HET GEHEIM VAN HET
KONINGSGRAF
PROSITCamera bracht Vrijdag met zl]n Hollandsche
vrienden con bezoek aan Seinpost te Scheveningen.
EEN STRAATTOONEELTJE IN BAGDAD, de hoofdstad van Irak, het land, dat onafhankelijk zal worden en tot den Volkenbond zal
toetreden. Herders brengen hun schapen naar stal.
HOE VINDT U MIJN ZUSJE? V Schat hè!
HET LAATSTE STUK der overspanning van de Berlagcbrug over den Amstcl te Amsterdam is Vrijdag aangebracht. De montage.
DE ENGELSCHE RALLY ging deze week van Londen naar Schotland en terug naaf
Torgusy. Mr. Squiliaric volbracht, ondanks zijn lichaamsgebrek, den tocht met succes
in gezelschap van Miss Johnstone*
HOOG BEZOEK.
Een ambassadeur van
den Keizer van
Ethiopië arriveerde
Vrijdag te den Haag,
om H. M. dank te
zeggen voor de
bijzonde re delegatie,
die H. M. naar Addis
Abeba zond ter
gelegenheid van 's
Konings troonbestijging.
FEUILLETON
OORSPRONKELIJKE ROMAN
door
IIERM. N. v. d. VOORT.
7)
Dubbel gesterkt voor zijn grooten strijd,
ging hij nogmaals naar het telegraafbureau
en zond weer het volgend telegram terug:
.Moed houden. Alles zal wel in orde ko
men. Kan zelf onmogelijk overkomen. Tijd
daarvoor te kostbaar".
De jongeman begreep wel. dat hij hiermede
méér beloofde, dan hij zou kunnen nakomer,
maar voor alles wilde hij in de beide oude
menschen de hoop levendig houden. Ln drlc-
en-eenhalve-maand kon veel gebeuren.
Intusschon was het negen uur geworden
en hij besloot om zijn bezoek aan Charles
Rouvain te gaan brengen. Aan diens woning
kreeg hij echter weer te hooren, dat mijnheer
andermaal was uitgegaan, en waarschijnlijk
niet voor twaalf of één uur thuis zou zijn.
Mismoedig keerde Carew terug, maar hal
verwege de straat gekomen, waarin Rouvain
woonde, bleef hij plotseling staan.
Dat ik daaraan niet eer gedacht heb",
mompelde hij. .Misschien kan ik hier wel te
weten komen, waar Archibald Benoit zich op
het oogenblik bevindt".en voor de tweede
maal belde hij aan Rouvain's woning aan.
Dezelfde dcltige bediende opende hem de
^eur-
.Beste vriend", begon Carew. ..kan je my
ook het. adres van den heer Benoit opgeven?
Mogelijk kan ik d<m heer Rouvain wel bij
riytp vinden".
Met een eigenaardig glimlachje haalde de
knecht de schouders op. „Ne'emt u mij niet
kwalijk, mijnheer, aan mijnheer Benoit's wo
ning zult u weinig succes hebben, want hij
woont hier en is juist samen met mijnheer
Reu vain uitgegaan".
„Wat zeg je? Woont mijnheer Benoit hier?"
„Ja mijnheer".
„Dan kan je misschien ook wel zeggen,
waar ik beide heeren zou kunnen vinden.
Weer haalde de bediende zijn met gouden
tressen versierde schouders op. „Tot mijn
leedwezen kan ik dat niet, mijnheer".
Het was duidelijk, dat de man niets meer
wilde loslaten en Carew vertrok even wijs als
hij was gekomen. Hij overlegde wat te doen
Wachten tot den volgenden dag? Neen. daar
voor had hij geen geduld Hij zou en hij
moest hem vanavond nog zien te spreken te
krijgen. Peinzend wandelde hij de Avenue de
"Opéra uit. Nu en dan bleef hij besluiteloos
staan. Waar moest hij gaan zoeken? Hij had
er niet het flauwste denkbeeld van. Doelloos
slenterde hij verder. Het toeval kwam hem
echter te hulp. Eensklaps hoorde hij zich
lulde bij den naam roepen.
