BELGISCHE IMPRESSIES. H.D. VERTELLING HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAC 19 JANUARI 1932 r Wo arrivoercn vla Rochefort mét een boemelend trammetje in Han, Onze koffers zijn vele. De tenten ('t wordt een kampeer - derij) zijn gelukkig al in het dorp, en onder het gerommel van een naderend onweer trekt dan een zonderlinge stoet weg: voorop een wankel vehikel op twee wielen, waarop de tenten geladen zijn. Daarachter drie krui wagens met koffers. En dan wij zessen, be laden met eetwaren. De sympathie van de Hanneezen is mót ons. Twee kleine peuters zijn niet van ons weg te slaan, en een raar krulstaartig hondebeest heeft me tot op den huidigen dag niet meer verlaten. Waar de Lesse in de grotten verdwijnt, is 'een soort bergwei. Een ideaal kampeerplaats. Wc hebben nu tenminste onze vaste wasch- tafel met koud stroomend water vlak bij de hand. En er is een waterval, en een diepe, donkere poel met stilstaand, ijskoud water. Wc verkennen dit alles in de gauwigheid, terwijl de tenten worden afgeladen. De Ardennen zijn hier niet hoog. Alles is lieflijk begroeid en maakt een tevreden en huiselljken indruk. De Lessc stroomt snel voort tusschen haar begroeide oevers. Er hangen wilde aardbeien over het water heen En midden in het riviertje liggen groote steenen. Het rommelt steeds in de verte. En juist als de laatste tont staat, breekt de bui los Daar zitten we, twee dorpelingen en wij, plus de kinderen en het hondje, plus de noodige bagage. En we beleven een onweer, zooals ik nooit meer meegemaakt heb. De slagen galmen lang na door het dal. dat maakt, het extra indrukwekkend. En dan ruischt de regen neer, en langzaam trekt de bui af. Als het droog is, komt een flauwe zon nog even door. Boven de groene bergen staat een dubbele regenboog. Wij maken een wandeling, om den omtrok wat te verkennen, den volgenden dag. Bij den ingang van de Grotten van Han blijven we even staan. Er nadert juist een touring-car vol Amerikanen. Nu heeft mijn begeleider, artist van be roep. een raar fluweelen jasje aan en een groen- en zwart geblokte pantalon. En ik heb zoo'n Ardenner hoed op. model luifel, zooals de vrouwen daar bij het hooien dra gen. Onmiddellijk worden ettelijke Kodaks op ons gericht, en onder uitroepen als ,.how nice!" en „the Belgian costumed)" worden we vereeuwigd De koeien loopen hier los over den weg Er zijn prachtige zware paarden, van die echte Ardenners, die het hout uit. de bergen langs smalle, bijna onvindbare houtpaadjes naar beneden sleepen. lederen middag, als we ons bad nemen in 'de rivier, komt er een groot, wit paard langs zoo'n paadje naar beneden. Een bruine halfnaakte kerel slentert er achter aan. Hij het water gekomen, klimt de man op het paard, en het groote dier stapt rustig het water door. klimt den anderen oever op en verdwijnt langs het paadje, dat naar den weg voert. Wij spelen vaak met het paard. Hij laat zich aan alle kanten beklimmen, neemt klontjes van ons aan en wordt, op het laatst zóó tam, dat hij kalm zijn kop in een van de tonton steekt, als hij ons niet in het water vindt. De Lesse is hier niet diep. Je kunt er mak kelijk staan. Alleen de diepe kom is wat ge vaarlijk voor slechte zwemmers, overigens is er geen denken aan, dat je tegen den stroom op zwemt. En in drie dagen zijn er al twee zeepdoosjes weggedobberd, de grot ten van Han in. Ja, die grotten. Er is een weinig-gebruikte ingang vlak bij ons kamp, halverwege den berg. De burgemeester van Han, dienaan gaande geraadpleegd, staat ons toe door de zen ingang de grotten binnen te gaan. Dat spaart ons veel geklim en geloop. Wij hebben een gids die Hollandsch spreekt Hij heeft het zich zelf geleerd, uit een boek. Ik vraag me af, uit wélk boek. Want hij zegt de zonderlingste dingen. En uit cour toisie móeten we wel Hollandsch met hem