HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. VERZONKEN LANDEN. De reuzensoldaten van Frederik Willem I. Van alles en nog waf. Hoe het eens was. Hoe het geworden is. Gezicht op het Noorder Spaarne, van den Koudenhorn a/. Oude legenden. Wanneer we spreken over verzonken lan den, dan denken we in de eerste plaats aan de AtlantLs-Sage, die verhaalt van het legen darische, uitgestrekte land in den Atlantischen Oceaan, waar eens een machtig rijk zou hebben bestaan en zelfs gaat men zóó ver, dat dit Atlantis een-maakte verbinding vormde tusschen Amerika en Europa; toen de Span jaarden omstreeks het jaar 1500 die kusten van Amerika ontdekten, hoorden ze daar ver halen over het blanke ras, dat eenmaal uit liet Oosten terug zou komen na eeuiwen lang geleden te zijn weggetrokken en zoo zouden de Azteken en de Incas van Peru in het ge heel niet verwonderd geweest zijn, toen daar een vreemd en hooger ontwikkeld volk uit het Oosten kwam opzetten om hen te on denver pen. De Atlantis-theorie heeft al heel wat pen nen in beweging gebracht en wanneer wer kelijk nog eens zou kunnen worden bewe zen, dat daar in den Atlantischen Oceaan een groot rijk heeft bestaan, dan zou men tevens een heel stuk verder zijn in het verklaren van het verschijnsel, hoe rondom de Middel- landsche Zee verschillende merkwaardige resten van volksstammen worden aangetrof fen, want dan zouden de Basken, die op geen enkele wijze met Spanjaarden of Franschen verwant zijn, misschien een overblijfsel kunnen vormen van dit Atlantis-volk. even als de Berbers uit Noord-Afrika, die men vruchteloos getracht heeft ^ij eenigen beken den stam, onder te brengen Atlantis wordt het eerst genoemd door Plato in zijn Timaeus 24, waarin hij schrijft, hoe Egyptische priesters in gesprek met den wetgever Solon het hebben over een eiland, grooter dan Klein-Azië en Lybië tezamen en dat gelegen was buiten de Zuilen van Hercu les (de tegenwoordige straat van Gibraltar). Volgens deze Egyptische priesters zou Atlantis een dicht bevolkt, zeer rijk en machtig koninkrijk geweest zijn, welks legers ongeveer 9000 jaar vóór de geboorte van Solon de landen langs de Middellandsche Zee zouden zijn binnengevallen, terwijl alleen Athene den aanval zou hebben doorstaan en afgeslagen. In zijn Krito 108 schrijft Plato er nogmaals over, maar het is niet mogelijk eruit op te maken, in hoeverre de legende op fantasie berust of gebaseerd is op feiten, waarvan geen verdere vermelding bestaat. Middeleeuwsche schrijvers hebben de ge schiedenis overgenomen van de Arabieren en hielden ze voor waarheid, waarbij ze in hun geloof gesterkt werden door de talrijke soort gelijke volksverhalen over verdwenen landen xn de westelijke zee» en die op versohillcnde punten overeenstemming vertoonen met het verhaal over Atlantis: onder andere over sommige Grieksche eilanden, het Engelsche Avalon, het Portugeesche Antiiia of eiland der zeven steden, het Fransche Isle verte en ook het Portugeesche ILha Verdc, welk laatste voorkomt in talrijke volksverhalen van Gibraltar tot. aan de Hebriden. Al deze sagen dn verschillende talen gaven steeds nieuw voedsel aan de legende om trent Atlantis, dat ook vaak vereenzelvigd werd met het aardsche Paradijs. Tallooze theorieën zijn natuurlijk over Atlantis ten beste gegeven. Het werd iden tiek gehouden met Amerika, Skanddnavdë, met de Canarische eilanden, ja zelfs met Palestina. De voor- en tegenstanders waren talrijk. Zoo