HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
DE AMBACHTEN IN DEN LOOP DER EEUWEN.
HET NIEUW HEILIGLAND.
H.D. VERTELLING
Biographieèn in een
notedop.
Hoe het eens was.
Hoe het geworden is.
Hieuw Heiligland omstreeks 1800.
Een reeks interessante vergelijkingen tusschen verleden en heden
HL
DE SCHOOLMEESTER
Nu wordt, de onderwijzer tot de intellec-
tueelen gerekend, maar als wij toch den
schoolmeester in deze serie over de ambach
ten in den loop der eeuwen aan de beurt
laten komen, dar. is dat om wat te vertellen
over het onderwijs in vroeger eeuwen. Het
is toch van belang kennis te nemen van de
ontwikkelingsmogelijkheden van onze voor
ouders, omdat de vroegere toestanden daar
door in een juister licht komen te staan.
In de 17de eeuw was het met het onder
wijs voor het volk slecht gesteld. Toen kon
men onderwijzer worden als men „een naam
conde schryven ende een Psalm niet on-
stichtelyk singhen". Het onderwijzersbaantje,
ook al werd het slecht betaald, werd een
uitkomst geacht voor werklooze arbeiders.
Ook vele behoeftige weduwen hielden een
schooltje om zich een karig bestaan te ver
schaffen uit de schoolgelden. Van opvoed
kunde was weinig sprake, de kinderen die
niet goed leerden kregen met de plak, een
lepel met een lange steel, waarmee gevoelige
klappen uitgedeeld konden worden. Voor de
lastigste leerlingen was ook nog een bulle
pees beschikbaar! Domme kinderen, al kon
den de stakkers het niet helpen dat zij bij het
slechte onderwijssysteem van hun meester,
niet veel in zich opnamen, kregen, als af
schrikwekkend voorbeeld voor de anderen,
een kap met ezelsooren op het hoofd. Vech
tende jongens werden met de voeten in een
houten blok gezet. Blijkbaar was men er in
dien tijd van overtuigd, dat leeren alleen mo
gelijk was als er hardhandig opgetreden
werd.
De lagere school had in dien tijd met een
leerling succes gehad als hij na zijn studie
tijd wat lezen, rekenen en schrijven kon. De
meeste tijd werd besteed aan het uit het
hoofd leeren van gebeden, de tien geboden,
de 12 artikelen des geloofs enz. Als de kinde
ren die automatisch konden opdreunen wa
ren het bollebozen!
Het schooltje dat Luiken geteekend heeft,
was blijkbaar een luxe-onderwijsinrichting.
Vaak lieten de lokalen veel, of zelfs alles ie
wenschen over. Het waren donkere kamers,
vochtige zolders of vunzige kelders. Sommige
schoolmeesters hadden wel 400 leerlingen,
maar ook al lieten zij zich dan bijstaan door
eenige helpers, dan nog kwam er niet veel
van het onderwijs terecht! Als de meester
slechts het schoolgeld inde, dan was hij al
tevreden. Om de verdiensten nog wat te ver
meerderen kwam de vrouw van den meester
onder schooltijd in de klasse omkoekjes
te verkoopen!
Op het Haarlemsche gemeentearchief vindt
men vele boeken van de gilden. Die boeken
zijn indertijd door de bestuurders bijgehou
den. Uit de manier waarop de meesten het
gedaan hebben, blijkt duidelijk, dat hun in-
tellectueele ontwikkeling op geen hoog peil
stond. Slechts met echte hanepootjes zijn zij
er in geslaagd hun gedachten op het papier
te zetten, maar er is heel wat tijd voor noo-
dig om daaruit wijs te worden.
Uit het feit, dat vele getuigen de voor de
bestuursleden der gilden verleden akten met
kruisjes geteekend hebben, valt af te leiden,
dat er in dien tijd veel menschen waren die
konden lezen noch schrijven.
Allan vertelt over den toestand van het
onderwijs in vroeger eeuwen te Haarlem, dat
in de Middeleeuwen aan elk klooster een
school verbonden was. Daar werden zoowel
letteren als kunst onderwezen Het onderwijs
op die kloosterscholen moet we! goed ge
weest zijn, want, waar zouden de heerlijke
werkstukken uit dit tijdperk vandaan geko
men zijn zoo er geen overvloedige gelegen
heid ware geweest om wat te leeren, kennis
te krijgen en tot ontwikkeling te komen. Het
allooi der schoolmeesters was in de middel
eeuwen oneindig beter dan bijvoorbeeld in de
18de eeuw, toen lijfbedienden, koetsiers enz.
zeer dikwijls met het schoolmeestersbaantje
werden begunstigd.
