FEMINA GOEDE MANIEREN. De charme der vrouw DE VROUW IN DE 20e EEUW. Keiikeiiqelietnten Haarlem's D a g b I a d Donderdag 21 Jan, 1932 i MjJinilWilUIUM Hoe kiezen wij de kleur, die ons het beste staaf? Welke kleur ons het beste staat is natuurlijk een heel be langrijk iets. i Een slaafsch volgen van de z.g. modekleuren is daarom voor dc vrouw uit den boozc. Komt zoo'n modekleur goed bij haar teint en haar, des te beter. Doch past die kleur daar i hcelemaal niet bij, dan moet ze zoo ver standig zijn, zich met iets anders tevreden te stellen .Iedere vrouw kan voor zich zelf uit maken, welke kleuren haar het beste staan. Wanneer ze tenminste de volgende weten schappelijke wenken in acht neemt, die aangegeven zijn door mevr. Ruth Randolph, die kunst onderwijst aan de universiteit van Wisconsin. De ge laatskleur is de voor naamste factor, die de keus van de kleur van uw costuums bepaalt. Iemand met een fris- sche kleur kan bijna elke kleur dragen. De bekoorlijkheid wordt echter verhoogd, wan neer de japon harmo nieert met het haar en'de oogen. Daar het haar het grootste kleurvlak" vormt, is de kleur van het haar dikwijls overwegend bij de keus van de kleur van de slof. Bij krullend of golvend haar draagt men boven dien het- beste effen stof, terwijl sluik haar minder opvalt wanneer men fantasiestof met figuurtjes er in draagt. Indien een vrouw ros sig haar heeft, moet ze bij voorkeur blauw, groen en geel dragen. Deze brengen de glans van het haar sterker naar voren. Zacht bruin staat ook heel goed bij rossig (lees rood) haar, doch maakt het dof. Blondines dragen bij voorkeur blauw in alle tinten en lavendelgroen, terwijl zwarte vrou wen deze bieeke kleuren juist moeten mijden, tenzij ze een opvallend blanke huid hebben. Daarom is het japonnetje, dat op de tceke- nlng is aangegeven oorspronkelijk in het blad groen voor de japon zelf, en voor de blouse in het zeegroen van crêpe georgette ontwor pen, daar de draagster ervan hel blond was. Dc blouse van crêpe georgette is heelemaal ingc'rimpeld, 't z.g. bouillonné, zooals onze Fransehc zussen dat noemen. Voor de japon (patr. nr. 12.231) is 3 M. crêpe de chine van 1 M. breed noodig, voor dc blouse 1.60 M. crêpe georgette van 1 M. breed. Van deze japon is een knippatroon ver krijgbaar a 75 ct. Postwissel zenden aan: De Beurs, Amstellaan 66, Amsterdam-Z. Op het strookje nauwkeurig vermelden: naam en adres van afzender, nummer van het ge- wenschte patroon en maatlevering binnen 1 week. (De maten van 40 tot 52 kunnen ge leverd worden). 'li,in We hebben er altijd rekening mee te houden, dat voor kinderen hun speelgoed heel veel beteekent. Niet alleen poppen, beren en speelgoedhondjes leven, ook andere voorwerpen, waarmee gespeeld wordt, zijn met leven bezield. Miesje huilt omdtit er een poot van haar poppenkamerstoeltje gebroken is; het stoel tje heeft zich zoo'n pijn gedaan. Als dan later het pootje er weer aangelijmd is, kijkt Miesje met verrukte oogen naar het stoeltje. „Ben jc nu niet blij?" vraagt ze. Ze verheugt zich in het geluk van het genezen stoeltje. Waar Miesje ook mee speelt: met ballen, met blokken alles begint te leven. Voor haar bestaan geen levenlooze voorwerpen. Ze praat tegen haar fornuisje even goed als tegen haar pop en gelooft, dat het fornuisje liet prettig vindt een vuurtje in zich te heb ben. dat de blokken zich bchagelijk voelen als zo netjes opgeborgen zijn in de doos. „Jullie zijn mooie kopjes", zegt ze tegen de kopjes van haar serviesje. „Zoo ga ik lekkere thee in je schenken, lekkere warme thee". Dan loont ze naar haar kruidenierswinkeltje waar een onzichtbare juffrouw haar suiker en t.hco verkoopt. „En ook wat limonade", vraagt Miesje. Ze vindt een theepartij niet volmaakt zonder