FEMINA
GOEDE MANIEREN.
De charme der vrouw
DE VROUW IN DE 20e EEUW.
Keiikeiiqelietnten
Haarlem's
D a g b I a d
Donderdag
21 Jan, 1932 i
MjJinilWilUIUM
Hoe kiezen wij de kleur, die
ons het beste staaf?
Welke kleur ons
het beste staat is
natuurlijk een heel be
langrijk iets. i Een
slaafsch volgen van
de z.g. modekleuren is
daarom voor dc vrouw
uit den boozc. Komt
zoo'n modekleur goed
bij haar teint en haar,
des te beter. Doch
past die kleur daar
i hcelemaal niet bij,
dan moet ze zoo ver
standig zijn, zich met
iets anders tevreden
te stellen .Iedere vrouw
kan voor zich zelf uit
maken, welke kleuren
haar het beste staan.
Wanneer ze tenminste
de volgende weten
schappelijke wenken
in acht neemt, die
aangegeven zijn door
mevr. Ruth Randolph,
die kunst onderwijst
aan de universiteit
van Wisconsin. De ge
laatskleur is de voor
naamste factor, die de
keus van de kleur van
uw costuums bepaalt.
Iemand met een fris-
sche kleur kan bijna
elke kleur dragen. De
bekoorlijkheid wordt
echter verhoogd, wan
neer de japon harmo
nieert met het haar
en'de oogen. Daar het
haar het grootste
kleurvlak" vormt, is
de kleur van het haar
dikwijls overwegend
bij de keus van de
kleur van de slof. Bij
krullend of golvend haar draagt men boven
dien het- beste effen stof, terwijl sluik haar
minder opvalt wanneer men fantasiestof met
figuurtjes er in draagt. Indien een vrouw ros
sig haar heeft, moet ze bij voorkeur blauw,
groen en geel dragen. Deze brengen de glans
van het haar sterker naar voren. Zacht bruin
staat ook heel goed bij rossig (lees rood)
haar, doch maakt het dof.
Blondines dragen bij voorkeur blauw in alle
tinten en lavendelgroen, terwijl zwarte vrou
wen deze bieeke kleuren juist moeten mijden,
tenzij ze een opvallend blanke huid hebben.
Daarom is het japonnetje, dat op de tceke-
nlng is aangegeven oorspronkelijk in het blad
groen voor de japon zelf, en voor de blouse
in het zeegroen van crêpe georgette ontwor
pen, daar de draagster ervan hel blond was.
Dc blouse van crêpe georgette is heelemaal
ingc'rimpeld, 't z.g. bouillonné, zooals onze
Fransehc zussen dat noemen. Voor de japon
(patr. nr. 12.231) is 3 M. crêpe de chine van
1 M. breed noodig, voor dc blouse 1.60 M.
crêpe georgette van 1 M. breed.
Van deze japon is een knippatroon ver
krijgbaar a 75 ct. Postwissel zenden aan: De
Beurs, Amstellaan 66, Amsterdam-Z. Op het
strookje nauwkeurig vermelden: naam en
adres van afzender, nummer van het ge-
wenschte patroon en maatlevering binnen 1
week. (De maten van 40 tot 52 kunnen ge
leverd worden).
'li,in
We hebben er altijd rekening mee te
houden, dat voor kinderen hun speelgoed
heel veel beteekent. Niet alleen poppen,
beren en speelgoedhondjes leven, ook andere
voorwerpen, waarmee gespeeld wordt, zijn
met leven bezield.
Miesje huilt omdtit er een poot van haar
poppenkamerstoeltje gebroken is; het stoel
tje heeft zich zoo'n pijn gedaan. Als dan
later het pootje er weer aangelijmd is, kijkt
Miesje met verrukte oogen naar het stoeltje.
„Ben jc nu niet blij?" vraagt ze. Ze verheugt
zich in het geluk van het genezen stoeltje.
