HAAST. ABR. MEIJER Ha.rl.m-s rip» Jf J J Vrijdag 1 Dagblad" UllVlllv No. 1931 In het postkantoor staan vóór me drie kleine hummeltjes, de beide meisjes mis schien een jaar of acht, het broertje waarop ze met zorg passen een kleuter van vijf. De vrouwelijke beambte achter het loket staat ze vriendelijk te woord: het geweldige feit dat er een ansicht verzonden moet worden, wordt door haar volkomen beseft. Bedrijvig zijn de meisjes bezig, ondertus- schen steeds het broertje moederlijk bedil lende. Eindelijk is het dan klaar en een van de twee meisjes vraagt gewichtig: „Is er nog een lichting vandaag?" „Ja, hoor," verzekert de beambte lachend „Het is pas vijf uur, er zijn er nog eenige!" Plotseling doen de meisjes zenuwachtig ge haast gauw gauw er is nog een lichting misschien kan hun briefkaart nog mee gauw dan toch! Broertje wordt afgesnauwd, omdat hij niet vlug genoeg is, en of de beambte nu al be darend zegt, dat er geen haast bij is, ze hooren het niet eens, dringen naar den uit gang, druk kwetterend, ze moeten naar de brievenbus, gauw gauw De houdster van dit drukke hulppostkan toortje heeft nog tijd, om me te vertellen dat het dagelijks zoo gaat bij haar; maar ty peerend is het, dat de kinderen nu ook al gaan meedoen in dien algemeenen ren. Vlak voor iedere lichting komen er van alle kanten nog menschen aangedraafd, hij gend, buiten adem: een bedaarde huismoe der, nu met loshangende mantel, gelukkig: haar belangrijke epistel kan nog net mee; jongelui, die tot het laatste oogenblik ge wacht hebben; dienstmeisjes, die gauw aan komen fietsen; verhit-uitziende oudere hee- ren, die het een heele prestatie vinden, dat ze het nog net „gehaald" hebben, jongere mannen alles rent op het laatste oogen blik naar de brievenbus. Terwijl er anderhalf a twee uur later weer een lichting is, die even snel zijn plaats van bestemming bereikt in vele gevallen omdat er toch maar drie bezorgingen zijn in de plaats van aankomst! Maar als het niet gauw gaat, is het niet goed: het doet vaak denken aan een be smettelijke ziekte, waarmee de meesten on zer behept zijn. In het Centraal station te Amsterdam loo- pen we de trappen af, we moeten overstappen in een trein naar het noorden, maar we heb ben veel tijd en haasten ons niet. Voor ons uit loopen twee oudere juffrouwen, naar hun spraak te oordeelen gaan ze ook Noord- Holland in. Ze dalen bedachtzaam de trap af, ze zijn allebei nogal gezet, en zoo'n traD is toch een lastig ding om met een koffer in je hand af te loopen. Daar komt beneden iemand de trap op rennen, een man.die zeer duidelijk haast heeft. Hij springt met twee treden tegelijk naar boven, en een botsing met een der beide juffrouwen is het gevolg. Ze kijkt wat ver schrikt op, maar laat zich niet van haar stuk brengen en gaat behoedzaam verder langs dc leuning die haar steunen moet. In zijn wilden haast dringt de man has? nu vrijwel onderste boven, luid scheldend met een woedend gezicht, niet lettend óp onze, toch zeker wel gerechtvaardigde ver. ontwaardiging. Als we echter even later in den tunnel loo pen. rent dezelfde man ons met een verhit gezicht achterop en verdwijnt in het gat vari de volgende trap: hij had zich in het perron vergist. Het is net een bioscoop-opname, maar ik loop erg onhartelijk te hopen, dat deze on- besuisde reiziger zijn trein voor zijn neus heeft zien vertrekken. Bij sommige menschen, die zich dan nota. bene ook nog modern noemen, is die eeuwig» haast gewoonweg een ziekte: zij kunnen ner. gens komen of zij hebben weer haast om weg te komen; zij kunnen nergens weggaan, of c] hebben weer verschrikkelijke haast, om ergens heen te gaan, en zoo maai* door. Als zij op bezoek komen, zitten zij op de punt van hua stoel en pijnigen zich af met de vraag, ho» zij. zonder onbeleefd te zijn, zoo gauw moge- lijk weder kunnen vertrekken; en als ge zelf bij hen op bezoek zijt, kunt ge er zeker van zijn. dat zij na korten tijd