praten. Maar we begrijpen weinig van elkaar. Het is stralen zomerweer. Desondanks heeft onze geleider een paraplu bij zich, zoo'n groote, met oen lange punt. Ik snap nog niet, waarom. Het zal me later duidelijk worden. We doorkruisen dus „de grootste natuur lijke curiositeit van de wereld" en doen alles wat men pleegt te doen. Tot den boottocht aan het einde, en de griezelige vleermuizen, en het kanonschot. En de jongen die met een fakkel naar beneden komt hollen in de groote grot. We ruiken zalige koffiegeuren ergens mid denin den berg, alwaar een restaurant blijkt te zijn. De paraplu blijkt bedoeld te zijn als ba lustrade. Wanneer de gids ons namelijk uit- noodigt, de diepte van een of anderen af grond te bezichtigen houdt hij zijn regen scherm voor onze knieën, opdat wij niet vallen. Verder doet het ding dienst als aan- wijs-instrument, en ook nog als paraplu. Want het drupt hier en daar. De belangstelling van de zijde der Han neezen, die zich in de bereidwilligheid van den burgervader reeds openbaarde, wast met den dag. De mevrouw van het postkantoor hetwelk om drie uur sluit, vervroegt het sluitingsuur tot twee uur (er is toch niets te doen), en komt dan naar het kamp, met onze post. Ze drinkt, dan bij ons thee, en twee keer zelfs noodigt ze zichzelf en haar twee telgen bij ons ten eten, wat we niet kunnen weigeren, gezien haar importantie. Maar we zitten in doodsangst dat het eten mislukken zal Dan komt op een dag een meneer met no titieboek het weitje op. ..Belasting" is onze eerste, echt-Hollandsche gedachte. Maar achter hem zeult een ander meneertje een 'zwaar foto-apparaat. En dan begrijpen wij dat de Pers zich met ons gaat bemoeien. Er volgt een alleszins amusant massa-in terview. Want we zijn met z'n zessen tegelijk aan het woord. Wat daarvan terecht moet komenhij noteert maar. En intusschen sluipt de fotograaf overal rond. en maakt interieur-opnamen van onze (toevallig juist rommelige) tenten! Het resultaat in de Courrier de Han is verrassend. We zijn zes hoogbegaafde Hol- landsche artisten, die iets heel nieuws heb ben uitgevonden: kampeeren. Dat bestond tot nu toe niet (tenminste niet voor de Han neezen). Dat nieuwtje, dat zelfs voor Hol land te nieuw is, hebben we nu in het Ar- densch natuurschoon willen toepassen. En, Mesdames et Messieurs, we kunnen niet an ders zeggen dan dat de resultaten schitte rend zijnEen primus kent de goede man blijkbaar niet: hij raakt er over in extase. zoo zwamt hij drie kolomrpen vol. Maar 't kan óók zijn, dat de Courrier de Han in de maand Augustus last heeft van den kom kommertijd. Het weer is schitterend. We eten niets dan druiven, zwemmen vaak twee keer per dag, en maken groote tochten. Er valt toch nog genoeg te klimmen. En 's nachts ruischt de waterval ons in slaap. Als we op een dag van een groote toer thuiskomen 't is al avond zien we in de verte een lichtje op ons terrein branden. Inbrekers! Enfin, véél valt cr niet te gappen. Het blijkt, dat drie Vlaamsche studenten, evenals wij die onbekende kam peerkunst. be oefenend, hier zijn beland. Ze waren j>er fiets, en hebben pech gekregen. Daarbij heeft een van de drie een blessure opgeloo- pen. En daar het al koud is 's avonds in Augustus, hebben ze hun eigen primus opge stoken. maar op óns terrein, in de hoop hulp te krijgen. Nu, die krijgen ze. We hebben een „doktoor" onder het gezelschap, en eten ge noeg. Zoodat ze gemoedereerd hun tentje naast de onze opslaan en we drie dagen lang broederlijk samen kampeeren. In die dagen is een vriendschap ontstaan, die tot op den huidigen dag voortduurt. En de Hanneezen nemen ook deze Vlamingen liefderijk in hun genegenheid op. Dan trekken ze weer verder en we missen hen de eerste dagen erg, onze Vlaamsche vrienden. Daarna komt de dag van vertrek.We nemen van ledereen afscheid: