HET GEHEIM VAN HET KONINGSGRAF FEU ILL t. 1 c/iv OORSPRONKELIJKE ROMAN door HERM. N. v. d. VOORT. 21) De waarschuwingen die wij ontvingen, Eerst trachtten zij ons op alle mogelijke manieren terug te houden, en nu moedigen zij ons als het ware aan. Het heeft er tenminste veel van weg". Benoit staarde peinzend naar zijn pijp. „Ja", antwoordde hij eindelijk. ..wat je daar zegt, ls een onomstootelijke waarheid. De beweegredenen van die handelwijze zijn mij nog duister, doch ik blijf er bij. dat zij het graf zelf niet hebben kunnen vinden. Anders zouden zij alles van te voren hebben leegge haald en ons ook geen briefjes hebben ge stuurd. Kalm hadden zij ons onzen gang laten gaan. omdat we toch achter het net zouden visschen". De volkomen logische redeneering moest Carew direct toegeven. „Het is waarschijnlijk zooals je daar uit eenzet". zei hij goedkeurend. „Doch laten wij voorloopig dit onderwerp maar als afgedaan beschouwen. We zullen het later wel onder vinden', voegde hij er eenigszins gelaten bU. Hij klopte zijn pijp leeg tegen den hak van z'n laars en rekte zich uit. „Kom, we zullen maar gaan slapen, wij hebben onze rust hard noodig". „Moeten wij niet om beurten de wacht houden?" vroeg Benoit. Carew schudde ontkennend het hoofd. „Later, als wij in het gebergte 2ljn. Nu is het fiiei noodig." nuwi>oitiv v i. Alles kwam uit volgens Carew's bereke ning. Den volgenden dag bereikten zij de laatste oase vóór het gebergte. Op dat oogenblik scheidden hen nog twee dagrei zen van de bergen, waar het moeilijkste ge deelte van >Tan tocht zou beginnen. Het was toch niet bij benadering te zeggen, hoe veel dagen zij daar voort zouden moeten suk kelen te midden van steille rotsen en lange, diepe afgronden, op zoek naar den verbor gen tunnel, waar water en voedsel voor de paarden te vinden zou zijn. Want al was hij op zijn vorige reis zoover niet geweest en had hij daaromtrent dus geen zekerheid, Carew twijfelde er aan, of dit tusschen de bergen wel te vinden zou zijn. Ook bij deze oase zochten zij naar sporen van de mannen, die hen waren voorgegaan, maar in het eerst vonden zij die niet. Toch moesten hun vijanden hier geweest zijn. Het was onmogelijk, dat zij ook deze oase zouden hebben overgeslagen. Wel was het groen aan den rand van het water vertrapt, maar bui ten in ce woestijn zelf. waren geen indruk ken van hoeven te zien. Na een vergeefse hen rondgang door en om de oase, reden zij er te paard in een nog wij deren boog omheen. Toen zagen zij iets. waaruit zij begrepen dat de sporen op meesterlijke wijze waren uit- gewLscht. In het zand waren een paar dui delijke strepen te zien en deze hier en daar onderbroken aanwijzingen volgend, stietten zij, tweehonderd meter verder, op hetzelfie spoor van kameelen en paarden, dat Carew reeds ter zijde van de eerste oase had waar genomen. Het liep eerst in Westelijke rich ting. om daarna weer naar het Zuiden om te buigen. „Zij hebben hun sporen zorgvuldig willen verbergen en het zou hun ook gelukt zijn. als wij niet. op onze hoede waren geweest.merk te Carew tevreden op. „De heeren schijnen vóór alles te willen verhinderen, dat wij te weten komen, dat zij voor ons uitrijden' .Bekend gevaar is half gevaar", zei Bc- ruóiu suauaouenu, „we weien nu, aao ze voor ons zijn en met hoevelen ongeveer en dat is reeds veel". Des ochtends, alvorens te vertrekken, vul den zij alle beschikbare waterzakker, met het lauwe vocht uit de oaseHet ging nu in rechte