GERZON
HAASCHBROOD
J?
HANDWERKEN
LETTEREN EN KUNST
0.40
0.85
Meubelen
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 23 MAART 1932
HET TOONEEL
STADSSCHOUWBURG.
WIJ WILLEN NIET.
De opvoering van „Wij willen niet" heelt
slechts een zeer onvolkomen beeld van dit
jongste leekespel van Henriette Roland Holst
gegeven. Overtuiging, geestdrift en liefde bij
de spelers zijn niet voldoende om een spel
als dit tot zijn recht te doen komen. De in
druk, dien wij van „Wij willen niet" bij le
zing gekregen hebben, is allerminst door de
opvoering versterkt. Het spel leek ons op het
tooneel min of meer naiel', zelfs onbeholpen
en was het zeer mooie en indrukwekkende
slot er niet geweest, dan zouden wij al heel
onvoldaan naar huis terug zijn gekeerd-
Dat slot, het tafereel om de baar van Mi
chael heeft zeer veel goed gemaakt. Toen
werd door die jonge lieden werkelijk wat
bereikt, kwam van de geestdrift der spelers
ook iets over op de zaal Er was stemming in
die om den dooden Michael geschaarde groep
en de verzen werden door het spreekkoor
met warmte en bezieling gezegd. Prachtig
was het opkomen van het koor der jongeren
en er gingen gloed en warmte uit van deze
jonge mcnschen, die de verzen klaar en
frisch, in een sterk aangezet rhythme zeg
den. Zeer indrukwekkend was daarna ook de
verschijning van de blinde vrouw en bij het
langzame aangloeien van het licht, kreeg de
slot-apotheose met deze symbolische figuur
haar volle beteekenis. Zoo eindigde dit spel
tenslotte toch in schoonheid.
Maar wat daaraan vooraf was gegaan,
stond te ver beneden het werk van mevrouw
Roland Holst, om te kunnen imponeeren.
Wat hier in deze opvoering ontbrak, dat
was de strenge, artistieke leiding, die in de
groepen eenheid zou hebben kunnen brengen.
Dit leekenspel bleek ver boven de krachten
van den regisseur de heer Joh. Frevel te
gaan. Het was alles min of meer
chaotisch en soms -• zooals bij de verschij
ning van de 3 politieagenten en de soldaten
werd het zelfs nu en dan pijnlijk onbeholpen.
De regisseur heeft niet veel anders gedaan
dan letterlijk de aanwijzingen in den tekst
gevolgd, maar dat is voor zoo'n leekenspel
allerminst voldoende.
De heer Frevel heeft het geheel niet over
zien en zoo kwamen de spelers eigenlijk niet
veel verder dan tot het in groepen telkens
weer met dezelfde gebaren opzeggen van
den tekst. Ik moest stee'ds denken, hoe het
bij krachtige, kunstzinnige regie had kun
nen zijn. Wat kwam er bijvoorbeeld terecht
van dat zeer sterke tafereel in het derde be
drijf, waarin Michael als offer valt? Van de
figuur van Michael ging niet de minste bezie
ling uit en de tekst werd door hem zonder
eenige warmte, slap en eentonig gezegd. Er
was ook geen angstlg-groeiende dreiging in
de volksgroep en van eenigen climax in dit
tafereel was geen sprake En ook Marianne
was niet tegen haar rol opgewassen. Haar
stem miste warmte en klank, haar gebaren
waren voor een zoo belangrijke hoofdper
soon hulpeloos onhandig. Marianne en Mi
chael stonden niet. als twee centrale figuren
in dit spel; zij werden doorgaans opgenomen
in de groepen en onderscheidden zich enkel
door hun kleeding. Van de bezielende kracht,
van de apostolische grootte dezer twee figu
ren bleek weinig of niets.
Het best waren nog de blinde vrouw en de
verminkte. Van deze twee figuren ging al
thans iets uit, door hen door de blinde
vooral sprak ook het meest de dichteres
tot ons.