de madame van de „winkel van alles", die ons altijd op de pof leverde, als er eens geen geld uit Holland kwam, de dame van het postkantoor, de burgemeester, de pastoor, en alle kleine Han neezen. En dan bestellen we 's middags in Rocheford een auto om ons de volgenden morgen vroeg af te halen en naar Jemelles te brengen. Daar willen we dan de trein uit Zwitscrdand pakken. Die vertrekt om 7.20 uit Jemelles. We rekenen een uur vaar ons terrein tot het station, moeten nog kaartjes nemen, dus: zes uur zal er een auto zijn daar waar de weg berijdbaar wordt. Want dat vergat ik nog: de mooie, breede grindweg wordt smaller en smaller, en steeds woester, en loopt tenslotte in de jungle dood, zonder dat er een bord aan het begin staat, dat daarop wijst. Enfin, zes uur is afgespro ken. Die nacht is het volle maan. We kunnen geen van allen slapen.De beigen liggen roer loos in het zilveren licht, en de waterval ruLsoht sterker dan ooit. Alles is even on wezenlijk. Dan klimmen we voor het laatst nog eens op een hoogte en overzien het zwij gende land. waar de Lesse driftig schuimend doorkronkelt. Na een paar uur slaap een èrg harde wek ker: vijf uur. Zwijgend, slaperig, staan we op kleeden ons automatisch. De Lesse is ijskoud, we wagen ons er niet in. In de vage schemer het is nauwelijks dag frisse hen we ons zoo'n beetje op. Er dobbert wéér een zeep doosje weg. Niemand laöht. Om zes uur staan we op een. zelfs voor een Hollander begaanbaar, gedeelte van-den weg. Onze Belgische chauffeur zal dit vast en zeker begaanbaar noemen. Pakken, koffers, zakken, rondom ons. Het heele kamp is afge broken. Zes uirr. Het wordt dag. Niemand te zien. Zes uur tien, kwart over. Neg niemand. Over een uur gaat onze trein onze eenige recht- streekscho verbinding. Zes uur twintig. Het is half zeven, als er een stofwolk zicht baar wordt. En dan nadert een reusachtige touringcar waar eenzaam voorin een flegma tieke chauffeur prijkt. Een cigaret bungelt aan zijn lip. Zoo'n groote wagen voor zès menschen! Maar we hebben geen tijd voor aanmerkin gen-, stappen en laden in record-tijd in, en weg gaan we. Ik zit naast de flegmatieke en voer hem cigaretten. Achter me raast iemand in onvervalscht Hollandsch. Ik vertaal het, gematigder weliswaar, voor den chauffeur. Maar die zegt op alles: „on a assez de temps". Nooit van m'n leven heb ik zooiets meege maakt als de dolle rit door de Ardennen, in den vroegen morgen. Heuvel op, heuvel af. Een Belgisch chauffeur rijdt als een duivel, dat wist. ik. Nu ondervind ik het. Bij bochten houden we ons vast om er niet uit te zwiepenIk kijk maar liever niet als er weer zoo'n bocht konxt. En de flegmatieke rookt en rijidt. Om zeven uur zes staan we voor het. sta tin in Jemelles. Om zeven uur tien rijdt de leege touring-car heen. Kwart over hebben we kaartjes en. staan op het perron. En om zeven uur twintig vertrekt de Baael-Luxem- burg-Brussel-Amsterdam, met zes gerad braakte passagiers méér aan boord. L. S. HET CONFLICT IN DE LIMBURGSCHE MIJNEN. RIJKSBEMIDDELING? Naar het Handelsblad verneemt, heeft de burgemeester van Heerlen den rijksbemid delaar in kennis gebracht met het dreigend conflict in de Limburgsche mijnindustrie, zoodat diens bemiddeling te verwachten Is, wanneer tusschen partijen geen bevredigend resultaat verkregen wordt. NIEUWE CONTINGENTEERING VOOR FRANKRIJK. Naar Havas meldt is Maandag een over eenkomst gepubliceerd, welke tusschen Frankrijk en Nederland is getroffen, betrek king hebbende op den invoer in Frankrijk van koelen, kalveren, varkens, gevogelte, duiven, tamme konijnen, varkensvlcesch, ge zouten vleesch, pekelvleesch. kaas. geconser veerd vlecsch, geconserveerde melk, versche en gesmolten boter. Invoer van bovengenoemde goederen zal slechts mogen geschieden, wanneer daarvoor een contingenteeringscertificaat