Naarmate de beschaving won, vermeerder
de ook te Haarlem het aantal onderwijzers,
zoodat men hier in de laatste helft van de
17de en de eerste helft van de 18de eeuw 20
scholen vond die door meesters en 24 die
door matressen werden bestuurd.
Naar de behoeften van den tijd leerde men
op die scholen lezen en schrijven van Neder-
landsch en Fransch en bovendien nog reke
nen. Op enkele scholen werd toen ook reeds
wis- en aardrijkskunde onderwezen.
Tot op het einde der 18de eeuw werd alleen
door Hervormde onderwijzers school gehou
den. Het was den Roomsch Katholieken niet
geoorloofd om schoolmeesters te hebben.
Niemand tot die kerk behoorende, mocht zich
als schoolmeester vestigen. Deze door velen
gehate wet werd in 1795 ingetrokken en in
dat zelfde jaar besloot het stadsbestuur het
onderwijs der jeugd naar den regel van Vrij
heid en Gelijkheid in te richten en dus ook
R.K. onderwijzers toe te laten, mits zij vol
deden aan de eischen van het Schoolmees
tersgild.
In de 18de eeuw bloeiden hier ter stede de
Hollandsche en de Fransche scholen. Toen er
evenwel een economische inzinking kwam
tengevolge van de staatkundige toestanden,
waren vele ouders door armoede genoodzaakt
om hun kinderen van deze betrekkelijk dure
scholen te halen en ze voor zoover er althans
plaats was naar de Stadsscholen te zen
den. In 1806 trad een nieuwe Schoolwet in
werking, die eenige verbetering op onderwijs
gebied bracht. Van dat jaar dateert ook de
instelling van de plaatselijke schoolcom
missie.
Het onderwijs kon pas op hooger peil ko
men door een verbetering van de opleidin
van de onderwijzers. De maatschappij „tot
Nut van 't Algemeen" stichtte in 1796 de
eerste kweekschool, die met 7 kweekclingen
begonnen werd. In 1800 werd dit aantal met
4 uitgebreid. Toen werd de kweekschool ver-
eenigd met de Departementale school van
het Nut. Daar werd toen onderwijs gegeven
in spellen, lezen schrijven, cijferen, meetkun
de, algebra. Nederlandsche taal. aardrijks
kunde, vaderlandsche en algemeene geschie
denis en zedekunde. Aanvankelijk telde de
school 42 leerlingen, maar zij had zooveel
succes, dat het aantal tot 100 moest worden
opgevoerd. Behalve de onderwijzer P. J. Prin
sen werkten 3 hulponderwijzers aan de school
gekozen uit de vroegere leerlingen der
kweekschool.
Later is deze Departementale kweekschool
overgenomen door het Rijk en voortgezet als
Rijkskweekschool voor onderwijzers.
't Nut stichtte later (in 1869) weer een
kweekschool voor onderwijzeressen te Haar
lem.
Omstreeks 1890 (52.000 inwoners) telde
Haarlem 8 openbare lagere scholen met 3333
leerlingen en 88 onderwijzers, benevens 17
bijzondere lagere scholen met 3403 leer
lingen en 85 onderwijzers.
Thans heeft Haarlem (nu op 120.000 in
woners) 43 openbare lagere scholen met 277
onderwijzers en 6700 leerlingen, 38 bijzonder;
lagere scholen met 299 onderwijzers en 8200
leerlingen.
In deze opgaaf Is niet de Rijksleerschool
begrepen.
C. J. v. T.
HOEVEEL ZIJT GE WAARD?
Als iemand u vertelde, dat gij slechts een
rijksdaalder waard zon zijn, zoudt gij hem
wel verbaasd aanzien. Gij slaa uzelf wel iets
hooger aan, maar dr. T. E. Lawson in Londer.
heeft onlangs in een lezing verteld, dat de
samenstellende bestanddeelen van een men-
schelijk lichaam een waarde van ongeveer
een rijksdaalder hebben.
