HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. DE AMBACHTEN IN DEN LOOP DER EEUWEN. HET NIEUW HEILIGLAND. H.D. VERTELLING Biographieèn in een notedop. Hoe het eens was. Hoe het geworden is. Hieuw Heiligland omstreeks 1800. Een reeks interessante vergelijkingen tusschen verleden en heden HL DE SCHOOLMEESTER Nu wordt, de onderwijzer tot de intellec- tueelen gerekend, maar als wij toch den schoolmeester in deze serie over de ambach ten in den loop der eeuwen aan de beurt laten komen, dar. is dat om wat te vertellen over het onderwijs in vroeger eeuwen. Het is toch van belang kennis te nemen van de ontwikkelingsmogelijkheden van onze voor ouders, omdat de vroegere toestanden daar door in een juister licht komen te staan. In de 17de eeuw was het met het onder wijs voor het volk slecht gesteld. Toen kon men onderwijzer worden als men „een naam conde schryven ende een Psalm niet on- stichtelyk singhen". Het onderwijzersbaantje, ook al werd het slecht betaald, werd een uitkomst geacht voor werklooze arbeiders. Ook vele behoeftige weduwen hielden een schooltje om zich een karig bestaan te ver schaffen uit de schoolgelden. Van opvoed kunde was weinig sprake, de kinderen die niet goed leerden kregen met de plak, een lepel met een lange steel, waarmee gevoelige klappen uitgedeeld konden worden. Voor de lastigste leerlingen was ook nog een bulle pees beschikbaar! Domme kinderen, al kon den de stakkers het niet helpen dat zij bij het slechte onderwijssysteem van hun meester, niet veel in zich opnamen, kregen, als af schrikwekkend voorbeeld voor de anderen, een kap met ezelsooren op het hoofd. Vech tende jongens werden met de voeten in een houten blok gezet. Blijkbaar was men er in dien tijd van overtuigd, dat leeren alleen mo gelijk was als er hardhandig opgetreden werd. De lagere school had in dien tijd met een leerling succes gehad als hij na zijn studie tijd wat lezen, rekenen en schrijven kon. De meeste tijd werd besteed aan het uit het hoofd leeren van gebeden, de tien geboden, de 12 artikelen des geloofs enz. Als de kinde ren die automatisch konden opdreunen wa ren het bollebozen! Het schooltje dat Luiken geteekend heeft, was blijkbaar een luxe-onderwijsinrichting. Vaak lieten de lokalen veel, of zelfs alles ie wenschen over. Het waren donkere kamers, vochtige zolders of vunzige kelders. Sommige schoolmeesters hadden wel 400 leerlingen, maar ook al lieten zij zich dan bijstaan door eenige helpers, dan nog kwam er niet veel van het onderwijs terecht! Als de meester slechts het schoolgeld inde, dan was hij al tevreden. Om de verdiensten nog wat te ver meerderen kwam de vrouw van den meester onder schooltijd in de klasse omkoekjes te verkoopen! Op het Haarlemsche gemeentearchief vindt men vele boeken van de gilden. Die boeken zijn indertijd door de bestuurders bijgehou den. Uit de manier waarop de meesten het gedaan hebben, blijkt duidelijk, dat hun in- tellectueele ontwikkeling op geen hoog peil stond. Slechts met echte hanepootjes zijn zij er in geslaagd hun gedachten op het papier te zetten, maar er is heel wat tijd voor noo- dig om daaruit wijs te worden. Uit het feit, dat vele getuigen de voor de bestuursleden der gilden verleden akten met kruisjes geteekend hebben, valt af te leiden, dat er in dien tijd veel menschen waren die konden lezen noch schrijven. Allan vertelt over den toestand van het onderwijs in vroeger eeuwen te Haarlem, dat in de Middeleeuwen aan elk klooster een school verbonden was. Daar werden zoowel letteren als kunst onderwezen Het onderwijs op die kloosterscholen moet we! goed ge weest zijn, want, waar zouden de heerlijke werkstukken uit