alweer bezig zijn met de werkzaamheden of de pretjes, die hen na uw bezoek zullen wachten. Hun leven is een ademlooze jacht, en wan- neer ge hen tot staan probeert te brengen, zoodat zij zich eens zouden kunnen bezinnen over het vruchtelooze en onmachtige van hun gedraaf, dan wordt dat niets vriendelijk ont vangen, want zij willen niet anders meer dan jagen jagen. Al dat haasten wordt een tweede natuur, een vaste gewoonte, die zoo nauw met het !e. ven samengroeit, dat er geen ontkomen meer aan is. Het is soms alsof men niets uit het leven missen wil: het leven is zóó vol, dat er den heelen dag gedraafd moet worden, om alles te kunnen beleven. Maar dan wordt er helaas vergeten, dat dit een zeer oppervlakkig bele ven wordt, omdat er nooit gelegenheid is, eens ernstig bij iets stil te staan, eens dieper op een belangwekkende ondervinding in te gaan. Want daar om den hoek staat immers weer iets anders, iets nieuws te wachten gauw. gauw dan toch, anders is de gelegenheid voorbij Voor velen is dat haasten een reflexbewe ging. Aan het einde van mijn straat is een tram halte; zoodra het geklingel in de verte weer klinkt, beginnen eenige menschen in onze straat te draven: daar komt de tram aan. En of ze nu haast hebben, of niet-, ze moeten en zullen die tram halen. Laat de jeugd dat maar doen. draven en rennen, die heeft daar behoefte aan, en als de ouderen lenig willen blijven, kunnen zij bij mij in de straat met plezier naar de tram halte komen hollen. Maar een mensch moet zoo nu en dan eens kunnen stilstaan en alles om zich heen vergeten: daar kan op den duur niemand buiten. E. E. J.—p. held van fabrieken tot een nog tien maal zoo hoogen graad opgevoerd als nu, toch altijd dat eene schreefje voor zal hebben: de char me van het handwerk en dan is men hier in zijn element. En wie er niet van houdt, doet mogelijk toch goed met zijn neus hier eens om den hoek te steken. Het zou kunnen dat hij hier van een gebrek genezen werd men is nooit te oud om te leeren het zou kunnen, dat hij een warm bewonderaar werd van deze Nederlandsche huisindustrie en men is nooit te oud om mooie dingen te ont dekken. In het kort: een elkeen, die er den tijd voor heeft, stappe hier eens naar bin nen, en doe het zijne. WILLY VAN DER TAK. WIE NIET STERK IS, MOET SLIM ZIJN We komen in de huishouding geregeld een heeleboel dingen tegen die niet „open" willen. De lastigste dingen zijn in dit opzicht fles- schen met glazen stoppen. Deze kunnen zoo verschirkkelijk vastzitten, dat men, ais men gaat forceeren, hard kans loopt, dat de glazen stop afbreekt. De aangewezen weg om de stop uit de flesch te krijgen is, de hals van de flesch te verwarmen. Dit kan men doen door den hals heel voorzichtig boven een gas- of spiritus-vlammetje te houden en voortdurend in de ronde te draaien. Daarbij loopt men echter kans. dat een mooie kristallen flacon barst door al te plotselinge verwarming. Secuurder is daarom de vol gende methode. Leg een dik touwtje of een dun hennepkoordj eom den nek van de flesch. Twee personen pakken nu de flesch met hun linkerhanden stevig beet. Met hun rechterhanden pakken ze ieder een eind beet van het touwtje en trekken dat snel heen en weer. Door dit snelle, stevige schuren van het touw langs den hals, wordt deze verhit, zet uit, waarna men gemakkelijk de stop eruit kan draaien. Een andere moeilijkheid is, dat men dik wijls het schroefdopje van een tube (tandpasta, verf, gom. enz.) niet los kan krijgen. Ook daarvoor bestaat een eenvoudig middeltje. Men steekt eenvoudig een lucifer aan en houdt die onder het schroefdopje, terwijl men tegelijkertijd de tube ronddraait. Men kan ook een gas- of spiritusvlammetje gebruiken, maar in de meeste gevallen is een lucifer voldoende. Ook kan men het schroefdopje in heet water doopen, waarna het makkelijk los geschroefd kan worden. Metalen schroefdeksels van jampotjes, enz. die niet los willen, kan men eveneens