RIVIERA. ONS EIGEN LAND. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD H.D. VERTELLING FILMNIEUWS. ZATERDAG 21 MEI 1932 mm VIERDE BLAD DE STAD GOEREE. Nu is het een verlaten, stil plaatsje, de oude Goeree en Overflakkee; vroeger was het een machtige, welvarende stad. 't Schijnt, dat er reeds omstreeks 1050 sprake was van een stad Goeree; tenminste dat beweert- Reigersber gen in zijn Cronijck van Zeelandt. Ook was Goeree vóór 1248 een afzonderlijk graaf schap; in genoemd jaar ging het over aan Otto, bisschop van Utrecht. Zeker is het. dat in die vroegere tijden de stad al een vrij groote macht had; in 1312, 1330 en 1331 kreeg het bijzondere keuren in '31 zelfs een wekeiijkschen marktdag met de verplichting voor alle inwoners van West- voorne om hun vruchten en vee eerst op de Goereesche markt te brengen, eer zij die ergens anders verkochten; natuurlijk had dit op den bloei van de stad een gunstige®, in vloed! Het spreekt vanzelf, dat de stad oudtijds muren en poorten had: van de vijf poorten is er nu echter geen één meer over. Er waren verder wijken voor de vissc'ners, de Pieter straat vol „schoone en kostelijke huizen", de markt, en niet te vergeten de haven. Want de vischvangst was een voorname bron van inkomsten .In 1415 begon men al haringbuizen te bouwen, en in 1493 z.g. „vischhoekerschepen", die voor langere reizen bestemd waren. Vanzelf zon men toen op een middel om de visch langer versch te houden; zoo kwam het inzouten van haring en kabeljauw in gebruik, waarvan de Goereërs zich graag de uitvinders noemen. Later kwam toen do koopvaardij op; de handel liep op Frankrijk, Engeland, de Oostzee en zelfs Scandinavië. Natuurlijk had dit groote wel vaart ^tengevolge. Toch scheen de Stad nog als zóó afge legen te worden beschouwd, dat men in 1620 aan een schoonzoon van Van Olden- bameveldt, beticht van het schrijven van „staatsgevaarlijke" brieven, geen 'beter ver banningsoord kon aanwijzen dan Goeree! De stad heeft anders veel te verduren ge had; geen wonder, een zoo rijke stad was voor zeeroovers en ander gespuis een goede buit. Dat begon al in 1418, toen Goeree to taal werd afgebrand door de troepen van Jan IV van Brabant, die in dat jaar Dordrecht belegerde. Drie jaar later men had de stad ternauwernood weer opgebouwd kwam de grootste vijand van onze eilanders op zetten: het water; het ondermijnde en ver woestte de stadsmuren en sloeg ook van de duinen een groot stuk weg. In 1428 door stond Goeree een beleg van de Zevenbergers; in 1430 werd toen de stad beter versterkt met do bovengenoemde vijf poorten en nieuwe muren. En zoo is het steeds doorge gaan. Eigenlijk zelfs al vóór 1418, maar toen was het den vijanden nog niet- zoo te doen om rijkdommen. We vinden melding gemaakt van een dijkbreuk in 1283, en een gecombi neerde storm en plundering (door den hertog van Brabant) in 1304. In 1475 viel een strijd met de zeeroovers; in 1482 brandde de stad nogmaals af. De vrouwen van Goeree wisten in 1490 de Hoekschen, die een aanval op de stad deden, terug te slaan met pek en kokende olie. In 1530 volgde weer een storm, overstrooming, daarna pest en zware sterfte. Ook de Allerheiligenvloed van 1570 berokkende Goeree veel schade. In 1572 haalt. Goeree als een van de eersten na Den Briel de Water geuzen binnen. In 1604 slaat het stadje een aanval terug van den Admiraal van Antwerpen. Jacob Jacobsz. Boey. Daarna is het althans met de belegeringen vrijwel gedaan; na 1618 vin den wij bijna uitsluitend natuurrampen ver meld. overstroomingen en dijkbreuk. In 1781 en volgende jaren vreesden de Staten voor het verlies van Goeree (Engelsche oorlog) en versterkten het daarom met kazernes en batterijen; in 1794 komen zij weer van pas en in den Franschen tijd wordt een en ander