En wat wij zonder eenige terughouding
volop kunnen loven, dat is het door den heer
A. M. J. Scvonhuyscn ontworpen decor. Hoe
mooi en suggestief deden die fabrieksgebou
wen meer gestyleerd dan realistisch het
legen de rood-gloeiende avondlucht, hoe ge
lukkig Is Scvonhuyscn ook geweest in die
eenvoudige fabriekspoort. Waarlijk, Seven-
huysen heeft aan Wij willen niet wel den
achtergrond gegeven, waarom heit stuk vroeg
Jammer, dat het spel zoo moest teleurstellen.
Maar wij zullen aan het indrukwekkende,
schoone slot, waarin de hoogere bedoelingen
van Henriette Roland Holst ook plastisch
vorm kregen, met dankbaarheid blijven den
ken.
Maar over de waarde van Wij willen niet
als leekespel durf ik na deze opvoering geen
oordeel uitspreken. Ik voelde gisteren al te
dikwijls, dat dit spel nog vele mogelijkheden
biedt, die in deze voorstelling niet verwerke
lijkt werden.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
Wiener Lieder-Abend.
Om kwart voor negen introduceerde zich
Kammersanger Fred Winter met een „Ich
komme vom Gebirge her". De aanwezigen
waren al wat ongeduldig geworden, maar de
mededeeÜng dat de zanger vóór de pauze
een Schubert-programma zou geven, werkte
berühigend op hot auditorium van vrijwel
uitsluitend Duitsche gedienstigen. Toch had
ik mij voorgesteld, dat de aandacht voor de
zonder uitzondering prachtige liederen groo-
ter zou zijn geweest, 't Is waar, de stern-
middelen van dezen Weenschen zanger zijn
in de verste verte niet toereikend om het
Schubertlied te zingen. Voor „Ungeduld",
voor „An die Lcier", ook voor „Der Wande
rer" maakt hij daarenboven een kwistig ge
bruik van het rubato; en het genre „Früh-
lingsglaube", „Standchen" tleise flehen),
„Nacht und Traüme" lijden te zeer onder
een werkelijkheid, die het karakter dezer lie
deren zoekt waar het niet licht.
Maar er was toch ook weer veel, dat juist
bij dit publiek een grootere belangstelling
mocht doen veronderstellen. Fred Winter is
een zanger met een gevoelig hart, en daar
zijn aandacht voor een overgroot deel uit
gaat naar den tekst, kon men, van de zang
techniek afgezien, toch ook weer veel waar
deer en.
Later op den avond kondigde hij, buiten
het programma om, een reeks Schumann-
liedercn aan, waarover niet veel valt te zeg
gen. Het is wellicht in Weenen de gewoonte,
bij al wat men zingt de handen tot vuisten
te ballen en daartusschen het programma
boek tot onkenbaarwordens te verfrommelen.
Schoon is dit niet. Ik zag er dan ook een
pogen van den zanger in, om zijn duidelijk
dramatische neigingen te ketenen.
Na het beëindigen van dit klassieke pro
gramma kwam plotseling de zanger uit een
geheel anderen hoek. Ofschoon vermeld
stonden Hugo Wolf, Rich. Strauss e.a., kwam
hij zijn hoorders (of beter hoorderessen) van
een andere zijde bestoken met een guitig
gezongen „O Madchen, mein Madchen". En
nu was er opeens de aandacht die hij zich
bij Schubert zoo gaarne gewenscht had. En
och. het was werkelijk niet onaardig; de
stem die zich aanvankelijk voelde als een
voet in te nauwe schoen, verlustigde zich,
als zoo opeens de banden geslaakt waren die
een vrij uitvliegen belemmerde. En de vroo-
lijke Duitsche meisjes verlustigden zich
mede. klapten, moedigden aan, verkregen
bisnummers; in 't kort. het werd nog een blij
eindigende avond. De pianiste, die in den
vooravond allerlei kammersangerliche gril
len had te accepteeren, kreeg nu ook schik
in 't geval. En als men recht in de stemming
is. wordt een begeleiden van „lm Prater
blühen wieder die Baume" toch ook een plei-
zier op zich zelf. En daar ook de recette geen
verwachting onvervuld liet, was men niet
karig met extra's en zong men tot laat in den
avond.
G. J. KALT.
Ledenconcert der H. O. V.