op zachtzinnige wijze dwingen door het potje omgekeerd, alleen met het schroefdeksel een paar seconden in heet water te houden. Niet te lang, want dan zet het glas ook uit, en zijn we weer even ver. Tenslotte zijn er nog de gewone blikken bussen en busje, waarvan de deksels niet af willen. Door timmeren en stompen vliegt het deksel er soms af, doch dan is meteen het busje uit zijn fatsoen. Men kan 't deksel er afkrijgen door een smal dun mesje te nemen, een oud aardappelmesje bijv., en te probeeren de punt hiervan voorzichtig op een of ander plekje tusschen het deksel te krijgen. Heel voorzichtig buigt men het deksel op dat punt een beetje uit door het mesje zacht op en neer te wrikken. Het Is niet noodig, dat het mesje zóóver tusschen het deksel gestoken wordt, dat de punt den bodem van het. deksel raakt. Nu gaat men zooveel mogelijk trachten het mesje in het rond te duwen en telkens den rand van het deksel een weinig uit te buigen. Zoo gaat men het busje heelemaal rond en gaat daarmee door, steeds in de rondte, tot het deksel er gemakkelijk afgenomen kan worden. TT kunt kiezen uit niet minder dan vier alleraardigste japonnetjes, waarbij de kwestie van de ruimte beneden in den rok op vier verschillende manieren is opgelost. Van links naar rechts hebben we eerst een mooie jurk van koningsblauwe crepella met kraagje cn manchetjes van wit zijden piqué. Het lijfje wordt van voren met 4 knoopjes gesloten. De rok is in punten aan het boven stuk gezet, terwijl er van voren en van ach teren een ingezet, naar onderen wijder uit loopend. pand is ingezet. Aan 3 M. stof van 1.40 M. breed heeft men voor dit model (pa troon no. 12.167) genoeg. Vervolgens een keu rig japonnetje van beige popeline. De rok is van onderen met stolpplooien. Heel bijzon der. doch heel fijn doet het kraagje van zwart satijn. Natuurlijk wordt er dan ook een zwart hoedje met een groen veertje, alsmede een paar zwarte handschoenen bij gedragen. Voor dit model (patroon no. 12.168) heeft men aan 3.26 M. stof van 1.40 M. breed genoeg. Daarna een werkelijk snoezig japonnetje van pastel groene drapella met kraagje en plastron van blauw zijden jersey. De rok is van voren en van achteren met een stolpplooi. 2.50 M. stof van 1.40 M. breed zijn voor deze japon (pa troon no. 12.169) toereikend. Tenslotte een ja ponnetje van rose crêpe de chine, met van voren platte plooien, terwijl kraagje en man chetjes van wit piqué zijn. Natuurlijk hoort er een ceintuur van wit lakleer op gedragen te worden. 3.25 M. stof van 1.40 M. zijn voor dit model (patroon no. 12.170) voldoende. Wij hebben reeds eerder opgemerkt, dat de wollen stoffen in de wintermode een belang rijke plaats innemen. Alles wijst er op, dat de voorkeur voor deze stoffen nog steeds toe neemt, zoodat ze, wat populariteit betreft, ze ker veel andere stoffen zullen overtreffen. Bovendien zijn de nieuwste wollen stoffen zoo dun, dat ze heel soepel vallen en ook de kleinste details er heel goed in verwerkt kun nen worden. Van deze japonnen zijn knippatronen ver krijgbaar a 75 ct. Postwissel zenden aan: De Beurs, Amstellaan 66, Amsterdam, Z. Le vering binnen 1 week. Op het strookje nauw keurig vermelden: naam en adres van afzen der, nummer van het gewenschte patroon en maat. (De maten van 40 tot 52 kunnen ge leverd worden). ZOO VAN DIE KLEINE NUTTICE WENKEN VOOR SINTERKLAAS. Ik vroeg het Jonas. U weet wel, Jonas, die de meest volmaakte man ter wereld is, om dat hij altijd is, wat Je van hem verwacht. Een geruststellend man, omdat je aan de hand van Jonas altijd weer kunt bewijzen, dat alle andere mannen armzalige, onvolle dige, altijd weer te kort schietende wezens zijn. Jonas verliet mij ook in deze moeilijke stonde niet., lei zijn vingers langs zijn neus, en deed mij de volgende nuttige wenken aan de hand, die ik tot Nut van het Algemeen de wereld inzend. „We zullen eerst", zei Jonas, „nagaan wat we de gemiddelde