weaxl de waarheid van de legende onder andere aangenomen door Montaigne, Buf- fon en Voltaire. De tegenstanders vonden een aannemelijke verklaring in de theorie van Borcherod in zijn ,D>e Orbe novo non novo" (1885). waarin hij de mogelijkheid uitspreekt, dat schepen uit Phoenicië en Carthago door storm of stroom in den Atlantischen Oceaan uit hun richting zijn gedreven en Amerika hebben -bereikt, vandaar gelukkig zijn teruggekeerd en op deze wijze de sage van een verzonken land: Atlantis, deden ontstaan. Door de wetensohap wordt de Atlantis-sage niet aanvaard, ze beschouwt- ze als een hypo these. als een veronderstelling, die nog nim mer bewezen of bevestigd Is, doch dat neemt toch niet weg. dat het verhaal den mensche- lijken geest blijft boeien. Maar de volksoverlevering kent nog mec- dere verzonken landen, b.v. het land Lyon- nesse. het legendarische land bij de Zuid kust van Cornwall. Het speelt een rol in do Arthur-romans en vooral ook in Tristan en Isolde, terwijl het eveneens een groote plaats inneemt In de folklore van het land. In de oude Engelsche kronieken b.v, The Chronicon cn Chronicis van Florentius van Worcester (gestorven 1118), komt een nauw keurige beschrijving voor van den bloeion- den toestand van Lyonnesse en over zijn plot seling verdwijnen in de zee. Merkwaardig Is ln ieder geval, dat er, on afhankelijk van de geschiedenis van Lyon nesse, een oude overlevering bestaat, dat de Sclllv eilanden ten Zuid-Westen van Kaap Landsend (En-geland), eens -behoorden tot het vaste land van Cornwall. Ook de Indische Oceaan zou volgens de overlevering een maal grootendeels land ge weest zijn. dat zich zou hebben ult.geM.rekt tusschen Madagaskar aan de Oostkust van A Trika cn Sumatra, en noordwaarts tot pngclsch-Indië, Een van de bewijzen, die deze stelling moe ien bevestigen is, dat van de zoogenaamde halfapen of lemuridae, enkele soorten zoowel op Madagaskar als op de Indische eilanden worden aangetroffen. Het verzonken Lemuria zou het vaderland van deze dieren g-ewees' zijn, terwijl ook nog andere zoölogische en geografische verhoudingen zouden spreken ten gunste van deze theorie. Ook 's menschen stamland zou volgens sommigen hier gelegen hebben. Verzonken landen! Deze gedachte laat de fantasie vrij spel en onwillekeurig vragen wij ons af. waarom zou het onmogelijk zijn? Wat thans land Is, was vroeger zee en kan morgen opnieuw door het water worden op geslokt. Toen de Noordzee nog niet bestond, stroomde de Rijn door Engeland, waarom zouden geen groote rijken door het water kunnen zijn verzwolgen, waaraan de herin nering alleen -in sagen voor ons is bewaard gebleven? W. S. LANGS DE STRAAT. Bloemenvreugde. Omdat het Jongetje moe was. dreinde het. Dit doen vennoeide jongetjes altijd en het is daarom een bewijs van volmaakt onver dedigbaar optimisme om hen mee te nemen op een langen tocht. Ik kan me echter voor stellen, dat deze uitzonderlijk heldere mor gen bij de ouders de herinnering aan de ellende, steeds door het moeë zoontje ver oorzaakt, weggevaagd had. Het is ook moge lijk, dat het knaapje des morgens vroeg al gedreind had, niet omdat het moe was, maar omdat het mee wou en niet dadelijk zijn zin kreeg. „Moedèrr! Ik wil zoo'n blauw bosje!" „Stil nou, Wimpie. Je hebt al zooveel bloe men". „Ja, maar niet zulke blauwe": Wimpie kreeg zijn hyacinthen, toen-ie be loofd had niks meer te zullen vragen. Even rust. Dan: „Moe-oe! Geef me zoo'n gele slinger". „Nee. En