De activiteit van Frits Schuurman, ditmaal
in niet geringe mate ondersteund door die
van Jac. Zwaan, heeft ons wederom een be
langrijke „eerste uitvoering" bezorgd, die
ditmaal wel een muzikale gebeurtenis mag
heeten: de uitvoering van André Caplet's
„Miroir de Jésus", die het tweede program
magedeelte van Woensdagavond geheel in
beslag nam.
Merkwaardig is dit stuk in vele opzichten,
antiquiseerend en modern tegelijkertijd. An-
tiquiseerend, niet alleen omdat de componist
de oude gewoonte van het laten zingen der
titels er in nagevolgd heeft, maar meer nog
door het herstel van de middeleeuwsche pri
mitieve meerstemmigheid: het zingen in ge
lijke intervallen, heele reeksen parallel
kwarten en -kwinten. Dit wat het vrouwen
koor betreft. In het orkest heerschte een
soortverwante meerstemmigheid bijwijlen
ookin de inleiding van den „Miroir de Joie"
zijn het behalve kwinten en kwarten vooral
drieklanken met ingevoegde seconde die in
heele reeksen optreden; de inleiding van den
„Miroir de Peine" heeft naast kwartenparal
lellen veen unisoni. Maar aan den anderen
kant is het orkest (strijkers harp) modern
behandeld: atonaliteit schijnt te overheer-
schen, maar van tijd tot tijd maakt deze
plaats voor een zuivere tonaliteit, die daar
dan des te stralender werking heeft. Ik noenx
het E gr. t. bij de woorden „plus beau" in no.
5 van het eerste gedeelte, het Cis gr. t. in den
slotregel van de solo in de „Ascension" Hlide
deel no. 2»en ook het orkestvoorspel van dit
deel, dat zonder eenige modulatie zich rein
diatonisch in E gr. t. beweegt, in een leven
dig gefigureerde 3/4 maat.
Dit zijn enkele der zuiver-muzikale eigen
aardigheden van het werk. De geest die er
heerscht is een vroom mysticisme, dat de
sfeer voornamelijk door de orkestpartij
schept. De grootste indrukken komen echter
door de solo-zangstem, die nu eens Maria,
dan weer buitenstaanden vértegenwoordigt,
nu eens mede-levend, dan weer contemplatief
schijnt.
Dat deze partij grooten indruk kon maken
danken we aan de medewerking van Mevr.
Bertha Seroen. Weinige hedendaagsche zan
geressen zullen Caplet's muziek zóó in elk
détail kunnen doorvoelen en weergeven als
deze groote kunstenares, voor wie bovendien
de enorme moeilijkheden geen inspanning
schijnen te veroorzaken, en die den hoorder
alle phasen doet mede doorleven.
Ook voor het vrouwenkoor (het heejtte
ditmaal deftiger „dameskoor") zijn de moei
lijkheden groot en het is de verdienste van
Jac. Zwaan het koortje zóó uitstekend voor
bereid te hebben, dat het tegen zijn taak
volkomen opgewassen bleek.
Eén ding vond ik jammer, n.l. dat Caplet's
werk pas in de tweede helft van het concert
kwam. Na een opmerkzaam beluisteren van
het vóór de pauze gebodene is de geest reeds
zóódanig ingespannen geweest, dat het meer
dan een uur durende werk van' Caplet lang
schijnt. Ik zeg: „schijnt", want gezien de
uitgebreidheid van de behandelde stof is het
eigenlijk niet lang. Tekstherhalingen komen
er niet in voor; en we moeten billijkerwijze
niet uit het oog verliezen dat b.v. Bach alleen
voor den Miroir de Peine, in zijn Passies be
handeld een uitvoeringstijd van een uur of
drie in beslag neemt; voor den heelen Miroir
de Jésus zou hij denkelijk aan een gansche
week nauwelijks genoeg gehad hebben. In-
tusschen hopen we dat spoedig een herhaalde
uitvoering van Caplet's werk gegeven zal
kunnen worden.
Nog een première kwam op het programma
voor: de Orkestsuitc „Masques et Berga-
masques" van G. Fauré. Wat de titel bedoelt
is mij niet duidelijk; zij herinnert aan twee
werken van Debussy; maar met de kunst
van deze heeft Fauré's werk geen analogie.