limonade. Maar o. wee, de limonade is uitverkocht! We! staat er nog een leeg flcschje in den winkel. Met dat leego flecshje loopt Miesje naar moeder. ..Moeder, wil je hier wat limonade in doen? Er komen kinderen op de thee". „Is water ook goed?" ...Ta, - doe maar. Limonade uit de kraan' Moeder houdt het fleschje onder de kraan. „Hoeveel?" vraagt ze, „Is het zoo genoeg?" Miesje bekijkt het fleschje. „Er kan nog wel een beetje bij, doet 't maar tot z'n schoudertjes". Ja, zelfs dat Ieege fleschje is een „per soontje" voor haar! Kinderen houden van'hun speelgoed, van daar hun groot verdriet als er iets breekt of verloren raakt. Het is niet alleen naar, dat ze met den zoekgeraaktcn bal nu niet meer spelen kunnen, het is ook zoo zielig voor dien bal, dat hij daar nu ergens heele maal alleen in het gras ligt en verkleuren zal door den regen. Als moeder zegt, dat een ander kind hem wel vinden zal en mee naar huis zal nemen om er mee te spelen, dan is dat een heele troost. Hoe langer ze een stuk speelgoed hebben, hoe meer het gaat leven, hoe meer het bezielt raakt met menschelijke gevoelens. Het kind vertroetelt het speelgoed, heeft er modelijden mee, troost het. Maar ook de minder goede eigenschappen van het klein menschjc komen er bij aan het daglicht. Zijn zucht tot heerschen en dikwijls ook een zekere wreedheid. „Loesje gaat zoo raar met haar poppen om," verklaarde een moeder mij eens, „ze heeft niets van een poppenmoedertje. Andore kinderen beschouwen hun poppen als kin deren, maar zij doet er zoo wild mee. Ze trekt ze aan hun haar, slingert ze rond aan arm of been en laat ze soms dagen in een hoek liggen". En toch beschouwde Loesje haar poppen denkelijk wel als kinderen, als levende wezens met gevoel. Maar niet alle kinderen zijn zachtaardige schepseltjes! Aan de ma- nier waarop ze met hun speelgoed omgaan, kunnen we heel wat goede en kwade eigen schappen in hen ontdekken. Het is dus wel waard het eens te bestudeeren. En vooral moeten we dan daarbij in liet oog houden, dat voorwerpen, die ons waardelooze prullen lijken en die we meedoogenloos naar prulle- mand en aschvat verbannen, dikwijls de meest dierbare, levende speelkameraadjes van de kinderen zijn. BEP OTTEN. AAN DE RIVIèRA. CL223» Wij kunnen het ons haast niet indenken, dat nu aan de Rivièra het seizoen in vollen gang is, dat daar de menschen heeïlijk in dc zon liggen te blakeren, terwijl wij hier haast niet weten, hoe wij de nattigheid buiten ons huis moeten houden. Op de boulevards en aan het strand zien wij allerhande exquise en charmante toiletjes, waaronder de pyjama met de heele wijde pijpen het meest typeert. On.s prentje geeft zoo'n pyjama weer van lichte gebloemde zijde. De pyjamabroek heeft een glad heupstuk, terwijl de pijpen daaraan zijn gezet, die met vele klokken golvend naar beneden vallen. De pijpen moeten buitenge woon wijd zijn, zoodat men bijna niet kan zien, dat het geen rok is. Onder deze strand pyjama kan men het badpak dragen, zooals de teekening laat zien. Daarover heen wordt dan een kleine bolero aangetrokken, waar over al of niet een sjaal wordt gezien. De verscheidenheid in deze strandpyjama's is even groot als in de gewone japonnen, zoo dat men steeds voor een nieuwe verrassing komt te staan. Wii gaan ons verkleeden. Wie houdt er niet van zich te verklee den? Men kan al bij heel kleine kinde ren zien, hoe ze zich kleurige lint jes in het haar houden en dan 'triomfantelijk rondkijken, of de anderen het ook mooi vinden. Later komt dan het ver kleeden met moe- der's rokken en vader's hoed. En het opvoeren van sprookjes, waarbij oude gordijnen, hoedengarneering en lapjes zij de daarmee uitgedoste en verkleede kin deren moeten hel pen zich thuis te voelen in hun prinsessen-, heksen-, dwer