is afgegeven. PERSONALIA. De heer G. J. Timmermans te Zandvoort Is te Leidon geslaagd voor het doctoraal exa men rechten. HET NATIONAAL CRISISCOMITé In de afgeloopen week is door het Natinaal Crisiscomité ontvangen f 23.423.86. In totaal is thans ontvangen f 408.81180. Jonge Haantjes. door Vr. S. Tante Mina keek gespannen naar de witte enveloppe, die zoo nadrukkelijk naast haar ontbijtbordje aanwezig was. Rustig als een dame van haar leeftijd betaamt sneed ze haar open, maar een jongeling in den bloei van zijn leven greep nimmer met meer nauw verholen nieuwsgierigheid naar een brief, die misschien een belofte inhield. Vlug gle den haar kleine doordringende oogen langs de regels. Gut, wat alleraardigst, of ze een dagje kwamen, of ze kwamen eten. „Toos", riep ze tegen haar zuster wier gulle rond heid juist de kamer binnenkwam. „Toos", hoe vind je, een brief van nichtje Josien. Ze vraagt ons bij hen in Brabant te komen. Ze wil ons op jonge haantjes onthalen. Het lieve kind toch Tante Mina was even spra keloos. tante Toos stond ontroerd en beiden keken ze voor zich, vervuld van teedere ge dachten. Sinds veel jaren leefden ze een eenzaam bestaan, misschien waren onoverkomelijke bezwaren er de schuld van, misschien be rustte het op duistere gronden, die niemand wist. Maar zeker is dat niemand Minny lang om zich heen kon dulden, omdat ze zonder eenige milde ironie, die alles vergeeflijk maakt, onmiddellijk al je zwakheden en fouten ontdekte en je onomwonden toonde welk addertje er in je gras school, daarbij blakend van enthousiasme om het uit te roeien. En aangezien ieder op zijn fouten juist het meest is gesteld, was Minny tante Mina geworden. En zeker is ook dat Toos, die alles goed en best, heel best vond je kon onbeleefd zijn, je kon charmante vrien delijkheden om haar heen laten dansen, óf je meest subtiele geestigheden óf wat mak kelijke vleierijtjes, het deed er niet toe, je was een best mensch, een best mensch tenslotte tante Toos werd omdat een re gel zonder uitzondering op den duur weinig boeiend is en het vooruitzicht nooit tot de uitzonderingen te behooren weinig bekoor lijks heeft. Ze waren als vanzelfsprekend sa men gaan wonen. De kleine dagelijksche din gen waren kwesties geworden die uitvoerige bespreking vereischten, een glimmend ge poetste koperen pot werd een vreugde waar van luidkeels werd genoten, een onberispe lijke japon een feest voor dagen en het re gelmatig opwinden van de klok een dage lijksche eeredienst, omdat geen enkel leven nu eenmaal zonder vulling kan zijn. Maar het hoogtepunt van iederen dag waren de maaltijden geworden. Eerst het zorgzaam overwegen van dc gerechten zouden het vandaag doperwtjes zijn met jonge peterselie of beter een tomatenslaatje, wat dacht Toos ervan dan het samen toebereiden en ein delijk de maaltijd zelf, de proef op de som: heerlijk malsch het vleesch vandaag, de jus had misschien een tikje hartiger gekund, een tikje ook maar. En nu kwam plotseling, als een sappige meloen tusschen een schaal eentonige ap pelen. de uitnoodiging van nichtje Josien (sinds een maand of wat getrouwd met een dokter in Brabant) om haantjes te komen eten. De tantes waren eenvoudig dol op haantjes. Een dag van te voren gingen ze op reis er heen, om er rustig en op hun gemak te kunnen zijn, en Josien ontving hen aller hartelijkst. Ze zagen den tuin met de vrucht- boomen, de frambozenstruiken, de teer- bloeiende rozen en ook de gezellig kakelende bende kippen, die matriarchaal rondstapten tusschen kuikens, jonge kippen en parman tig overmoedige haantjes. Ze zagen het huis. groote lichte kamers, een vroolijke betegelde keuken, een ruime provisiekamer. De tantes prezen het alles en ook de dienstmaagd Geertrui om haar vriendelijk gezicht. Josien vertelde dat het kind eerst niet had kunnen wennen, ze