HET GEHEIM VAN HET
KONINGSGRAF
OORSPRONKELIJKE BOMAN
door
KERM. N. d. VOORT.
1»
PROLOOG.
Als een groote Tuurrroode scftiljf ging de
zon onder in de onmetelijke, verlaten zand
zee. De spitse terentjes der minarets en de
koepelvormige daken der moskeeën daar ver
weg aan den horizont, werden door haar
laatste stralen kn een vlammenden gloed ge
zet.
Eenzaam reed een ruiter over de wijde
vlakte. Reeds gertümen tijd had hij uitge
put van vermoeienis, het hoofd voorover
gebogen, moedeloos voortgereden nu ech
ter. de oogen opslaand en het lichtspel daar
aan den horizont ziende, kwam er meer
glans in zijn doffe oogen en een zucht ont
snapte hem. Daar was weer hoop! Hij schatte
don afstand: tien mijlen tien mijlen nog.
tusschen hem en het leven!
HIJ wilde het getal luid uitroepen, maar
zijn tong weigerde hom den dienst en zijn
dorre, van dorst geawollcn en gebarsten lip
pen bleven op elkaar geklemd.
Weer zakte zijn gestalte, die hl] een oogon-
blik hoog opgericht had. in elkaar en als een
levend skelet, uitgeput en versuft over den
hals van zijn vermagerd paard leunend, reed
Henry Carew. de jonge Engelschman, verder.
Om een hersenschim na te jagen had hij.
geheel alleen den gevaarvollen tocht door de
woestijn ondernomen, vertrouwend op zijn
goed gesternte en zijn gezonde, sterke jonge
lichaam Maar hoe krachtig en hoe gezond
zijn lichaam ook mociht geweest, zijn bij het
aanvaarden van den tocht, de laatste weken
hadden dat. lichaam np onbarmhartige wijze
petfoopt bijna vernietigd. Alleen een Ijse-
«sfi wxi wam netn gelaten, een wil om vol te
houden tot het einde.
Maar hij wilde niet sterven en nu. In het
gezicht van de redding, omklemden zijn han
den de teugels weer vaster, ook aLkon hij
zijn uitgeput rijdier niet tot meerderen spoed
dwingen
In slingerenden gang sleepte het paard
zich voort, steeds langzamer, tot het. na zijn
meester nog enkele mijlen dichter bij de red
ding gebracht te hebben, plotseling neer
stortte en roerloos bleef liggen.
Half verdoofd door den val krabbelde
Henry Carew met moeite weer overeind. Als
versuft, de oogen omfloerst, keek hij naar het
dier. dat hem als een trouwe makker, door
die dagen van eenzaamheid en ontbering
heengedragen had en dat nu dood aan zijn
voeten lag.
Met een diepen zucht wendde hij het ge
laat af en met knikkende knieën sloeg hij
den weg naar het Noorden in.
Het was intussehen volslagen nacht ge
worden en het beeld van verlokking dal hij
bü het licht, der ondergaande zon had waar
genomen en dat de hoop op redding weer in
hem verlevendigd had. was verdwenen. Ter
wijl hij zich voortsleepte, werkten zijn her
senen met koordsachtigen snelheid. Tever
geefs trachtte hij vastheid aan zijn loop
te geven en het werd hem al spoedig volko
men duidelijk, dat hij het op deze wijze niet
lang meer zou kunnen volhouden. Nu, in het
duister, kwam ook weer die afschuwelijke
twijfel bij hem op.
Als alles eens gezichtsbedrog was geweest
een fata morgana? Als de stad. die bij
daar aan den. horizont had gezien, eens weer
zoo'n luchtspiegeling was geweest., een van
de vele. die hem den laatster tijd zoo her
haaldelijk met IJdele hooi? hadden vervuld?
Een huivering van ontzetting voer hem
door de leden. Zijn paard dood en hij alleen,
In de uitgestrekte woesteljn zich met. in
spanning zijner laatste krachten voortslee-
pend naar een misschien denkbeeldige stad.
Nu reeds kwam het- hem voor. dat hij al uren
lang had geloopen, ofschoon het nog niet
meer dan een half uur geleden was, dat zijn
paard stervend onder hem was neergestort.