Eigenlijk is zijn suite zeer heterogeen en men
zcu tusschen de eerste drie deelen en de
Pastorale licht een eeuw verschil kunnen
vermoeden. In de Ouvertunp. de Menuet en de
Gavotte herkent men den leerling van St.
Sa ens; het is spiritueele muziek van klas
sieke allures, met een Mendelssohn-achtige
gemakkelijkheid ontworpen en uitgevoerd,
soms een individueel trekje verradend, als
het telkens optreden van het Gavotte-thema
in het Trio daarvan. Maar de Pastorale klinkt
veel moderner; de gedurfde harmonieën na
deren die van Ravel; in 't bijzonder voelt men
eenige verwantschap met de Menuet uit diens
„Tombeau de Couperin".
Deze Pastorale is zeer welluidend; mei
name het strijkensemble heeft er een mooie
partij in. Met dat al is de suite een bewijs
voor den evolutioneerenden, Proteusachtigen
aard van Fauré's talent.
Na het werk van Fauré kwam een her
haling van de Symphonie van Hendrik An-
driessen, die we vroeger onder Van Beinum
hoorden. Ditmaal dirigeerde de componist:
de duidelijkheid der constructie was nu even
wel grooter als het élan minder werd. Het
constructieve element schijnt me in dit werk
het belangrijkste toe.
De zaal was zeer vol. mede door de aan
wezigheid van vele leden der Koninklijke
Liedertafel „Zang en Vriendschap" en er was
een warme stemming jegens de uitvoeren
den. Vooral Berthe Seroen oogstte terecht
vele blijken van ingenomenheid, waardeering
en bewondering.
K. DE JONG.
INGEZONDEN
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet
teruggegeven.
f HAARLEM, 21 Maart 1932
DE UITVOERING DER „MATTHaUS
PASS ION".
Zeer geachte redactie!
Gaarne zag ik als abonné van H. D. het
onderstaande in uw blad opgenomen.
Kennis genomen hebbende van het verslag
van uw muziekcriticus, den heer G. J. Kalt
over de jongste uitvoering van de .Mat-
thaus Passion", welk voorkwam in Haarl.
Dagblad van 19 Maart 1932, zou ik gaarne
langs dezen weg op eenige onjuistheden wil
len wijzen, welke in bedoeld verslag voor
kwamen.
De meening van den heer Kalt als zoude
genoemde uitvoering er een zijn geweest,
waarin de C. O. V. ons niet in alle opzichten
voldeed, zou ik op zichzelf genomen zonder
meer hebben aangenomen wanneer niet de
heer Kalt in zijn verslag schreef in het slot-
koraal van het eerste deel „O mensch, be-
wein dein Sünde gross", een jongenskoor te
hebben hooren zingenwelke jongenskoor
in genoemd koraal in 't geheel niet gezongen
heeft.
De heer Kalt schreef nl.:
„De orkestinleiding tot het slotkoraal van
het eerste deel „O mensch, bewein dein Sünde
gross", droeg den stempel van haastigheid.
Het orkest nam onwillig het snelle tempo
over dat de dirigent het oplegde en de wij
ding bleef uit. Jammer genoeg waren ook hier
de jongens niet dermate geïnstrueerd, dat zij
in het medium voldoende klank ontwikkel
den, zoodat de schoone uitwerking van het
knapenkoor hier grootelijks verloren ging".
Ik-kan niet nalaten te zeggen, dat ik van
dit gedeelte van 's heeren Kalt's verslag met
eenige verwondering kennis nam. Verwonde
ren doet het mij echter niet, dat hier de jon
gens in het medium niet voldoende klank
ontwikkelden.
Het knapenkoor heeft in werkelijkheid
slechts alleen gezongen in het eerse koor
„Kommt ihr Töchter helft mir klagenhet
geen klopt met de meening van den heer
Kalt dat hier de indruk van het jongenskoor
een betere was. Hierbij merk ik nog op, dat
m de partituur van Bach's Maüt'n. Passion,
in genoemd koraal „O mensch, bewein dein
Sünde gross" dan ook geen knapenkoor voor
komt, al heeft dan misschien wel eens een
dirigent in dat koraal van oen jongenskoor
gebruik gemaakt, hetgeen bij de C.O.V. ech
ter niet het geval was.