gen- en booze stiefmoederrollen. En omdat dus het verlangen naar verkleed partijen diep in ons sluimert, is er één feest in het jaar, dat ons rijkelijk gelegenheid geeft. Het is geen toeval, dat op het karna- valsfeest Aschwoensdag. volgt! Want de ver kleeding en het aardige kostuum heffen de zwaartekracht van het leven van alledag op. Ze werken op ons als goede champagne. Alle remmen worden plotseling losge maakt en we kun nen, al is het dan ook niet in werxe- iijkheid, dat zijn, wat we in ons ge wone leven eenvou dig niet zijn k u n- nen. En dat een aardig kostuum deze vreugden nog verhoogen kan, zal toch iedereen moe ten toegeven. Bo vendien is het niet eens zoo moeilijk, iets te fabriceeren, dat onze persoon lijkheid accen tueert. Men heeft, er geen dure stof voor noodig alleen een beetje fantasie en het profiteeren van de verkleedmogelijk- heden, die in ons sluimeren en die we iri den spiegel kunnen ontdekken. Een paar meter satinet.voor de kleur snoet men zich naar de haren richten: groen staat goed bij roode, rood. geel en bont gebloemd staat goed bij blonde en haast alle kleuren staan goed bij zwarte haren! en iets kleurigs als versie ring. Als men bijv. van geel satinet een kos tuum maakt met muts, kraag, pols- en cn- kelversieringen van karton, met zwart, wit en groen geruite stof overtrokken, dan doet dat kostuum, wanneer de draagster ervoor geschikt is. aardig en bijzonder aan. Ook een nauw zwart kostuum, met opgenaaide slan gen, van goudband gevlochten, met groene glazen oogen. is origineel en flatteus. En als men toevallig de gelukkige bezitster is van een paar ouderwetsche rijglaarzen en een stuk kant, kan men van zichzelf een pittige paardrijdster maken, die veel succes zal oogsten. Ook veeren zijn goed te gebruiken. en een stuk karton voor het palet- hoedje en de koker voor de penseelen. Er zijn zooveel mo gelijkheden er aar dig en bewonde renswaardig uit te zienEn waarom zou men ze dan niet gebruiken? Men versiert een glad, roodbruin kostuum met bont gekleurde veeren.. en de fantasievogel is klaar. Een aar dig idee is ook het kleine schilderesje, waarvoor men niets noodig heeft dan een wijde blouse H. B. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN- a 60 Cts. per regel. ligt voor een groot gedeelte in het bezit van gave, zachte, blanke handen. Ook gij kunt U, ondanks voortdurenden huïsclijkcn arbeid, in het bezit daarvan verheugen, mits gij U maar tot gewoonte maakt Uw handen 's avonds even in te wrijven met Purol. De stem der Vrouw voor Ontwapening. Zij klinkt niet meer sentimenteel de stem der vrouw, als zij opkomt voor het ideaal der volken, waarvan de verwezenlijking echter heel wat minder eenvoudig is dan theoretici m de binnenkomer het wel eens voorstellen. Dat de vrcuwen ook tot die conclusie zijn gekomen, bleek wel uit de redevoeringen van een zestal vrouwen van zeer verschil lende richting en levensopvatting, maar allen goede spreeksters, die haar actief deel bij droegen tot het welslagen van de bijeenkomst op 12 Januari j.l. in het koloniaal instituut te Amsterdam, in verband met de aanstaan de Ontwapeningsconfrentie van den Volken bond. Dc titel klinkt niet heel sensationeel, maar was welsprekend genoeg voor een Hol- 1 andscli publiek, zoodat de zaal stampvol was en ondanks het wel wat zwaar geladen pro gramma, de meesten tot het einde toe ble ven. En zij zongen het Volken bondslied op de wijze van „O schitterende kleuren van Nederlands vlag", mede en juichten de motie toe, welke dc 22 organisatie, waar- onder de Nat. Vrouwenraad, die zelf een veel grooter aantal organisaties omvat, hadden voorgesteld. Deze motie spreekt zich natuur lijk uit voor de bereiking van het „zoo vurig begeerde doel" der