nog versterkt Na 1813 is al dit voorbij en worden de verdedigingswerken gesloopt. Het verval van Goeree als koop- en vis- schersstad begint echter al heel spoedig na 1500. De stroomen verzanden en slibben dicht; de handel verloopt. Daardoor ook Is het de stad niet meer mogelijk, de afvaar diging van een burgemeester en een raadslid naar de landsvergadering te zenden. De in vloed op de landsregeering wordt daardoor nihil. Alleen in 1609, bij de onderhandelingen over het Twaalfjarig Bestand, zond de stad Goeree nog éénmaal een afgevaardigde. Wel mag van Goeree gezegd worden: „Soo ooit hier eenige Stad zoo dikwijls werd bezocht Van vijanden geplaagd, van water, vuur. gerocht, Goeree, gij hebt uw deel van al dees zware plagen Wie kan er, meer dan gij. dien last zoo hard verdragen?" Tot slot geef ik nog een oud gedicht op het inzouten der haring: „Siet hier een loflick wcrck, bij Goeree eerst versonn.cn. Hoe dat men Kabeljauw en Haring sout in tonnen. En die vervoeren kan tot meenlgh Koningrijck. Een konst, vorwaar, een konst. en niemant haers gelijck, Die *t eerder kon dan sij, het is bij haar begonnen, Daer mee soo meenich Schat en Rijckdom wordt gewonnen. Den Haringh spant de Kroon, een ieder wil'" er aen. Siet hoe er meenich Last naer Vxankrijck nu wel gaen. Dn ook naar Polen, Denemarken ende Sweeden, Naar Brabant, Vlaenderen, en haare groote Steden. Itaeljen, Spanjen. Portugal ende Toskane, Den Haringh, sou'te Vis; bij hoer seer aangename; Soo dat den Haringh nu vervoert, wordt op het endt, Soo ver den Oceaan den Stierman is bekent". (J. REIGERSBERG). Toch is het bijna niet meer te gelooven, dat al die oude, verlaten stadjes. Veere, de Zuiderzeeplaatsen, en ook Goeree, zoo'n roemrijk verleden gehad hebben! Gewoontemenschen. E. TEMPLE THURSTON De figuur van Miss Constantia Martingale was een bijzonder respectabele figuur, en Miss Constantia Martingale was een dame, die van het inkomen, dat ze trok uit een paar huizen, die ze bezat in het West End van Londen, heel respectabel leefde in één van de respectabele zijstraten van de Brixton Road. Zoo aan den voorkant bezien, vertoonde No. 15 alle dingen, waarmee de mensch ge woonlijk zijn respectabiliteit pleegt uit te drukken, te weten stijve kanten gordijnen en de eeuwige aspidistra in zijn geglazuurde aardewerkpot voor het raam, die zoo stond dat zijn bladeren net te voorschijn kwamen tusschen de gordijnen. De belknop was altijd zorgvuldig gepoetst, de stoep was altijd keu rig wit en schoon. Als er ooit op Zondag muziek door de ramen naar buiten klonk, dan waren het de klanken van één van de twee psalmen die Miss Constantia te voor schijn kon halen uit haar antieke piano, waarin je het geluid van de neervallende hamertjes en het getril van de snaren even duidelijk hoorde als de muziek zelf. En het achtertuintje was, hoewel Miss Con stantia heelemaal niets van tuinieren kende, altijd proper in orde met zijn vierkantje van gras en zijn rand van laurierboompjes. Iede re veertien dagen kwam een man uit de buurt twee kostelijke uren besteden aan het onderhoud ervan. In Morpeth Road in Brixton werd Miss Constantia beschouwd als minstens even res pectabel als elk van de vijf en twintig an dere respectabele families, die aan de buurt haar cachet van volkomen onberispelijkheid gaven. Die kanten gordijnen, die gepoetste belknop, zelfs die twee psalmen, en speciaal haar Zondagsche kerkgangen waren zoo ver groeid met Miss Constantia's leven, dat ze, als men ze haar ooit ontnomen had, waar schijnlijk het gevoel zou hebben gehad of de wereld om haar instortte. Toch gansch en al vulden ze haar leven niet. Ze hield er nog één gewoonte op na. en zonder die zou ze zich waarschijnlijk* even ongelukkig hebben gevoeld als zonder de atmosfeer