezens
zijn. Jonas verliet mij ook in deze moeilijke
stonde niet., lei zijn vingers langs zijn neus,
en deed mij de volgende nuttige wenken aan
de hand, die ik tot Nut van het Algemeen de
wereld inzend.
„We zullen eerst", zei Jonas, „nagaan wat
we de gemiddelde vrouw zouden kunnen ge
ven. Mondain, en toch huishoudelijk. Intel
lectueel en toch charmant. Enfn, in kort, de
vrouw, zooals er geen vrouwen zijn. Om mee
te beginnen: natuurlijk sieraden. Hoeft niet
duur te zijn en ook niet mooiAls het
maar bizar is. Rood en groen en geel. En met
bijbehoorende armbanden. Een kaasschaaf.
Parfums. En er altijd bijzeggen, dat het je
lievelingsparfum is. Een roostervork, als ze
geen electrische broodrooster heeft, en een
electrische broodrooster als ze geen rooster
vork heeft. Tasschen, hoe meer hoe liever.
Hoedenstandaards, geel, lila, rose. Desnoods
met een hoed erbij. Marokkaansch aardewerk,
merlampje. Handschoenen. Losse gespen voor
d'r schoenen, veeren voor d'r hoed. Een tin
nen kan. Een relsnecessaire. Een toiletstel.
Schoothondjes, niet te veel tegelijk. Gember-
potjes. Dan ga je zelf den volgenden dag de
gember eruit opeten, en heeft zij het potje
Zoo'n kogelronde pul, als daar staat. Ja juist,
die waar jij net naar zat te kijken. Mokka
kopjes. Slalepel en vork, want die breken ze
eens in de week. Kleine zoutvaatjes. Kussens.
Hoe meer, hoe liever. Je laatste portret, met
een paar troostrijke, maar hartelijke woor
den. Nog meer?"
„Nee", zei ik, „dank je. En nu de gemid
delde man".
„Aangezien ik dat ben", zei Jonas blij, „zal
ik je even zeggen, wat ik minstens verwacht.
Een auto. Mocht je daar iets voor voelen, dan
kun je inlichtingen over het merk alhier be-
fluts Aitrtrsnu-
komen. Sokken. In 's hemelsnaam sokken.
Geen dassen, want die kan een vrouw niet
uitzoeken. Een paar reispantoffels voor als
de crisis over is. Een dassenstrekker. M'n
vrouw wil ze niet strijken, en het meisje kan
het niet. Alzoo En cigaretten. Een goeie, be
hoorlijke kunsthistorie zou me zeer veel ge
noegen doen, om heelemaal niets te zeggen
van een paar van die varkensleeren hand
schoenen. Een das. Lekker warm, en alsje
blieft kalm van kleur. Een opvouwbare tan
denborstel. Ja, die kun je krijgen. Verrukke
lijk gewoon. Zoo maar in je vestjeszak. O ja,
en sigaretten natuurlijk. Een vulpen, en als
dat te bescheiden is. een draagbare schrijf
machine. Dat nieuwe boek over de Engel-
schen: „The English. Are they human?" Heb
ik me ook altijd afgevraagd. Nu ik het toch
over boeken heb, alle andere goeie boeken, die
er dit jaar zijn verschenen. Mijn notitieboekje
is ook weer vol. Geen paraplu. Desnoods wel
een wandelstok, maar een goeie, alsjeblieft.
Een trui, liefst niet eigengebreid. Dat wordt
altijd zoo pijnlijk. Een kamerjas, en als je erg
duur wilt doen, een coin de feu. Zoo'n zakje,
om je sleutelbos in te bergen. De zak van
dit pak begint ook al weer te slijten. En aan
de auto mankeert ook nog van alles. Van een
plaid tot een sigarettenaansteker toe. En voor
ik het vergeet, sigaretten."
Jonas, wou geen bedankje hebben, zei hij.
Zoo is hij. Hij hoopte alleen op een voorspoe-
digen Sinterklaas, en wenschte mij hetzelfde.
Ik, op mijn beurt, wensch het u.
WILLY VAN DER TAK.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel
WEEKNIEUWS
CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM
Meer dan ooit is het nu een tijd,
om practischc cadeaux te geven met
de a.s. St. Nicolaas. En in dat genre
bent U bij ons aan het juiste adres.
Truien, pullovers, vesten, slobkousen,
wollen cn zijden sjaals, wollen hand
schoenen voor dames, heeren en kin
deren, kousen, ziekenjasjes, peignoirs,
wollen kinder jurkjes en andere arti-
Jjjelen, tc veel om op te noemen. Maar
U kent onze zaak, nietwaar, U weet
wat ioO' verkoopen, en hoe solide al
onze artikelen zijn. Een bovendien is
alles zoo laag geprijsd!
U moet die beeldig geborduurde Ja-
pansche peignoirs eens zien, wij koch
ten deze partij extra voordeelig.