dit tijdperk vandaan geko men zijn zoo er geen overvloedige gelegen heid ware geweest om wat te leeren, kennis te krijgen en tot ontwikkeling te komen. Het allooi der schoolmeesters was in de middel eeuwen oneindig beter dan bijvoorbeeld in de 18de eeuw, toen lijfbedienden, koetsiers enz. zeer dikwijls met het schoolmeestersbaantje werden begunstigd. Naarmate de beschaving won, vermeerder de ook te Haarlem het aantal onderwijzers, zoodat men hier in de laatste helft van de 17de en de eerste helft van de 18de eeuw 20 scholen vond die door meesters en 24 die door matressen werden bestuurd. Naar de behoeften van den tijd leerde men op die scholen lezen en schrijven van Neder- landsch en Fransch en bovendien nog reke nen. Op enkele scholen werd toen ook reeds wis- en aardrijkskunde onderwezen. Tot op het einde der 18de eeuw werd alleen door Hervormde onderwijzers school gehou den. Het was den Roomsch Katholieken niet geoorloofd om schoolmeesters te hebben. Niemand tot die kerk behoorende, mocht zich als schoolmeester vestigen. Deze door velen gehate wet werd in 1795 ingetrokken en in dat zelfde jaar besloot het stadsbestuur het onderwijs der jeugd naar den regel van Vrij heid en Gelijkheid in te richten en dus ook R.K. onderwijzers toe te laten, mits zij vol deden aan de eischen van het Schoolmees tersgild. In de 18de eeuw bloeiden hier ter stede de Hollandsche en de Fransche scholen. Toen er evenwel een economische inzinking kwam tengevolge van de staatkundige toestanden, waren vele ouders door armoede genoodzaakt om hun kinderen van deze betrekkelijk dure scholen te halen en ze voor zoover er althans plaats was naar de Stadsscholen te zen den. In 1806 trad een nieuwe Schoolwet in werking, die eenige verbetering op onderwijs gebied bracht. Van dat jaar dateert ook de instelling van de plaatselijke schoolcom missie. Het onderwijs kon pas op hooger peil ko men door een verbetering van de opleidin van de onderwijzers. De maatschappij „tot Nut van 't Algemeen" stichtte in 1796 de eerste kweekschool, die met 7 kweekclingen begonnen werd. In 1800 werd dit aantal met 4 uitgebreid. Toen werd de kweekschool ver- eenigd met de Departementale school van het Nut. Daar werd toen onderwijs gegeven in spellen, lezen schrijven, cijferen, meetkun de, algebra. Nederlandsche taal. aardrijks kunde, vaderlandsche en algemeene geschie denis en zedekunde. Aanvankelijk telde de school 42 leerlingen, maar zij had zooveel succes, dat het aantal tot 100 moest worden opgevoerd. Behalve de onderwijzer P. J. Prin sen werkten 3 hulponderwijzers aan de school gekozen uit de vroegere leerlingen der kweekschool. Later is deze Departementale kweekschool overgenomen door het Rijk en voortgezet als Rijkskweekschool voor onderwijzers. 't Nut stichtte later (in 1869) weer een kweekschool voor onderwijzeressen te Haar lem. Omstreeks 1890 (52.000 inwoners) telde Haarlem 8 openbare lagere scholen met 3333 leerlingen en 88 onderwijzers, benevens 17 bijzondere lagere scholen met 3403 leer lingen en 85 onderwijzers. Thans heeft Haarlem (nu op 120.000 in woners) 43 openbare lagere scholen met 277 onderwijzers en 6700 leerlingen, 38 bijzonder; lagere scholen met 299 onderwijzers en 8200 leerlingen. In deze opgaaf Is niet de Rijksleerschool begrepen. C. J. v. T. HOEVEEL ZIJT GE WAARD? Als iemand u vertelde, dat gij slechts een rijksdaalder waard zon zijn, zoudt gij hem wel verbaasd aanzien. Gij slaa uzelf wel iets hooger aan, maar dr. T. E. Lawson in Londer. heeft onlangs in een lezing verteld, dat de samenstellende bestanddeelen van een men- schelijk lichaam een waarde van ongeveer een rijksdaalder hebben. Gij