in Morpeth Road. Ieder kwartaal was het haar gewoonte om naar het West End te gaan om haar huur op te halen. Dat deed ze uit zuinigheid. Ze had het lang geleden heel zorgvuldig bij zich zelf overlegd, dat het dwaas zou zijn om een gedeelte van haar inkomen te betalen aan iemand, die hét ophaalde, als ze het mak kelijk zelf kon doen. Eén dag ieder kwartaal was niet zoo erg om haar dierbare Morpeth Road en zijn respectabiliteit voor een poosje te verlaten De huren, die ze moest ophalen, waxen van winkels, die dicht bij elkaar lagen, num mer vijftien tot nummer eenentwintig, alle maal in dezelfde straat. Ze hoefde maar van den ééne naar den andere te loopen, met haar zwarte zijden tasch aan haar arm, als of ze een huisvrouw was, die haar dagelijk- sche boodschappen deed. En de menschen waren heel beleefd tegen haar. Ze hadden natuurlijk dadelijk gezien, dat ze heel respectabel was. Nog nooit, in al die jaren dat ze zelf haar huren opge haald had, waren ze onbeleefd tegen haar ge weest. „Daar is de huisjuffrouw", zeiden ze tegen elkaar, als ze haar trouw iederen eersten kwartaaldag binnen zagen komen, maar ze spraken haar nooit anders aan dan als Miss Martingale. En ze inde haar kleine bedragjes aan geld, stopte elk voorzichtig in haar zijden tasch en ging weg om niet weer gezien te worden tot den volgenden eersten dag van het kwar taal. Ze wisten vaag, dat ze in Brixton woon de. Sommigen van hen hadden haar adres voor als ze haar moesten schrijven over re paraties. Niemand was ooit zoo nieuwsgierig geweest, dat hij naar Morpeth Road No. 15 was gaan kijken en dan zouden ze daax ook alleen nog maar de bevestiging van hun eigen ideeën omtrent haar respectabiliteit hebben gevonden. Gewoonlijk verliet ze de buurt te voet, en aangezien het dan ongeveer drie uur in den middag was. ging ze naar één van die hon derden banketbakkers, die hun winkel voor zien hebben van een lunchroom, zonder dat ze ooit het air van een restaurant aannemen. En daar ging Miss Martingale aan een ta feltje achterin zitten, en bestelde twee brood jes met ham en een glas port. Het was goed- koope port. maar zoet en sterk. Men kan nu eenmaal niet anders verwachten in een lunchroom. Maar Miss Martingale had niet veel verstand van wijn en ze vond de port er lekker omdat- hij zoet en sterk was. En terwijl zc de tractatie verorberde, legde ze haar zijden tasch op tafel, en begon, met behulp van een klein notitieboekje, waarin ze de verschillende getallen opschreef, voor de tweede maal dien dag haar geld na te tellen. Ze was gewoonlijk nog aan het werk. lang nadat de broodjes met ham en de port op waren. Administratie was niet haar sterke punt, en haar berekeningen faalden steeds v/eer. Er moest vermenigvuldigd en opgeteld en gedeeld worden, en haar vingers tikten op de tafel-met-een-zeiltje erover tot ze pijn deden. Het was de meest natuurlijke zaak van de wereld, dat ze, terwijl ze nog zoo bezig was. een tweede glas port nam. Het maakte, dat het werk vlotter ging. Het maakte haar pret tig warm en helder en haar hersens vreese- lijk pienter en vief, zoodat optellen en verme nigvuldigen en aftrekken bijna kinderwerk werden. „Ik geloof nooit, dat ik er komen zou zon der mijn tweede glas", zei ze dikwijls tegen het meisje, dat haar bediende, en dat was ongetwijfeld waar. Het maakte haar niet al leen veel vlugger met haar berekeningen, maar het liet ook een heerlijk gevoel van loomheid na; een gevoel, dat dat hoekje achterin de lunchroom het verrukkelijkste plekje op aarde was; het gevoel, dat het heerlijk zou zijn om daar heel lang te blij ven. dat er in de wereld eigenlijk weinig treurigs was. cn dat Morpeth Road No. 15 een beetje vervelend was, als je het hierbij vergeleek, maar dat het gelukkig wel heel