Bovendien begon, door de ongewone inspan
ning, de dorst hem meer en meer te kwellen.
Maar al deed ook iederen stap hem onduld
bare kwellingen lijden, toch hield hij vol. Zich
richtend naar de sterren, die in schitterende
pracht aan het uitspansel flonkerden, liep
hij recht naar het Noorden, waar de stad,
of was het maar een visioen van een stad,
gezien had.
Steeds moeilijker en langzamer kwam hij
vooruit. Eens hield hij wankelend even stil
en staarde voor zich uit.
Niets! Geen enkel licht, geen enkel geluld,
dat de nabijheid van een stad aanduidde.
Fluitend werd zijn ademhaling, roode
vlekjes dansten in wilde warreling voor zijn
oogen, in zijn hoofd bonsde en hamerde
het.
Hy struikelde en languit plofte hij voor
over in het zand. Kreunend poogde hij, met
inspanning van al zijn wilskracht, zich weer
op te richten, maar het lukte hem niet.
Krachteloos viel hij, half opgericht, weer
terug.
In het aangezicht van den dood en ondanks
zijn wanhopigen toestand, deed het besef
van zijn onmacht hem toch even glimlachen.
Zijn armen, eenlge maanden geleden nog in
staat lasten van honderd kilogram en meer
te torste, nu te zwak om zijn eigen armzalig
lichaam op te heffen! Welk een bittere iro
nie!
Carew wist, dat dit het einde was. dat hij
sterven ging en die wereld van genot en ver
maak. die hij was ontvlucht, maar waarnaar
hij toch zoo zeer had terugverlangd, nooit
zou weerzien.... tenzij het onmogelijke ge
beurde. f
Terwijl hij rog vocht togen de opkomende
bewusteloosheid, die, dat wast hij, gelijk stond
met den dood. flitste plotseling een gedachte
door zijn brein, die misschien nog redding
zou kunnen brengen.
Zijin revolver!
Als er menschen, in de nabijheid woon
den en hij schoot zijn revolver leeg, dan
moesten die dat hooren. Dit was nog een
kans een heel kleine kans, dat wist hij, éen
kans op honderd, een op duizend mis
schien, maar dan toch een kans. Met zijn on
verwoestbaar optimisme klemde hij zich aan
dit denk beeld vast. Met het beetje kracht
dat hem nog restte, trok hij zijn revolver uit
den holster. Hij greep in zijn patroontasch,
waarin nog drie houders met patronen waren
en met bevende vingers schoof hij de eerste
in den kolf. Toen wentelde hij zich op zijn
rug en de revolver met beide handen vast
houdend, haalde hij den trekker over eens,
tweemaal zesmaal.
De luide knallen, die de zwaar neerhan
gende stilte verbraken, klonken hem als he-
melsche muziek in de ooren. In zijn over
spannen verbeelding geleken het kanonscho
ten die iedereen zou moeten hooren. De
vuurstralen, die de duisternis doorpriemden,
namen ook voor enkele oogehblikken het
benauwend gevoel weg. dat de zwartheid
van den nacht hem gaf. Telkens weer
drukte hij zijn vingers op den trekker, achter
elkaar schoof hij ook de belde andere hou
ders in het wapen. En toen alle kogels ver
schoten waren ontviel het heette, nu nutte
loos geworden wapen, aan zijn machtelooze
handen.
Alle energie, die hem nog restte, had hij
met zijn laatste poging can de aandacht der
bewoonde wereld op zich te vestigen, ver
bruikt. en niet in staat zich nog langer tegen
de opkomende machteloosheid te verzetten,
viel zijn hoofd achterover.
HOOFDSTUK I.
Toen Henri Carew de oogen opende, drong
de wetenschap, dat hij in het leven was ge
bleven Dog niet tot hem door. Nog altijd was
het nacht om hem heen. hij zag niets. Lang
zamerhand keerde echter zijn. geheugen te
rug en herinnerde hij zich wat er met hem
gebeurd was. Hij trachtte overeind te komen.
maar bij die poging kiwamen zijn handen
niet in aanraking met het droge woestijn
zand, maar lhet de frissche lakens van een
bed.
„Waar ben ik?" mompelde hij.