Waar Miesje ook mee speelt: met ballen,
met blokken alles begint te leven. Voor
haar bestaan geen levenlooze voorwerpen.
Ze praat tegen haar fornuisje even goed als
tegen haar pop en gelooft, dat het fornuisje
liet prettig vindt een vuurtje in zich te heb
ben. dat de blokken zich bchagelijk voelen
als zo netjes opgeborgen zijn in de doos.
„Jullie zijn mooie kopjes", zegt ze tegen
de kopjes van haar serviesje. „Zoo ga ik
lekkere thee in je schenken, lekkere warme
thee".
Dan loont ze naar haar kruidenierswinkeltje
waar een onzichtbare juffrouw haar suiker
en t.hco verkoopt. „En ook wat limonade",
vraagt Miesje. Ze vindt een theepartij niet
volmaakt zonder limonade. Maar o. wee,
de limonade is uitverkocht! We! staat er
nog een leeg flcschje in den winkel.
Met dat leego flecshje loopt Miesje naar
moeder. ..Moeder, wil je hier wat limonade
in doen? Er komen kinderen op de thee".
„Is water ook goed?"
...Ta, - doe maar. Limonade uit de kraan'
Moeder houdt het fleschje onder de kraan.
„Hoeveel?" vraagt ze, „Is het zoo genoeg?"
Miesje bekijkt het fleschje. „Er kan nog
wel een beetje bij, doet 't maar tot z'n
schoudertjes".
Ja, zelfs dat Ieege fleschje is een „per
soontje" voor haar!
Kinderen houden van'hun speelgoed, van
daar hun groot verdriet als er iets breekt
of verloren raakt. Het is niet alleen naar,
dat ze met den zoekgeraaktcn bal nu niet
meer spelen kunnen, het is ook zoo zielig
voor dien bal, dat hij daar nu ergens heele
maal alleen in het gras ligt en verkleuren
zal door den regen. Als moeder zegt, dat een
ander kind hem wel vinden zal en mee naar
huis zal nemen om er mee te spelen, dan is
dat een heele troost.
Hoe langer ze een stuk speelgoed hebben,
hoe meer het gaat leven, hoe meer het
bezielt raakt met menschelijke gevoelens.
Het kind vertroetelt het speelgoed, heeft er
modelijden mee, troost het.
Maar ook de minder goede eigenschappen
van het klein menschjc komen er bij aan
het daglicht. Zijn zucht tot heerschen en
dikwijls ook een zekere wreedheid.
„Loesje gaat zoo raar met haar poppen
om," verklaarde een moeder mij eens, „ze
heeft niets van een poppenmoedertje. Andore
kinderen beschouwen hun poppen als kin
deren, maar zij doet er zoo wild mee. Ze
trekt ze aan hun haar, slingert ze rond aan
arm of been en laat ze soms dagen in een
hoek liggen".
En toch beschouwde Loesje haar poppen
denkelijk wel als kinderen, als levende
wezens met gevoel. Maar niet alle kinderen
zijn zachtaardige schepseltjes! Aan de ma-
nier waarop ze met hun speelgoed omgaan,
kunnen we heel wat goede en kwade eigen
schappen in hen ontdekken. Het is dus wel
waard het eens te bestudeeren. En vooral
moeten we dan daarbij in liet oog houden,
dat voorwerpen, die ons waardelooze prullen
lijken en die we meedoogenloos naar prulle-
mand en aschvat verbannen, dikwijls de
meest dierbare, levende speelkameraadjes
van de kinderen zijn. BEP OTTEN.
AAN DE RIVIèRA.
CL223»
Wij kunnen het ons haast niet indenken,
dat nu aan de Rivièra het seizoen in vollen
gang is, dat daar de menschen heeïlijk in dc
zon liggen te blakeren, terwijl wij hier haast
niet weten, hoe wij de nattigheid buiten ons
huis moeten houden. Op de boulevards en
aan het strand zien wij allerhande exquise
en charmante toiletjes, waaronder de pyjama
met de heele wijde pijpen het meest typeert.