conferentie tot beperking en vermindering der bewapening te Geneve En omdat, al die vrouwen wisten, dat de buitenlandsohe staatslieden zelf beseffen, dat er alleen door den ruggesteun van een krachtige en zioth zeer krachtig uitende openbare meening iets valt te bereiken op de conferentie, die voor zulk zwaar werk komt te staan, waren zij hier bijeen. Want dat is het ware idealisme, dat de moeilijkheden ziet en niet vaag, maar doelbewust werkt. En het duidelijkst en het meest klemmend zei den jkvr. Van Asch van Wijk en mevrouw W. Ros—Vrijman het, dat men moest volhar den, en dat men er niet was met een. verga dering, waar men het eens was met elkaar, maar dat men de woorden daar gesproken en bewonderd, moest uitdragen in de wereld. In- tusschen liet jonkvr. van Asch van Wijk meer den nadruk vallen op de moreele ontwape ning, welke onmisbaar is voor de militaire ontwapening, terwijl mevrouw Ros het cok zocht in het wenk 'der vrouwen als staats burgeressen voor de militaire ontwapening en zelfs even door haar betoog heen haar persoonlijke meening liet glijden, ten gunste van eenzijdige nationale ontwapeinng. Mevrouw Jo Sterck-Proot zocht het juist in de sfeer van het gezin. Zij stélde teleur, omdat zij zelfs niet de opzettelijke opvoeding voor den vredezin het gezin bepleitte, maar enkel den vrede in het gezin als eerste stap tot den vrede tusschen de naties en. dan meende te moeten stilstaan bij de factoren, die tot den „onvrede' 'konden leiden. We dachten dat zij hier misschien niet geheel in de bedoeling van de bijeenkomst of van het haar opgelegde onderwerp sprak, maar in elk geval werd zij inefc door de vreedzame pre sidente, mevrouw DoormanKeelstra tot de orde geroepen en haar toespeling op de vre desgezindheid van onze Koningin aan het slot van haar rede, was zeker allen sympa thiek. Dat het hier mogelijka was van zoovele zij den door spreeksters van zoo verschillende mentaliteit en levensvisie dit vraagstuk te deen belichten, is wel een bewijs van de saamhoorigheid der vrouwen en haar streven samen te werken voor groote doeleinden, ter wijl het mede in het licht stelde, hoevele zij- DE THEEPOT. Op den duur slaat een theepot van binnen aan. We kunnen hem wel lang goed houden met flink afwasschen, en met het reregeld doorsteken van de tuit, maar langzamerhand komt er aan den binnenkant toch een aan slag, die niet zoo gemakkelijk is te verwij deren. Een gladde steenen of porceleinen theepot is het gemakkelijkst van alle te reinigen, n.l. met een nat lapje of borsteltje met Vim. De aanslag verdwijnt dan al heel gauw, waarna de pot natuurlijk nog grondig moet worden afgewasschen. Een geëmailleerd ijzeren potje is ook heel goed schoon te krijgen, en wel door ze met een klontje soda in heet water op een laag gaspitje eenigen tijd te laten koken. Maar een mooie tinnen of zilveren theepot kan deze drastische behandeling niet zonder nadeelige gevolgen doorstaan, en toch slaan die ook zoo aan van binnen, dat de thee er door aan smakelijkheid verliest. Om deze nu weer geheel frisch te krijgen, zet men ze, met een klontje soda en» kokend water erin, gedurende een half uurtje op een theelichtje, en dan laat de aanslag zich heel gemakke lijk met den gewonen afwaschkwast weg- wasschen. Daarna is goed naspoelen natuur lijk ook weer de boodschap. Op dezelfde wijze kan ook een theepot van aardewerk, dat niet glad is, geheel schoon gemaakt worden. En het kopje thee smaakt er weer des te lekerder om. Goede manieren leiden tot huichelarij, wordt er gezegd. Want is het soms niet waar, dat iemand die goedgemanierd is in het bij zijn van anderen niet spoedig zal laten mer ken dat iets of iemand van het gezelschap hem niet bevalt? Dat heet dan goed gema nierd, wordt er