En plotseling begreep hij. Hij herinnerde
zich zijn tocht door de woestijn, zijn worste
ling om de stad, die hij in de verte gezien
had te bereiken, zijn val met het paard en..„
zijn laatste daad: het leegschieten van zijn
revolver, de wanhoopsdaad waarmee hij
hoopte de aandacht van menschen te trek
ken, zoo er misschien in de omgeving waren.
Hoe lang dit geleden was, een uur, een dag,
een maand? Hij wist het niet. Hij voelde, dat
hij bewusteloos was geweest, maar hoe lang?
Maar hij wist nu ook, dat er menschen in
de buurt waren geweest, dat hij gered was.
Hij lag in een goed bed en waar of bij wien
hij zich bevond, kon hem voor het oogen blik
niet schelen. De gedachte, dat hij niet jam
merlijk in de eenzame woestiju was om
gekomen, vervulde hem, die zoo aan het
leven hing, met vreugde en met een zucht
van welbehagen liet hij zich weer in de kus
sens terug vallen.
Eensklaps, zonder dat hij iemand gehoord
had, flitste een electnsche lamp aan en voor
Carew's verbaasde blikken vertoonde zich een
oude negerin, die zich nieuwsgierig over hem
heen boog. Toen de vrouw zag. dat hij wakker
en volkomen bij bewustzijn was. snelde zij
met een uitroep van verrassing de deur uit-.
Een oogenbhk later hoorde hij vlug naderbij
komende voetstappen, waarop twee perso
nen de kamer binnenkwamen: een lange,
statige heer. gekleed in de uniform van ko
lonel van het Fransche leger en een jong
meisje, het mooiste meisje dat Caiew, zooals
hij bij zichzelf opmerkte, nog ooit gezien
had.
Carew wilde zich oprichten, om de binr.en-
tredenden te begroeten, maar met een be
koorlijke vrijmoedigheid snelde het meisje
op hem toe en drukte hem terug in de kus
sens.
•"Wordt vervolgd*.
DB PLAATS, WAAR DE WAALBRUG BIJ N IJMEGEN GEBOUWD ZAL WORDEN. - Nu
de dijk bij Lent omgelegd Is, heeft men een aan vang gemaakt met den bouw van het landhoofd
bij Lent en in aansluiting daarmede den bouw va n het landhoofd bij Nijmegen. Op het oogenblik
k men nog bezig met bodemonderzoek. Daarna wordt direct aangevangen met bet bouwen der
landh oofden.
HET LAATSTE STUK VAN DEN AFSLUITDIJK der Ztridcrxce werken bij De Vlietcr, dat nog gedicht moet worden, Is thans de
plaats van groote drukt*. Aan de rijde van Brcezend en aan den ant van Wieringen zijn thans elk honderd rijswerkers bezig met
het maken van zinkstukl^n. Deze zlnkstukken worden 50 meter lang en 30 meter breed.
TE BINGERDEN Is Vrijdag een groote jachtrit gehouden, uitgeschreven door de Kon.
Ned. Jachtvereeniging. De koppel honden, die straks als razenden het spoor van den vos
volgen, wordt nu nog door His Master's Voice bij elkaar gehouden.
MODE VAN HET VOOR
JAAR. Het flatteus hoedj*
metjrharmantc garneering, dat
het gezichtje voor den nieuws
gierigen lezer verbergt.
NA GEDURENDE MEER DAN VIJF MAANDEN GESLOTEN TE ZIJN GEWEEST is d#
Beurs te Berlijn Donderdag weder officieel geop end. Op den openingsdag bestond er begrijpelijker»
Wijs voor de beurs groote belangstelling.
NA DEN BRAND.
Voor het ge
bouw „Fellx Meri-
tls" aan de Keizers
gracht te Amster
dam, waarin een
hevige brand woed
de, is een stalen
stelgerwerk
geplaatst voor bet
herstellen van den
beschadigden gevel.
IN DEN DUITSCHEN
RIJKSDAG. De Rijkskanselier
Dr. Brüning tijdens zijn rede
over de verkiezing van den
Rijkspresident en dc Memelaf-
rairc. Deze rede werd per radio
uitgezond?!).