On.s prentje geeft zoo'n pyjama weer van
lichte gebloemde zijde. De pyjamabroek heeft
een glad heupstuk, terwijl de pijpen daaraan
zijn gezet, die met vele klokken golvend naar
beneden vallen. De pijpen moeten buitenge
woon wijd zijn, zoodat men bijna niet kan
zien, dat het geen rok is. Onder deze strand
pyjama kan men het badpak dragen, zooals
de teekening laat zien. Daarover heen wordt
dan een kleine bolero aangetrokken, waar
over al of niet een sjaal wordt gezien. De
verscheidenheid in deze strandpyjama's is
even groot als in de gewone japonnen, zoo
dat men steeds voor een nieuwe verrassing
komt te staan.
Wii gaan ons verkleeden.
Wie houdt er niet
van zich te verklee
den? Men kan al bij
heel kleine kinde
ren zien, hoe ze
zich kleurige lint
jes in het haar
houden en dan
'triomfantelijk
rondkijken, of de
anderen het ook
mooi vinden. Later
komt dan het ver
kleeden met moe-
der's rokken en
vader's hoed. En
het opvoeren van
sprookjes, waarbij
oude gordijnen,
hoedengarneering
en lapjes zij de
daarmee uitgedoste
en verkleede kin
deren moeten hel
pen zich thuis te
voelen in hun prinsessen-, heksen-, dwer
gen- en booze stiefmoederrollen.
En omdat dus het verlangen naar verkleed
partijen diep in ons sluimert, is er één feest
in het jaar, dat ons rijkelijk gelegenheid
geeft. Het is geen toeval, dat op het karna-
valsfeest Aschwoensdag. volgt! Want de ver
kleeding en het aardige kostuum heffen de
zwaartekracht van het leven van alledag op.
Ze werken op ons als goede champagne. Alle
remmen worden
plotseling losge
maakt en we kun
nen, al is het dan
ook niet in werxe-
iijkheid, dat zijn,
wat we in ons ge
wone leven eenvou
dig niet zijn k u n-
nen. En dat een
aardig kostuum
deze vreugden nog
verhoogen kan, zal
toch iedereen moe
ten toegeven. Bo
vendien is het niet
eens zoo moeilijk,
iets te fabriceeren,
dat onze persoon
lijkheid accen
tueert. Men heeft,
er geen dure stof
voor noodig alleen
een beetje fantasie
en het profiteeren van de verkleedmogelijk-
heden, die in ons sluimeren en die we iri den
spiegel kunnen ontdekken. Een paar meter
satinet.voor de kleur snoet men zich naar
de haren richten: groen staat goed bij roode,
rood. geel en bont gebloemd staat goed bij
blonde en haast alle kleuren staan goed bij
zwarte haren! en iets kleurigs als versie
ring. Als men bijv. van geel satinet een kos
tuum maakt met muts, kraag, pols- en cn-
kelversieringen van karton, met zwart, wit
en groen geruite stof overtrokken, dan doet
dat kostuum, wanneer de draagster ervoor
geschikt is. aardig en bijzonder aan. Ook een
nauw zwart kostuum, met opgenaaide slan
gen, van goudband gevlochten, met groene
glazen oogen. is origineel en flatteus. En als
men toevallig de gelukkige bezitster is van
een paar ouderwetsche rijglaarzen en een
stuk kant, kan men van zichzelf een pittige
paardrijdster maken, die veel succes zal
oogsten. Ook veeren zijn goed te gebruiken.
en een stuk karton
voor het palet-
hoedje en de koker
voor de penseelen.
Er zijn zooveel mo
gelijkheden er aar
dig en bewonde
renswaardig uit te
zienEn waarom
zou men ze dan
niet gebruiken?
