Het Hildebrand-monument.
DE CULTUREELE VERHOUDING TUSSCHEN
NEDERLAND EN VLAANDEREN.
Uit de Wereld van
de Film.
ZATERDAC 23 APRIL 1932 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VIJFDE BLAD
Een merkwaardige conferentie in Den Hout.
Een te Hoofddorp wonende leerling van de
4de klasse van het Gem. Lyceum alhier heeft,
onder het opschrift „Die goeie, ouwe tijd!"
een opstel geschreven, dat wij hieronder la
ten volgen.
Het was op een mooien zomerschen dag
midden in Juni. Ik had 's middags een uur
vrij van school, maar daar de tijd nog te
kort was om naar huis te gaan (ik woonde
niet in de stad) besloot ik eens een bezoek
te brengen aan den beroemden Haarlemmer
hout. Ik ging nog niet lang in Haarlem op
school en had het bosch eigenlijk nog nooit
goed bekeken. Dus tramde ik na de lunch
naar de Hazepaterslaan om van hier verder
te wandelen. Maar het was warm en reeds
vermoeid naar lichaam en geest imen be
denke dat ik dien morgen gymnastiekles ge
had had, waarop een natuurkundeproef
volgde) zette ik mij weldra neer op één der
vele banken met het gezicht op den Herten
kamp en het hotel ..Den Hout". De herten
lagen droomerig in de schaduw van de groo-
te boomen te herkauwen; van achter het
hotel klonken vage kinderstemmen; een en
kele auto zoemde over de Dreef en een ijsco
karretje knerpte traag door het grint. En
langzaam maar zeker viel ik in slaap
Opeens schrok ik echter wakker! Er was
bijna iemand gestruikeld over mijn beenen,
die ik lang uitgestrekt over het pad had ge
legd. Haastig mompelde ik een „sorry" toen
ik zag dat het slachtoffer geen gewone
schooljongen was en ik dus verplicht was
mijn verontschuldigingen op een andere ma
nier uit te drukken. Maar.... welk een
vreemde verschijning stond daar voor me!
Op den spichtigen neus die het bleeke ge
laat versierde, troonde een stalen bril. waar
achter 's mans oogën groenachtig glinster
den. Zijn hals werd omheind door voor-histo
rische „vadermoorders", zooals onze over
grootvader ze droegen. Het gedeelte van zijn
borst dat nog vrij gelaten werd door de sluit
jas met dubbele rij knoopen, werd opgevuld
met een theedoekige das. Zijn pantalon was
niet nauw en niet wijd te noemen, maar was
voorzien van „souspieds" die onder de ver-
schoende laarzen doorliepen. Het geheel werd
bekroond door een glimmenden hoogen zij
den hoed.
Mijn eerste gedachte was: een bal-masqué-
ganger, maar aangezien het midden in den
zomer was en dan nog wel 's middags 1 uur,
moest ik dit idee al gauw laten varen. Maai
de vreemde verschijning hielp me gelukkig
zelf uit den droom, door als antwoord op mijn
excuses te mompelen: „Ik had, waaratje. ook
moeten uitkijken!"
Want toen ging mij een licht op! Die hoed,
die jas, die pantalon, die das, en vooral dat
„waaratje"„Kerel", riep ik uit, „ben jij
nou werkelijk Pieter Stastok?" Maar er
kwam niet dadelijk een antwoord. Waar
schijnlijk was de heer Stastok eenigszins ge
raakt door den plotselingen kameraadschap-
pelijken uitval mijnerzijds. Maar eindelijk
klonk het van zijn dunne lippen: „Ik ben
Pieter Stastok".
Ik was in de wolken! Daar stond hij dus
voor mij, in levenden lijve, de merkwaardige
figuur uit de Camera Obscura, de galante
cavalier van de bleeke Amelie, de miskende
biljart- en schermkampioen.
