BELGISCHE IMPRESSIES.
H.D. VERTELLING
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAC 19 JANUARI 1932
r Wo arrivoercn vla Rochefort mét een
boemelend trammetje in Han, Onze koffers
zijn vele. De tenten ('t wordt een kampeer -
derij) zijn gelukkig al in het dorp, en onder
het gerommel van een naderend onweer
trekt dan een zonderlinge stoet weg: voorop
een wankel vehikel op twee wielen, waarop
de tenten geladen zijn. Daarachter drie krui
wagens met koffers. En dan wij zessen, be
laden met eetwaren. De sympathie van de
Hanneezen is mót ons. Twee kleine peuters
zijn niet van ons weg te slaan, en een raar
krulstaartig hondebeest heeft me tot op den
huidigen dag niet meer verlaten.
Waar de Lesse in de grotten verdwijnt, is
'een soort bergwei. Een ideaal kampeerplaats.
Wc hebben nu tenminste onze vaste wasch-
tafel met koud stroomend water vlak bij de
hand. En er is een waterval, en een diepe,
donkere poel met stilstaand, ijskoud water.
Wc verkennen dit alles in de gauwigheid,
terwijl de tenten worden afgeladen.
De Ardennen zijn hier niet hoog. Alles is
lieflijk begroeid en maakt een tevreden en
huiselljken indruk. De Lessc stroomt snel
voort tusschen haar begroeide oevers. Er
hangen wilde aardbeien over het water heen
En midden in het riviertje liggen groote
steenen.
Het rommelt steeds in de verte. En juist
als de laatste tont staat, breekt de bui los
Daar zitten we, twee dorpelingen en wij,
plus de kinderen en het hondje, plus de
noodige bagage. En we beleven een onweer,
zooals ik nooit meer meegemaakt heb. De
slagen galmen lang na door het dal. dat
maakt, het extra indrukwekkend. En dan
ruischt de regen neer, en langzaam trekt de
bui af.
Als het droog is, komt een flauwe zon nog
even door. Boven de groene bergen staat een
dubbele regenboog.
Wij maken een wandeling, om den omtrok
wat te verkennen, den volgenden dag. Bij den
ingang van de Grotten van Han blijven we
even staan. Er nadert juist een touring-car
vol Amerikanen.
Nu heeft mijn begeleider, artist van be
roep. een raar fluweelen jasje aan en een
groen- en zwart geblokte pantalon. En ik
heb zoo'n Ardenner hoed op. model luifel,
zooals de vrouwen daar bij het hooien dra
gen. Onmiddellijk worden ettelijke Kodaks
op ons gericht, en onder uitroepen als ,.how
nice!" en „the Belgian costumed)" worden
we vereeuwigd
De koeien loopen hier los over den weg
Er zijn prachtige zware paarden, van die
echte Ardenners, die het hout uit. de bergen
langs smalle, bijna onvindbare houtpaadjes
naar beneden sleepen.
lederen middag, als we ons bad nemen in
'de rivier, komt er een groot, wit paard langs
zoo'n paadje naar beneden. Een bruine
halfnaakte kerel slentert er achter aan. Hij
het water gekomen, klimt de man op het
paard, en het groote dier stapt rustig het
water door. klimt den anderen oever op en
verdwijnt langs het paadje, dat naar den
weg voert. Wij spelen vaak met het paard.
Hij laat zich aan alle kanten beklimmen,
neemt klontjes van ons aan en wordt, op
het laatst zóó tam, dat hij kalm zijn kop in
een van de tonton steekt, als hij ons niet
in het water vindt.
De Lesse is hier niet diep. Je kunt er mak
kelijk staan. Alleen de diepe kom is wat ge
vaarlijk voor slechte zwemmers, overigens
is er geen denken aan, dat je tegen den
stroom op zwemt. En in drie dagen zijn er
al twee zeepdoosjes weggedobberd, de grot
ten van Han in.
Ja, die grotten. Er is een weinig-gebruikte
ingang vlak bij ons kamp, halverwege den
berg. De burgemeester van Han, dienaan
gaande geraadpleegd, staat ons toe door de
zen ingang de grotten binnen te gaan. Dat
spaart ons veel geklim en geloop.
Wij hebben een gids die Hollandsch spreekt
Hij heeft het zich zelf geleerd, uit een boek.
Ik vraag me af, uit wélk boek. Want hij
zegt de zonderlingste dingen. En uit cour
toisie móeten we wel Hollandsch met hem
praten. Maar we begrijpen weinig van
elkaar.