lijn naar het zuiden. De sporen van hun voorgangers zagen zij niet meer, die moesten zich minstens twee mijlen rechts van hen bevinden. Benoit. stelde voor die te volgen, maar Carew vond beter van niet. Hun vijanden hadden een. omweg gemaakt en hij voelde er weinig voor dit ook te doen. Toen zij in den namiddag van een vcr- moeienden dag halt hielden om hun nacht leger op te slaan, vertoonde zich aan den ho rizon reeds een flauwe gekartelde lijn. waar achter twee hooge pieken zich ln de blauwe lucht verhieven. Deze waren echter alleen met den kijker te zien: de afstand was r.og te groot om ze met het ongewapende oog te kunnen waarnemen. Vroeg in den morgen braken zij weer op. Vroeg in den morgen braken zij weer op Ca rew rekende uit. dat zij met den watervoor raad vier. als het moest meer dagen zouden kunnen doen. Zij versnelden dus het tempo een weinig. Do paarden waren in uitstekende conditie en blijkbaar aan dergelijke tochten gewend, want zij gaven geen teeken van vermoeienis. w«Ook niet-, toen zij na de middagrust tot nog meerderen spoed werden aangezet. Ook Be noit hield zich kranig; betrekkelijk gemak kelijk hield hij den inspannenden rit vol. Om een uur 's middags waren zij getuige van een luchtpiegeling. Een Fata-morgana.' van vre dige schoonheid, zooals Carew nog nimmer had gezien. Het was eer. panorama van onge kende pracht, dat zich voor hun bewonde rende blikken ontrolde. Zij zagen een para dijs op aarde zóó duidelijk en dichtbij, alsof zij er middenin stonden. Palmen en andere boomen. waartusschen bontgekleurde vo gels rondvlogen, helder stroomende bee ken en vrouwen waterkruiken op het hoofd tor send. tai.06aaiu vciuween net. oeeiu weoer, ge leidelijk vervaagde het, totdat de van zonne hitte trillende lucht er weer voor in de plaats was gekomen. Langen tijd. nadat de luchtspiegeling ver dwenen was. zaten de twee mannen nog onbeweeglijk op hun paarden. Zooiets moois heb ik nog nooit gezien", zei Benoit, zich de oogen uitwrijvend. ..Het was in een woord schitterend!" „Ik heb meermalen luchtspiegelingen ge zien", antwoordde Carew, „maar deze leek zooiets als een paradijs, een beeld uit lang vervlogen tijden". Weer reden zij verder. De bergen lagen nu tamelijk dichtbij, nog maar ongeveer twaalf mijlen ver. en duidelijk onderscheiden zij de hooge scherpe ruggen en rotspunten. „Ik ben benieuwd wat wij daar zuilen aan treffen". zei Benoit. terwijl hij, zijn oogen met, de hand beschuttend, voor zich uitkeek. „Ik ook" antwoordde Carew. „en wat w(i van den vijand zullen zien. Ik hecht er veel waarde aan daar, als het mogelijk ls, hun sporen terug te vinden. Allicht kumien wij dan ook vaststellen, waar zij zich later onge veer ophouden." .Als mijn opvatting de juiste is", zei Benoit „dan zullen wij niet eer iets van hen te zien krijger., dan in de nabijheid van het konings graf. oftewel de schatkamer van koning Thynis. Het zal evenwel niet erg meeval len om op een rotsachtigen bodem sporen te zoeken." Carew glimlachte. „Dat heb ik wel meer gedaan, bij de Jacht op grof wild. Een kleine aanwijzing is dikwijls voldoende. Eenige pas afgebrokkelde steener. of. in dit geval, kras sen van hoeven. Oemakkebjk is het niet. dat geef ik toe, maar we weten ten naastenbij de plaats waar wij moeten zoeken." De „verloren bergen", de twee hoogste punten, waren nu met- het bloote oog zicht baar, doch heel flauw en wazig in do neve lige verte. ..Het zal or* veel moeite koeten, die te be- re