Ik noodïgde den heer Stastok uit plaats te
nemen op het houten bankje. Ik hoef niet te
zeggen dat ik hoogst nieuwsgierig was iets
naders van dit voor mij zoo vreemde geval
te hooren. Maar Pieter bleek nog dezelfde te
zijn van voor 100 jaar. wat betreft zijn
spraakzaamheid. Op mijn beleefde vraag,
wat wel de reden was van zijn vereerend be
zoek, kreeg ik eerst geen antwoord. Achter
de boschjes tjingelde juist de tram naar
Heemstede voorbij en ik zag dat Pieter een
vuurroode kleur kreeg: waarschijnlijk vond
hij de diligence uit zijn jeugd wel wat ver
anderd! Maar toen de tram weg en alles weer
stil was, keerde zijn oorspronkelijke gelaats
kleur langzamerhand terug en antwoordde
hij: „Ik wacht!" Dat was alles! Ik zag
van andere vragen maar af, want het was
duidelijk dat de heer Stastok dien morgen
met het verkeerde been uit het bed was ge
stapt.
Toen plotseling„Ach, mijn lieber
Augustinklonk het vroolijk van tus-
schen de boomen. Pieter was nog eerder op
gesprongen dan ik. want hij kende het speel
werk uit zijn moeder's lamp nog het beste.
En opeens zagen wij beiden een allerzonder-
lingsten troep op ons af komen marcheeren
op de maat van de muziek. Voorop liep zoo
waar de heer Nicolaas Beet-s in hoogst eigen
persoon! Ik herkende hem dadelijk uit m'n
Leopold-Pik-Van Opstelten. Achter hem liep
een oud mannetje met gebogen rug: in de
eene hand had hij een jasje, dat hij ijverig
liep te schuieren, ook al op de maat van de
muziek. Het was onmiskenbaar Keesje, het
diakenhuismannetje. Aan zijn zijde schreed
een lieftallige jongedame; het was Klaartje
Donze. Dan kwameh. gearmd, de vroolijke
Rudolf van Brammen en Tante Stastok
zelve: in zijn vrije hand droeg de heer van
Brammen Tantes lamp met de olifant, die
maar lustig doortjingelde, ondanks de woe
dende blikken die mevrouw Dorbeen naar
het onschuldige speelwerk slingerde. Waar
schijnlijk kon laatstgenoemde dame, die juist
achter Tante liep. de beleediging van een
eeuw terug nog niet vergetenvrouwen
zijn nu eenmaal haatdragend. Genoemde
mevrouw Dorbeen moest zich vergenoegen
met den heer Jan Adam Kegge, die nieuws
gierig in de richting van het hotel „Den
Hout" keek: hij dacht misschien dat het een
buitenplaats was van een of anderen grooten
hans of adellijken heer. Vervolgens kwamen
de levenslustige Christien met den char-
manten Van der Hoogen. Achter hen liep de
corpulente heer Bruis, met zijn jas over en
Mietje met de Kalfsoogen aan zijn arm. Dan
kwam er nog een heele stoet van heeren en
dames, die ik niet zoo gauw herkende. Wel
zag ik Nurks die mejuffrouw Henriette Kegge
liet genieten van zijn origineele grappen. Ook
zag ik den chirurgijnsleerling uit de biljart
zaal. met mevrouw Vcrnooy. En Teun de Ja
ger met het lieve Koosje. Natuurlijk ontbra
ken ook Gerrit Witse, schipper Rietheuvel,
mevrouw van Naslaan, de heer Hateling en
het echtpaar Deluw niet. In een woord: de
heele Camera passeerde de revue!
Natuurlijk had er een hartelijke begroe
ting plaats tusschen het gezelschap en Pie
ter. Zijn goeie moeder was zelfs zoo ont
roerd door dit weerzien dat Pieter er meer
dan verlegen onder werd. Gelukkig kwam de
heer Beets hem te hulp door alle aanwezigen
te verzoeken plaats te nemen. De dames
namen zoo veel mogelijk de banken in be
slag en de heeren zetten zich in het gras
neer. Alleen Pieter werd door zijn moeder
gedwongen naast haar te gaan zitten, het
geen hem eigenlijk maar half naar den zin
was, want hij keek maar al te veel in de
richting van Koosje, die nog steeds in het
gezelschap was van Teun de Jager.
Toen allen gezeten waren klom de heer
Beets op de eenige nog leege bank en begon
te spreken:
„Geachte vrienden en vriendinpen!