hou nou je mond". „Toe nou. moe. Dan zal ik stil zijn". De gele slinger werd om zijn hals gewik keld. Met die gekleurde kraag zag hij eruit als Willem de Zwijger. Als een mislukte dan. Want deze Willem zweeg niet. „Moe! Het prikt zoo". „Doe ze dan om je stuur". „Nee. Ik wil ze om mijn hals houden". „Hou je nou nooit op?" „Jawel Moe, maar die jongen heeft bloe men in zijn spaken". „Krijg jij niet". „Ik krijg ook niks", drensde Wimpie. ,,'t Is net zoo mooi in je wiel. Ik moet het ook hebben". Toen trad de vader op. Dat hij de narcis sen tusschen r'- spaken wurmde, spreekt vanzelf. Maar i kneep Wimpie stevig ln z'n arm en uitte ti.iarbfi een hevige bedreiging, die indruk maakte: Wimpie bleef eenige mi nuten stil. „Zoo moet je 'm aanpakken", zei de vader. „Had dat dan eerder gedaan!" snauwde de moeder. Op dat oogenblik passeerden de ouders een ijsco-karret-je, alleen om even later daarnaar terug te keeren. Want Wimpie eischte zijn Ijsje op en vertikte het om verder te gaan. „Zoo moet je 'm aanpakken", hoonde de moeder. „Als jij 'm niet altijd verwend had poogde de vader. „Nou nog mooier! Als ik als jij... Maar ik hou niet van familietwisten en ik ben dus doorgefietst. Op weg naar Haarlem kwam ik nog een wagentje met augurken te gen en 'n karretje met sinaasappelen en ba- bananen en chocolade- en limonade-tentje. - In stilte heb ik toen de ouders sterkte toegewenscht. A. J. C. VI. SPAART UW OOGEN. Daar onze oogen van niet tc vervangen waarde voor ons zijn, is het noodig deze goed te verzorgen. Hier volgen een paar wenken welke wij altijd ter harte moeten nemen. Houdt het hoofd recht als ge leest. Houdt het boek op dertig centimeter af stand van Uw oogen. Zorgt ervoor, dat het licht voldoende en rustig is. Leest nooit bij slechte verlichting. Leest nooit een boek, dat sterk door de zon beschenen wordt. Gaat nooit met Uw gezicht in het licht zit ten als ge leest. Laat het licht van den achterkant of van links vallen. Leest zoo weinig mogelijk boeken die klein of slecht, gedrukt zijn. Laat Uw oogen even ru: ten door in de verte te kijken, als gij eenigen tijd achter el kander gelezen hebt. HET NOORDER SPAARNE. De vergelijking tusschen beide teekenlngen valt weer niet in het voordeel van het nieuwe uit! Noch de spoorbrug, noch het douche badhuis hebben dit punt verfraaid, maar het record staat ruimschoots op naam j van de stads-llllekerd. De teekening van den j ouden toestand werd omstreeks 1760 gemaakt De scheepvaart was toen ook veel levendi ger dan thans. 1 EEN KLIMAAT NAAR WENSCH - THUIS. Wij hebben al een kunstmatige zon, dank sij de Lampen, die Phoebus' stralen vervan - I gen. Nu komt een Am-erikaansoh blad ov.s berichten, dat wij ons thuis een verandering van klimaat zullen kunnen veroorloven. A'. j de verschillende bestanddeelen van eer. klimaat: warmte, vochtigheid, verhoudingen van zuurstof, ozon, stikstof, koolzuur, zullen wij kunnen samenvoegen, dank zij een toe stel, dat door een electriscben stroom geregeld wordt en waarin kleppen automatisch den warmtegraad of de samenstelling der lucht zooals die gewenscht wordt, leveren, zoodat een belangrijke wijziging daarvan onmoge lijk wordt. Ook de beweging van de lucht wordt automatisch geregeld. EEN VERMAARD DETECTIVE. Superintendent Cooper, een van de „big four" van Scotland Yard heeft den leef tijd van 60 jaar bereikt en ..gaat met pen sioen". Maar hij gaat nog niet op zijn lauwe ren rusten, hij sticht een particulier