vrouw zouden kunnen ge ven. Mondain, en toch huishoudelijk. Intel lectueel en toch charmant. Enfn, in kort, de vrouw, zooals er geen vrouwen zijn. Om mee te beginnen: natuurlijk sieraden. Hoeft niet duur te zijn en ook niet mooiAls het maar bizar is. Rood en groen en geel. En met bijbehoorende armbanden. Een kaasschaaf. Parfums. En er altijd bijzeggen, dat het je lievelingsparfum is. Een roostervork, als ze geen electrische broodrooster heeft, en een electrische broodrooster als ze geen rooster vork heeft. Tasschen, hoe meer hoe liever. Hoedenstandaards, geel, lila, rose. Desnoods met een hoed erbij. Marokkaansch aardewerk, merlampje. Handschoenen. Losse gespen voor d'r schoenen, veeren voor d'r hoed. Een tin nen kan. Een relsnecessaire. Een toiletstel. Schoothondjes, niet te veel tegelijk. Gember- potjes. Dan ga je zelf den volgenden dag de gember eruit opeten, en heeft zij het potje Zoo'n kogelronde pul, als daar staat. Ja juist, die waar jij net naar zat te kijken. Mokka kopjes. Slalepel en vork, want die breken ze eens in de week. Kleine zoutvaatjes. Kussens. Hoe meer, hoe liever. Je laatste portret, met een paar troostrijke, maar hartelijke woor den. Nog meer?" „Nee", zei ik, „dank je. En nu de gemid delde man". „Aangezien ik dat ben", zei Jonas blij, „zal ik je even zeggen, wat ik minstens verwacht. Een auto. Mocht je daar iets voor voelen, dan kun je inlichtingen over het merk alhier be- fluts Aitrtrsnu- komen. Sokken. In 's hemelsnaam sokken. Geen dassen, want die kan een vrouw niet uitzoeken. Een paar reispantoffels voor als de crisis over is. Een dassenstrekker. M'n vrouw wil ze niet strijken, en het meisje kan het niet. Alzoo En cigaretten. Een goeie, be hoorlijke kunsthistorie zou me zeer veel ge noegen doen, om heelemaal niets te zeggen van een paar van die varkensleeren hand schoenen. Een das. Lekker warm, en alsje blieft kalm van kleur. Een opvouwbare tan denborstel. Ja, die kun je krijgen. Verrukke lijk gewoon. Zoo maar in je vestjeszak. O ja, en sigaretten natuurlijk. Een vulpen, en als dat te bescheiden is. een draagbare schrijf machine. Dat nieuwe boek over de Engel- schen: „The English. Are they human?" Heb ik me ook altijd afgevraagd. Nu ik het toch over boeken heb, alle andere goeie boeken, die er dit jaar zijn verschenen. Mijn notitieboekje is ook weer vol. Geen paraplu. Desnoods wel een wandelstok, maar een goeie, alsjeblieft. Een trui, liefst niet eigengebreid. Dat wordt altijd zoo pijnlijk. Een kamerjas, en als je erg duur wilt doen, een coin de feu. Zoo'n zakje, om je sleutelbos in te bergen. De zak van dit pak begint ook al weer te slijten. En aan de auto mankeert ook nog van alles. Van een plaid tot een sigarettenaansteker toe. En voor ik het vergeet, sigaretten." Jonas, wou geen bedankje hebben, zei hij. Zoo is hij. Hij hoopte alleen op een voorspoe- digen Sinterklaas, en wenschte mij hetzelfde. Ik, op mijn beurt, wensch het u. WILLY VAN DER TAK. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel WEEKNIEUWS CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM Meer dan ooit is het nu een tijd, om practischc cadeaux te geven met de a.s. St. Nicolaas. En in dat genre bent U bij ons aan het juiste adres. Truien, pullovers, vesten, slobkousen, wollen cn zijden sjaals, wollen hand schoenen voor dames, heeren en kin deren, kousen, ziekenjasjes, peignoirs, wollen kinder jurkjes en andere arti- Jjjelen, tc veel om op te noemen. Maar U kent onze zaak, nietwaar, U weet wat ioO' verkoopen, en hoe solide al onze artikelen zijn. Een bovendien is alles zoo laag geprijsd! U moet die beeldig geborduurde Ja- pansche peignoirs eens zien, wij koch ten deze partij extra voordeelig. Wat elke vrouw moet weten is, dat handen, rood en ruw van huishoudelijk werk, weer blank en gaai en zacht worden als fluweel door ze 's avonds niet een weinig Parol in tc wrijven. „Ik mag dit jaar met Oudejaar tot twaalf uur