Dan zou ik mede gaarne even wijzen op
het gedeelte van genoemde recensie waarin
de heer Kalt schreef „en in Jac. v. Kempen
prijzen wij, op plaatsen als „Eli, lama asab-
thani" de fijne intelligentie, waarmee hij zijn
taak als evangelist aanvoelde".
Om mogelijk misverstand bij lezers van uw
courant weg te nemen, moge ik hierbij op
merken, dat, hetgeen de heer Kalt ongetwij
feld zal weten, deze woorden niet werden ge
zongen door Jac. v. Kempen, doch door Max
Kloos.
Met beleefden dank voor de plaatsing,
„EEN CONCERTBEZOEKER".
Bijschrift
Mag ik bovengaand schrijven op beide ge
wraakte plaatsen van mijn verslag nader toe
lichten?
lo Dat de dirigent de jongens niet laat
zingen in het slotkoor van 't eerste deel der
Math. Passion, is goed. Bach schrijft niets
daaromtrent voor. zooals naar ik meen de
doorsnee-concertbezoeker wel weet. Dirigen
ten laten veelal hier de jongensstemmen, die
voor een zelfstandige partij in den aanvang
nu eenmaal aanwezig zijn, meezingen met de
sopranen, omdat hier de sopranen, door de
lage ligging dezer partij, niet het gewenschte
klankvolume hebben. Goed geïnstrueerde
jongensstemmen bereiken hier wonderen.
(In Loot's lentezang" doet men dit even
eens, met denzelfden goeden uitslag). Bij de
uitv. der Matt. Passion door de C.O.V. ver
keerde ik inderdaad in de meening. dat wèl
de jongens meezongen met de sopranen, ach
ter wie zij zijn opgesteld, doch dat. zij in 't
medium te weinig klank ontwikkelden, zoo
dat de uitwerking, die hier slechts een ver
sterking beoogt, niet droeg tot de plaats, waar
ik zat, nl. het balcon.
Wijl jongensstemmen met ontoereikend me
dium zoo goed als niets uitrichten (wat niet
uitsluit dat zij in 't hooge register heel wat
klank kunnen verzetten), kwam ik tot ge
noemde conclusie. „De uitwerking ging ver
loren" is niet identiek met „de jongens zon
gen minder mooi". Hildebrand zou zeggen:
ga in 't vervolg wat vooraan zitten, al was 't
enkel om te zien.
2o. Wat de gewraakte plaats betreft in het
ingezonden stuk van „Concertbezoeker", hier
is van onjuistheid allerminst sprake. Ik be
weer nergens: de heer Van Kempen zingt de
woorden „Eli, eli, lama asabthani", doch hier,
op dezè plaats, is het de heer Van Kempen,
die de taal van den Evangelist begrijpt (om
zetting van den zin der woorden in een an
dere taal).
Ik herinner hier aan de uitvoering te Am
sterdam, 1916, onder Mengelberg. Naast Mes-
schaart als den zanger der Christuspartij'
stond Paul Schmedes als Evangelist. Mes-
schaert, die de woorden zong in allergroot
ste terughouding, werd onmiddellijk daarop
a.h.w. gecorrigeerd door Paul Schmedes, die
met zoovéél nadruk de omzetting gaf, dat op
dit (historisch) oogenblik Mengelberg slechts
met een glimlachend schouderophalen 't ge
val bezag.
Op de uitvoering der C.O.V. was het juist
anders gesteld. Kloos, die hier niet zijn men-
schelijkheid aflegde, werd ge'secundeerd door
Van Kempen, die zijn taak als zanger der
Evangelistenpartij zeer juist opvatte. Een
nogmaals lezen van wat ik schreef zij nu den
belangstellende aanbevolen.
Met hoogachting,
G. J. KALT.
Maatschappij biedt Heerenkleeding aan
naar maat vanaf ƒ5.— per maand. Vraagt eens inzage stalcncollcctic
betere genre. Coupeurs bezoeken U door bet gchecle land.