..Hallo, Ilenry! Niets te doen vanavond? Ga
mee. kerel: een reuzefuif bij mevrouw Le-
blanc. Je zal er geen spijt van hebben, dat
kan ik Je verzekeren!"
Carew keek den losbol !n het opgeblazen
gezicht. .Heen. m'n waarde, met zulke uit
spattingen heb ik voor goed afgedaan".
„Soms verliefd?" spotte de ander.
Carew had den spotter graag in den kraag
genomen en hem eens flink afgestraft, maar
hij hield zich in.
„Dat raakt Je niet", antwoordde hij koel.
.Adieu".
Pierre Dumartel liet echter zijn pas weer
gevonden kennis niet zoo gemakkelijk los.
Toe nou. Carew. wees nou niet zoo kinder
achtig. Ik verzeker je. dat het een uiterst net
feest is. Er komen o a. verschillende bekende
beursmannen en ook een stuk of zes leden
van do rechterlijke macht. En als jij er komt.
zal het zeker een reuzen succes worden. Je
kan er best weer een nieuwe „vlam" opdui
kelen".
Meer en meer groeide bij Carew de neiging,
om den kerel op de plaats zelf een pak slaag
te geven; maar de zekerheid, dat de andere
reeds te diep in het glaasje had gekeken,
deed zijn woede eenigermate bekoelen. Hij
kreeg plotseling een goed idee. Het was im
mers niet geheel en al onmogelijk, dat Rou
vain ook van de partij zou zijn. Volgens Du-
martel waren er verscheidene „beursmen-
schen" aanwezig.
De salons van mevrouw Leblanc waren een
trekpleister voor avonturiers van Rouvain's
slag.
„Wie zijn er zoo al?" vroeg hij kwasi-onver
schillig.
Pierre Dumartel. die dacht, dat het pleit
reeds gewonnen had, somde ijverig tal van
namen op.
„Niet meer?" vroeg Carew teleurgesteld.
De fat speelde nadenkend met den zilve
ren kr.op van zijn rottinkje, .iaat eens zien;
daar heb je nog: Lefevre. Cranston, een land
genoot van je. en Rouvain. Dubois...."
„Charles Rouvain?" viel Carew in.
„Ja. Een bekende van Je?"
„Niet persoonlijk", antwoordde Carew ont
wijkend.
„Weet je er nog meer?"
Pierre Dumartel schudde zoo heftig van
neen. dat zijn elegante pince-nez, van zijn
stompen neus afschoot en aan het gouden
kettinkje bleef bungelen. „Verduiveld, je lijkt
wel een rechter van instructie. Neen, meer
weet ik er niet. Maar mevrouw Leblanc zelf
zal je beter kunnen inlichten. Ga nou maar
mee".
Carew knikte. „Vooruit dan maar. Maar ik
stel voor een auto te nemen, dan zijn we er
vlugger".
..Precies mijn Idee", antwoordde Dumartel
verheugd. „Overigens ben Je me een levend
raadseL Eerst wil Je niet mee cn nn moet je
ineens een auto hebben om er des te vlug
ger te kunnen zyn".
Carew lachte. „Daaruit leer je dan alweer,
dat de mensch het ver anderlij kste creatuur
van de schepping is".
„Dat heb ik meermalen aan den lijve on
dervonden", antwoordde de fat op mislukt
dramatischen toon.
In korten tijd hadden zij het prachtige
huis van mevrouw Leblanc, aan de Champs
Elysées bereikt. Carew had natuurlijk geen
invitatie, doch zijn begeleider, die hier een
goede bekende scheen te zijn, introduceerde
hem zonder eenige moeite en stelde hem
met een buiging voor aan mevrouw Leblanc.
een opzichtige dame van onbepaalden leef
tijd.