Wat elke vrouw moet weten
is, dat handen, rood en ruw van huishoudelijk
werk, weer blank en gaai en zacht worden
als fluweel door ze 's avonds niet een weinig
Parol in tc wrijven.
„Ik mag dit jaar met Oudejaar tot twaalf
uur opblijven', vertelde me een achtjarig
meisje. Zooveel weken van te voren verheugt
ze er zich al op. Wat een bijzondere dag zal
dat worden, een dag met zoo'n langen avond!
We zijn geneigd te zeggen. „Het zal je lee-
l!jk tegenvallen. Een avond vliegt om, het is
twaalf uur voor je het weet." We denken
daarbij aan onze eigen avonden, die zoo gauw
om zijn. Sommigen van ons vinden het
„vroeg" als ze om twaalf uur in bed liggen.
Voor het kleine meisje lijkt zoo'n avond een
lang, lang feest.
Maar als we wat verder denken, zullen we
zoo'n klein meisje niet deprlmeeren. Waar
om ook? Ze heeft gelijk. Voor haar zal de
avond lang zijn.
Want we herinneren ons wel uit eigen
jeugd hoe lang alles duurde. „Wat zijn we
nu al ver over bedtijd heen", zeiden wc, „en
toch is het nu pas tien uur". En hoe lang
moesten we dan nog wachten tot het elf uur,
half twaalf was.
Voor kinderen is een avond lang. Ook de
dagen zijn lang. „Morgen" ligt in de verre toe
komst. Er liggen zooveel uren tusschen nu
en morgen ook nog een lange nacht sla
pen. De belofte: dat mag je over een week,
kan een kind maar matig bekoren. En een
maand is heelemaal een niet te overzien tijd
vak.
Wat een eindelooze dagen hebben we op
school doorgebracht! Er waren lesuren, die
niet omkwamen. En als je 'smorgens om kwart
voor negen van huis ging, dan wist je. dat
je in lang niet thuis zou komen. En nu? De
dag lijkt een korte poos tusschen opstaan en
naar bed gaan.
Hoe lang was je tien jaar en hoe kort ben
je twintig! Nog veel korter zul je veertig, vijf
tig zijn. Het is of de jaren rennen, steeds har
der en harder.
Toch.... soms Is er plotseling een dag, een
week, soms wel eens een heel jaar, dat ons
lang schijnt. „Is dat alles heusch ln een jaar
gebeurd?" vragen we verbaasd. „Nog geen
jaar geleden hadden we dit nog niet beleefd
en d&t nog niet. Wat is er veel veranderd."
Er is veel gebeurd, we hebben veel beleefd, de
tijd die achter ons ligt is gevuld met erva
ringen. Bij het beleven van een groote vreug
de of een groot verdriet groeit de tijd. Is het
werkelijk pas vijf minuten geleden, dat we
die tijding kregen, die ons zoo blij maakte,
duurt onze vreugde nog maar zoo kort? En
hoe is het mogelijk, dat we ons pas een half
uur zoo bedroefd voelen; het lijkt ons dagen
toe.
Het ls daarom makkelijk te verklaren waar
om voor het kind alles zoo lang duurt. Het
kind beleeft veel meer dan wij. Het ziet al
tijd weer iets nieuws, zijn aandacht wordt
van het een naar het ander getrokken. Het
eenige oogenblik schatert het van uitbundige
vreugde, het andere is het niet tot bedaren
te brengen van een toomeloos verdriet. De
sommen op school zijn nieuw, als je ze begrijpt
en maken kan is het heerlijk, als je ze niet
begrijpt en je velletje panier blanco in moet
leveren is het vreeselijk. De tijd van het kind
vult zich met belangrijk oogenblik na belang
rijk oogenblik. Ais het half tien is, ligt half
negen al in het verre verleden. Er is in dien
tuschentijd zoo veel gebeurd!
Langzamerhand verliest het kind de be
langstelling voor alle dingen. Er is zoo veel.
dat het al kent; het gaat er aan voorbij. Het
beleeft niet meer zoo veel en de tijd blijft
leeg. Dan vindt het, dat de tijd vlugger gaat
dan vroeger.
En hoe ouder we worden, hoe meer we
„alles wel kennen". De tijd wordt steeds lee-
ger. we laten hem maar voorbijgaan.
Maar het kleine meisje, dat een avond tot
twaalf uur zoo lang vindt, beleeft oogenblik
na oogenblik. Elk spelletje is een avontuur....
Wie zal het winnen? De eerste hap in den
appelbol is een onderneming. Hoe zal het
smaken? En wat een feest is de keurig gedek
te tafel....! Zou er nu nog meer komen? Ze
begint al slaap te krijgen. Wat een lange,
lange avond!
Als wij klagen, dat het leven zoo kort is,
misschien kunnen we dan eens probeeren te
leven als de kinderen. Te leven bij de gave
van het oogenblik.