detec tive-bureau, waaraan o.a. ook inspecteur Selby die eveneens ontslag -heeft gevraagd, als lid van de „flying squad", zijn medewerking zal verleen-en. Cooper kan terugzien op een welbestede loopbaan. Zeer bekend is de wijze waarop hij er in is geslaagd, de dieven van het beroem de diamanten halssnoer, dat een waarde vertegenwoordigde van 2 millio-en gulden en aan wijlen Max Meyer toebehoorde, te ach terhalen. Cooper had zich als gewoon agent verkleed cn stelde zich op dn Hatton Gar den. de juwelierswijk van Londen, in de over tuiging, dat de dieven zouden trachten hun buit daar te gelde te maken. Zij zouden daarbij, zoo meende hij, wel letten op detec tives in burger, doch geen acht slaan op een gewonen „bobby". Hij slaagde er inderdaad in reeds na korten tijd op deze wijze de dieven in handen te krijgen. Een ander welbekend feit uit zijn veelbe wogen loopbaan is de wijze, waarop hij trachtte uit te vinden, waar het -hoofdkwar tier gevestigd was van de bandietenbende, die •het noorden van Londen terroriseerde. Als dokter vermomd, wist hij het huis binnen te komen, waar een der bendeleden met een wonde te bed lag. Hij verbond den man en wist diens pijnen te stillen, waarna hij spoe dig zijn vertrouwen had gewonnen en de ge- wenschte inlichtingen uit hem wiist te krij gen. Acht en veertig uur later zat de heele bende achter slot, en grendel. KUNT U DIT PLANKJE OOK WISSELEN? Deze nog al zonderlinge vraag zal men wel uitsluitend in het Noord-Amerikaansche stadje Tenino hooren en begrijpen, waar on langs voor de eerste maal in de geschiedenis van het geld- en muntwezen houten geld in omloop gebracht is. Het gaat hier om crisis noodgeld, waarop, men zich aangewezen zag, nadat tengevolge van het bankroet dier eenige plaatselijke bank groot gevaar dreigde, dat het economisch leven van het stadje zou lamgeslagen worden. Het nieuwe geld werd door de HandeLskamer gegarandeerd en was geldig -tot zes maanden nadat de ontwrichte bank weer gezond gemaakt was. Het zich in omloop bevindende bedrag is nu niet zoo heel groot: slechts 800 dollar in „coupures" van 1. 1.2 en 1/4 dollar. Deze eigenaardige munten bestaan uit twee zeer lichte, dunne, vierhoekige pijnboomenhout-plankjes met een blok papier er tusschen. Pijnboomenhout is namelijk een specialiteit van Tenino, waaruit zich de keus van deze stof voor het noodgeld laat verklaren. Natuurlijk hebben de verza melaars zich reeds op dit novum geworpen. Een „plankje" van nominaal 25 cents no teert nu al het vierdubbele en de koers gaat nog steeds op. Dit houten geld roept de her innering weer wakker aan andere zeldzame geldsoorten, zooals het ijzeren geld. dat ge- durenden den oorlog in Italië en Oostenrijk in omloop was. Eenige Saksische steden gaven toentertijd porceleinen geld uit, -ander geld van zink. Het eigenaardigste echter was wel het „noodgeld" van een koopman, die bij ge brek aan kleingeld bouillonblokjes als tegen waarde daarvan uitgaf. SLIMME POLITIEHONDEN. Er zijn ons een paar krasse staaltjes ter oore gekomen van het speurderstalent van de zestig politiehonden, die de Zuid-Afn- kaansche Unie bezit. Het is voorgekomen, dat een spoor over meer dan 15 K.M. afstand werd gevolgd, ja, zelfs heeft een hond eens kans gezien oen misdadiger op te sporen, wiens spoor al meer dan vier dagen oud was. Dit laatste geval speelde zich af bij een eenzame hofstede, waar twee personen hadden ingebroken. Bij het venster, waardoor zij