Het is stralen zomerweer. Desondanks
heeft onze geleider een paraplu bij zich,
zoo'n groote, met oen lange punt. Ik snap
nog niet, waarom. Het zal me later duidelijk
worden.
We doorkruisen dus „de grootste natuur
lijke curiositeit van de wereld" en doen alles
wat men pleegt te doen. Tot den boottocht
aan het einde, en de griezelige vleermuizen,
en het kanonschot. En de jongen die met een
fakkel naar beneden komt hollen in de
groote grot.
We ruiken zalige koffiegeuren ergens mid
denin den berg, alwaar een restaurant
blijkt te zijn.
De paraplu blijkt bedoeld te zijn als ba
lustrade. Wanneer de gids ons namelijk uit-
noodigt, de diepte van een of anderen af
grond te bezichtigen houdt hij zijn regen
scherm voor onze knieën, opdat wij niet
vallen. Verder doet het ding dienst als aan-
wijs-instrument, en ook nog als paraplu.
Want het drupt hier en daar.
De belangstelling van de zijde der Han
neezen, die zich in de bereidwilligheid van
den burgervader reeds openbaarde, wast met
den dag. De mevrouw van het postkantoor
hetwelk om drie uur sluit, vervroegt het
sluitingsuur tot twee uur (er is toch niets te
doen), en komt dan naar het kamp, met onze
post. Ze drinkt, dan bij ons thee, en twee
keer zelfs noodigt ze zichzelf en haar twee
telgen bij ons ten eten, wat we niet kunnen
weigeren, gezien haar importantie. Maar we
zitten in doodsangst dat het eten mislukken
zal
Dan komt op een dag een meneer met no
titieboek het weitje op. ..Belasting" is onze
eerste, echt-Hollandsche gedachte. Maar
achter hem zeult een ander meneertje een
'zwaar foto-apparaat. En dan begrijpen wij
dat de Pers zich met ons gaat bemoeien.
Er volgt een alleszins amusant massa-in
terview. Want we zijn met z'n zessen tegelijk
aan het woord. Wat daarvan terecht moet
komenhij noteert maar. En intusschen
sluipt de fotograaf overal rond. en maakt
interieur-opnamen van onze (toevallig juist
rommelige) tenten!
Het resultaat in de Courrier de Han is
verrassend. We zijn zes hoogbegaafde Hol-
landsche artisten, die iets heel nieuws heb
ben uitgevonden: kampeeren. Dat bestond
tot nu toe niet (tenminste niet voor de Han
neezen). Dat nieuwtje, dat zelfs voor Hol
land te nieuw is, hebben we nu in het Ar-
densch natuurschoon willen toepassen. En,
Mesdames et Messieurs, we kunnen niet an
ders zeggen dan dat de resultaten schitte
rend zijnEen primus kent de goede man
blijkbaar niet: hij raakt er over in extase.
zoo zwamt hij drie kolomrpen vol. Maar
't kan óók zijn, dat de Courrier de Han in
de maand Augustus last heeft van den kom
kommertijd.
Het weer is schitterend. We eten niets
dan druiven, zwemmen vaak twee keer per
dag, en maken groote tochten. Er valt toch
nog genoeg te klimmen. En 's nachts ruischt
de waterval ons in slaap.
Als we op een dag van een groote toer
thuiskomen 't is al avond zien we in
de verte een lichtje op ons terrein branden.
Inbrekers! Enfin, véél valt cr niet te gappen.
Het blijkt, dat drie Vlaamsche studenten,
evenals wij die onbekende kam peerkunst. be
oefenend, hier zijn beland. Ze waren j>er
fiets, en hebben pech gekregen. Daarbij
heeft een van de drie een blessure opgeloo-
pen. En daar het al koud is 's avonds in
Augustus, hebben ze hun eigen primus opge
stoken. maar op óns terrein, in de hoop hulp
te krijgen. Nu, die krijgen ze. We hebben een
„doktoor" onder het gezelschap, en eten ge
noeg. Zoodat ze gemoedereerd hun tentje
naast de onze opslaan en we drie dagen lang
broederlijk samen kampeeren. In die dagen
is een vriendschap ontstaan, die tot op den
huidigen dag voortduurt. En de Hanneezen
nemen ook deze Vlamingen liefderijk in hun
genegenheid op. Dan trekken ze weer verder
en we missen hen de eerste dagen erg, onze
Vlaamsche vrienden.