Men versiert een
glad, roodbruin
kostuum met bont
gekleurde veeren..
en de fantasievogel
is klaar. Een aar
dig idee is ook het
kleine schilderesje,
waarvoor men niets
noodig heeft dan
een wijde blouse
H. B.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN-
a 60 Cts. per regel.
ligt voor een groot gedeelte in het bezit van
gave, zachte, blanke handen. Ook gij kunt U,
ondanks voortdurenden huïsclijkcn arbeid, in
het bezit daarvan verheugen, mits gij U maar
tot gewoonte maakt Uw handen 's avonds
even in te wrijven met Purol.
De stem der Vrouw voor Ontwapening.
Zij klinkt niet meer sentimenteel de stem
der vrouw, als zij opkomt voor het ideaal der
volken, waarvan de verwezenlijking echter
heel wat minder eenvoudig is dan theoretici
m de binnenkomer het wel eens voorstellen.
Dat de vrcuwen ook tot die conclusie zijn
gekomen, bleek wel uit de redevoeringen
van een zestal vrouwen van zeer verschil
lende richting en levensopvatting, maar allen
goede spreeksters, die haar actief deel bij
droegen tot het welslagen van de bijeenkomst
op 12 Januari j.l. in het koloniaal instituut
te Amsterdam, in verband met de aanstaan
de Ontwapeningsconfrentie van den Volken
bond. Dc titel klinkt niet heel sensationeel,
maar was welsprekend genoeg voor een Hol-
1 andscli publiek, zoodat de zaal stampvol was
en ondanks het wel wat zwaar geladen pro
gramma, de meesten tot het einde toe ble
ven. En zij zongen het Volken bondslied op
de wijze van „O schitterende kleuren van
Nederlands vlag", mede en juichten de
motie toe, welke dc 22 organisatie, waar-
onder de Nat. Vrouwenraad, die zelf een veel
grooter aantal organisaties omvat, hadden
voorgesteld. Deze motie spreekt zich natuur
lijk uit voor de bereiking van het „zoo vurig
begeerde doel" der conferentie tot beperking
en vermindering der bewapening te Geneve
En omdat, al die vrouwen wisten, dat de
buitenlandsohe staatslieden zelf beseffen, dat
er alleen door den ruggesteun van een
krachtige en zioth zeer krachtig uitende
openbare meening iets valt te bereiken op de
conferentie, die voor zulk zwaar werk komt
te staan, waren zij hier bijeen. Want dat is
het ware idealisme, dat de moeilijkheden
ziet en niet vaag, maar doelbewust werkt. En
het duidelijkst en het meest klemmend zei
den jkvr. Van Asch van Wijk en mevrouw W.
Ros—Vrijman het, dat men moest volhar
den, en dat men er niet was met een. verga
dering, waar men het eens was met elkaar,
maar dat men de woorden daar gesproken en
bewonderd, moest uitdragen in de wereld. In-
tusschen liet jonkvr. van Asch van Wijk meer
den nadruk vallen op de moreele ontwape
ning, welke onmisbaar is voor de militaire
ontwapening, terwijl mevrouw Ros het cok
zocht in het wenk 'der vrouwen als staats
burgeressen voor de militaire ontwapening
en zelfs even door haar betoog heen haar
persoonlijke meening liet glijden, ten gunste
van eenzijdige nationale ontwapeinng.
Mevrouw Jo Sterck-Proot zocht het juist
in de sfeer van het gezin. Zij stélde teleur,
omdat zij zelfs niet de opzettelijke opvoeding
voor den vredezin het gezin bepleitte, maar
enkel den vrede in het gezin als eerste stap
tot den vrede tusschen de naties en. dan
meende te moeten stilstaan bij de factoren,
die tot den „onvrede' 'konden leiden. We
dachten dat zij hier misschien niet geheel in
de bedoeling van de bijeenkomst of van het
haar opgelegde onderwerp sprak, maar in
elk geval werd zij inefc door de vreedzame pre
sidente, mevrouw DoormanKeelstra tot de
orde geroepen en haar toespeling op de vre
desgezindheid van onze Koningin aan het
slot van haar rede, was zeker allen sympa
thiek.