opblijven', vertelde me een achtjarig meisje. Zooveel weken van te voren verheugt ze er zich al op. Wat een bijzondere dag zal dat worden, een dag met zoo'n langen avond! We zijn geneigd te zeggen. „Het zal je lee- l!jk tegenvallen. Een avond vliegt om, het is twaalf uur voor je het weet." We denken daarbij aan onze eigen avonden, die zoo gauw om zijn. Sommigen van ons vinden het „vroeg" als ze om twaalf uur in bed liggen. Voor het kleine meisje lijkt zoo'n avond een lang, lang feest. Maar als we wat verder denken, zullen we zoo'n klein meisje niet deprlmeeren. Waar om ook? Ze heeft gelijk. Voor haar zal de avond lang zijn. Want we herinneren ons wel uit eigen jeugd hoe lang alles duurde. „Wat zijn we nu al ver over bedtijd heen", zeiden wc, „en toch is het nu pas tien uur". En hoe lang moesten we dan nog wachten tot het elf uur, half twaalf was. Voor kinderen is een avond lang. Ook de dagen zijn lang. „Morgen" ligt in de verre toe komst. Er liggen zooveel uren tusschen nu en morgen ook nog een lange nacht sla pen. De belofte: dat mag je over een week, kan een kind maar matig bekoren. En een maand is heelemaal een niet te overzien tijd vak. Wat een eindelooze dagen hebben we op school doorgebracht! Er waren lesuren, die niet omkwamen. En als je 'smorgens om kwart voor negen van huis ging, dan wist je. dat je in lang niet thuis zou komen. En nu? De dag lijkt een korte poos tusschen opstaan en naar bed gaan. Hoe lang was je tien jaar en hoe kort ben je twintig! Nog veel korter zul je veertig, vijf tig zijn. Het is of de jaren rennen, steeds har der en harder. Toch.... soms Is er plotseling een dag, een week, soms wel eens een heel jaar, dat ons lang schijnt. „Is dat alles heusch ln een jaar gebeurd?" vragen we verbaasd. „Nog geen jaar geleden hadden we dit nog niet beleefd en d&t nog niet. Wat is er veel veranderd." Er is veel gebeurd, we hebben veel beleefd, de tijd die achter ons ligt is gevuld met erva ringen. Bij het beleven van een groote vreug de of een groot verdriet groeit de tijd. Is het werkelijk pas vijf minuten geleden, dat we die tijding kregen, die ons zoo blij maakte, duurt onze vreugde nog maar zoo kort? En hoe is het mogelijk, dat we ons pas een half uur zoo bedroefd voelen; het lijkt ons dagen toe. Het ls daarom makkelijk te verklaren waar om voor het kind alles zoo lang duurt. Het kind beleeft veel meer dan wij. Het ziet al tijd weer iets nieuws, zijn aandacht wordt van het een naar het ander getrokken. Het eenige oogenblik schatert het van uitbundige vreugde, het andere is het niet tot bedaren te brengen van een toomeloos verdriet. De sommen op school zijn nieuw, als je ze begrijpt en maken kan is het heerlijk, als je ze niet begrijpt en je velletje panier blanco in moet leveren is het vreeselijk. De tijd van het kind vult zich met belangrijk oogenblik na belang rijk oogenblik. Ais het half tien is, ligt half negen al in het verre verleden. Er is in dien tuschentijd zoo veel gebeurd! Langzamerhand verliest het kind de be langstelling voor alle dingen. Er is zoo veel. dat het al kent; het gaat er aan voorbij. Het beleeft niet meer zoo veel en de tijd blijft leeg. Dan vindt het, dat de tijd vlugger gaat dan vroeger. En hoe ouder we worden, hoe meer we „alles wel kennen". De tijd wordt steeds lee- ger. we laten hem maar voorbijgaan. Maar het kleine meisje, dat een avond tot twaalf uur zoo lang vindt, beleeft oogenblik na oogenblik. Elk spelletje is een avontuur.... Wie zal het winnen? De eerste hap in den appelbol is een onderneming. Hoe zal het smaken? En wat een feest is de keurig gedek te tafel....! Zou er nu nog meer komen? Ze begint al slaap te krijgen. Wat een lange, lange avond! Als wij klagen, dat het leven zoo kort is, misschien kunnen we dan eens probeeren te leven als de kinderen. Te leven bij de gave van het oogenblik. BEP OTTEN. RECEPT. Spesulaas maken we van 150 gr. bloem. 50 gr. boter, 1212 gr. amandelen. 