Brieven onder nr. 2024 Bureau van dit Blad. 10
SPECIALE AANBIEDING
KWADRATEN voor het samenstellen van
groote kleeden. met fraaie mille fleurs-en Q/"^
kruissteekdessins, 9 stuks voor V/>QV
OVALE KLEEDEN voor buffet of dressoir
diverse mooie dessins, afm. 40x90 cM.
0.45, 40 x 75 cM. t i
GETEEKENDE KLEEDEN - met fraaie
platsteek- en kruissteek-dessins,
160 x 200 cM. 3.90 130 x 160 cM. 1.95
130*130 cM. 1.85 100 x 100 cM. 1.1 5
80 x 80 cM. 0.70 60x60 cM. 0.40 O
40 x 40 cM
GETEEKENDE THEEWARMERS, afge
werkt met Indanthren geverfd band, ge-
heel gereed om te bewerken, groot model, G
aardige dessins
Prima waschecht GAREN om deze mede
te bewerken, Indanthren, mooie kleuren,
per streng0.07
Weder ontvangen: KLEEDJES voor band-
werk. 100 x 100 cM. 2.25 80x80 cM.
1.50, 60x60 cM
BANDJE om deze kleedjes mede te be
werken, per stukje van 10 Meter 0.22'
BATISTEN KLEEDJES, afgewerkt met fijn
kantje, kruissteek en platsteek. Alle gang
bare maten. Rond:
75 60 45 25 20 15 cM.
2.951.95 0.95 0.57'/2 0.45 0.30
Ovaal: 45x90 cM2.25
40x75 1.85 40x60 1.60 35x50 1.25
28x40 0.85 22x35 0.65 18x30 0.55 Q A g
ir,„o(; ronllm.lir
15x25 centimeter
Te bewerken met MOULINE
kleurenassortiment, per streng
enorm
0.06
GOBELIN KUSSENS, met materiaal, Q
enorme sorteering, vanafO.OW
COfJWfli&TER iReCLAUR.HLft
GOEDKOOPER DAN DISTRIBUTIE
cn daarbij uw eigen baas over wat U hooren wilt, met ons
Radiotoestel H. C. MODERN.
Geheel wisselstroom, met 4 lampen, kristalzuivere weergave,
selectief, tevens gramofoonversterker, onder volle schriftelijke
garantie.
Prijs ƒ98.50.
H. C COMPLET, met ingebouwden luidspreker, vol cn
krachtig geluid, pick up aansluiting, in sierlijke kast, met
console voor bevestiging, zonder prijsverhooging 150.—.
BETALING NAAR KEUZE.
Vraagt nog heden CATALOGUS No. 9.
N.V. HEES Co.,
Kruisstraat 33,
Haarlem.
DE GRAAFF'S
GRAAFF'S
Meubelonderneming
Lange Begijnestraat 69, bij de Concertzaal.
(afdceling particulier verkoop).
Pracht eiken Dressoir met spiegelopzet en kruispaneelen
f 24.90, Origineel Chesterfield Salonameublement (vocht-
echfc), f 115, Hyper modern 2-kleurig Salonameublement
f 98 geheel veerend Club-crapaudstel met zware eiken
Stoelen f 67, Theemeubels f 8.50, pracht vocht-echt
Waaier-ameublement Q.A. f 99 Eiken Slaapkamer met toi
let f 115, Linnen- en Boekenkastn, spiegelkasten f 37.50.
Eiken Ligfauteuil met wollen kussens 10.90.
Meer dan 20 verschillende soorten Dressoirs en huisk.-
ameublementen, koordspiegels f 2.75, eiken Schuiftafels
f 13.90, modern huisk. stel f 35, Damesfauteuils vanaf f 4,
2 Fautuils 4 stoelen (ook eigen werk), f 25, schilderstukken
Wij verkoopen NIET op afbetaling
Om zelf te overtrekken groote partij Trijp- of Moquette
130 br vanaf f 3 per Meter.
DE GRAAFF'S Meubelonderneming
Lange Begijnestraat 69, bij de Concertzaal,