Dat het hier mogelijka was van zoovele zij
den door spreeksters van zoo verschillende
mentaliteit en levensvisie dit vraagstuk te
deen belichten, is wel een bewijs van de
saamhoorigheid der vrouwen en haar streven
samen te werken voor groote doeleinden, ter
wijl het mede in het licht stelde, hoevele zij-
DE THEEPOT.
Op den duur slaat een theepot van binnen
aan. We kunnen hem wel lang goed houden
met flink afwasschen, en met het reregeld
doorsteken van de tuit, maar langzamerhand
komt er aan den binnenkant toch een aan
slag, die niet zoo gemakkelijk is te verwij
deren.
Een gladde steenen of porceleinen theepot
is het gemakkelijkst van alle te reinigen,
n.l. met een nat lapje of borsteltje met Vim.
De aanslag verdwijnt dan al heel gauw,
waarna de pot natuurlijk nog grondig moet
worden afgewasschen.
Een geëmailleerd ijzeren potje is ook heel
goed schoon te krijgen, en wel door ze met
een klontje soda in heet water op een laag
gaspitje eenigen tijd te laten koken.
Maar een mooie tinnen of zilveren theepot
kan deze drastische behandeling niet zonder
nadeelige gevolgen doorstaan, en toch slaan
die ook zoo aan van binnen, dat de thee er
door aan smakelijkheid verliest. Om deze nu
weer geheel frisch te krijgen, zet men ze,
met een klontje soda en» kokend water erin,
gedurende een half uurtje op een theelichtje,
en dan laat de aanslag zich heel gemakke
lijk met den gewonen afwaschkwast weg-
wasschen. Daarna is goed naspoelen natuur
lijk ook weer de boodschap.
Op dezelfde wijze kan ook een theepot van
aardewerk, dat niet glad is, geheel schoon
gemaakt worden. En het kopje thee smaakt
er weer des te lekerder om.
Goede manieren leiden tot huichelarij,
wordt er gezegd. Want is het soms niet waar,
dat iemand die goedgemanierd is in het bij
zijn van anderen niet spoedig zal laten mer
ken dat iets of iemand van het gezelschap
hem niet bevalt? Dat heet dan goed gema
nierd, wordt er smadelijk gezegd, en het is
niets dan een akelig veinzen.
In theorie is dat zeker volkomen waar, en
het zou schijnbaar heel wat gezonder toe
stand in de wereld worde», wanneer men el
kaar kon bejegenen, zooals men het voelt,
en zooals men het meent.
Maar dat zou tot gevolg hebben, dat er
geen bijeenkomst kon zijn, of er heerschte
oen onvriendelijke, ja zelfs vaak vijandige
toon.
Want nietwaar, wanneer in een gezelschap
van acht personen bijvoorbeeld twee elkaar
niet aankijken en van het begin af aan
openlijk negeeren, dan werkt dit verlam
mend op de goede stemming van het geheele
gezelschap. Als iedereen weet die twee daar
willen niets met elkaar te maken hebben,
dan is het voor gastheer of gastvrouw een
zeer ondankbare taak om er toch een aan
gename, opgewekte bijeenkomst van te ma
ken.
Maar als die beide tegen standers elkaar
gewoon begroeten, ze behoeven elkaar
tensloitte toch ook niet om den hals te val
len! dan zal niemand van de onaangena
me verhouding iets behoeven te merken,
waardoor ook de stemming er niet onder
lijdt.