weegt laat ons zeggen 140 pond. Uw lichaam bevat dan voldoende kool voor 9000 potlooden, phosphorus voor 2200 .uclfers- koppen, ijzer voor een gewone spijker, kalk voor het witten van een kippenhok, 10 gal lons water zwavel voor het wasschen van een hond tegen vlooien en vet voor 7 stukken zeep Een bemoedigende analyse! Het dcet er bovendien niet toe of het het lichaam van Edison of van een gedegenereerd of achter lijk type betreft. Maar die menschen van-een-rijksda aid r hebben toch maar de radio uitgevonden en de vliegtuigen enzJ XVI. Op het eerste gezicht is er niet veel ver anderd aan het poortje op het Klein Heilig land, dat een blik gunt op het Nieuw Heilig land. Maar bij een nauwkeuriger vergelijking komen de verschillen toch naar voren. In 1800 sloten de huizen op het Klein Heiligland zoo mooi aan bij het poortje, wat nu niet meer gezegd kan worden. De huizen op het Nieuw Heiligland hebben door herhaalde verbouwingen een nuchter karakter gekre gen .zooaat veel van het intieme verloren gegaan is. Helaas. Salta Pro Nobis. door JOHN G1 SWORTHV. „De danseres, Moeder, is heel treurig. Zij zit met het hoofd in de handen. Ze staart. Het is vreeselijk om te zien. Ik heb getracht haar te doen bidden, Moeder maar het arme kind weet niet hoe; zij gelooft niet. Zij wil zelfs niet biechten. Ze is een heiden een heiden. Wat zouden wij voor haar kun nen doen, Moeder, om haar in die lange uren een beetje op te wekken? Ik heb getracht haar van haar leven te doen vertellen. Ze antwoordt niet. Ze zit maar te staren. Als ik haar zie doet mijn hart pijn. Kunnen wij niets doen om haar te troosten voor zij sterft? Zoo jong zoo levenslustig te moeten ster ven; zij, die niet gelooft! Doodgeschoten te worden zoo jong, zoo mooi; het is vreese lijk Moeder!" Toen ze dit gezegd had, hief de kleine be jaarde non haar handen en kruiste ze stil op haar grijze borst. Haar oogen, bruin cn zacht, keken vragend op in het gezicht voor haar, wasbleek onder de kap en het gladde grijze haar. De moeder stond te peinzen, recht, mager, bijna alsof er geen lichaam was onder dat witte en grijze nonnenkleed. Zij hadden haar de zorg voor de spionne opgedragen, een danseres met zigeunerbloed, naar men zei of was het Moorsch? die geheimen had losgekregen van een Franschen vriend, en ze verkocht aan de Duitschers in Spanje. Vol gens het vonnis had er geen twijfel bestaan. En ze hadden haar naar het klooster ge bracht, zeggende: „Houd haar bij u tot den vijftienden. Bij u zal ze het beter hebben dan in de gevangenis. „Doodgeschoten te worden een vrouw! Het was om te huiveren! En toch het was oorlog! Het was voor Frank rijk! En de moeder keek neer op de non met de zachte, bruine oogen, en antwoordde: „Wij zullen zien, mijn dochter. Breng mij naar haar cel". „Door de gangen gingen zij, en zachtjes naar binnen. De danseres zat op haar bed, haar beenen onder zich gekruist. Haar huid was kleurloos, alleen haar Oostersch bloed had er een vaag bruinen gloed aan gegeven. Het gezicht was ovaal, de wenkbrauwen liepen wat schuin, het zwarte haar was in het mid den gescheiden; dc lippen, zinnelijk, maar fijn, lieten een schemering van witte tanden door. Haar armen waren gekruist, alsof zij het vuur in dat soepele lichaam trachtten te bedwingen. Haar oogen. van de kleur van Malagawijn, keken naar en door de witte muren, als de oogen van een gekoolden luipaard. De Moeder zei: „Wat kunnen wij voor u doen, mijn doch ter?" De dochter haalde haar schouders op; haar heele lenige lichaam strekte zich onder het zijden kleed. „Ge lijdt. Men heeft mij gezegd, dat je niet bidt, Dat is jammer." De danseres glimlachte de snelle