ver weg leek. Ze overpeinsde die heerlijke gevoelens al tijd een poosje, betastte steeds weer haar leege glas, maar ten slotte wenkte ze altijd weer het mcisjee en altijd weer zei ze. alsof ze het nog niet heelemaal met zichzelf eens was: „Ik geloof, dat ik nog maar een glas neem". Eens in de drie maanden wordt er voor een zekeren magistraat in één van de recht banken een oud, ongetrouwd dametje ge bracht, dat „in verregaanden staat" gevon den is op een trottoir, of in een portiekje. Ze maakt het niemand ooit lastig. Hoewel het moeite kost haar op te brengen, is dat nooit, omdat ze zich verzet, en op het poli tiebureau waar zc den nacht doorbrengt, ge draagt. ze zich altijd volmaakt. „Wat ze ook doet", zei één der agenten bij gelegenheid, ..ze doet het respectabel". De eerste drie keer nam zc het werkelijk heel treurig op. toen ze 's morgens ontdekte, waar ze was. Met tranen op haar wangen smeekte ze hen, om het alsjeblieft uit de kranten te houden. Ze lachten haar uit. „Een mensch zou denken, dat u de vrouw- van een minister was", zeiden ze. „D'r zijn er vanochtend dertig zooals u". „Maar ik woon in Morpeth Road, in Brix ton, ziet. u", legde ze door haar tranen heen uit. „Als ze het daar wisten „Zorg nou maar eerst, dat je in Bucking ham Palace komt te wonen", zeiden ze, „en tob er dan eens over!" Aan den rechter gaf ze, nog huilende, op welke verontschuldigingen ze had. Hij had net den tijd om te luisteren naar wat ze zei, en knikte toen. „Huur ophalen plotselinge toevloed van geld vijf shilling boete de volgende". Het was kort maar krachtig. Bij nader inzien was ze er dankbaar om. Zoo trok het ten minste de aandacht niet. Maar waar schijnlijk verkleinde het in haar eigen oogen het vergrijp aanmerkelijk. Ze zei tegen zich zelf, toen ze naar huis ging: „Zoo zouden ze het in Morpeth Road niet opvatten". Twee of drie kwartalen later, toen ze voor den tweeden keer verscheen, keek de rechter haar scherp aan. „Spijt mc u terug te zien", zei hij. „Huur?" „Ja", zei ze, dezen keer alleen maar snui vende. „Sj! Sj! SjjVijf shilling. De volgende". Den derden keer zei hij alleen maar: „Huur?" En zoo werd het in die rechtzaal de ge woonte om vier maal in het jaar Miss Con stantia Martingale te vonnissen wegens „ver regaanden staat", en iederen eersten kwar taaldag zei ze tegen haar meisje, voordat ze wegging: „Ik blijf vannacht bij een vriendin in Lon den logeeren". En toen zag de rechter eens op een zeer ongewonen dag, tusschen October en Kerst mis, Miss Constantia Martingale voor zich verschijnen. „U?" zei hij. Ze boog het hoofd. „Maar in November hoeft u geen huur op te halen". „Ik moest", zei ze bevend, „over een paar reparaties spreken". De rechter ging rechtop zitten, en zijn oogen keken vrecselijk streng tenminste als men er het twinkeltjc niet in zag. „Reparaties!" zei hij. „Nee, dat gaat niet. We hebben aangenomen, dat het een drie- maandelijksche gewoonte bij u is. maar geen kwestie van herhaalde dronkenschap. Een volgenden keer komt u alleen maar een knop voor uw achterdeur koopen. Zoo houdt het nooit op. Huur, ja maar reparaties, nee! Reparaties kan ik niet toelaten. Drie dagen de volgende!" Toen Miss Constantia na drie dagen terug kwam, vertelde ze aan haar dienstmeisje, dat haar vriendin toch zoo aangedrongen had.. „Maar ik moet je niet zoo lang meer al leen laten", zei ze. „Het is niet goed. Het kan niet goed zijn. Ik zal niet langer dan één nacht weg blijven". RADIO-PARIS VERSTERKT. Ondanks de onlangs plaats gehad hebben de versterking van den zender Radio Parijs, is het optreden van dit station in den Euro- peeschen aether toch niet verbluffend ge weest. Wij vernemen, dat belangrijke ver anderingen aangebracht worden, waardoor als resultaat een veel sterker