Laat. men echter de sympathieën en de
antipathieën er geheel buiten dan zijn goe
de manieren toch ook nog wel degelijk een
vereischte. Hoe willen kinderen bijvoorbeeld
weten, dat het ongemanierd is am in an
dermans bezittingen te snuffelen, wanneer
het h*4ii niet geleend ia? Alle kinderen zijn*
uiteraard min of meer nieuwsgierig, en daar
om geneigd ovefal eens in te neuzen. Dat is
ongemaniei'd, niet omdat men dat. nu een
maal als „onbeleefd" heeft aangenomen,
maar omdat het een zeer onplezierige ont
dekking is, dat vreemde handen in onze la
den, in onze kasten in ons bureautje heb
ben gerommeld.
Maar hoe zal het kind weten, dat het. bij
een ander niet in een bureau mag snuffelen,
als de opvoeders het hem niet vertellen. Mag
het zulke dingen wel, omdat vader en moe
der er geen bezwaar in zien, dan toch nog
moet het- leeren, dat het bij anderen niet
mag. omdat die er vermoedelijk niet van ge
diend zijn.
Ik kom op straat een kennis tegen, die
achterop haar fiets haar zevenjarigen zoon
vervoert. We gi*oeten elkaar, het kereltje
neemt zijn petje af. Het eerste oogenblik
komt het me wat kluchtig voor van dat klei
ne jongetje, maar eigenlijk is het toch wel
goed, dat hij het nu al geleerd heeft, des te
gemakkelijker gaat het hem later af, wanneer
het. toch van hem verlangd zal worden.
Het gevaar van welgemanierdheid bij kin
deren is natuurlijk, dat er precieuse heertjes
en dametjes van gemaakt worden, die te veel
in het harnasje van goede manieren zit
ten, om nog echt kind te kunnen zijn.
Maar er zijn vaar die geijkte omgangsvor
men, die een kind leeren moet, en dan
maar hoe eer. hoe beter, als het eenmaal op
school gaat en dus meer bij vreemden komt
dim vóór zijn schooltijd, zooals daar dan
zijn: dames laten voorgaan, met twee woor
den spreken, petje afnemen bij het groe
ten van volwassenen en bij het in huis ko
men; zakdoek en servet gebruiken, niet pra
ten met een volle mond en dergelijke klei
nigheden meer. En zonder de kinderen er
ieder oogenblik op te wijzen of ze er ccn af te-
snauwen, kan men dit de meesten onder hen
spoedig leeren.
Maar van ouderen worden toch ook be
leefdheden verwacht, die met onderdanigheid
of schijnheiligheid niets te maken hebben.
Opstaan in een openbaar vervoermiddel voor
oudere dames, ouderen laten voorgaan, gast
heer en gastvrouw begroeten, wanneer men op
een feestje is, ook eens een praatje met ze
gaan maken enzcovoorts., enzoovoorts.
Zoo zijn er oneindig veel van die kleine
beleefdheden, van die kleine attenties, welke
men alleen op de lijst van de goede manie
ren zou kunnen rangschikken.
Dat er ook beleefdheid bestaat, die met
goede manieren weinig heeft uit te staan,
ka«2 men gemakkelijk nagaan. Dat zijn de
menschen, die hun beleefdheid zco aan ons
opdringen, die er steeds over praten, en die
meenen, dat het daarin bestaat, dat men
maar staat te buigen als een knipmes. Dat
is een beleefdheid zonder waardigheid, die
wel degelijk met onderdanigheid te maken
heeft, on die dan ook vermoedelijk het ver
keerde begrip heeft doen ontstaan, dat alle
beleefdheid onderdanigheid is.
Iemand die goede manieren heeft, maakt
op anderen een prettigen indruk en al is het
dan ook maar een vernisje, dat met het
eigenlijke karakter van de menschen niets
uitstaande heeft, toch maakt het in den op-
pervlakkigen omgang die men altijd met
veel menschen moet onderhouedn, een aller-
a a ngen aamsten indruk. En die prettige in
druk doet ons niet direct en allereerst den
ken: wat is die of die beleefd, maar wel: wat
is dat een prettig mensch. om zoo oppervlak
kig te ontmoeten: het geeft een aangename
sfeer in den omgangstoon, het bevordert een
goede stemming.