was allerlei werk dat je bulten nu eenmaal had, niet gewoon, zooals ze dat kiesch uitdrukte om niet met name fret slachten van kippen te noemen. Maar het ging nu best. Ja, werkelijk een aardig meisje. Josien had het hier maar uitstekend, pre zen de tantes nogmaals en volgden haar naar de tuinkamer, waar door open deuren zoele buitenlucht naar binnen stroomde en ze, weggedoken in een rieten stoel vertroe teld door de zon, genoten van een kopje geurige thee, hun eigen stemming en de feestelijke dingen die hen nog wachtten Vroolijk klonk het hooge roepen van Geer trui, die de kippen om zich heen verzamelde en allerliefst vond tante Toos het gebaar waarmee ze 't voer om zich strooide. Josien kon hen echter niet bij tijds afleiden om hun het andere gebaar te doen ontgaan, het ge baar van Geertrui's sterke handen die uit de pikkende troep een, twee drie haantjes gre pen en namen en toen in de keuken droegen. „O, wat wreed." zuchtte tante Toos. „Hoe kan dat meisje zooiets doen? bitste tante Mina. „Ze is het gewend" vergoelijkte Josien, zonder op den maaltijd van morgen te duiden. Tante Mina vertelde nog iets over wreede karakters. Tante Toos bleef wat stil, den verderen dag, en dien nacht droomde ze van luid ruchtig kakelende kippen, waartusschcn hoogmoedig, rank en zelfbewust de haantjes stappen en niemand die hun hoogmoed, hun heerschzucht iets anders dan prettig vindt. Ze stappen zoo weloverwogen, zoo jeugdig, zoo fier. Den volgenden middag aan tafel keek tante Mina wat bedeesd in de richting van de schaal met de warme, diep goudbruin gebraden haantjes. Ze snoof met tegenzin de prikkelende geur en het was niet met volle overgave dat ze er zich aan wijdde. Tante Toos vroeg of ze voorbij mocht laten gaan, ze had een gevoel of het haar niet goed zou bekomen, zc wist niet waarom, maar zoo'n gevoelEn in haar hart was tegelijk tevredenheid en spijt over die ge voeligheid. Josien keek verslagen. De tafel was stil. Dat was waarom de tantes een dag van te voren op reis gingen naar nicht Josien om er haantjes te eten. FORCEEREN VAN VROEGE TULPEN. SUCCES MET ENGELSCHE ONDER ZOEKINGEN. Do Tel. verneemt uit Londen, dat onder zoekingen in Engelsche landbouwkundige proefstations hebben geleid tot een methode voor het forceercn van vroege tulpen met 10 tot 15 dagen. Dit resultaat zou zijn bereikt door verhitting van den grond ln dc broei kassen met stoompijpen. Er wordt hierin een nieuwe mogelijkheid gezien voor de Engel sche kweekers om de concurrentie tegen de Nederlandsche bollen op te nemen. De proefnemingen zijn uitgevoerd door het John Tnnes Horticultural Institute, dat on der leiding staat van sir Daniel Hall. Na drie jaren is men er in geslaagd betrouwbare cijfers te verkrijgen omtrent den invloed van bodemverwarming door in den grond ge legde buizen, op den bloei van den bol. Op grond van de verkregen cijfers kan nu advies worden gegeven aan handelskweekers om trent de juiste hoeveelheid warmte, welke noodig is om het gewenschte resultaat te verkrijgen. Voorts heeft men proeven ge nomen omtrent den invloed van koeling der bollen ter verkrijging van bloei in Sept. of Oct., doch hierbij heeft men nog weinig po sitieve resultaten verkregen. Dc chemische processen, welk zich daarbij in dc bollen afspelen, hebben eveneens de aandacht van het instituut. Er bleek dat de bollen sulkers en ander reservemateriaal be vatten van tot dusver nog onbekende samen stelling. Ten slotte heeft men ook onderzocht wat dc oorzaak is van het zoogenaamde breken der kleuren in de tulpen, d.w.z. het in strepen uiteen vallen van de kleur der bloemen. Tot een paar jaar geleden was dc ooi-zaak van dit verschijnsel nog niet bekend, thans heeft men gevonden dat dit te wijten is aan een virus dat van plant tot plant wordt over gedragen door een vlieg van een