uitstraling zal worden verkregen. Er zullen nieuwe zend- lampen worden gemonteerd, waardoor het uiteindelijk vermogen verdubbeld zal wor den. Binnen enkele weken zal het station kunnen zenden met een antennevermogen van 120 K.W. PUZZLES VAN DEN ZOMERTIJD. Terwijl bij ons de zomertijd op 22 Mei in gaat. is in Frankrijk en België de klok in den nacht van 2 op 3 April al een uur vooruit- gezet. In Engeland geschiedde dit op 23 April. Dit gebrek aan uniforme regeling heeft vele complicaties meegebracht, die echter verdwe nen zullen zijn. als in alle landen de zomer tijd is ingegaan. Echter blijven er landen en streken over, die geen zomertijd aannemen. Zoo bestaat in gedeelten van Canada en de Vereenigde Staten een „plaatselijke keus" op dit gebied en terwijl op sommige plaatsen de klok wel den zomertijd aanwijst, doet ze dat elders weer niet. Ir. het algemeen kan men zeggen, dat de steden daar den zomertijd acceptee ren en het platteland niet. Dat moet niets van die „nieuwigheid" hebben. En het ge volg is een groote verwarring op vele punten, Het valt niet mee, om van Menton uit Nico en de echte Provenqaalsche boui-aboi&so of bouillabaisse te bereiken, hoewel he; maar een afstand van ruim een half uur is. en hoewel men er komen kan langs drie wegen, de één al mooier dan de andere. De één al mooier dan de andere maar dat is het hem juist! Er leiden drie wegen van Menton, dwars over en door de flanken van de Alpcs Mari- times, die hier zoo dicht aan de kus: liggen, dat ze zonder vlakte of strand regelrecht het blauwe, lokkende water induiken, naar Nico: de Grande Corniche, op de plaats, waar een maal de oude via Aurelia van de Romeinen liep. en die later door den strateeg bij uit nemendheid Napoleon gereconstrueerd werd. de Moyenne Corniche er onder, levenswerk van den prefect André Joly, en de petite Corniche weer daaronder, de oude kustweg, de minst populaire, de minst grootsche, maar de toch soms wel heel lieflijke. En wij, wij ongelukkigen. die niet wisten, wat we begonnen, kregen het op een goeden dag in ons hoofd om naar Nice te willen, en daar in dc oude stad. precies zooals het hoort in een niet al te schoon, maar wel schilder achtig kroegje bouillabaisse te eten. het be roemde. krachtige soepje van hier. dat men eigenlijk, als men het heelemaal in stijl wil doen, behoort op te slurpen in een zeemans kroegje in de havenbuurt van Marseille, maar dat. toch ook in Nice, de blanke stad aan de Baie des Anges. duchtig smaken kan We gingen naar Nice, en probeerden het eerst te bereiken langs de Grand" Corniche Niet, dat. we het bereikten We bleven ste ken in de bergen hoog boven Monte Carlo, waar La Turbie. het oude stadje met zijn Romeinsche trofee, opgericht door keizer Augustinus ter cere van zijn overwinning op de „barbaren", de woeste volken uit de lan den om de Noord- en Oostzee, zich genesteld heeft op een onneembaar rotsbrok. en zich heerlijk veilig onder zijn rcusachtigen Ro- meinschen toren ligt te koesteren in de war me stralen, die de zon in milde hoeveelheid neerplenst op zijn oude huisjes Toen gingen we weer naar Nice, en omdat alle goede dingen uit drieën bestaan, bereik ten we het. ook toen niet. al namen wc de Petite Corniche onder langs dc zee, cn al kwamen we heel wat verder. We bleven ste ken in Beaulieu. dat kalm en vredig onder zijn palmen zijn reputatie van zéér aristo cratisch lustoord ligt op te houden, en we verdwaalden onzen goeden tijd onder de dennen en olijven van Cap Ferrat. en we gingen weer terug zonder Nice gezien en zijn bouillabaisse geproefd te hebben, cn waren niettegenstaande dat zoo tevreden! Op de rotsen van Cap Ferrat, slechts bereikbaar voor den zich aan pad noch weg storenden wandelaar, die zijn eigen gang gaat dwars door de