Gij weegt laat ons zeggen 140 pond. Uw
lichaam bevat dan voldoende kool voor 9000
potlooden, phosphorus voor 2200 .uclfers-
koppen, ijzer voor een gewone spijker, kalk
voor het witten van een kippenhok, 10 gal
lons water zwavel voor het wasschen van een
hond tegen vlooien en vet voor 7 stukken
zeep
Een bemoedigende analyse! Het dcet er
bovendien niet toe of het het lichaam van
Edison of van een gedegenereerd of achter
lijk type betreft.
Maar die menschen van-een-rijksda aid r
hebben toch maar de radio uitgevonden en
de vliegtuigen enzJ
XVI.
Op het eerste gezicht is er niet veel ver
anderd aan het poortje op het Klein Heilig
land, dat een blik gunt op het Nieuw Heilig
land. Maar bij een nauwkeuriger vergelijking
komen de verschillen toch naar voren. In
1800 sloten de huizen op het Klein Heiligland
zoo mooi aan bij het poortje, wat nu niet
meer gezegd kan worden. De huizen op het
Nieuw Heiligland hebben door herhaalde
verbouwingen een nuchter karakter gekre
gen .zooaat veel van het intieme verloren
gegaan is. Helaas.
Salta Pro Nobis.
door JOHN G1 SWORTHV.
„De danseres, Moeder, is heel treurig. Zij
zit met het hoofd in de handen. Ze staart.
Het is vreeselijk om te zien. Ik heb getracht
haar te doen bidden, Moeder maar het
arme kind weet niet hoe; zij gelooft niet. Zij
wil zelfs niet biechten. Ze is een heiden
een heiden. Wat zouden wij voor haar kun
nen doen, Moeder, om haar in die lange uren
een beetje op te wekken? Ik heb getracht
haar van haar leven te doen vertellen. Ze
antwoordt niet. Ze zit maar te staren. Als
ik haar zie doet mijn hart pijn. Kunnen wij
niets doen om haar te troosten voor zij sterft?
Zoo jong zoo levenslustig te moeten ster
ven; zij, die niet gelooft! Doodgeschoten te
worden zoo jong, zoo mooi; het is vreese
lijk Moeder!"
Toen ze dit gezegd had, hief de kleine be
jaarde non haar handen en kruiste ze stil op
haar grijze borst. Haar oogen, bruin cn zacht,
keken vragend op in het gezicht voor haar,
wasbleek onder de kap en het gladde grijze
haar. De moeder stond te peinzen, recht,
mager, bijna alsof er geen lichaam was onder
dat witte en grijze nonnenkleed. Zij hadden
haar de zorg voor de spionne opgedragen, een
danseres met zigeunerbloed, naar men zei
of was het Moorsch? die geheimen had
losgekregen van een Franschen vriend, en ze
verkocht aan de Duitschers in Spanje. Vol
gens het vonnis had er geen twijfel bestaan.
En ze hadden haar naar het klooster ge
bracht, zeggende: „Houd haar bij u tot den
vijftienden. Bij u zal ze het beter hebben dan
in de gevangenis. „Doodgeschoten te worden
een vrouw! Het was om te huiveren! En
toch het was oorlog! Het was voor Frank
rijk!
En de moeder keek neer op de non met de
zachte, bruine oogen, en antwoordde:
„Wij zullen zien, mijn dochter. Breng mij
naar haar cel".
„Door de gangen gingen zij, en zachtjes
naar binnen. De danseres zat op haar bed,
haar beenen onder zich gekruist. Haar huid
was kleurloos, alleen haar Oostersch bloed
had er een vaag bruinen gloed aan gegeven.
Het gezicht was ovaal, de wenkbrauwen liepen
wat schuin, het zwarte haar was in het mid
den gescheiden; dc lippen, zinnelijk, maar
fijn, lieten een schemering van witte tanden
door. Haar armen waren gekruist, alsof zij
het vuur in dat soepele lichaam trachtten
te bedwingen. Haar oogen. van de kleur van
Malagawijn, keken naar en door de witte
muren, als de oogen van een gekoolden
luipaard.
De Moeder zei:
„Wat kunnen wij voor u doen, mijn doch
ter?"
De dochter haalde haar schouders op;
haar heele lenige lichaam strekte zich onder
het zijden kleed.
„Ge lijdt. Men heeft mij gezegd, dat je niet
bidt, Dat is jammer."
De danseres glimlachte de snelle glim
lach had charme als een vluchtigen geur. een
warme melodie, een lange kus; zij schudde
het hoofd.