smadelijk gezegd, en het is niets dan een akelig veinzen. In theorie is dat zeker volkomen waar, en het zou schijnbaar heel wat gezonder toe stand in de wereld worde», wanneer men el kaar kon bejegenen, zooals men het voelt, en zooals men het meent. Maar dat zou tot gevolg hebben, dat er geen bijeenkomst kon zijn, of er heerschte oen onvriendelijke, ja zelfs vaak vijandige toon. Want nietwaar, wanneer in een gezelschap van acht personen bijvoorbeeld twee elkaar niet aankijken en van het begin af aan openlijk negeeren, dan werkt dit verlam mend op de goede stemming van het geheele gezelschap. Als iedereen weet die twee daar willen niets met elkaar te maken hebben, dan is het voor gastheer of gastvrouw een zeer ondankbare taak om er toch een aan gename, opgewekte bijeenkomst van te ma ken. Maar als die beide tegen standers elkaar gewoon begroeten, ze behoeven elkaar tensloitte toch ook niet om den hals te val len! dan zal niemand van de onaangena me verhouding iets behoeven te merken, waardoor ook de stemming er niet onder lijdt. Laat. men echter de sympathieën en de antipathieën er geheel buiten dan zijn goe de manieren toch ook nog wel degelijk een vereischte. Hoe willen kinderen bijvoorbeeld weten, dat het ongemanierd is am in an dermans bezittingen te snuffelen, wanneer het h*4ii niet geleend ia? Alle kinderen zijn* uiteraard min of meer nieuwsgierig, en daar om geneigd ovefal eens in te neuzen. Dat is ongemaniei'd, niet omdat men dat. nu een maal als „onbeleefd" heeft aangenomen, maar omdat het een zeer onplezierige ont dekking is, dat vreemde handen in onze la den, in onze kasten in ons bureautje heb ben gerommeld. Maar hoe zal het kind weten, dat het. bij een ander niet in een bureau mag snuffelen, als de opvoeders het hem niet vertellen. Mag het zulke dingen wel, omdat vader en moe der er geen bezwaar in zien, dan toch nog moet het- leeren, dat het bij anderen niet mag. omdat die er vermoedelijk niet van ge diend zijn. Ik kom op straat een kennis tegen, die achterop haar fiets haar zevenjarigen zoon vervoert. We gi*oeten elkaar, het kereltje neemt zijn petje af. Het eerste oogenblik komt het me wat kluchtig voor van dat klei ne jongetje, maar eigenlijk is het toch wel goed, dat hij het nu al geleerd heeft, des te gemakkelijker gaat het hem later af, wanneer het. toch van hem verlangd zal worden. Het gevaar van welgemanierdheid bij kin deren is natuurlijk, dat er precieuse heertjes en dametjes van gemaakt worden, die te veel in het harnasje van goede manieren zit ten, om nog echt kind te kunnen zijn. Maar er zijn vaar die geijkte omgangsvor men, die een kind leeren moet, en dan maar hoe eer. hoe beter, als het eenmaal op school gaat en dus meer bij vreemden komt dim vóór zijn schooltijd, zooals daar dan zijn: dames laten voorgaan, met twee woor den spreken, petje afnemen bij het groe ten van volwassenen en bij het in huis ko men; zakdoek en servet gebruiken, niet pra ten met een volle mond en dergelijke klei nigheden meer. En zonder de kinderen er ieder oogenblik op te wijzen of ze er ccn af te- snauwen, kan men dit de meesten onder hen spoedig leeren. Maar van ouderen worden toch ook be leefdheden verwacht, die met onderdanigheid of schijnheiligheid niets te maken hebben. Opstaan in een openbaar vervoermiddel voor oudere dames, ouderen laten voorgaan, gast heer en gastvrouw begroeten, wanneer men op een feestje is, ook eens een praatje met ze gaan maken enzcovoorts., enzoovoorts. Zoo zijn er oneindig veel van die kleine beleefdheden, van die kleine attenties, welke men alleen op de lijst van de goede manie ren zou kunnen rangschikken. Dat er ook beleefdheid bestaat, die met goede manieren weinig heeft uit te staan, ka«2 men gemakkelijk nagaan. Dat