„De reden, waarom ik U allen hier heb
laten bijeenkomen is U reeds bekend. Ware
het niet dat ze van zoo'n ernstigen, diungen-
den aard was, ik had U niet doen ontwaken
uit de rust die U toekomt. Maar wat ons nu
boven het hoofd hangt is van een zoo groote
beteekenis dat ik het mijn plicht achtte U
hier bijeen te roepen en uw aller meening
en stem te hooren wat wij in dit geval zullen
doen. Het gaat om de eer en den goeden
naam zoowel om dien van U als om dien van
mijzelf; het gaat om onze rust in het graf.
die ons toch wel gegund is
Even zweeg de heer Beets om zijn woorden
indruk te laten maken. Pieter staarde som
ber naar den grond; Nurks had een gezicht
gezet van „dat zullen we eens even hebben";
Koosje had een kleur gekregen van opwin
ding en Oom Stastok wisselde een blik van
verstandhouding met den heer van Naslaan.
De heer Beets ging verder:
„Ben ik, Nicolaas Beets, niet de schepper
van U allen? Wat zoudt gij geweest zijn zon
der mij? Niets!! Slechts door mijn hand
zijt gij bekend, ja beroemd geworden door
het heele land! Van Vlissingen tot Delfzijl,
van Den Helder tot Maastricht zijn de na
men: Stastok, Kegge, Witse, enzoovoorts,
overbekend. Heb ik u niet uitgebeeld naar
het leven, zooalè gij werkelijk waart? En,
hoewel ik nooit nagelaten heb Uwe slechte
eigenschappen te verbloemen, toch heb ik
ook den goeden kant van Uwe karakters be
licht". (Ik zag dat de charmante van der
Hoogen zijn neus snoot). „En wat nu
Welk schrikwekkend oordeel hebben de vroe
de vaderen der stad Haarlem over ons uitge
sproken? Hier op deze plaats (de heer Beets
stampte met zijn voet op de bank, zoo hard,
dat tante Stastok wakker schrok uit 't dutje
dat ze juist begonnen was), hier zal een
standbeeld opgericht worden, een beeld
uit steen, uit harden kouden steen, voor mij
met enkele figuren onder U om mij heen.
Hier zullen wij ons verdere bestaan moeten
doorbrengen, zomer en winter, jaar in jaar
uit, op een koude, tochtige plek in het bosch.
Een beeldhouwer zal U trachten te scheppen
door U uit steen te houwen! O, gruwzame be
leediging! Hoe kan iemand uit de twintigste
eeuw. iemand die U nooit gezien noch gekend
heeft, zich een beeld vormen, hoe gij werke
lijk voor 100 jaren waart? Heeft men aan
mijn schepping niet genoeg? Is een op pa
pier beschreven persoon door mijn hand niet
duidelijk meer voor iemand uit de 20ste
eeuw?"
Vermoeid zweeg de heer Beets en keek den
kring zijner toehoorders rond. Er heerschte
een algemeene stilte. Tante was zoowaar
wakker gebleven en schudde nu meewarig
haar hoofd. De heer Kegge trok verachtelijk
zijn neus op en van der Hoogen wreef zich
de charmante handen zenuwachtig.
Opeens ontstond er een beweging onder de
dames: mevrouw van Naslaan trad naar vo
ren. Het was haar duidelijk aan te zien dat
ze hoogst verontwaardigd was. „Mijnheer
Beets", zei ze. „wat u daar zooeven verteld
hebt, is allemaal goed en wel, maar ik ver
kies dat niet! Een koude wind is weliswaar
niet zóó erg als een koude tocht, niara ik ben
cr allesbehalve op gesteld om mijn verdere
leven hier op zoon manier door te brengen.
Ik protesteer; mij krijgen ze er niet voor".
En met een nuffig knikje van het hoofd
draaide ze zich resoluut om en schreed statig
naar haar plaats terug. Voordat ze echter
nog had plaats genomen, was reeds iemand
anders naar voren gedrongen. Het was Kees
je. het diakenhuismannetje. Met een piep
stemmetje begon hij: .Meheer Willebram.
uwé ben altijd goed voor mijn geweest. Uwé
heb er voor gesorgd dat ik nou al jaren in
mijn eigen doodskleed in het graf heb moge
legge. En ik mot u eigenlijk nou nog wél be-
danke voor wat u toen voor mijn gedaan
heb;" (De goeie man pinkte een traan weg).
..Maar wat ik u nou vrage wou: Ken uwé d'r
ook niet voor sorge dat dat wat u daar net
heb staan vertelle, niet met mijn gebeurt?
Ik heb alles wél niet goed begrepe, maar ik
voel er toch niet veul voor om de heele win
ter hier in de kou te staanik heb de
laatste tijd toch al zoo'n krimmineele last
van de rimmetiek!