naar binnen waren geklauterd, had men een paar voetsporen in het gras gevonden; dat was alles! Eerst vier dagen later trachtte men met behulp van een politiehond dc dieven te achtervolgen, welke poging dank zij den fijnen neus van den hond. inderdaad is geslaagd. Een even kras staaltje was de opsporing van een zwarten bediende, die tijdens de af wezigheid van zijn baas probeerde een on derzoek in te stellen naar den inhoud van diens brandkast- Toen hij de safe niet kon open krijgen, nam hij uit pure nijdigheid een ijzeren pot, een keteltje cn een zijden hoed mee. Drie dagen later volgde een po litiehond zijn spoor tot een dorp, 25 K.M. verwijderd van de plaats, waar de inbraak was gepleegd. Hier vonden men inderdaad den man, die met zijn gestolen „hoogen zij den" trotsch door het ne^erdorp kuierde. Vaak echter ontbreekt vrijwel elk spoor. Dan is het al voldoende als men een voor werp vindt, dat de dieven in handen hebben gehad, zooals een beitel of een ander Inbre kerswerktuig. Zoo slaagde een hond er het vorige jaar in, na aan een achtergelaten bei tel tc hebben gesnuffeld, niet- alleen den dief te vinden, die er zich van bediend had. maar tevens de plek waar hij zijn buit had begraven. Zooals het daar nu is. Frederik Willem I. koning van Pruisen, had een groote voorliefde voor de krijgs kunde, en alles wat daarmede samenhing. Zijn wensch was, een leger van groote, liefst buitengewoon groote soldaten te hebben en die natuurlijk „model" te drillen. Reeds als kroonprins trachtte hij voor zijn eigen in- fanterie-regiment te Wüsterhausen overal reuzen te werven, om als vleugelmannen dienst te doen in de garde-compagnie van het regiment. En later leidde deze liefhebbe rij tot het invoeren van de bekende „reuzen- garde". Ook het gewone leger bestond zooveel mo gelijk uit groote soldaten. De wervers, die overal in binnen- en buitenland op zoek waren naar lange menschen. gebruikten ieder middel om hun doel te bereiken. Of iemand wilde of niet, daar werd niet naar gevraagd! Ook gingen deze werf-officieren vaak lijnrecht tegen vroeger gedane ko ninklijke beloften in, wetend dat Frederik alles goedkeurde, als het maar leidde tot het winnen van nieuwe, lange recruten. Zoo stoorden de wervers zich b.v. niet aan de ko ninklijke uitvaardiging, dat studenten, vreemdelingen en kunstenaars niet aange worven zouden worden. Een student in de theologie te Halle werd opgelicht en zeer tegen zijn zin bij het leger ingedeeld. Alle protesten hielpen niets: de jongeman had het ongeluk, lang en goedgebouwd te zijn en maakte een goed figuur in het leger van den koning. Ook een It-aliaansch geestelijke, die even eens het ongeluk had, buitengewoon lang te zijn, werd eenvoudig „geschaakt" en bij de grenadiers ingedeeld! Alle pogingen om hem te bevrijden hielpen niets, en zelfs wist de koning op handige wijze een tweeden gees telijke uit Italië bij zijn grenadiers in te lijven. Waren dus de soldaten van het Pruisische leger in die dagen al allen „flink van stuk", de lijfgarde van den koning bestond uit ware reuzen. Het is te begrijpen, dat zulke groote soldaten niet allen in Dultschland ge vonden waren, en dat- de koninklijke wervers heel Europa doorzwierven om geschikte reu zen te vinden. Op zichzelf hadden de „reuzen" het niet kwaad. Ten eerste hoefden zij niet veel an ders te doen dan exerceeren, onder bevel van den koning zelf, die als kolonel aan het hoofd van zijn garde stond. Daar er tijdens