„Wij zeggen het niet om je lastig te vallen;
wij hebben medelijden met Je, omdat je lijdt.
Wij begrijpen het wel. Is er een boek. dat je
zou willen lezen: wijn, die je zou willen heb
ben; is er iets, dat je een beetje zou kunnen
afleiden?"
De danseres maakte haar armen las en
sloeg ze achter het hoofd ineen. Het gebaar
was mooi. soepel; er kwam een zwakke blos
op de bleekc wangen van de Moeder.
„Wil je voor ons dansen?"
Weer die glimlach als de smaak van een
zoeten wijn. en deze keer bleef zij.
„Ja", zei ze, ik zal voor u dansen graag.
Heel goed madame!"
„Dat ls goed. Ik zal u uw costuums laten
brengen. Vanavond in de groote zaal, na het
avondbrood. Als je muziek wilt hebben
kunnen wij er een piano zetten. Zuster Ma
thilda speelt goed."
„Ja muziek een paar simpele dansen.
Madame, zou ik mogen rooken?"
„Zeker, mijn dochter. Ik zal u sigaretten
laten brengen".
De danseres strekte haar hand uit. De
moeder voelde de soepele warmte ervan tus
schen de hare, die teer waren met dunne
blauwe aderen, en huiverde. Morgen zou zij
koud en stijf zijn!
„Au revoir dan, mijn dochter
„De danseres zal voor ons dansen!" Dat was
het woord, dat door het klooster ging. Ze
wachtten in spanning, als op een wonder. De
piano werd geplaatst; muziek werd gehaald:
zi.i aten hun avondmaal fluisterend. Zoo
iets vreemds! Zoo*n onverwachtheid! Herin
neringen kwamen opduiken! Wonderlijke,
vreemde gebeurtenis! Het maal was spoedig
voorbij, de tafels werden opgeruimd, wegge
haald. op de lange banken tegen de muren
wachtten zestig grijze figuren met witte kap
pen in het midden de Moeder, aan de
piano zuster Mathilde.
De kleine bejaarde non kwam eerst; toen,
door de groote witte zaal de danseres, lang
zaam loonend over den donkeren eiken vloer.
Elk hoofd was gewend alleen de Moeder
zat stil. en dacht: ..Als het maar geen jonge
hoofden op hol brengt!"
De danseres droeg een wijden zwarten rok.
ze had zilveren schoener, en kousen aan, om
haar middel was een breed, eng sluitend net
werk van goud, over haar borst zilver met
zwarte kant; haar armen waren bloot; een
roode bloem zat opzij ln het zwarte haar;
haar hand hield een zwarte waaier De lippen
waren even aangestipt met rood; de oogen
even aangestipt met zwart, het gezicht was
als een masker. Ze stond in het midden, met
neergeslagen oogen. Zuster Mathilde begon
te spelen. De danseres hief haar waaier op.
In die Spaansche dans bewoog ze zich bijna
niet van de plaats waar ze stond, soepel dei
nend. zich wendend: alleen haar oog«n leken
te leven, nu rustend op dit. nu op dat gelaat
uit d'.n lange rij van gezichten, waarop zooveel
emoties weersoiegeld stonden nieuwsgie
righeid en twijfel, plezier, verlegenheid, af
schuw. Zuster Mathilde zweeg; de danseres
Het Nieuw Heiligland zooals het nu is.
stond stil; een zacht gefluister steeg op uit
de rij nonnen, en dc danseres glimlachte.
Toen begon de piano weer, een Poolsche
dans; een oogenblik luisterde de danseres als
om het rythme der vreemde muziek op te
vangen; toen bewogen haar voeten, haar
lippen openden zich; ze was vroolijk en dar
tel en zorgeloos als een vlinder; en om de lip
pen der toekijkende gezichten kwam een
glimlach, en een zacht gefluister van genoe
gen steeg op.
De Moeder zat onbewegelijk, haar dunne
lippen op elkaar gedrukt, haar dunne vinger*
door elkaar gevlochten. Beelden uit het ver
leden verschenen en verdwenen weer. als fi
guren uit een wonderlijke, oude muziekdoos.