Ik weet niet hoe de anderen er over dach
ten, maar de eenvoudige' woorden van Keesje
hadden meer indruk op mij gemaakt dan de
brallende rede van den heer Beets. Ik zag
dat Tante Stastok de tranen in de oogen
had! De heer Beets antwoordde:
„Keesje, ik beloof het u, ik zal doen wat ik
kan! Tijdens mijn aardsche leven was ik een
geacht en gezien man, en naar mijn woor
den werd vaak geluisterdMaar wie geeft
mij de verzekering dat nu, 20 jaren na mijn
dood. nog aandacht geslagen zal worden op
hetgeen ik zeg? Wat alles niet weg neemt dat
ik al het mogelijke in het werk zal stellen om
te voorkomen wat men met ons van plan is!
De groote vraag is echter: hoe zullen wij te
werk gaan.... op welke wijze zullen wij.
slachtoffers, onze wenschen bekend maken?
Wie van de aanwezigen heeft een voorstel?.
Wie spreken wil, spreke!"
Weer was het even stil. Mevrouw van Nas
laan hoorde ik verontwaardigd in zichzelf
mompelenOom Stastok onderhield zich
op gedempten toon met den heer van Nas
laan. Toen stond Pieter op. en begon met een
zenuwachtig kuchje; terwijl hij, o schrik, op
mij wees:
..Neef Hildebrand, dat is onze man!" 'De
meesten merkten mij nu pas voor het eerst
op)„Voor gij allen hier waart, heb ik
kennis gemaakt met dit jongmensch. Hij is
iemand uit de 20ste eeuw. en is dus op de
hoogte met de zeden en gewoonten van de
zen tijd. Laten wij hem raadplegen wat wij
zullen doen".
Pieter zweeg. Alle oogen waren op mij ge
vestigd en, hoewel ik zelf nog geen flauwe
notie had, wat te zullen zeggen, trad ik toch
manmoedig naar voren en zei: „Tjame
neer Hildebreh. pardonmeneer
Beets, dat is natuurlijk een erg penibele
kwestie! U begrijpt't is voor mij ook erg
moeilijk om u een antwoord te geven. Ik ge
loof niet dat u volgens de Grondwet van 1922
nog stemrecht hebt. en wie dat mist heeft
gewoonlijk niet veel in te brengen.. Maar
eh 't verstandigste lijkt me nog als u
een eh.... 'n petitionnement opstelt en dat
allemaal onderteekent. Ik zal 't dan wel
verder bezorgen", bood ik hulpvaardig aan.
Maar de uitwerking van mijn woorden was
anders dan ik verwacht had! „Wat??"
schreeuwde de deftige predikant Beets, „wat
voor een ding„Hé, wat zelt-ie?"
kwam meneer van Naslaan... „Een wat?"
mengde zich de heer Kegge in het gesprek.
Ik kreeg het benauwd: van alle kanten zag
ik verwonderde, verontwaardigde en woeden
de gezichten. Tot overmaat van ramp begon
het speelwerk uit de lamp opeens hard te
spelen: „Ou peut-on être mieux?"Nou.
dat laatste wist ik wel. Ik drong mij tusschen
al die deftige heeren door, pakte mijn tasch,
holde weg en sprong vlug op de tram, die
juist om den hoek kwam.
Eerst op het Houtplein kwam ik tot mijn
zinnen terug
Eenige dagen later las ik in de krant, dat
de plaatsing van het standbeeld in Don Hout
voor den heer Nicolaas Beets tenslotte toch
zou door gaan. De protestmeeting heeft dus
blijkbaar geen succes gehad. Eigen schuld,
waarom ook niet naar mij geluisterd? Dat
komt er van als je te doen hebt met men-
schen uit dien goeien ouwen tijd!....
E. WERKMAN.
DE BESTE ECHTGENOOT.
Te Chicago heeft de heer Wannestand een
eersten prijs van uitmuntendheid behaald,
toegewezen aan denbesten echtgenoot.
Onder al zijn hoedanigheden worden de
volgende opgesomd:
1. Hij is des morgens goed geluimd.
2. Hij laat zijn vrouw de uitgaven voor de
huishouding regelen, zonder haar ooit een
opmerking te maken.
3. Hij zegt, dat zijn vrouw beter kan koken
dan zijn moeder.
De rol van de dag- en weekbladen.