geurige thym en brem en wolfs klauw, is het zoo goed zitten! Men staart een witte vlinder na, die over de blauwe zee droo- merig wegfladdert naar de witte rede van Villefranche aan den anderen kant, men haalt er de geuren van al dat. gegroel cn ge- bloei op, en een diepe tevredenheid stijgt op uit de diepste diepten van de ziel van elk mensch, dien het zalige lot van daar een beetje te zitten en een beetje te kijken, be schoren is, en met zijn hart vol zon en zijn oogen vol licht keert hij terug, vanwaar hij gekomen is en vergeet het gansche Nico en zijn bouillabaisse, waarvoor hij toch ge gaan is. Evenwel we kwamen er wel! Den derden keer. op een dag. die zoo warm was, dat de huizen wit gloeiend vuursteen leken en het asfalt als dikke lava deinde en inzakte on der de duizenden voeten, die zich er over haastten. Wat deert het? Nice is niet voor niets de stad, waar het eeuwig kermis lijkt te zijn, en de Nicois is niet voor niets de leu- Naar Nice cn de echte Bouillabaisse. tige kerel, die van den vroegen ochtend tot den laten avond om niets plezier heeft, om het minste grapje driedubbel slaat van het lachen, zich kletsend op dc dijen mept. en links en rechts stompen uitdeelt van pure vreugde, en die bij eer. werkelijk goede mop zich tranen met tuiten huilend op een bank je laat vallen, en daar tien zalige dooden sterft van benauwdheid. Dat oude Nice, dat wel kwalijk ruikt, maar dat ook zoo fijn schilderachtig is. dat met iedere bocht, bij iedere helling of trap in zijn nauwe, hooge pijpenladen van straatjes, waarin tot op de zesde verdieping de waseh fladderend te drocen hangt en het uitzicht op het toch al kleine reetje blauwe hemel, dat er nog over was. beneemt, nieuwe ver rukkelijke hoeken en gaatjes biedt! Een stel vrouwen met alle kleuren van den regenboog aan. en zwarte omslagdoeken over de hoofden, staat kakelend om een ge weldigen stcencn. in dé straat, gebouwden waterbak de wasch te doen; het gekijf van haar stemmen kaatst tot drie maal toe terug tegen de witte muren van de hooge hulzen, en drijft ten slotte als een peuterig stukje stadslawaai den hoogen hemel in. Drie treden verder zit een omvangrijke vrouw met haar handen breed uit op haar heupen op don drempel van haar huis te converseeren met dc overbuurvrouw van zes hoog. die niet zichtbaar is. omdat, dc wasch van „Ie mart" uit haar raam hangt; door de straat kletsen de bloote voeten van een paar heel vuile, maar ook heel knappe italiaansche kinde ren, die zich opperst tevreden betoonen met hun stuk brood met lekkere pissaladtère, een soort van gezouten ansjovispapje, dat hier de plaats van boter inneemt bij de „beter gesitueerden" dan altijd! En ach. drie maal ach. die bouillabaisse! Wie ooit in Nice komt. en daar dwaalt door de oude stad. een beetje moe. en tamelijk hongerig, die stappe oaar het eerste het beste herbergje in, en klage zijn nood bij den zeker dikken, en- zeker van gastvrijheid overloopenden waard, en zegge, dat hij toch zoo graag eens bouillabaisse wil eten! Drie tegen één. dat hij glundert, en een kreet naar achteren geeft, waarop een even dikke waardin komt aangesneld, en dat zij niet zijn tweeën even konkelen, en dat ge vijf minu ten later met de waard aan uw linkerhand, en de waardin aan uw rechter, en drie grin nikende lanterfanters aan den anderen kant van de tafel een opperbeste bouillabaisse zit te eten, waarvan ge meteen het recept mee krijgt. èn de verzekering, dat, ge zeker een fijnen neus hebt. want dat. de bouillabaisse van Madame hier de beste bouillabaisse van heel Nice - wat zeg ik? -- uit de heele Pro vence is. „Smaakt hij naar saffiaan? De goeie bouillabaisse, madame, smaakt héél erg naar saffraan!" En snuivend en proe vend verzeker ik, dat hil waarlijk buitenge woon