bepaalde soort. Men hoopt spoedig de juiste bestrij dingswijze te hebben gevonden. De leider van het instituut beoogt voorts de bollen naar de warmere Engelsch kolonies te bren gen om ze tot een bepaalde graad van rijp heid te brengen, waarna ze in Engeland in bloei getrokken kunnen worden in veel kor ter tijd dan zonder deze voorbehandeling. Deze plannen bevinden zich echter nog slechts in een voorbereidend stadium. MUZIEK. „Zang en Vriendschap" en H. O. V. Het gecombineerd concert, dat zijn baten afstaat aan het Nationaal crisiscomité, en dak voor een luttel bedrag toegang gaf, was niet zóó bezocht als men had mogen ver wachten. Waar Annie Woud den Zondag te Amsterdam triomfen vierde, konden slechts weinigen daarvan getuige zijn. Nu zij van Haydn's „Ariadne auf Naxo.s" een herhaling gaf met het orkest der H.O.V., en de gelegen heid om haar te hooren wel bijzonder gemak kelijk was gemaakt, mocht men denken, een overvolle zaal te vinden. Dat het concert draadloos werd uitgezonden, mag voor den muziekminnaar geen reden zijn, de gelegen heid tot het ditmaal zoo licht te bereiken persoonlijk contact met deze zangkun stenares onbenut te laten. Hem, die zoo denkt wil ik wel zeggen dat ook ik de draadloos uit gezonden uitvoering onder Pierre Monteux den Zondagmiddag heb beluisterd in bewon dering voor Annie Woud's zonnestralend ge luid. Maar het betere is mij voor dezen avond bewaard gebleven. Of zou het toch waar zijn, dat men zelf musicus moet zijn om van het zich samenweten met den kunstenaar de emotie te ondergaan? Ik weet wel beter. Ik weet ook, dat velen, te velen van deze ver- mooiïng van hun innerlijk leven gespeend blijven, door eigen onwilligheid. Zoo heeft dan Annie Woud, die dezen avond ook technisch bijzonder op droe'f was, ons door dc pracht van haar gouden stem heen doen schouwen in de bewogenheid eener kunstenaarsziel, die -het „immer strebemd" heel den dag door voor oogen houdt. En dit in alles, wat zij zingt, voelbaar maakt. Voor heen vroegen wij ons af: kan de stem nog blanker, grooter, edeler? Het was bij Handel. Nu wij dc cantate „Arladne auf Naxos" heb ben gehoord, is het ons, als merkten wij eerst nu, wat wij in deze stem bezitten. Maar daar boven gaat nog uit, dat wij haar om het uit beelden van den grooten vorm, om haar ar tistiek uithoudingsvermogen, zoo oprecht mo gen bewonderen. En zoo dachten wel de meesten. die met mij haar hoorden en die zich mede verheugden in de ondubbelzinnige bewijzen van sympathie, die haar deel wer den. Naast dit intens beluisteren van den zang, hadden wij nog gelegenheid, te letten op de orkestratie, die meer dan we wenschten onze gespannen aandacht dreigde at te leiden. Deze bewerking voor orkest is ontstaan in een tijd toen men het blijkbaar niet zoo nauw nam met den stijl van het werk. Hoorns en klarinetten doen dingen, die in het kader van Haydns muziek al heel slecht passen. Ernst Frank, opvolger in Hannover van Bülow is er de auteur van, en daar hij meerdere duetten en liederen schreef met obligaat .viool, mogen wij 't wel als zeker aannemen, dab hij voor vioolsoli een passie had, die bij hem overal tot uiting kwam. In deze' orkest bewerking althans was hij er niet zuinig mee. Een voordeel was alweer, dat wij er het mooi intens spel van Frans Vonk in konden be wonderen. Van het orkest hoorden we voorts nog Schuberts „Rosamunde"-muziek. Wij hadden in Schuurman's directie open hart en oor voor het fraai toucher, dal. ons menige kleine ongerechtigheid („ongelijkheid", zoo men 't juister wil) deed vergeten. Het gedeelte na de pauze konden we, wijl er nog meerdere concerten waren, niet meer hooren. Zoo luisterden we dan nog naar het mannenkoor „Zang en Vriendschap", dat twee stukken van Schubert uitvoerde: Die Nacht, en een koorbewerking van „Litanei", Wie goed toe zag, merkte