zijn de menschen, die hun beleefdheid zco aan ons opdringen, die er steeds over praten, en die meenen, dat het daarin bestaat, dat men maar staat te buigen als een knipmes. Dat is een beleefdheid zonder waardigheid, die wel degelijk met onderdanigheid te maken heeft, on die dan ook vermoedelijk het ver keerde begrip heeft doen ontstaan, dat alle beleefdheid onderdanigheid is. Iemand die goede manieren heeft, maakt op anderen een prettigen indruk en al is het dan ook maar een vernisje, dat met het eigenlijke karakter van de menschen niets uitstaande heeft, toch maakt het in den op- pervlakkigen omgang die men altijd met veel menschen moet onderhouedn, een aller- a a ngen aamsten indruk. En die prettige in druk doet ons niet direct en allereerst den ken: wat is die of die beleefd, maar wel: wat is dat een prettig mensch. om zoo oppervlak kig te ontmoeten: het geeft een aangename sfeer in den omgangstoon, het bevordert een goede stemming. Maar leert ge de menschen beter kennen, probeer dan door het verisje heen te kijken, want daar komt het toch neg heel wat meer op aan. tt. E. R den er het vraagstuk zijn. Dit kon trou wens ook de heer Willem se, de eenige man nelijke spreker doen uitkomen, toen hij zijn lantaarnplaatjes toelichtte en daarbij den nadruk legde op de oorzaken van den oorlog, dat men vooral de toestanden moest veranderen, want dat die de schuld, waren aan den wereldoorlog en dat de internatio nale rechtsorde.moest worden verwezenlijkt. Dat de internationale vrouwenbonden te Genève die zich hebben voorgenomen de openbare meeninfg wakker te schudden en dit doen door middel van de aangesloten na tionale vereeniging waakzaam blijven, de dames Manus en Van Eeghen konden het getuigen. Daarvoor zorgt een comité van ver tegenwoordigsters van den Conseil Interna tional des Femmes", de „Alliance Universelle des Unions chrétiennes de Jeunes Filles", de ..Alliance Internationale pour le Suffrage et 1' Action Civique et politique des Femimes", de „Ligue Internationale de Femmes pour ia Paix et la Liberté", de „Union Mondiale de la Femme pour la Concorde Internationale" de Fédération Internationale de Femmes dans les Carrières Professionelles", dc „Fédé ration Europienne des Clubs Soroptirnistes", de Union Mondiale Ohréticnne des Femmes Abstinentes", de „Comité National Américatn. pour „The Cause and Cure of War;', de Guil- de Internationale des Femmes Coopératrices de „Fédération Internationale des Fem mes Diplomées des Universités", de World Union of Jewish Women" en de .League of Jewish Women". Het zijn niet alle bonden die zich op vre- desgebied bewegen, maar alle doen sociaal werk en zij beseffen, dat dit werk slechts kan gedijen in een atmosfeer van vrede, neen, dat zooals mevrouw Bos terecht deed uitkomen de schatten die in bewapeningen worden belegd, zooveel gelukkiger konden worden besteed voor sociale doeleinden, die heb menschdom voor uithelpen, inplaats van zijn cultuur te vernielen, zooals de oorlog doet, terwijl de bewapeningen het gevcel van ver trouwen en veiligheid ondermijnen. Toch sentimenteel? Neen het waren feiiten, die wij eigenlijk allen wel kennen, maar waarover het nadenken wel telkens weer noodig is. Tenslotte moet iedere vrouw volgens haar eigen aard voor ontwapening werken en de militaire ontwapening zal nooit duurzaam kunnen worden verwezen lijkt, als de moreele niet voorafgaat. Buiten de politiek om werken de vele vrouwenor ganisaties voor begrijpen, leeren zij elkaar waardeeren en gevoeligheden .ontzien, leeren zij ook van elkaar. „De vrouwen hebben de meerderheid, als zij willen kunnen zij", zeide mevrouw Ros ongeveer. „Ce que femme veut, Dieu le veut", zegt een F ranse he spreekwijze. Zoo eenvoudig is het niet. Toch