Daarna komt de dag van vertrek.We nemen
van ledereen afscheid: de madame van de
„winkel van alles", die ons altijd op de pof
leverde, als er eens geen geld uit Holland
kwam, de dame van het postkantoor, de
burgemeester, de pastoor, en alle kleine Han
neezen. En dan bestellen we 's middags in
Rocheford een auto om ons de volgenden
morgen vroeg af te halen en naar Jemelles
te brengen. Daar willen we dan de trein
uit Zwitscrdand pakken. Die vertrekt om
7.20 uit Jemelles. We rekenen een uur vaar
ons terrein tot het station, moeten nog
kaartjes nemen, dus: zes uur zal er een auto
zijn daar waar de weg berijdbaar wordt.
Want dat vergat ik nog: de mooie, breede
grindweg wordt smaller en smaller, en steeds
woester, en loopt tenslotte in de jungle dood,
zonder dat er een bord aan het begin staat,
dat daarop wijst. Enfin, zes uur is afgespro
ken.
Die nacht is het volle maan. We kunnen
geen van allen slapen.De beigen liggen roer
loos in het zilveren licht, en de waterval
ruLsoht sterker dan ooit. Alles is even on
wezenlijk. Dan klimmen we voor het laatst
nog eens op een hoogte en overzien het zwij
gende land. waar de Lesse driftig schuimend
doorkronkelt.
Na een paar uur slaap een èrg harde wek
ker: vijf uur. Zwijgend, slaperig, staan we op
kleeden ons automatisch. De Lesse is ijskoud,
we wagen ons er niet in. In de vage schemer
het is nauwelijks dag frisse hen we ons
zoo'n beetje op. Er dobbert wéér een zeep
doosje weg. Niemand laöht.
Om zes uur staan we op een. zelfs voor
een Hollander begaanbaar, gedeelte van-den
weg. Onze Belgische chauffeur zal dit vast en
zeker begaanbaar noemen. Pakken, koffers,
zakken, rondom ons. Het heele kamp is afge
broken.
Zes uirr. Het wordt dag. Niemand te zien.
Zes uur tien, kwart over. Neg niemand. Over
een uur gaat onze trein onze eenige recht-
streekscho verbinding. Zes uur twintig.
Het is half zeven, als er een stofwolk zicht
baar wordt. En dan nadert een reusachtige
touringcar waar eenzaam voorin een flegma
tieke chauffeur prijkt. Een cigaret bungelt
aan zijn lip.
Zoo'n groote wagen voor zès menschen!
Maar we hebben geen tijd voor aanmerkin
gen-, stappen en laden in record-tijd in, en
weg gaan we. Ik zit naast de flegmatieke en
voer hem cigaretten. Achter me raast iemand
in onvervalscht Hollandsch. Ik vertaal het,
gematigder weliswaar, voor den chauffeur.
Maar die zegt op alles: „on a assez de
temps".
Nooit van m'n leven heb ik zooiets meege
maakt als de dolle rit door de Ardennen, in
den vroegen morgen. Heuvel op, heuvel af.
Een Belgisch chauffeur rijdt als een duivel,
dat wist. ik. Nu ondervind ik het.
Bij bochten houden we ons vast om er niet
uit te zwiepenIk kijk maar liever niet als
er weer zoo'n bocht konxt. En de flegmatieke
rookt en rijidt.
Om zeven uur zes staan we voor het. sta
tin in Jemelles. Om zeven uur tien rijdt de
leege touring-car heen. Kwart over hebben
we kaartjes en. staan op het perron. En om
zeven uur twintig vertrekt de Baael-Luxem-
burg-Brussel-Amsterdam, met zes gerad
braakte passagiers méér aan boord.
L. S.
HET CONFLICT IN DE
LIMBURGSCHE MIJNEN.
RIJKSBEMIDDELING?
Naar het Handelsblad verneemt, heeft de
burgemeester van Heerlen den rijksbemid
delaar in kennis gebracht met het dreigend
conflict in de Limburgsche mijnindustrie,
zoodat diens bemiddeling te verwachten Is,
wanneer tusschen partijen geen bevredigend
resultaat verkregen wordt.
NIEUWE CONTINGENTEERING VOOR
FRANKRIJK.
Naar Havas meldt is Maandag een over
eenkomst gepubliceerd, welke tusschen
Frankrijk en Nederland is getroffen, betrek
king hebbende op den invoer in Frankrijk
van koelen, kalveren, varkens, gevogelte,
duiven, tamme konijnen, varkensvlcesch, ge
zouten vleesch, pekelvleesch. kaas. geconser
veerd vlecsch, geconserveerde melk, versche
en gesmolten boter.