glim lach had charme als een vluchtigen geur. een warme melodie, een lange kus; zij schudde het hoofd. „Wij zeggen het niet om je lastig te vallen; wij hebben medelijden met Je, omdat je lijdt. Wij begrijpen het wel. Is er een boek. dat je zou willen lezen: wijn, die je zou willen heb ben; is er iets, dat je een beetje zou kunnen afleiden?" De danseres maakte haar armen las en sloeg ze achter het hoofd ineen. Het gebaar was mooi. soepel; er kwam een zwakke blos op de bleekc wangen van de Moeder. „Wil je voor ons dansen?" Weer die glimlach als de smaak van een zoeten wijn. en deze keer bleef zij. „Ja", zei ze, ik zal voor u dansen graag. Heel goed madame!" „Dat ls goed. Ik zal u uw costuums laten brengen. Vanavond in de groote zaal, na het avondbrood. Als je muziek wilt hebben kunnen wij er een piano zetten. Zuster Ma thilda speelt goed." „Ja muziek een paar simpele dansen. Madame, zou ik mogen rooken?" „Zeker, mijn dochter. Ik zal u sigaretten laten brengen". De danseres strekte haar hand uit. De moeder voelde de soepele warmte ervan tus schen de hare, die teer waren met dunne blauwe aderen, en huiverde. Morgen zou zij koud en stijf zijn! „Au revoir dan, mijn dochter „De danseres zal voor ons dansen!" Dat was het woord, dat door het klooster ging. Ze wachtten in spanning, als op een wonder. De piano werd geplaatst; muziek werd gehaald: zi.i aten hun avondmaal fluisterend. Zoo iets vreemds! Zoo*n onverwachtheid! Herin neringen kwamen opduiken! Wonderlijke, vreemde gebeurtenis! Het maal was spoedig voorbij, de tafels werden opgeruimd, wegge haald. op de lange banken tegen de muren wachtten zestig grijze figuren met witte kap pen in het midden de Moeder, aan de piano zuster Mathilde. De kleine bejaarde non kwam eerst; toen, door de groote witte zaal de danseres, lang zaam loonend over den donkeren eiken vloer. Elk hoofd was gewend alleen de Moeder zat stil. en dacht: ..Als het maar geen jonge hoofden op hol brengt!" De danseres droeg een wijden zwarten rok. ze had zilveren schoener, en kousen aan, om haar middel was een breed, eng sluitend net werk van goud, over haar borst zilver met zwarte kant; haar armen waren bloot; een roode bloem zat opzij ln het zwarte haar; haar hand hield een zwarte waaier De lippen waren even aangestipt met rood; de oogen even aangestipt met zwart, het gezicht was als een masker. Ze stond in het midden, met neergeslagen oogen. Zuster Mathilde begon te spelen. De danseres hief haar waaier op. In die Spaansche dans bewoog ze zich bijna niet van de plaats waar ze stond, soepel dei nend. zich wendend: alleen haar oog«n leken te leven, nu rustend op dit. nu op dat gelaat uit d'.n lange rij van gezichten, waarop zooveel emoties weersoiegeld stonden nieuwsgie righeid en twijfel, plezier, verlegenheid, af schuw. Zuster Mathilde zweeg; de danseres Het Nieuw Heiligland zooals het nu is. stond stil; een zacht gefluister steeg op uit de rij nonnen, en dc danseres glimlachte. Toen begon de piano weer, een Poolsche dans; een oogenblik luisterde de danseres als om het rythme der vreemde muziek op te vangen; toen bewogen haar voeten, haar lippen openden zich; ze was vroolijk en dar tel en zorgeloos als een vlinder; en om de lip pen der toekijkende gezichten kwam een glimlach, en een zacht gefluister van genoe gen steeg op. De Moeder zat onbewegelijk, haar dunne lippen op elkaar gedrukt, haar dunne vinger* door elkaar gevlochten. Beelden uit het ver leden verschenen en verdwenen weer. als fi guren uit een wonderlijke, oude muziekdoos. Ze herinnerde zich dien lang vervlogen tijd toen haar liefste gedood werd in den Fransch—Duitschen oorlog, en zij ln