de re geering van Frederik Willem I weinig oorlog gevoerd is, diende de lijfgarde meer als lief hebberij voor den koning, dan als een nood zakelijk onderdeel van een strijdvaardig leger. Daarbij was de koning, tyranniek en willekeurig zelfs als het zijn eigen kinderen betrof, tegenover zijn ..reuzen" steeds van een verwonderlijke lankmoedigheid. Een sol daat van de garde zoo niet spoedig ter dood veroordeeld worden het had immers te veel geld en moeite gekost om zoo'n reus te vinden! Natuurlijk mochten de soldaten niet tegen den krijgstucht zondigen, maar voor het overige zag Frederik veel door de vingers. Bekend is het geval van een van de langste vleugelmannen van het leger, die wegens diefstal van 6000 thaler (voor die dagen een groot bedrag) ter dood veroordeeld was, bui ten weten van den koning. Toen Frederik dit vernam, ranselde hij eigenhandig de rechters af, en begenadigde den langen soldaat. De uniform van de lijfgardp was hemels blauw met roode opslagen; vesten en broe ken geel. slobkousen wit. Als trommelslagers en pijpers deden Mooren dienst. De garde soldaten deden niet veel anders dan exercee ren, en daarbij verdienden de best-bezoldig den een inkomen van 16 tot 20 thaler per maand, wat voor die dagen een hooge soldij te noemen Is. De „aanschaffing" van een reus kostte gewoonlijk 1000 ttialer; een nog langere natuurlijk veel meer. Daar nu het Potsdammer regiment bestond uit 3 batail- lons, elk van 800 man, en het eerste batail- lon uitsluitend bestond uit manschappen van minstens zes voet hoog, laat het zich denken, dat er millioenen besteed werden aan het werven van soldaten voor de „reu- zengarde". Het geheele Pruisische leger bestond aan het einde der regeering van Frederik Willem I uit 89.000 man, een heel getal voor die dagen. Echter had de kwaliteit wel wat ge leden onder de lengte: korte, gedrongen sol daten. die beter geschikt zouden zijn geweest voor de krijgsverrichtingen, kwamen in het leger niet voor. Maar tenslotte diende het ook niet in de eerste plaats voor oorlogvoeren. De koning inspecteerde zijn leger vaak zelf en was dan onbarmhartig streng, wanneer de slobkousen, knoopen en tressen van zijn soldaten niet precies volgens voorschrift waren. Tenslotte eindigde deze zorg voor het uiterlijk in een overdreven „slobkousen- dienst,". Daarbij konden de soldaten prach tig paradeeren, maar waren voor werkelijk oorlogvoeren volkomen ongeschikt. Ook de ruiterij bestond uit groote mannen op groote paarden, ware kolossen. Zij konden echter goed manoeuvreeren noch vechten, en dien den meer om „Indruk te maken". Overigens had de cavalerie niet zoozeer Frederik'.s lief de. en bemoeide hij zich liever met het voet volk. Na den dood van Frederik Willem I werd de reuzengarde spoedig ontbonden; de reu zen werden gedeeltelijk bij andere regimen ten ingelijfd, gedeeltelijk ook voor bedienden gebruikt. Zoo eindigde de reuzengarde van Frederik Willem I. eenmaal de schrik van alle lange mannen in Europa, haar bestaan. L. S. PER VLIEGTUIG NAAR KANTOOR. DE „LUCHTAUTO". De tijd nadert, waarin de zakenman- forens naar zijn stadskantoor vliegt en zijn familie voor het week-end per vliegtuig naar buiten voert. Den laatsten tijd zijn zooveel uitvindingen gedaan en verbeteringen aan het bestaande aangebracht, dat dit heusch geen luchtkasteelen meer zijn. Er is een vliegmachine geconstrueerd, die in een gewone garage kan worden onder gebracht, doordat de vleugels