Invoer van bovengenoemde goederen zal
slechts mogen geschieden, wanneer daarvoor
een contingenteeringscertificaat is afgegeven.
PERSONALIA.
De heer G. J. Timmermans te Zandvoort
Is te Leidon geslaagd voor het doctoraal exa
men rechten.
HET NATIONAAL CRISISCOMITé
In de afgeloopen week is door het Natinaal
Crisiscomité ontvangen f 23.423.86.
In totaal is thans ontvangen f 408.81180.
Jonge Haantjes.
door Vr. S.
Tante Mina keek gespannen naar de witte
enveloppe, die zoo nadrukkelijk naast haar
ontbijtbordje aanwezig was. Rustig als een
dame van haar leeftijd betaamt sneed ze
haar open, maar een jongeling in den bloei
van zijn leven greep nimmer met meer nauw
verholen nieuwsgierigheid naar een brief,
die misschien een belofte inhield. Vlug gle
den haar kleine doordringende oogen langs
de regels. Gut, wat alleraardigst, of ze een
dagje kwamen, of ze kwamen eten. „Toos",
riep ze tegen haar zuster wier gulle rond
heid juist de kamer binnenkwam. „Toos",
hoe vind je, een brief van nichtje Josien.
Ze vraagt ons bij hen in Brabant te komen.
Ze wil ons op jonge haantjes onthalen. Het
lieve kind toch Tante Mina was even spra
keloos. tante Toos stond ontroerd en beiden
keken ze voor zich, vervuld van teedere ge
dachten.
Sinds veel jaren leefden ze een eenzaam
bestaan, misschien waren onoverkomelijke
bezwaren er de schuld van, misschien be
rustte het op duistere gronden, die niemand
wist. Maar zeker is dat niemand Minny lang
om zich heen kon dulden, omdat ze zonder
eenige milde ironie, die alles vergeeflijk
maakt, onmiddellijk al je zwakheden en
fouten ontdekte en je onomwonden toonde
welk addertje er in je gras school, daarbij
blakend van enthousiasme om het uit te
roeien. En aangezien ieder op zijn fouten
juist het meest is gesteld, was Minny tante
Mina geworden. En zeker is ook dat Toos,
die alles goed en best, heel best vond je
kon onbeleefd zijn, je kon charmante vrien
delijkheden om haar heen laten dansen, óf
je meest subtiele geestigheden óf wat mak
kelijke vleierijtjes, het deed er niet toe, je
was een best mensch, een best mensch
tenslotte tante Toos werd omdat een re
gel zonder uitzondering op den duur weinig
boeiend is en het vooruitzicht nooit tot de
uitzonderingen te behooren weinig bekoor
lijks heeft. Ze waren als vanzelfsprekend sa
men gaan wonen. De kleine dagelijksche din
gen waren kwesties geworden die uitvoerige
bespreking vereischten, een glimmend ge
poetste koperen pot werd een vreugde waar
van luidkeels werd genoten, een onberispe
lijke japon een feest voor dagen en het re
gelmatig opwinden van de klok een dage
lijksche eeredienst, omdat geen enkel leven
nu eenmaal zonder vulling kan zijn. Maar
het hoogtepunt van iederen dag waren de
maaltijden geworden. Eerst het zorgzaam
overwegen van dc gerechten zouden het
vandaag doperwtjes zijn met jonge peterselie
of beter een tomatenslaatje, wat dacht Toos
ervan dan het samen toebereiden en ein
delijk de maaltijd zelf, de proef op de som:
heerlijk malsch het vleesch vandaag, de jus
had misschien een tikje hartiger gekund,
een tikje ook maar.
En nu kwam plotseling, als een sappige
meloen tusschen een schaal eentonige ap
pelen. de uitnoodiging van nichtje Josien
(sinds een maand of wat getrouwd met een
dokter in Brabant) om haantjes te komen
eten. De tantes waren eenvoudig dol op
haantjes.
Een dag van te voren gingen ze op reis
er heen, om er rustig en op hun gemak te
kunnen zijn, en Josien ontving hen aller
hartelijkst. Ze zagen den tuin met de vrucht-
boomen, de frambozenstruiken, de teer-
bloeiende rozen en ook de gezellig kakelende
bende kippen, die matriarchaal rondstapten
tusschen kuikens, jonge kippen en parman
tig overmoedige haantjes. Ze zagen het huis.
groote lichte kamers, een vroolijke betegelde
keuken, een ruime provisiekamer. De tantes
prezen het alles en ook de dienstmaagd
Geertrui om haar vriendelijk gezicht. Josien
vertelde dat het kind eerst niet had kunnen
wennen, ze was allerlei werk dat je bulten
nu eenmaal had, niet gewoon, zooals ze dat
kiesch uitdrukte om niet met name fret
slachten van kippen te noemen. Maar het
ging nu best. Ja, werkelijk een aardig meisje.