Heen" zei Benoit. ,.Herm*fireed Hffci de a#- suuia nuj wel veerug mg.vii. „Zooveel niet", antwoordde Carew, terwijl hij zijn kijker instelde „ik donk zoowat een dertig. Maar die afstand zal meer dan ver dubbeld worden door de omwegen welke wij zullen, moeten maken. Ik heb op het oogen blik maar één groote zorg en dat zijn de paarden. Of zij die steile hellingen en smalle paden kunnen beklimmen." „Onze tegenstanders hebben eveneens paarden bij zich en zelfs kameelen," merkre Benoit op. ,Dat is zoo. en juist daarom wil ik trachten hun sporen te ontdekken. Den weg. dien zij genomen hebben, kunnen wij ook volgen." De grond werd steeds harder en rotsachti ger. Groote platte stukken steen lagen hier en daar verspreid, waardoor de paarden dik wijls bijna uitgleden. Tegen zonsondergang lag de eerste helling voor hen Steil en be zaaid met rotsblokken, onmogelijk met de paarden te bestijgen. Zij besloten hier te overnachten en den anderen dag verder te gaan zien. Dien nacht hielden zij om beurten de wacht. Gedurende een van die wachten, hoorde Carew tweemaal, doch op zeer groo- ten afstand het gebrul van een leeuw. Blijk baar was deze streek toch niet zoo onbe woond als hij aanvankelijk had gedacht. Hij constateerde dit met blijdschap. Waar leeu wen huisden, zou ook water en voedsel voor de paarden zijn. Hij deelde zijn bevindin gen eenige uren later aan Benoit mede, die deze tijding geestdriftig ontving. .Misschien kar. Ik dan nog eens een leeu wenhuid bemachtigen", zei hij enthousiast. .Maar dat is waar ook" liet hij er spijtig op volgen. „volgens den professor moeten wij hier zoo weinig mogelijk van vuurwapenen gebruik maken." 'Wordt vervolgd). BELANGSTELLING VOOR DE SLUISWERKEN VAN IJMUIDEN.Een aantal Groningsche studenten maakte een drledaagsche ex cursie naar Amsterdam en omgeving. Maandag werd o.a. een bezoek gebracht aan de sluiswerken te IJmuiden. De bezoekers bezien het ontzaglijke werk in een put van ongeveer 20 Meter diepte. PROF. DR. D. HAZEWINKEL-SL'RINGA, die benoemd is tot gewoon hoogleeraar iu liet strafrecht en de strafvordering aan de Universiteit te Amsterdam, heeft Maandag haar Inaugureclc rede gehouden Onder het gehoor bevond zich o.a. de commissaris der Koningin in Noord-Holland |hr. rnr. dr. A. Robll EEN GOUDEN KAASMARKT. - De overal In ons land bekende kaas markt van Bodegraven viert heden haar gouden jubileum, welk feit op eenigszins leestelijke wijze ls herdacht. Een aardig snapshot tijdens een der marktdagen. Kenners keuren de kaas* TER PLAATSING IN HET STERDAM is aangeboden aardewerk met fraai RIJKSMUSEUM TE AM een antieke vaas van wit roomkleurig glazuur. DE HEER J. H. VAN DER BORG, vertegenwoordiger van de Leipriger Messt in Neder land, hoopt op 1 April a.s. zijn TOsten verjaardag te vieren. EEN MERK WAARDIGE TE WATERLATING. Een watersport liefhebber te Am sterdam heeft een kano vervaardigd, welke deze week «rit het dakvenster „van stapel is g«- loopen". Een en ander trok nog al de belangstelling van het publiek. KINDERSPEL EN FOTOTECHNIEK. Uren kunnen dc kleine kinderen zich bezighouden met een eenvoudig spelletje. De fotograaf wist een fraaie opname te maken en de gebcele aandacht was zoo geconcentreerd op hef spel, dat de came raman niet eens bemerkt werd. EVEN POSEEREN. Zij zijn zich ten volle bewust van het gewicht van het oogenblik, waarop hun beelte nis op dc gevoelige plaat wordt vastgelegd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 9