BEP OTTEN.
RECEPT.
Spesulaas maken we van 150 gr. bloem. 50
gr. boter, 1212 gr. amandelen. 2 12 gr. ge
stampte kruidnagelen, 12 theelepel fijne
kaneel, wat nootmuskaat, 5 gr. sucade. 1
lepel melk, 100 gr. donkerbruine suiker. De
suiker lost men in de melk op; dan hakt
men de gepelde amandelen in stukies en
snippert de sucade. Alle ingrediënten kneedt
men tot een bal en deze drukt men stevig
in een met rijstmeelbestrooide speculaas
plank. Met een scherp mes snijdt men het
overtollige deeg af, licht de koekjes uit de
plank en legt ze op een met meel bestrooide
bakblik op eenigen afstand van elkaar. In
een tamelijk heeten oven bakt men ze licht
bruin en gaar (ongeveer 15 minuten), dan
neemt men ze van het blik en laat ze af
koelen.
Gestoofde schapenlapjes: Hiervoor nemen
we 4 schapenlapjes van 150 G.. ongeveer 1 af
gestreken'eetlepel zout. en wat peper, 3 afge
streken eetlenels vet. boter of margarine. 4
eetlepels dikke tomatenpurée, 1 ui, 1 kleine
winterwortel en 4 kopjes water met 2 maggi
bouillonblokjes. De lapjes wascht men en
droogt ze af: wrijft ze daarna in met zout en
peoer en laat ze in het heete vet of de bruin-
gebraden boter, aan weerskanten vlug bruin
worden. Leg ze over in een stoofpan; dan
voegt men er de gesnipperde ui cn wortel bij
en daarna giet men er den bouillon en te to
matenpuree over. Dit gerecht laat men in een
goed gesloten pan zachtjes gaar stoven (onge
veer 1 uur): dan schikt men de lapjes op een
vleeschschotel en de rest van de saus presen
teert men er afzonderlijk in een sauskom
bij. Hierbij geeft men gekookte aardappelen
of rijst.
ZEEUWSCHE KANT.
VIER AARDIGE WINTER-
JAPONNETJES.
Bretonsch aardewerk, Baskisch aardewerk,
Zweedsch aardewerk, Italiaansch aardewerk.
Schoenen, of een bon voor schoenen. Kousen,
of een bon voor zes paar kousen. Geen zak
doeken. Geen postpapier. Daar hebben ze
kasten vol van. Leeren, touwen, stoffen, des
noods houten ceintuurs, en als ze je erg ver
want is, on de malaise is het niet, dan een
kort bontjasje. Waarschijnlijk raakt ze je
dan nog veel verwanter. Gecapitonneerde, of
gewatteerde, of hoe heet dat, kleerenhangers.
Een sigarettenkoker, tenminste als ze rookt.
Truitjes, of jumpers, of hoe dat heet. Sche
Tentoonstelling van de Nederland
sche Kantvereeniging in de boven
zalen van Brinkmann.
Gisteren opende in de bovenzalen van
Brinkmann de Nederlandsche kantvereeni-
ging „Het Molenwiekje" een tentoonstelling
van Zeeuwsche kant, die alleszins de gang
naar de Groote Markt en de moeite van het
aanzien waard is. „Het Molenwiekje" is een
vereeniging, die en het pleit voor haar
inzicht zich ten doel stelt het doen her
leven van de oude kunst van het kantklos
sen, maar die niet wil vervallen in de fout
van zoovele vereenigingen-ter-herleving-
vanen die dientengevolge, in plaats van
te trachten oude patronen weer uit het ver
geetboek op te diepen en na te bootsen, het
zoekt in patronen en motieven uit den te-
genwoordigen tijd. En dat dit streven alles
behalve tot een reiken naar onmogelijke
idealen behoort, bewijst deze tentoonstelling,
die werkelijk niet alleen de belangstelling
van kijkers, maar ook die van koopers ver
dient, ten volle.
Het is uit den aard van de zaak een on
mogelijkheid om een „critlekje" of zelfs maar
een „verslag" van een kanttentoonstelling te
schrijven. Wil men het zoo uitdrukken, dan
zou men desnoods kunnen zeggen dat kant
een te subtiel iets is om over te schrijven.
Men moet er van houden, men moet kunnen
genieten van de schoonheid van zoo'n kleed
je. zoo'n kraagje, zoo'n kussen of theemuts,
men moet hooren tot hen, die dadelijk on
weerstaanbaar onder de charme komen van
zoo'n oerfUn dingsigheidje, dat tegelijkertijd
alles en niets is, en voor wie hel. bezit van
een dergelijk volmaakt stukje werk een voort
durende bron van verrukking is, men moet
zich de aanblik van zijn eigen tafel kunnen
voorstellen opgeluisterd met zoo'n stukje
kant, dat, al werd de technische volmaakt-