Josien had het hier maar uitstekend, pre
zen de tantes nogmaals en volgden haar
naar de tuinkamer, waar door open deuren
zoele buitenlucht naar binnen stroomde en
ze, weggedoken in een rieten stoel vertroe
teld door de zon, genoten van een kopje
geurige thee, hun eigen stemming en de
feestelijke dingen die hen nog wachtten
Vroolijk klonk het hooge roepen van Geer
trui, die de kippen om zich heen verzamelde
en allerliefst vond tante Toos het gebaar
waarmee ze 't voer om zich strooide. Josien
kon hen echter niet bij tijds afleiden om hun
het andere gebaar te doen ontgaan, het ge
baar van Geertrui's sterke handen die uit de
pikkende troep een, twee drie haantjes gre
pen en namen en toen in de keuken droegen.
„O, wat wreed." zuchtte tante Toos. „Hoe
kan dat meisje zooiets doen? bitste tante
Mina. „Ze is het gewend" vergoelijkte Josien,
zonder op den maaltijd van morgen te
duiden.
Tante Mina vertelde nog iets over wreede
karakters.
Tante Toos bleef wat stil, den verderen
dag, en dien nacht droomde ze van luid
ruchtig kakelende kippen, waartusschcn
hoogmoedig, rank en zelfbewust de haantjes
stappen en niemand die hun hoogmoed, hun
heerschzucht iets anders dan prettig vindt.
Ze stappen zoo weloverwogen, zoo jeugdig,
zoo fier.
Den volgenden middag aan tafel keek
tante Mina wat bedeesd in de richting van
de schaal met de warme, diep goudbruin
gebraden haantjes. Ze snoof met tegenzin
de prikkelende geur en het was niet met
volle overgave dat ze er zich aan wijdde.
Tante Toos vroeg of ze voorbij mocht laten
gaan, ze had een gevoel of het haar niet
goed zou bekomen, zc wist niet waarom,
maar zoo'n gevoelEn in haar hart was
tegelijk tevredenheid en spijt over die ge
voeligheid.
Josien keek verslagen. De tafel was stil.
Dat was waarom de tantes een dag van te
voren op reis gingen naar nicht Josien om
er haantjes te eten.
FORCEEREN VAN VROEGE
TULPEN.
SUCCES MET ENGELSCHE ONDER
ZOEKINGEN.
Do Tel. verneemt uit Londen, dat onder
zoekingen in Engelsche landbouwkundige
proefstations hebben geleid tot een methode
voor het forceercn van vroege tulpen met 10
tot 15 dagen. Dit resultaat zou zijn bereikt
door verhitting van den grond ln dc broei
kassen met stoompijpen. Er wordt hierin een
nieuwe mogelijkheid gezien voor de Engel
sche kweekers om de concurrentie tegen de
Nederlandsche bollen op te nemen.
De proefnemingen zijn uitgevoerd door het
John Tnnes Horticultural Institute, dat on
der leiding staat van sir Daniel Hall. Na drie
jaren is men er in geslaagd betrouwbare
cijfers te verkrijgen omtrent den invloed van
bodemverwarming door in den grond ge
legde buizen, op den bloei van den bol. Op
grond van de verkregen cijfers kan nu advies
worden gegeven aan handelskweekers om
trent de juiste hoeveelheid warmte, welke
noodig is om het gewenschte resultaat te
verkrijgen. Voorts heeft men proeven ge
nomen omtrent den invloed van koeling der
bollen ter verkrijging van bloei in Sept. of
Oct., doch hierbij heeft men nog weinig po
sitieve resultaten verkregen.
Dc chemische processen, welk zich daarbij
in dc bollen afspelen, hebben eveneens de
aandacht van het instituut. Er bleek dat de
bollen sulkers en ander reservemateriaal be
vatten van tot dusver nog onbekende samen
stelling.