vele dingen. Zoo mislukten in „Litanei" ten eenenmale de „gruppetti", een voudig omdat de leider ze den zangers diri geerde, zooals men dit orkestmusici doet. Er varing zal hier vanzelf tot andere inzichten brengen. Ook is er op 't terrein van de zoo veel zorg en inzicht vereischende „reine in tonatie" veel werk aan den winkel: ervaring alweer zal den dirigent het besef bijbrengen, waar de koorzanger noodwendig zijn steun behoeft, den steun van hem die het geheel overziet en die het in zijn handen heeft, het koor te leiden langs de glibberige paden der niet-gelijkzwevende temperatuur. Altemaal dingen, die te vangen zijn onder het veelge smade woord „routine". G. J. KALT. Ver. „Kunst aan het Volk". De violist Alexander Moskowsky cn zijne echtgenoote, de pianiste Olga Moskowsky Elias hebben Maandagavond voor de Ver- eeniging „Kunst aan het Volk" een zeer in teressant programma gespeeld. Tot mijn spijt kon ik slechts het eerste deel van het con cert bijwonen en moest ik dus de Suite van Stravinsky en de Rhapsodle van Bartok mis sen. Maar ook vóór de pauze werd oen mo dem werk vertolkt, welks auteur zelfs nog jonger is dan Strawinsky en Bartok: de So nate voor viool en piano van Erwin Schulhoff. Te oordeelen naar den bijval, die deze ver tolking uitlokte heeft het werk bij een groot aantal hoorders weerklank gevonden. Een wilde, onstuimige geest heerscht in dit stuk; de zachtere momenten zijn in de minderheid. Het kookt en woelt en stormt in het Allegro impetuoso en in de Finale, en ook in het An dante is geen rust. Deze drie deeleö nemen uit éénzelfde motief hun oorsprongin de „Burlesca" die als een soort van intermezzo tusschen Andante en Finale staat was dat motief niet terstond na te speuren. Deze Bur- lesca is wel het aardigste deel der Sonate: een humoreske die terstond inslaat. De voor dracht van dit werk, dat aan techniek en sa menspel der uitvoerenden groote eischen stelt, kenmerkte zich door energie en virtuo siteit en deed gegronde verwachting koeste ren dat ock Strawinsky cn Bartok bot hun recht zouden komen. Met Beethoven was dit m.i. niet geheel het geval. Diens eerste sonate voor viool en piano is wel ver van diepzinnig, maar toch ook niet zoo oppervlakkig als zij door het echtpaar Moskowsky gespeeld werd. De bekoorlijke en innige episodes gingen vrijwel spoorloos voorbij in een haast, die soms, als b.v. aan het slot van het Rondo zelfs geen tijd liet tot een correct uittellen, en die aan het begin van de doorwerking van hot eerste Allegro en aan het F-dur-alternatief van het Rondo de contrastwerking der rust ontnam. In een liefelijke of romantische streek doet men gewoonlijk te goed door het tempo van zijn voertuig wat te matigen. Als eerste nummer kwaan de sonate in D van Vivaldi inplaats van de Ciacona van Vitali. Pompeus zette de violist het werk in; zijn aanvankelijk eenigszins geforceerd klin kende toon won gaandeweg aan sonoriteit; het samenspel van beiden (ook het klavier heeft een belangrijke partij) was uitstekend en voerde tot een brillante vertolking van het slot-Allegro. K. DE JONG. Heemsteedsche Kunstkring Andre Lévy. Jammer genoeg viel het optreden van den „Franschen meestercellist" Lévy te Heem stede samen met het concert van K. a. h- V. te Haarlem. Daardoor kon ik ook van het Heemsteedsche concert slechts een gedeelte bijwonen; ik heb echter tenminste nog het grootste deel van de tweede programma helft kunnen hooren: werken van Fauré, Granados en Nin. Het epitheton van den Franschen kunstenaar moge door zijn con certdirectie verstrekt zijn: zeker is het dat André Lévy over een prachtig instrument, een kolossalen. alle dynamische graden om vatbenden toon, een volkomen gave tech niek en zuivere intonatie en een warm tem perament beschikt, en dit alles tezamen geeft wel recht op een