Ze herinnerde zich dien lang vervlogen tijd
toen haar liefste gedood werd in den
Fransch—Duitschen oorlog, en zij ln het
klooster was gegaan. Deze soepele gestalte
uit een heidensche wereld, met de roode
bloem ln het haar. het bleeke gezicht, de
glanzende oogen maakte zoete herinneringen
wakker uit den tijd voor haar verlangens ge
storven waren en zij ze naar de Kerk ge
bracht had om ze te begraven.
De muziek zweeg, begon weer een Haba
nera, en weer kwamen de herinneringen,
warm, kloppend, duister. De Moeder wendde
haar gezicht naar links en naar rechts. Had
zij wijs gedaan? Zooveel jonge hoofden, zoo
veel warme harten! En toch -- had ze d<*
laatste donkere uren van dit heidensche kind
niet moeten verlichten? Ze was gelukkig, nu
ze danste. Ja. ze was gelukkig! Wat een
macht! Wat een overgave! Het was bijna
angstwekkend. Ze hield elk oog geboeid
zelfs dat van zuster Louise zooals een
slang die een konijn geboeid houdt. De Moe
der glimlachte bijna. Arme zuster Louise! En
toen. even achter dat gezicht vol Ingespan
nen afschuw, zag de Moeder zuster Marle.
Wat staarde het kind wat een oogen wat
een lippen! Zuster Marie zoo jong net
twintig haar verloofde nog geen Jaar ge
leden gevallen! Zuster Marie de mooiste
uit het gansche klooster! Haar handen zoo
vast Ineengeklemd lagen ze in haar schoot.
En ja het was naar zuster Marle dat de
danseres keek; voor zuster Marie draaide en
wendde ze dat soepele, warme lichaam! Voor
zuster Marie kwam en ging de glimlach op
die verleidelijke roode lippen! In elke dans
scheen de danseres zich te geven voor zuster
Marie. En de Moeder dacht: „Heb Ik hiermee
het werk van de Heilige Maagd gedaan of
dat van den Duivel?"
Vlak langs de rij nonnen gleed nu de dan
seres; haar gezicht trotsch. haar lichaam
koninklijk. Zuster Marle! Wat was er? Een
blik, een aanraking met de waaier! De mu
ziek zweeg. De danseres wierp een kushand
waar naar toe? „Gracias, senora's; Addios!"
Langzaam, soepel, zooals ze gekomen was,
ging ze over de donkere vloer; en de kleine
oude non volgde.
Een zucht uit de lange rij en ja, een snik!
„Ga naar je cellen, mijn kinderen. Zuster
Marle!"
De Jonge non kwam. met tranen in de
oogen.
„Zuster Marle, bidt. dat haar zonden haar
vergeven mogen worden. Ja. kind. het is
treurig. Ga naar Je cel. En bid!"
Wat liep het kind licht! Zij was ook soepel
en mooi. De Moeder zuchtte
Morgen, koud, grijs, wat sneeuw op den
grond, zij kwamen de danseres halen gedu
rende de mis. Een schot! Met bevende lippen
bad de Moeder voor de ziel, die nu danste
voor haar God
Dien avond zochten zU zuster Marle, maar
konden haar niet vinden.
Twee dagen later kwam er een brief:
„Vergeef mij. Moeder. Ik ben naar het
leven teruggegaan. Marle."
De Moeder zat heel stil. Het leven In den
dood! Figuren kwamen te voorschijn uit die
oude muziekdoos, de herinnering; het gezicht
van de danseres, een roode bloem in het haar
donkere, lachende lippen, luchtig geraakt
met een vinger, even geopend in een kus'
VOETBAL EN TOOVENARIJ.
De voetbalsport Is wijd
over de wereld verbreid.
De inlanders in Intilë
spelen het spel. soms op
bloote voeten, en ook de
negers in Afrika doen er
met veel enthousiasme
aan. Zij kunnen die
nieuwe sport echter niet
beoefenen zonder bijgeloof. Als een elftal ge
slagen wordt, schrijft men dit dikwijls toe
aan toovenarij.
Derhalve zullen, als het beroepsvoetbal
naar Afrika overwaait, de hoogste prijzen be
taald worden, niet voor spelers doch voor
toovenaars. Want zij toch maken de goals!
Velen onzer zullen om dit bijgeloof glim
lachen en hun schouders erover opha.cn.
Dcch ook bij ons komt het voor. Hoeveel elf
tallen Immers zijn er niet. die gelooven op
een bepaald terrein nooit te kunnen winnen?.
ERNEST HENRY SHACKLETON.