Ten slotte heeft men ook onderzocht wat
dc oorzaak is van het zoogenaamde breken
der kleuren in de tulpen, d.w.z. het in strepen
uiteen vallen van de kleur der bloemen. Tot
een paar jaar geleden was dc ooi-zaak van
dit verschijnsel nog niet bekend, thans heeft
men gevonden dat dit te wijten is aan een
virus dat van plant tot plant wordt over
gedragen door een vlieg van een bepaalde
soort. Men hoopt spoedig de juiste bestrij
dingswijze te hebben gevonden. De leider
van het instituut beoogt voorts de bollen
naar de warmere Engelsch kolonies te bren
gen om ze tot een bepaalde graad van rijp
heid te brengen, waarna ze in Engeland in
bloei getrokken kunnen worden in veel kor
ter tijd dan zonder deze voorbehandeling.
Deze plannen bevinden zich echter nog
slechts in een voorbereidend stadium.
MUZIEK.
„Zang en Vriendschap"
en H. O. V.
Het gecombineerd concert, dat zijn baten
afstaat aan het Nationaal crisiscomité, en
dak voor een luttel bedrag toegang gaf, was
niet zóó bezocht als men had mogen ver
wachten. Waar Annie Woud den Zondag te
Amsterdam triomfen vierde, konden slechts
weinigen daarvan getuige zijn. Nu zij van
Haydn's „Ariadne auf Naxo.s" een herhaling
gaf met het orkest der H.O.V., en de gelegen
heid om haar te hooren wel bijzonder gemak
kelijk was gemaakt, mocht men denken, een
overvolle zaal te vinden. Dat het concert
draadloos werd uitgezonden, mag voor den
muziekminnaar geen reden zijn, de gelegen
heid tot het ditmaal zoo licht te bereiken
persoonlijk contact met deze zangkun
stenares onbenut te laten. Hem, die zoo denkt
wil ik wel zeggen dat ook ik de draadloos uit
gezonden uitvoering onder Pierre Monteux
den Zondagmiddag heb beluisterd in bewon
dering voor Annie Woud's zonnestralend ge
luid. Maar het betere is mij voor dezen avond
bewaard gebleven. Of zou het toch waar zijn,
dat men zelf musicus moet zijn om van het
zich samenweten met den kunstenaar de
emotie te ondergaan? Ik weet wel beter. Ik
weet ook, dat velen, te velen van deze ver-
mooiïng van hun innerlijk leven gespeend
blijven, door eigen onwilligheid.
Zoo heeft dan Annie Woud, die dezen
avond ook technisch bijzonder op droe'f was,
ons door dc pracht van haar gouden stem
heen doen schouwen in de bewogenheid eener
kunstenaarsziel, die -het „immer strebemd"
heel den dag door voor oogen houdt. En dit
in alles, wat zij zingt, voelbaar maakt. Voor
heen vroegen wij ons af: kan de stem nog
blanker, grooter, edeler? Het was bij Handel.
Nu wij dc cantate „Arladne auf Naxos" heb
ben gehoord, is het ons, als merkten wij eerst
nu, wat wij in deze stem bezitten. Maar daar
boven gaat nog uit, dat wij haar om het uit
beelden van den grooten vorm, om haar ar
tistiek uithoudingsvermogen, zoo oprecht mo
gen bewonderen. En zoo dachten wel de
meesten. die met mij haar hoorden en die
zich mede verheugden in de ondubbelzinnige
bewijzen van sympathie, die haar deel wer
den.
Naast dit intens beluisteren van den zang,
hadden wij nog gelegenheid, te letten op de
orkestratie, die meer dan we wenschten onze
gespannen aandacht dreigde at te leiden.
Deze bewerking voor orkest is ontstaan in
een tijd toen men het blijkbaar niet zoo
nauw nam met den stijl van het werk. Hoorns
en klarinetten doen dingen, die in het kader
van Haydns muziek al heel slecht passen.
Ernst Frank, opvolger in Hannover van Bülow
is er de auteur van, en daar hij meerdere
duetten en liederen schreef met obligaat
.viool, mogen wij 't wel als zeker aannemen,
dab hij voor vioolsoli een passie had, die bij
hem overal tot uiting kwam. In deze' orkest
bewerking althans was hij er niet zuinig mee.
Een voordeel was alweer, dat wij er het mooi
intens spel van Frans Vonk in konden be
wonderen.