het klooster was gegaan. Deze soepele gestalte uit een heidensche wereld, met de roode bloem ln het haar. het bleeke gezicht, de glanzende oogen maakte zoete herinneringen wakker uit den tijd voor haar verlangens ge storven waren en zij ze naar de Kerk ge bracht had om ze te begraven. De muziek zweeg, begon weer een Haba nera, en weer kwamen de herinneringen, warm, kloppend, duister. De Moeder wendde haar gezicht naar links en naar rechts. Had zij wijs gedaan? Zooveel jonge hoofden, zoo veel warme harten! En toch -- had ze d<* laatste donkere uren van dit heidensche kind niet moeten verlichten? Ze was gelukkig, nu ze danste. Ja. ze was gelukkig! Wat een macht! Wat een overgave! Het was bijna angstwekkend. Ze hield elk oog geboeid zelfs dat van zuster Louise zooals een slang die een konijn geboeid houdt. De Moe der glimlachte bijna. Arme zuster Louise! En toen. even achter dat gezicht vol Ingespan nen afschuw, zag de Moeder zuster Marle. Wat staarde het kind wat een oogen wat een lippen! Zuster Marie zoo jong net twintig haar verloofde nog geen Jaar ge leden gevallen! Zuster Marie de mooiste uit het gansche klooster! Haar handen zoo vast Ineengeklemd lagen ze in haar schoot. En ja het was naar zuster Marle dat de danseres keek; voor zuster Marie draaide en wendde ze dat soepele, warme lichaam! Voor zuster Marie kwam en ging de glimlach op die verleidelijke roode lippen! In elke dans scheen de danseres zich te geven voor zuster Marie. En de Moeder dacht: „Heb Ik hiermee het werk van de Heilige Maagd gedaan of dat van den Duivel?" Vlak langs de rij nonnen gleed nu de dan seres; haar gezicht trotsch. haar lichaam koninklijk. Zuster Marle! Wat was er? Een blik, een aanraking met de waaier! De mu ziek zweeg. De danseres wierp een kushand waar naar toe? „Gracias, senora's; Addios!" Langzaam, soepel, zooals ze gekomen was, ging ze over de donkere vloer; en de kleine oude non volgde. Een zucht uit de lange rij en ja, een snik! „Ga naar je cellen, mijn kinderen. Zuster Marle!" De Jonge non kwam. met tranen in de oogen. „Zuster Marle, bidt. dat haar zonden haar vergeven mogen worden. Ja. kind. het is treurig. Ga naar Je cel. En bid!" Wat liep het kind licht! Zij was ook soepel en mooi. De Moeder zuchtte Morgen, koud, grijs, wat sneeuw op den grond, zij kwamen de danseres halen gedu rende de mis. Een schot! Met bevende lippen bad de Moeder voor de ziel, die nu danste voor haar God Dien avond zochten zU zuster Marle, maar konden haar niet vinden. Twee dagen later kwam er een brief: „Vergeef mij. Moeder. Ik ben naar het leven teruggegaan. Marle." De Moeder zat heel stil. Het leven In den dood! Figuren kwamen te voorschijn uit die oude muziekdoos, de herinnering; het gezicht van de danseres, een roode bloem in het haar donkere, lachende lippen, luchtig geraakt met een vinger, even geopend in een kus' VOETBAL EN TOOVENARIJ. De voetbalsport Is wijd over de wereld verbreid. De inlanders in Intilë spelen het spel. soms op bloote voeten, en ook de negers in Afrika doen er met veel enthousiasme aan. Zij kunnen die nieuwe sport echter niet beoefenen zonder bijgeloof. Als een elftal ge slagen wordt, schrijft men dit dikwijls toe aan toovenarij. Derhalve zullen, als het beroepsvoetbal naar Afrika overwaait, de hoogste prijzen be taald worden, niet voor spelers doch voor toovenaars. Want zij toch maken de goals! Velen onzer zullen om dit bijgeloof glim lachen en hun schouders erover opha.cn. Dcch ook bij ons komt het voor. Hoeveel elf tallen Immers zijn er niet. die gelooven op een bepaald terrein nooit te kunnen winnen?. ERNEST HENRY SHACKLETON. 