„Het is mij een groot genoegen", zei ze met
haar hooge, schelle stem. „kennis met u te
mogen maken, mijnheer Carew: ik hoop, dat
u zich dezen avond als mijn gast goed zult
amuseeren".
Met eenige hoffelijke woorden bedankte de
jongeman en liet zich meevoeren door Du
martel, die zijn „slachtoffer" terstond aan
een groepje hem bekende dames voorstelde.
Carew peilde oogenblikkelijk het gehalte van
de aanwezige schoonen, maar hij kon zich
niet terugtrekken. Om tot het doel te gera
ken, mocht hij zichzelf allerminst ontzien.
Met ware heldenmoed hield hij de „dames",
die als muggen om hem heen zwermden, zoo
aangenaam mogelijk bezig. Hij danste een
onnoemelijk aantal shimmy's, fox's en blue's,
doch tevergeefs. Den naam Charles Rouvain
hoorde hij niet noemen.
Carew begon zich al te verwijten, dat hij
zijn tijd hier zoek bracht. Hij kon geen twee
passen buiten de zaal doen of misschien een
stuk of drie van de verwoedste danseressen
liepen achter hem aan, om „dien interessan
ten Carew, die toch zoo verrukkelijk danste",
maar niet uit het oog te verliezen.
Eindelijk, het was al bij twaalven, kwam
Dumartel naar hem toe waggelen en heel
ongalant de anderen opzij duwend, trok hij
Carew mee.
.JSerel. ik beb.... hik wat fijns
ontdekt! Die madame Leblanc.is
hik.... een prachtvrouw,hetraad
eenswat ik.hik.gezien heb?"
„Nu, wat dan?"
„Een speelzaal! Maneen hik, reuze-
roulette. Eenprachtverrassing!"
De heer Dumartel bracht Carew met een
slingerenden omweg naar een hooger gelegen
zaal. De uitverkorenen van de gastvrouw
konden hier op het groene laken eens een
kansje wagen, mits er niet te hoog gespeeld
werd. Over het algemeen genomen maakten
de gasten er een dankbaar gebruik van.
Carew zag verscheidene zwartgekleede hee
ren en opzichtig gekleede dames spelen met
een hartstocht alsof hun leven, van een hon
derd francs-biljet afhing.
Hij schatte het aantal spelenden op
minstens zestig, maar ofschoon hij dengene
dien hij zoch niet van gezicht kende, zou het
niet zoo moeilijk zijn hem te vinden. Met
dit doel wendde hij zich tot Pierre DumarteL
„Wie is nu die bankier. Charles Rouvain. Ik
zou graag kennis met hem maken
De ander keek hem met zijn waterige
dronkemansoogen aan. „Da's warempel een
hikslimme zet vanjou. Rouvain
is eenhikreuzebol in de financiën.
Kanjij., nog een boel van leeren. Kom
maar mee".
Carew gaf geen antwoord; hij klemde de
lippen vast opeen. Dadelijk zou hij tegenover
een man komen te staan, die hoogstwaar
schijnlijk den val van het Londensche ban
kiershuis van zijn vader opzettelijk had wil
len veroorzaken. Dumartel laveerde tusschen
tafels en stoelen door op een forse hen breed-
geschouderden man van ongeveer veertig
jaar af, die alleen, eenigszins landerig in een
fauteuil zittend, het spel gadesloeg.
Toen Dumartel hen aan elkander voor
stelde, nam Carew zijn tegenstander scherp
op. Rouvain had een hoekig, baardig gelaat.
Een vrij platte neus, dikke lippen, en kleine
zwarte kraaloogjes, die bijna geheel onder
de borstelige wenkbrauwen schuil gingen
Dit was bet. allesbehalve innemende por
tret van den grfloten bankier.
fcWordt vervolgd*.