Maar leert ge de menschen beter kennen,
probeer dan door het verisje heen te kijken,
want daar komt het toch neg heel wat meer
op aan.
tt. E. R
den er het vraagstuk zijn. Dit kon trou
wens ook de heer Willem se, de eenige man
nelijke spreker doen uitkomen, toen hij
zijn lantaarnplaatjes toelichtte en daarbij
den nadruk legde op de oorzaken van den
oorlog, dat men vooral de toestanden moest
veranderen, want dat die de schuld, waren
aan den wereldoorlog en dat de internatio
nale rechtsorde.moest worden verwezenlijkt.
Dat de internationale vrouwenbonden te
Genève die zich hebben voorgenomen de
openbare meeninfg wakker te schudden en
dit doen door middel van de aangesloten na
tionale vereeniging waakzaam blijven, de
dames Manus en Van Eeghen konden het
getuigen. Daarvoor zorgt een comité van ver
tegenwoordigsters van den Conseil Interna
tional des Femmes", de „Alliance Universelle
des Unions chrétiennes de Jeunes Filles", de
..Alliance Internationale pour le Suffrage et
1' Action Civique et politique des Femimes",
de „Ligue Internationale de Femmes pour ia
Paix et la Liberté", de „Union Mondiale de
la Femme pour la Concorde Internationale"
de Fédération Internationale de Femmes
dans les Carrières Professionelles", dc „Fédé
ration Europienne des Clubs Soroptirnistes",
de Union Mondiale Ohréticnne des Femmes
Abstinentes", de „Comité National Américatn.
pour „The Cause and Cure of War;', de Guil-
de Internationale des Femmes Coopératrices
de „Fédération Internationale des Fem
mes Diplomées des Universités", de World
Union of Jewish Women" en de .League of
Jewish Women".
Het zijn niet alle bonden die zich op vre-
desgebied bewegen, maar alle doen sociaal
werk en zij beseffen, dat dit werk slechts kan
gedijen in een atmosfeer van vrede, neen, dat
zooals mevrouw Bos terecht deed uitkomen
de schatten die in bewapeningen worden
belegd, zooveel gelukkiger konden worden
besteed voor sociale doeleinden, die heb
menschdom voor uithelpen, inplaats van zijn
cultuur te vernielen, zooals de oorlog doet,
terwijl de bewapeningen het gevcel van ver
trouwen en veiligheid ondermijnen.
Toch sentimenteel? Neen het waren feiiten,
die wij eigenlijk allen wel kennen, maar
waarover het nadenken wel telkens weer
noodig is. Tenslotte moet iedere vrouw
volgens haar eigen aard voor ontwapening
werken en de militaire ontwapening zal
nooit duurzaam kunnen worden verwezen
lijkt, als de moreele niet voorafgaat. Buiten
de politiek om werken de vele vrouwenor
ganisaties voor begrijpen, leeren zij elkaar
waardeeren en gevoeligheden .ontzien, leeren
zij ook van elkaar. „De vrouwen hebben de
meerderheid, als zij willen kunnen zij", zeide
mevrouw Ros ongeveer. „Ce que femme veut,
Dieu le veut", zegt een F ranse he spreekwijze.
Zoo eenvoudig is het niet. Toch heeft ook
deze bijeenkomst waarvan we hier slechts een
indruk konden geven en waarvan men de be
teeken is niet mag overschatten den vrouwen
geleerd, dat zij haar verantwoordelijkheid
ten opzichte van den vrede en de ontwape
ning niet mogen onderschatten en dat allen
althans moeten medewerken aan de moreele
ontwapening aan het werk van liefde, en
begrijpen, dat de eerste stap is om met goe
den wil te komen tot het overwinnen van de
groote moeilijkheden, welke de samenwer
king van de volken in den weg staan.