2 12 gr. ge stampte kruidnagelen, 12 theelepel fijne kaneel, wat nootmuskaat, 5 gr. sucade. 1 lepel melk, 100 gr. donkerbruine suiker. De suiker lost men in de melk op; dan hakt men de gepelde amandelen in stukies en snippert de sucade. Alle ingrediënten kneedt men tot een bal en deze drukt men stevig in een met rijstmeelbestrooide speculaas plank. Met een scherp mes snijdt men het overtollige deeg af, licht de koekjes uit de plank en legt ze op een met meel bestrooide bakblik op eenigen afstand van elkaar. In een tamelijk heeten oven bakt men ze licht bruin en gaar (ongeveer 15 minuten), dan neemt men ze van het blik en laat ze af koelen. Gestoofde schapenlapjes: Hiervoor nemen we 4 schapenlapjes van 150 G.. ongeveer 1 af gestreken'eetlepel zout. en wat peper, 3 afge streken eetlenels vet. boter of margarine. 4 eetlepels dikke tomatenpurée, 1 ui, 1 kleine winterwortel en 4 kopjes water met 2 maggi bouillonblokjes. De lapjes wascht men en droogt ze af: wrijft ze daarna in met zout en peoer en laat ze in het heete vet of de bruin- gebraden boter, aan weerskanten vlug bruin worden. Leg ze over in een stoofpan; dan voegt men er de gesnipperde ui cn wortel bij en daarna giet men er den bouillon en te to matenpuree over. Dit gerecht laat men in een goed gesloten pan zachtjes gaar stoven (onge veer 1 uur): dan schikt men de lapjes op een vleeschschotel en de rest van de saus presen teert men er afzonderlijk in een sauskom bij. Hierbij geeft men gekookte aardappelen of rijst. ZEEUWSCHE KANT. VIER AARDIGE WINTER- JAPONNETJES. Bretonsch aardewerk, Baskisch aardewerk, Zweedsch aardewerk, Italiaansch aardewerk. Schoenen, of een bon voor schoenen. Kousen, of een bon voor zes paar kousen. Geen zak doeken. Geen postpapier. Daar hebben ze kasten vol van. Leeren, touwen, stoffen, des noods houten ceintuurs, en als ze je erg ver want is, on de malaise is het niet, dan een kort bontjasje. Waarschijnlijk raakt ze je dan nog veel verwanter. Gecapitonneerde, of gewatteerde, of hoe heet dat, kleerenhangers. Een sigarettenkoker, tenminste als ze rookt. Truitjes, of jumpers, of hoe dat heet. Sche Tentoonstelling van de Nederland sche Kantvereeniging in de boven zalen van Brinkmann. Gisteren opende in de bovenzalen van Brinkmann de Nederlandsche kantvereeni- ging „Het Molenwiekje" een tentoonstelling van Zeeuwsche kant, die alleszins de gang naar de Groote Markt en de moeite van het aanzien waard is. „Het Molenwiekje" is een vereeniging, die en het pleit voor haar inzicht zich ten doel stelt het doen her leven van de oude kunst van het kantklos sen, maar die niet wil vervallen in de fout van zoovele vereenigingen-ter-herleving- vanen die dientengevolge, in plaats van te trachten oude patronen weer uit het ver geetboek op te diepen en na te bootsen, het zoekt in patronen en motieven uit den te- genwoordigen tijd. En dat dit streven alles behalve tot een reiken naar onmogelijke idealen behoort, bewijst deze tentoonstelling, die werkelijk niet alleen de belangstelling van kijkers, maar ook die van koopers ver dient, ten volle. Het is uit den aard van de zaak een on mogelijkheid om een „critlekje" of zelfs maar een „verslag" van een kanttentoonstelling te schrijven. Wil men het zoo uitdrukken, dan zou men desnoods kunnen zeggen dat kant een te subtiel iets is om over te schrijven. Men moet er van houden, men moet kunnen genieten van de schoonheid van zoo'n kleed je. zoo'n kraagje, zoo'n kussen of theemuts, men moet hooren tot hen, die dadelijk on weerstaanbaar onder de charme komen van zoo'n oerfUn dingsigheidje, dat tegelijkertijd alles en niets is, en voor wie hel. bezit van een dergelijk volmaakt stukje werk een voort durende bron van verrukking is, men moet zich de aanblik van zijn eigen tafel kunnen voorstellen opgeluisterd met zoo'n stukje kant, dat, al werd de technische volmaakt-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 22