heeft ook deze bijeenkomst waarvan we hier slechts een indruk konden geven en waarvan men de be teeken is niet mag overschatten den vrouwen geleerd, dat zij haar verantwoordelijkheid ten opzichte van den vrede en de ontwape ning niet mogen onderschatten en dat allen althans moeten medewerken aan de moreele ontwapening aan het werk van liefde, en begrijpen, dat de eerste stap is om met goe den wil te komen tot het overwinnen van de groote moeilijkheden, welke de samenwer king van de volken in den weg staan. EMMY J. B. EEN POETSPRAATJE. Voor het poetsen van metalen van allerlei aard gebruikt men verschillende middelen. Het is echter goed te weten met wat voor soort middelen men werkt, om te voorkomen, dat op een of andere wijze het metaal aange tast wordt en dus sterk slijt. Het gewone wit te poetskrijt. dat voor het oppoetsen van me talen gebruikt wordt, moet zeer fijn zijn, op dat het geen krassen maakt en het laatste vuil verwijdert. Het roode krijt, dat feitelijk niets anders is dan klei, vermengd met heel "ïijnverdeeld ijzerroest, (men maakt het ook kunstmatig» wordt gebruikt voor het poetsen van zilver en fijn gepolijst rood koper. Over het algemeen zijn de kunstmatige roode soorten fijner, zoodat men deze bij voorkeur voor het voornoemde roode koper en het zilver gebruikt. De natuurlijke roodaarde ge bruikt men voor grover werk. zooals grof rood koper, enz. Afgezien daarvan bestaan er nog allerlei gemengde poetspoeders, zooals b.v. goudpoeder, zilverpoeder, witte of roode bril lantine, enz. Men heeft daarbij dikwijls ande re stoffen, zooals aluinpoeder, soda, pijp aarde, koolzure magnesia, citroenzuur, enz. toegevoegd. Hoe het ook zij, men kan al heel gauw zien, of zulk een poetspoeder al te scherp is of niet. Immers, neemt het poeder al te veel van het metaal van het gepoetste voor werp af, dan ziet men de poetslap al heel gauw de kleur of de glans van het gepoetste metaal aannemen. Een waarschuwing dus, dat men daarmee niet moet doorgaan. Ook wanneer de poetslap buitengewoon snel erg vuil wordt, is dit een teeken, dat het poets middel het metaal aantast, zoodat er een chemische verbinding ontstaat. Het ligt voor de hand, dat daardoor het metalen voorwerp sterk slijt. Men doet dus verstandig, als men met vrijwel onbekende poetsmiddelen werkt, deze verschillende wenken in acht te nemen, teneinde zich teleurstellingen te besparen. ,rTn* -flTTTi V «VTVYVVW STAMPPOT VAN ANDIJVIE. voor 4 personen maken we van 1 1/2 K,G. aardappelen, 2 groote of 3 kleine struiken an dijvie, 3 afgestreken eetlepels boter of vet, 1.2 afgestreken eetlepel zout en 1 theelepel maggi aroma. Met een bodempje water zet men de aardappelen op en strooit er het zout over. Op een zacht vuur kookt men ze' gaar. Men stampt ze dan fijn en voegt er, als het te droog wordt, zooveel melk bij, dat het een stevige puree vormt. Ondertusschen roert men de schoongemaakte, flink gewasschen en zeer fijngesnipperde andijvie door met het vocht, dat bij het hakken misschien uit de groente mocht zijn geperst. Dan voegt men er de boter of het vet bij en laat alles samen nog even goed heet worden (niet koken). Tenslotte roert men er de maggi aroma door en nog wat zout. Bloemkoolsoep. Deze smakelijke soep maken we van 11/2 liter bloemkoolwater met eenige overgebleven stukjesbloemkool, 50 gram bloem, 55 gram boter, desverkiezend een ei en 1 theelepel maggi aroma. De boter en de bloem worden roerende ver warmd en daarbij wordt heel langzaam met kleine scheutjes het overgebleven bloemkool water gevoegd. Dit alles wordt dan tien mi nuten gekookt. Dan voegt men er de maggi aroma bij en wordt de soep voorzichtig roe rende bij het geklutste ei gegoten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 12