EMMY J. B.
EEN POETSPRAATJE.
Voor het poetsen van metalen van allerlei
aard gebruikt men verschillende middelen.
Het is echter goed te weten met wat voor
soort middelen men werkt, om te voorkomen,
dat op een of andere wijze het metaal aange
tast wordt en dus sterk slijt. Het gewone wit
te poetskrijt. dat voor het oppoetsen van me
talen gebruikt wordt, moet zeer fijn zijn, op
dat het geen krassen maakt en het laatste
vuil verwijdert. Het roode krijt, dat feitelijk
niets anders is dan klei, vermengd met heel
"ïijnverdeeld ijzerroest, (men maakt het ook
kunstmatig» wordt gebruikt voor het poetsen
van zilver en fijn gepolijst rood koper. Over
het algemeen zijn de kunstmatige roode
soorten fijner, zoodat men deze bij voorkeur
voor het voornoemde roode koper en het
zilver gebruikt. De natuurlijke roodaarde ge
bruikt men voor grover werk. zooals grof rood
koper, enz. Afgezien daarvan bestaan er nog
allerlei gemengde poetspoeders, zooals b.v.
goudpoeder, zilverpoeder, witte of roode bril
lantine, enz. Men heeft daarbij dikwijls ande
re stoffen, zooals aluinpoeder, soda, pijp
aarde, koolzure magnesia, citroenzuur, enz.
toegevoegd. Hoe het ook zij, men kan al heel
gauw zien, of zulk een poetspoeder al te scherp
is of niet. Immers, neemt het poeder al te
veel van het metaal van het gepoetste voor
werp af, dan ziet men de poetslap al heel
gauw de kleur of de glans van het gepoetste
metaal aannemen. Een waarschuwing dus,
dat men daarmee niet moet doorgaan. Ook
wanneer de poetslap buitengewoon snel erg
vuil wordt, is dit een teeken, dat het poets
middel het metaal aantast, zoodat er een
chemische verbinding ontstaat. Het ligt voor
de hand, dat daardoor het metalen voorwerp
sterk slijt. Men doet dus verstandig, als men
met vrijwel onbekende poetsmiddelen werkt,
deze verschillende wenken in acht te nemen,
teneinde zich teleurstellingen te besparen.
,rTn* -flTTTi
V «VTVYVVW
STAMPPOT VAN ANDIJVIE.
voor 4 personen maken we van 1 1/2 K,G.
aardappelen, 2 groote of 3 kleine struiken an
dijvie, 3 afgestreken eetlepels boter of vet,
1.2 afgestreken eetlepel zout en 1 theelepel
maggi aroma. Met een bodempje water zet
men de aardappelen op en strooit er het zout
over. Op een zacht vuur kookt men ze' gaar.
Men stampt ze dan fijn en voegt er, als het te
droog wordt, zooveel melk bij, dat het een
stevige puree vormt. Ondertusschen roert
men de schoongemaakte, flink gewasschen
en zeer fijngesnipperde andijvie door met het
vocht, dat bij het hakken misschien uit de
groente mocht zijn geperst. Dan voegt men er
de boter of het vet bij en laat alles samen
nog even goed heet worden (niet koken).
Tenslotte roert men er de maggi aroma door
en nog wat zout.
Bloemkoolsoep. Deze smakelijke soep
maken we van 11/2 liter bloemkoolwater
met eenige overgebleven stukjesbloemkool,
50 gram bloem, 55 gram boter, desverkiezend
een ei en 1 theelepel maggi aroma.
De boter en de bloem worden roerende ver
warmd en daarbij wordt heel langzaam met
kleine scheutjes het overgebleven bloemkool
water gevoegd. Dit alles wordt dan tien mi
nuten gekookt. Dan voegt men er de maggi
aroma bij en wordt de soep voorzichtig roe
rende bij het geklutste ei gegoten.