De Quaestie der Prijzen.
(Van onzen Brusselschcn correspondent)
Een machtüye factor ter verspreiding van
den Franschen geest en ter bekendmaking
van het Fransche standpunt in België zijn
de dag- en weekbladen. De consumptie hier
van is zoo enorm, dat het Parijsche dagblad
„Le Journal" het de moeite waard acht om
een speciale Belgische editie te drukken met
Belgisch nieuws. Maar de Fransche kranten
doen dan ook iets om dat contact met België
te behouden en te bevestigen. Zij doen na
melijk iets zeer belangrijks: zij maken een
specialen prijs voor België. Een nummer dat
in Frankrijk dertig Fransche een timen kost,
kost in Brussel dertig Belgische centimen.
hetgeen een reductie van ongeveer 30 pet. be-
teekent. De dagbladdirecties brengen dus zeer
belangrijke offers ten bate van de nationale
propaganda.
Het gevolg hiervan is een phenomenale ver
spreiding van Fransche dagbladlectuur.
Wanneer men de import-getallen hoort van
„Le Matin", ,Jte Journal", JLTntr ansigean t"
aan staat men versteld. In het geheel worden
dagelijks vele honderdduizenden exemplaren
van Fransche kranten in België verkocht en
gelezen.
Ik behoef niet te zeggen van welk een on
bepaalbaar grooten invloed dit is op de
mentaliteit van het volk. Deze Fransche in
vasie belet niet dat er ook Belgische kran
ten als „Le Soir", „La Nation Beige", .Da
Dernière Heure" en „Het Laatste nieuws"
groote oplagen hebben. Dit is mogelijk door
dat hen hier gemakkelijk twee of drie kran
ten per dag koopt. Iemand die een Belgische
en een Fransche krant leest, besteedt daar
aan per dag de somma van zestig centimen.
zijnde vier cent. Hij kan dus twee zeer om
vangrijke bladen, a'.s ,.Le Soir" en ,i' Intran-
sigeant" bijvoorbeeld, hebben voor minder
dan de helft van wat bij ons een avondblad
enkel kost. De prijs van onze Hoilandsche
bladen maakt het dan ook ten eenenmale
onmogelijk, dat deze dezelfde functie in
België ten opzichte van de Vlamingen zou
den vervullen, als de Fransche ten opzichte
van de Fransch-sprekenden. Het is hier niet
de plaats en het valt buiten mijn bevoegd
heid om na te gaan waarom de Fransche
kranten zoo oneindig veel goedkooper zijn
dan de Nederlandsche. Ik constateer alleen
het feit en de funeste gevolgen er van voor
onze zaak.
Zeker, wanneer men in Brussel aankomt,
ziet men zoowel de venters als de kiosken
ruim voorzien van Hoilandsche bladen. Maar
deze worden vrij wel uitsluitend gekocht door
Nederlandsche toeristen, die altijd in vrij
groote getalen aanwezig zijn. De Vlamingen
d:e meestal niet tot het rijkste gedeelte der be
volking behooren, kunnen onmogelijk, twee
maal per dag, twee frank uittrekken voor het
genoegen om een Hollandsch orgaan te con
sulteeren. Voor de prijs van vier frank kan
men veertien dagen achter elkaar de Intran-
sigeant koopen, de krant die een der beste en
volledigste rubrieken Kunst en Letteren bezit.
Het gevolg daarvan is dat zelfs zeer goed
willende Vlamingen veel beter op de hoogte
zijn van het geestesleven in Parijs dan in
Amsterdam. Uitvoerige inlichtingen omtrent
nieuwe Fransche boeken krijgen zij dagelijks
onder de oogen. Om .bij'" te blijven voor
zoover het de Nederlandsche productie be
treft, moet men moeite doen en offers bren
gen.
Een belangrijke functie in het proces der
gallificatie hebben de weekbladen. Deze pu
blicaties. onderling verschillend van geest en
voor verschillende publieken toebereid, zijn
zonder uitzondering, in hun soort, voortref
felijk.
Dan zijn er nog de geïllustreerde week
bladen en de groote maandbladen en de hu
moristische pers. Er spoelt dus voortdurend
een immense stroom Fransche lectuur over
België. En dit op ieder gebied.