Van het orkest hoorden we voorts nog
Schuberts „Rosamunde"-muziek. Wij hadden
in Schuurman's directie open hart en oor
voor het fraai toucher, dal. ons menige kleine
ongerechtigheid („ongelijkheid", zoo men 't
juister wil) deed vergeten. Het gedeelte na
de pauze konden we, wijl er nog meerdere
concerten waren, niet meer hooren. Zoo
luisterden we dan nog naar het mannenkoor
„Zang en Vriendschap", dat twee stukken
van Schubert uitvoerde: Die Nacht, en een
koorbewerking van „Litanei", Wie goed toe
zag, merkte vele dingen. Zoo mislukten in
„Litanei" ten eenenmale de „gruppetti", een
voudig omdat de leider ze den zangers diri
geerde, zooals men dit orkestmusici doet. Er
varing zal hier vanzelf tot andere inzichten
brengen. Ook is er op 't terrein van de zoo
veel zorg en inzicht vereischende „reine in
tonatie" veel werk aan den winkel: ervaring
alweer zal den dirigent het besef bijbrengen,
waar de koorzanger noodwendig zijn steun
behoeft, den steun van hem die het geheel
overziet en die het in zijn handen heeft, het
koor te leiden langs de glibberige paden der
niet-gelijkzwevende temperatuur. Altemaal
dingen, die te vangen zijn onder het veelge
smade woord „routine".
G. J. KALT.
Ver. „Kunst aan het Volk".
De violist Alexander Moskowsky cn zijne
echtgenoote, de pianiste Olga Moskowsky
Elias hebben Maandagavond voor de Ver-
eeniging „Kunst aan het Volk" een zeer in
teressant programma gespeeld. Tot mijn spijt
kon ik slechts het eerste deel van het con
cert bijwonen en moest ik dus de Suite van
Stravinsky en de Rhapsodle van Bartok mis
sen. Maar ook vóór de pauze werd oen mo
dem werk vertolkt, welks auteur zelfs nog
jonger is dan Strawinsky en Bartok: de So
nate voor viool en piano van Erwin Schulhoff.
Te oordeelen naar den bijval, die deze ver
tolking uitlokte heeft het werk bij een groot
aantal hoorders weerklank gevonden. Een
wilde, onstuimige geest heerscht in dit stuk;
de zachtere momenten zijn in de minderheid.
Het kookt en woelt en stormt in het Allegro
impetuoso en in de Finale, en ook in het An
dante is geen rust. Deze drie deeleö nemen
uit éénzelfde motief hun oorsprongin de
„Burlesca" die als een soort van intermezzo
tusschen Andante en Finale staat was dat
motief niet terstond na te speuren. Deze Bur-
lesca is wel het aardigste deel der Sonate:
een humoreske die terstond inslaat. De voor
dracht van dit werk, dat aan techniek en sa
menspel der uitvoerenden groote eischen
stelt, kenmerkte zich door energie en virtuo
siteit en deed gegronde verwachting koeste
ren dat ock Strawinsky cn Bartok bot hun
recht zouden komen.
Met Beethoven was dit m.i. niet geheel het
geval. Diens eerste sonate voor viool en piano
is wel ver van diepzinnig, maar toch ook niet
zoo oppervlakkig als zij door het echtpaar
Moskowsky gespeeld werd.
De bekoorlijke en innige episodes gingen
vrijwel spoorloos voorbij in een haast, die
soms, als b.v. aan het slot van het Rondo zelfs
geen tijd liet tot een correct uittellen, en die
aan het begin van de doorwerking van hot
eerste Allegro en aan het F-dur-alternatief
van het Rondo de contrastwerking der rust
ontnam. In een liefelijke of romantische
streek doet men gewoonlijk te goed door het
tempo van zijn voertuig wat te matigen.
Als eerste nummer kwaan de sonate in D
van Vivaldi inplaats van de Ciacona van
Vitali. Pompeus zette de violist het werk in;
zijn aanvankelijk eenigszins geforceerd klin
kende toon won gaandeweg aan sonoriteit;
het samenspel van beiden (ook het klavier
heeft een belangrijke partij) was uitstekend
en voerde tot een brillante vertolking van
het slot-Allegro.
K. DE JONG.
Heemsteedsche Kunstkring
Andre Lévy.
Jammer genoeg viel het optreden van den
„Franschen meestercellist" Lévy te Heem
stede samen met het concert van K. a. h- V.
te Haarlem. Daardoor kon ik ook van het
Heemsteedsche concert slechts een gedeelte
bijwonen; ik heb echter tenminste nog het
grootste deel van de tweede programma
helft kunnen hooren: werken van Fauré,
Granados en Nin. Het epitheton van den
Franschen kunstenaar moge door zijn con
certdirectie verstrekt zijn: zeker is het dat
André Lévy over een prachtig instrument,
een kolossalen. alle dynamische graden om
vatbenden toon, een volkomen gave tech
niek en zuivere intonatie en een warm tem
perament beschikt, en dit alles tezamen
geeft wel recht op een meestertitel. Dat hij
de Spaansche en Fransche kunst goed aan
voelt, daarvan heb ik me kunnen overtui
gen; dat ook in zijn vertolkingen van Handel
en van Italiaansche meesters veel schoons
was, werd mij van bevoegde zijde meege
deeld. Wij zullen dezen kunstenaar gaarne
eens op het Haarlemsche concertpodium
wederzien; zijn toon vraagt een grootere
ruimte dan die van het Heemsteedsche ge
bouw.