opklapbaar zijn. Zelfs zijn al proeven genomen met toe stellen zonder vleugels, een toepassing van de autogiro van de Cierva, waarover som mige deskundigen al spreken als van de lucht-auto. Vermoedelijk komt een zoodanig vervoermiddel al over een paar jaren op de markt. De vliegmachine, waarmee de Hon. Victor en mevr. Bruce het duurrecord verbeteren willen, bezit een zit-slaapkamer en een keuken. En nu is er een Franschman, mons. Sau- vant, die een „onbreekbare" machine heeft uitgevonden. Een model hiervan stortte neer van een hoogte van 750 voet mex een mandje eieren, die na den val nog geheel gaaf waren. Toen de uitvinder in een machine van normale grootte zelf neer wilde stortten verbood de politie de demonstratie. In het geheim bracht hij zijn toestel naar een ander vliegveld, maar ook hier kwam de politie tusschenbeide. die de motor wegnam, zoodat hij niet kon stijgen. Hij Het zijn vrouw en twee vrienden het toestel toen over den rand van een 500 voet hooge rots duwen. Het duikelde langs den rotswand en bereikte tenslotte den grond met zulk een smak, dat iedereen verwachtte, dat de avia- teur verpletterd moest zijn. Hij kroop er echter ongedeerd en glimlachend uit. Het inwendige van het vliegtuig was geheel onbeschadigd. WAAROM WENKBRAUWEN? Waarom hebben we wenkbrauwen? De na tuur richtte het zóó in. dat de op het voor hoofd parelende zweetdruppels niet. in het nop zouden komen, doordat de wenkbrauwen hen opvingen. Waarom bevinden zich haartjes in onze neusgaten? Om de onzuivere bestanddeelen als stofjes enz. tegen te houden, die bi] ademhaling mee zouden komen. Waarom groeit aan den binnenkant van de hand en vingers geen haar? Omdat we daar mee voelen cn tasten. Het kleinste haartje zou de gevoeligheid de vingers schaden. De Bosjesmannen der woestijn Kalahari kunnen zóó snel loopen, dat ze een antilope kunnen Inhalen. 'n Kunst! Die dieren zijn immers anti lo(o)pen. Voor dieven. In een Weensch blad vinden wij een be schrijving van een alarminrichting, werken de met een versterker, ten gebruike in de kluizen en bij de safe-loketten van b.v. bank instellingen. Als de deur van de safe wordt geopend, begint ergens een luidspreker luid te brullen: „Help, help, help....". De rijke „arme". In New-York werd een venter gearresteerd omdat hij trachtte op straat potlooden te verkoopen, waarvoor hij van de politie geen vergunning had. Toen men hem visiteerde, vond men in zijn zakken een vermogen van niet minder dan 28.800 dollar aan bankoapier. De „koopman" beweerde, dat dit het resul taat van twintig jaar sparen was. Zoo ziet ge, hoe men van potlooden tot „lood"potten kan komen. De „vliegtuigzwaluwen''. zoo noemt men de scharen van zwaluwen die men verleden jaar September wegens do plotseling ingevallen koude uit Beieren en Oostenrijk met vliegtuigen naar Afrika transporteerde zijn thans grootendeels weder naar hunne oude „standplaatsen" te ruggekeerd. Men kon dit vaststellen omdat men hen destijds bijzondere herkenningsrin getjes aangedaan had. Onderwijzer: „Als Columbus nu nog leefde, zou men hem dan nog voor een buitengewoon mensch houden?" Leerling: „Ja, zeker!" Onderwijzer: „En waarom dan?" Leerling: „Dan zou hij meer dan 400 jaar oud zijn". Bij de Eskimo's is <te huwelijksverbintenis sen weinig formceie aangelegenheid die al leen daarin bestaat, dat de bruid een olie- 1 lamp naar de hut van den bruidegom brengt,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 14