Terwijl wij van Fransche zijde een wel
overwogen en geconcentreerde actie zien.
welke ten doel heeft om Fransche lectuur
tot in de kleinste nesten te verspreiden, zien
wij dat van Nederlandsche zyde geen enkele
concessie wordt gedaan, maar dat men bo
vendien zich niet eens de moeite geeft om
verspreiding hier te zoeken. De prijskwestie
is natuurlijk een groote moeilijkheid, óók
wat het boek betreft. De uitnemende Fransche
boeken goed geïllustreerd koopt men hier
voor vijf en dertig cent, zestig cent, negen
tig cent. terwijl een roman den prijs van één
gulden tachtig nooit overschrijdt. Zoodra men
echter Vlaamsen wil lezen, en speciaal Hoi
landsche auteurs, dan moet men toch al
gauw twee gulden vijftig, drie gulden negen
tig en zelfs vijf of zeven gulden neertellen.
Ik weet heel goed dat de uitvoering van onze
boeken dan veel degelijker en fraaier is, maar
dat interesseert het groote publiek der lezers
niet, en zeker hier in België niet. Zij. die op
de hoogte zijn van de Vlaamsche boekhandel
situatie, beweren allen zonder uitzondering
dat de uiterste prijs welke men voor een boek
geeft overeenkomt met den prijs van een
kilogram tabak, dat wil zeggen varieerende
tusschen vier en twintig en dertig frank.
Twee gulden is dus het maximum en boeken
dit dat maximum overschrijden zullen nooit
een oplage van belang in Vlaanderen kunnen
behalen. Men hunkert er naar goede boeken
maar: ze moeten goedkoop zijn!
Van een recente uitgave van Streuvels
„Werkmenschen", zeer behoorlijk uitgevoerd,
werden in een minimum van tijd. vijftien a
twintigduizend exemplaren verkocht. Maar dit
boek kostte dan ook slechts tien frank of
zeventig cent. Door de fabelachtige prijzen
van het Nederlandsche boek is er na de oorlog
een Vlaamsche uitgeverij ontstaan welke
reeds verschillende goede degelijke firma's
telt. Ook hier is dus het contact en de wis
selwerking met Nederland vrij wel verbro
ken.
Wanneer men in de gelegenheid is om te
zien, niet zoo eens door een toevallig reisje
maar door een permanent verblijf, hoe vol
ledig na den oorlog Vlaanderen van Neder
land vervreemd is. en hoe dat splijtlngswerk
van zelf doorzet, aan kan men niet anders
doen dan het van ganscher harte betreuren,
dat van Nederlandsche zijde niets, letterlijk
niets wordt gedaan tegenover de Fransche
propaganda, welke onafgebroken en intensief
wondt voortgezet.
Noch tooneelgezelschappen, noch sprekers,
noch goedkoope publicaties, noch persoonlijk
contact: niets uit Nederland steunt de Vla
mingen in den strijd voor de Nederlandsche
cultuur in België.
Als een groote natie als Frankrijk het niet
versmaadt, het hof te maken aan een handje
vol Franschsprekende Belgen, zou. dunkt mij
een land met een beperkt taalgebied als Ne
derland alle zeilen moeten bijzetten, om vier
millioen V.aamsch sprekende Belgen steeds
meer op te voeden en hun land te maken tot
een afzetgebied voor onze geestelijke goede
ren. Hiertegen kan geen enkel bezwaar be
staan zoolang men tact genoeg toont om in
die geestelijke actie geen politieke elemen
ten te mengen.
De laatste vraag is een vraag, die ik mij
zelf al dikwijls gesteld heb zonder een ant
woord te vinden: Waaruit komt die. bijna
misdadige, onverschilligheid der Nederlanders
voor geestelijke expansie voort?
Zou mer. de waarde niet beseffen? Zou men
bang zyn? Zou men de Vlamingen domweg
onderschatten? Ik weet het niet. Maar ik
weet wél aa: er een groot nationaal belang
op schandelijke wijze verwaarloosd word;,
op een terrein waarop met betrekkelijk ge
ringe middelen een goed en duurzaam resul
taat te bereiken zou zijn.
J. GRESHQfY.
4. Hij komt stipt op het uur van de maal
tijden.
5. Hij is vriendelijk in gezelschap en tegen
over zijn echtgenoote.
6. Hij is een goed beoordeelaar van vrou
welijke schoonheid
7. Hij is edelmoedig en heeft een uitmun
tend karakter.
8. Hij houdt meer van zijn tehuis dan van
zijn club.