André Lévy werd uitstekend gesecondeerd
door den pianist Gerard Hengeveld.
Aan het slot van dit verslag kan ik niet
nalaten nog even terug te komen op de coïn
cidentie van Maandagavond. Deze Januari
maand is op concertgebied heusch niet
drukavond aan avond is er niets te doen en
nu op één datum vielen liefst vier uitvoe
ringen samen: een concert in de groote
Gem. Concertzaal, Kunst aan het Vo!k in
den Stadsschouwburg, de Kunstkring te
Heemstede en nog een ander. Dat brengt
voor de recensenten last, voor de concert-
gevenden schade. Het Heemsteedsche con
cert b.v. was zeer slecht bezocht. Zou men de
data niet in onderling overleg kunnen rege
len? Daarmede zouden allen gebaat zijn.
K. DE JONG.
CHR. GEMENGD KOOR „ZANCLUST"
In het gebouw der Haarl. Jongemannen-
vereeniging vierde bovengenoemd koor met
een propaganda-eoncertavond zijn eerste
lustrum. Wij hebben, door gelijktijdigheid van
meerdere uitvoeringen, de tweede helft van
dit concert kunnen bijwonen, dodh begrepen
dat men op een jubileumconcert zich niet
enkel bepaalt tot het afzingen van het pro
gramma. Van welwillende zijde deelde men
ons mee, dat er meerdere vereenigingen en
instellingen blijk hadden gegeven, van met
het koor „Haarlem" mee te leven. Als de
voorzitter, na het voorleden van Psalm 103
en een welkomstwoord aan de aanwezigen,
de gelegenheid openstelde, het koor zijn ge-
lukwenschen te komen aanbieden, maakte
daarvan o.m. gebruik de verecniging „Frisia"
die den jubilaris een fraaie bloemenhulde
bracht. Dat ook de dirigent, die vanaf de op
richting is belast met de leiding, deelde in die
hulde, valt te begrijpen. Ook de voorzitter der
vereeniging „Maarten Luther", sprak woorden
van waarde ering en evenzeer werd het op
prijs gesteld, dat men zich van de zijde der
Diaconie van de Ned. Herv. Kerk niet on
betuigd liet.
Het komt mij voor, dat het koor „Haarlem"
als wij het programma bezien, in de vijf jaren
van zijn bestaan niet heeft stil gezeten. Het
deel uit Max Bruch's „Hefbraische Gesange"
is waarlijk niet zoo'n kleinigheid, om het uit
te voeren met een koor, dat uit den aard
der zaak ook al om propagandistische rede
nen, niet een selectie kan 'houden uit het
stemmenmateriaaldat ter beschikking staat.
Zoo zal men mij niet verdenken van noode-
loos kritiek te oefenen, wanneer ik het ge
halte van den tenorklank nog niet ideaal vind
Wat beter kan, moet beter worden, en naast
den directeur heeft elk der leden van zulk een
verbetering onmiddellijk profijt. Directeur
B. C. Elskamp is klaarblijkelijk een ernstig
willend man. Naast werken van Bruck, Bort-
nianski, Philip Loots, vonden wij op het
programma niet minder dan vier werken van
zijn hand, en lang niet alle op slechte teksten.
Zoo had hij o.m. van Adama van Scheitema
diens „Vrede" gecomponeerd, dat mij een
beetje te tam is uitgevallen: 'te veel harmonie
te weinig stemvoering. Jammer, dat het slot
der tweede strofe een beetje uit 't gareel
liep, wat de juiste intonatie aanbelangt. Het
was eigenlijk het eenige ongelukje, dat ik
op dit concert bijwoonde. Ook de pianist
van wien we aan den vleugel o.m. een van
SdhuberFs Impromptu's hoorden (uit opus
142), volbracht, zijn taak met zekerheid en
ook met muzikaliteit. De medewerking van
den heer W. C. De Widt werd door de veie
aanwezigen, die de groote zaai van het ge-
I bouw geheel vulden, zeer op prijs gesteld.
1 G. J. KALT.