1874—1922 Deze week. 5 Januari, was het tien jaar ge leden, dat Shacklcton gestorven is. Wie kent niet den naam van 8hackIclon? De ontdekker van de magnetische Zuidpool is een der populairste ontdekkingsreizigers, die ooit geleefd hebben. Ernest Henry Shackleton is in Ierland ge boren. te Kildare in 1874. Hij werd opgevoed op Dulwich-college en voer eerst op koopvaar dijschepen, waarna hij bij de Engolscho ma rine dienst nam. Hij nam deel aan de Zuiri- pool-expcditie van Scott met de „Discovery" in 1901 cn van 1907 tot 1909 rustte hij zelf een expeditie naar de Zuidpool uit met de „NimrodHij vertrok eerst naar Nieuw Zee land en Victorlaland, waar in 1908 dc winter kwartieren betrokken werden bij kaap Royds. Hij maakte van hier. het eiland Ros:;, uit sledetochten, onderzocht de vulkaan Erebus en de ijsbarrlère van Victorlaland. Aan de groote sledetocnt naar de Zuidpool, begon nen op den 29sten October namen behalve Scott. Adams, Marschall en Wild deel. Het gelukte tot 88 gr. 23 min. Z.B. en 162 gr. O.L. door te dringen. Den 4dcn Maart 1909 werd het schip weer bereikt. Aan dc afdceUng van prof Edgeworth David was het intusschen gelukt om de magnetische Zuidpool te berei ken, in het binnenland van Victorialand. 22 Maart keerde de geheele expeditie behouden op Nieuw Zeeland terug. Over dezen tocht heeft Shackleton een boek geschreven „The Heart of the Antarctic". Dc wereldoorlog kon niet verhinderen, dat Shackleton het plan voor een tweede Zuid pooltocht uitvoerde. De expeditie was echter slecht voorbereid en werd een groote misluk king. toen er tegenspoed kwam. Het schip de „Endurance" zou van Amerika uit nu-:; een hoofdafdeeüng onder Shackleton's leiding van Zuid-Amcrika naar de Zuidpool gaan. en een landing doen op de vaste ijsrand van de Weddellzcc. Vandaar wilde hij per slede naar de Zuidpool gaan, dwars over de ant arctische Ijsvlakte om zoo door te dringen naar de Rosszee, een afstand van 25.000 K M. Hier zou de andere helft der expeditie, welke met de „Aurora" uit Australië vertrekken zou. hem opwachten. Shackleton vertrok den 6den December 1914 uit Zuld-Georglë, doch kon door den slechten toestand van het ijs het vasteland niet bereiken. Het schip raakte in het Us en werd verpletterd. Op IJsschotsen moest men verder drijven en niet dan met groote moeite gelukte het een der Shetlandeilanden, het Olifant-eiland te bereiken. Shackleton begaf zich met vier man in een boot om in Zuid- Georgië hulp tc gaan halen. 22 man bleven ln een ijsgrot achter. Zij werden later met een door Chili beschikbaar gesteld stoom schip van het eiland afgehaald. Het andere deel der expeditie was met dc „Aurora" eveneens ln December 1914 vertrok ken uit Australië en bereikte den 16den Ja nuari het doel, de kitst van Victorlaland, waar men zich zou installecren. Van toen af had dit gedeelte der expeditie eveneens met tegen spoed te kampen. Over deze reis schreef Shackleton een bock, „Mijn Zuidpooltocht", („South") dat groote opgang gemaakt heeft.. Het huidige geslacht herinnert zich nog wel. dat de expeditie in het brandpunt der belang stelling van de wereld stond en dat er een belangrijke film van vervaardigd werd, die met de grootste interesse ook door het Neder landsche publiek ontvangen is. Niet afgeschrikt door zijn tegenspoed on dernam Shackleton in September 1921 een nieuwe Zuidpool vaart met de „Quest". Het hoofddoel was het onderzoek van de eilanden en kusten in het antarctische gebied. Het einde van zijn arbeid heeft Shackleton niet mogen zien, want tijdens deze vaart ls hij ge storven. Shackleton is een der groote helden van de; hedendaagsche geschiedenis.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 17