Gegevens over Ben Hut.
De film thans in geluidseditie uitgebracht
De film Ben Hur-met Ramon Novarro wordt
opnieuw uitgebracht, thans in geluidseditie.
Fred Niblo. de regisseur deelt enkele gegevens
van de opnemingen mede en zegt er over:
„Meer dan drie jaar heb ik noodig gehad
voor de verfilming van Lewis Wallace's roman
„Ben Hur". Anderhalf jaar duurden do voor
bereidingen en de opnemingen op de histori
sche plekken van Italië, en die in de studio's
eveneens 1 12 jaar.
Niet minder dan 650 K.M. negatief-film
werd gebruikt. Slechts 300 K.M. hiervan werd
goedgekeurd voor positieve afdrukken en
deze enorme film. die uit 14 millioen beeld
jes bestond, moest bekort worden tot een ge
heel.
Dagen lang zijn wij hiermede bezig ge
weest en het viel soms zeel- zwaar, sommige
schitterende scènes uit de film te knippen om
een eindresultaat van bijna 4 K.M. te krijgen.
Na wekenlangen arbeid waren wij met ons
werk klaar. Voor iederen meter, die u thans
ziet. werd bijna 160 Meter opgenomen.
Dit waren de voorbereidingen voor de film,
die ruim vijf jaar geleden het publiek der
geheele wereld in verrukking bracht. Thans
komt Ben Hur terug, vernieuwd door toepas
sing der moderne geluidstechniek".
Vier maanden lang werd in Californië ge
werkt om het Circus Maximus van Antiochia
te reproduceerén naar gegevens betreffende
de afmetingen en foto's van beeldhouwwer
ken en dergelijke. Het circus was 500 meter
lang en 50 meter hoog en in de arena be
vonden zich standbeelden van gladiatoren,
die twaalf meter hoog waren.
Dag in dag uit oefenden twaalf menners
met hun vierspannen zich op de renbaan.
Duizenden toeschouwers stroomden uit Hol
lywood en Los Angelos toe om de wedrennen
te bewonderen.
En toen kwam de dag van de opnamen.
Honderdduizenden figuranten verdrongen
zich in de loges en op de galerijen van het
circus. Fred Niblo leidde het reusachtige spel
van een 30 meter hoogc commandotoren af
met behulp van luidsprekers signalen en
telefoons. Meer dan 1200 electrische leidingen
waren voor deze opnemingen gelegd, 40 ca
mera's werden gebruikt. Gedeeltelijk waren
deze opgesteld in ondergrondsche ruimten,
waardoor zij de wagëns van onderen fotogra
feerden, sommige opnamen werden uit vlieg
tuigen gemaakt en naast de paarden reden
auto's met operateurs en camera's.
Een van de grootste scènes uit deze film is
de zeeslag. Een scheepswerf in Livorno kreeg
van Metro Goldwyn Mayer de opdracht naar
Juiste gegeven de Romeinsche vloot en roo-
vcrsgaleien te herbouwen. Het waren echte,
zeewaardige schepen. Volgens de scenario
moest het vlagge-schip der Romeinen geramd
geënterd en in brand gestoken worden. De
matrozen, die hierbij als figuranten optra
den. kregen voor de laatste minuten, dat zij
op het brandende schip doorbrachten dubbel
uitbetaald en eerst op het laatste moment
sprongen zij in het water om zich zwemmen
de te redden.
Van een groot vlot af verfilmde Fred Niblo
deze scènes, waarbij sommige apparaten bij
na twaalf meter boven de woelige zee uitsta
ken. In het menschengewoel stonden even
eens operateurs. Zij hingen in manden tus
schen de tuigage.
Het effect van den zeeslag Ls versterkt door
het geluid van het water, het breken der
planken, het geschreeuw der vechtenden en
bij de wagenrennen door het gejuich van de
menigte, het snuiven der paarden en het ge
luid van de rennende hoeven.
ANNA MAY WONG.
Anna May Wor.g, de bekende film actrice,
die we kort geieden nog in de Sjanghai Ex
press konden bewonderen, heeft door haar
schoonheid zelfs de eerwaardige geleerden
der Universiteit te Peking zóó getroffen, dat
eenlgen hunner hebben voorgesteld, haar we
gens haar wereld-propaganda voor de be
koorlijkheid van de Chincesche vrouw tot
doctor honoris causa te benoemen.