heerlijk naar saffraan smaakt. „En weet. ge nou, waar die van gemaakt wordt, madame, als hij goed is? Van de drie fijnste visschcn. die er bestaan. Congrc. rascasse, en grondib! Madame hier doet het zonder geen van de drie!" Ze zijn het waard, zoo'n drie maal her haalde poging, die oude stad Nice, en de bouillabaisse van de eerste de beste waardin, waarbij ge binnen komt vallen, en die de beste bouillabaisse van Provence maakt! En wie dan tot slot zijn twee of drie francs neer legt op het bloemenmarktje vlak achter de promenade, voor een bos geurige anjers of vergeetmijnietten, die hem belde armen vul len. die zal weten, waarom het. leven nog zoo slecht niet is in de goede stad Nice en waar om de Nicois. met een flinke bouillabaisse in zijn maag. en een anjer in zijn knoopsgat, de leutlgste mensch van de wereld is! WILLY VAN DER TAK. JEANNETTE MACDONALI). \';>A - v iÉLÏ Het had indertijd weinig gescheeld of Jeannette MacDonala. die wij kennen als eer. van de liefste zangeresjes van het witte doek had haar debuut gemaakt in een doodge wone sprekende film. en misschien zouden wij vandaag den dag nog niet geweten heb ben dat zij zingen kon. De goudharige schoone werd geboren te Philadelphia en kwam kcrsvcrsch van de schoolbanken bij het ballet. Haar eerste op treden had plaats in een revue in het Capito. Theater te New York. Haar eerste solo-partij, waarin ze wat te zingen had, was in de musical comedy „Lréne" Daarna kreeg ze een sprekende rol in de operette ..Tangerine". Zij had voortdurend succes en verwierf een hoofdrol in .De Tooverring", door middel van den impressario Savage. Daarna kwam belangrijk werk In de succes-operette „Boom Boom". Miss MacDonald was ce prima donna van de revue „Boom Boom", toen in Paramount'.- New York.sche studio begonnen werd met de film „Nothing but the Truth", de film die men In Duitsche versie Sn Nederland gezien heeft als „Heden kust Parijs". De Ameri- kaansche film zou echter een gewone comedie zonder liedjes worden, en men zocht een tegenspeelster voor Richard Dix. Jean net ie werd aangezocht om een proefopname te maken en men bood haar de rol aan. Jeannet te wilde die accepteeren. doch de produces van „Boom Boom" wenschten de revue in Chicago op te voeren, cn zij was contractueel verplicht om ook hier op te treden, zoodat het engagement afsprong. Kort na haar vertrek arriveerde Lubitsch in New York. Hij zocht een vrouwelijke tegen speelster voor Chevalier In „De Liefdesparade". Avond aan avond bezocht hij de diverse Broadway-theaters zonder iemand te vin den die hem voldeed. Ten einde raad begon nen de productieleiders in het studio alle oude proefopnamen voor Lubitsch af te draaien en hieronder bevond zich ook die van Jannette. „Dat is het meisje dat ik hebben moet", zuchtte Ernst, „als ze nu maar zingen kon". Toen men hem vertelde, dat zij zingen kon. en In Chicago optrad, vertrok hy nog denzelfden dag. bracht een bezoek aan „Boom Boom" cn telegrafeerde naar Holly wood om toestemming een contract met haar te sluiten. Vijf dagen nadat „Boom Boom" in Chicago geëindigd was. speelde Jeannette in Hollywood tegenover Chevalier. Jeannette heeft een heerlijke mezzo-sopraan stem. is ongetrouwd en Is dol op mooie kleeren. Ze houdt niet van huishoudelijke bezigheden, doch wel van paardrijden, zwom men en golfepelen. Ze heeft een prachtlgen bekroonden, spier - witten bulldog en een even witten kanarie vogel. Ze speelt goed plano, danst uitmun tend, doch houdt het meeste van zingen. Zc is bijgeloovig. rijdt zelf haar wagen en is liever alleen, dan in vervelend gezelschap. Voor de Paramount speelde ze met Maurice Chevalier cn uur met jou: voor Fox, Alles voor een man, met Reginald Denny.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 13