1874—1922
Deze week. 5 Januari, was het tien jaar ge
leden, dat Shacklcton gestorven is.
Wie kent niet den naam van 8hackIclon?
De ontdekker van de magnetische Zuidpool is
een der populairste ontdekkingsreizigers, die
ooit geleefd hebben.
Ernest Henry Shackleton is in Ierland ge
boren. te Kildare in 1874. Hij werd opgevoed
op Dulwich-college en voer eerst op koopvaar
dijschepen, waarna hij bij de Engolscho ma
rine dienst nam. Hij nam deel aan de Zuiri-
pool-expcditie van Scott met de „Discovery"
in 1901 cn van 1907 tot 1909 rustte hij zelf
een expeditie naar de Zuidpool uit met de
„NimrodHij vertrok eerst naar Nieuw Zee
land en Victorlaland, waar in 1908 dc winter
kwartieren betrokken werden bij kaap Royds.
Hij maakte van hier. het eiland Ros:;, uit
sledetochten, onderzocht de vulkaan Erebus
en de ijsbarrlère van Victorlaland. Aan de
groote sledetocnt naar de Zuidpool, begon
nen op den 29sten October namen behalve
Scott. Adams, Marschall en Wild deel. Het
gelukte tot 88 gr. 23 min. Z.B. en 162 gr. O.L.
door te dringen. Den 4dcn Maart 1909 werd
het schip weer bereikt. Aan dc afdceUng van
prof Edgeworth David was het intusschen
gelukt om de magnetische Zuidpool te berei
ken, in het binnenland van Victorialand. 22
Maart keerde de geheele expeditie behouden
op Nieuw Zeeland terug. Over dezen tocht
heeft Shackleton een boek geschreven „The
Heart of the Antarctic".
Dc wereldoorlog kon niet verhinderen, dat
Shackleton het plan voor een tweede Zuid
pooltocht uitvoerde. De expeditie was echter
slecht voorbereid en werd een groote misluk
king. toen er tegenspoed kwam. Het schip de
„Endurance" zou van Amerika uit nu-:; een
hoofdafdeeüng onder Shackleton's leiding
van Zuid-Amcrika naar de Zuidpool gaan.
en een landing doen op de vaste ijsrand van
de Weddellzcc. Vandaar wilde hij per slede
naar de Zuidpool gaan, dwars over de ant
arctische Ijsvlakte om zoo door te dringen
naar de Rosszee, een afstand van 25.000 K M.
Hier zou de andere helft der expeditie, welke
met de „Aurora" uit Australië vertrekken zou.
hem opwachten.
Shackleton vertrok den 6den December
1914 uit Zuld-Georglë, doch kon door den
slechten toestand van het ijs het vasteland
niet bereiken. Het schip raakte in het Us en
werd verpletterd. Op IJsschotsen moest men
verder drijven en niet dan met groote moeite
gelukte het een der Shetlandeilanden, het
Olifant-eiland te bereiken. Shackleton begaf
zich met vier man in een boot om in Zuid-
Georgië hulp tc gaan halen. 22 man bleven
ln een ijsgrot achter. Zij werden later met
een door Chili beschikbaar gesteld stoom
schip van het eiland afgehaald.
Het andere deel der expeditie was met dc
„Aurora" eveneens ln December 1914 vertrok
ken uit Australië en bereikte den 16den Ja
nuari het doel, de kitst van Victorlaland, waar
men zich zou installecren. Van toen af had
dit gedeelte der expeditie eveneens met tegen
spoed te kampen.
Over deze reis schreef Shackleton een bock,
„Mijn Zuidpooltocht", („South") dat groote
opgang gemaakt heeft..
Het huidige geslacht herinnert zich nog wel.
dat de expeditie in het brandpunt der belang
stelling van de wereld stond en dat er een
belangrijke film van vervaardigd werd, die
met de grootste interesse ook door het Neder
landsche publiek ontvangen is.
Niet afgeschrikt door zijn tegenspoed on
dernam Shackleton in September 1921 een
nieuwe Zuidpool vaart met de „Quest". Het
hoofddoel was het onderzoek van de eilanden
en kusten in het antarctische gebied. Het
einde van zijn arbeid heeft Shackleton niet
mogen zien, want tijdens deze vaart ls hij ge
storven.
Shackleton is een der groote helden van de;
hedendaagsche geschiedenis.