meestertitel. Dat hij de Spaansche en Fransche kunst goed aan voelt, daarvan heb ik me kunnen overtui gen; dat ook in zijn vertolkingen van Handel en van Italiaansche meesters veel schoons was, werd mij van bevoegde zijde meege deeld. Wij zullen dezen kunstenaar gaarne eens op het Haarlemsche concertpodium wederzien; zijn toon vraagt een grootere ruimte dan die van het Heemsteedsche ge bouw. André Lévy werd uitstekend gesecondeerd door den pianist Gerard Hengeveld. Aan het slot van dit verslag kan ik niet nalaten nog even terug te komen op de coïn cidentie van Maandagavond. Deze Januari maand is op concertgebied heusch niet drukavond aan avond is er niets te doen en nu op één datum vielen liefst vier uitvoe ringen samen: een concert in de groote Gem. Concertzaal, Kunst aan het Vo!k in den Stadsschouwburg, de Kunstkring te Heemstede en nog een ander. Dat brengt voor de recensenten last, voor de concert- gevenden schade. Het Heemsteedsche con cert b.v. was zeer slecht bezocht. Zou men de data niet in onderling overleg kunnen rege len? Daarmede zouden allen gebaat zijn. K. DE JONG. CHR. GEMENGD KOOR „ZANCLUST" In het gebouw der Haarl. Jongemannen- vereeniging vierde bovengenoemd koor met een propaganda-eoncertavond zijn eerste lustrum. Wij hebben, door gelijktijdigheid van meerdere uitvoeringen, de tweede helft van dit concert kunnen bijwonen, dodh begrepen dat men op een jubileumconcert zich niet enkel bepaalt tot het afzingen van het pro gramma. Van welwillende zijde deelde men ons mee, dat er meerdere vereenigingen en instellingen blijk hadden gegeven, van met het koor „Haarlem" mee te leven. Als de voorzitter, na het voorleden van Psalm 103 en een welkomstwoord aan de aanwezigen, de gelegenheid openstelde, het koor zijn ge- lukwenschen te komen aanbieden, maakte daarvan o.m. gebruik de verecniging „Frisia" die den jubilaris een fraaie bloemenhulde bracht. Dat ook de dirigent, die vanaf de op richting is belast met de leiding, deelde in die hulde, valt te begrijpen. Ook de voorzitter der vereeniging „Maarten Luther", sprak woorden van waarde ering en evenzeer werd het op prijs gesteld, dat men zich van de zijde der Diaconie van de Ned. Herv. Kerk niet on betuigd liet. Het komt mij voor, dat het koor „Haarlem" als wij het programma bezien, in de vijf jaren van zijn bestaan niet heeft stil gezeten. Het deel uit Max Bruch's „Hefbraische Gesange" is waarlijk niet zoo'n kleinigheid, om het uit te voeren met een koor, dat uit den aard der zaak ook al om propagandistische rede nen, niet een selectie kan 'houden uit het stemmenmateriaaldat ter beschikking staat. Zoo zal men mij niet verdenken van noode- loos kritiek te oefenen, wanneer ik het ge halte van den tenorklank nog niet ideaal vind Wat beter kan, moet beter worden, en naast den directeur heeft elk der leden van zulk een verbetering onmiddellijk profijt. Directeur B. C. Elskamp is klaarblijkelijk een ernstig willend man. Naast werken van Bruck, Bort- nianski, Philip Loots, vonden wij op het programma niet minder dan vier werken van zijn hand, en lang niet alle op slechte teksten. Zoo had hij o.m. van Adama van Scheitema diens „Vrede" gecomponeerd, dat mij een beetje te tam is uitgevallen: 'te veel harmonie te weinig stemvoering. Jammer, dat het slot der tweede strofe een beetje uit 't gareel liep, wat de juiste intonatie aanbelangt. Het was eigenlijk het eenige ongelukje, dat ik op dit concert bijwoonde. Ook de pianist van wien we aan den vleugel o.m. een van SdhuberFs Impromptu's hoorden (uit opus 142), volbracht, zijn taak met zekerheid en ook met muzikaliteit. De medewerking van den heer W. C. De Widt werd door de veie aanwezigen, die de groote zaai van het ge- I bouw geheel vulden, zeer op prijs gesteld. 1 G. J. KALT.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 10