Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING Lord Cecil richt zich weder tot de volken. BIOSCOOP. Nieuwe Uitgaven HET TOONEEL HET AFGELOOPEN TOONEELSEIZOEN. L DE TOONEELCRISIS. f niet minder dan een ramp voor ons nationaal tooneel. Het eenige, dat wij van de toekomst nog kunnen hopen is, dat langzamerhand de bij elkander behoorende krachten elkaar, weer zullen vinden en er nog eens een sterk, ho mogeen gezelschap onder een waarlijk supe rieur leider uit geboren moge worden. Maar mijn vertrouwen daarop is voorloopig niet groot. J. B. SCHUIL. In een in De Tooneelspiegel gepubliceerd Interview, heeft Jan Musch onlangs gezegd: „Het is volkomen onjuist om over een too neel crisis te spreken. Er was een crisis bij de Kon. Vereeniging en daar heeft men in de pers maar meteen een tooneelcrlsls van gemaakt". Is deze uitspraak wel juist? Is de val van de Koninklijke Vereeniging Het Nederlansch Tooneel niet een gebeurtenis, die niet alleen het tooneel te Amsterdam, maar wel dege lijk heel Nederland treft. Wanneer Jan Musch werkelijk meent, dat het slechts een plaatselijke crisis is, zal hij als een der directeuren van Het Schouwtooneel in het volgende seizoen wel ondervinden, wat de ontbinding van dit groote Amsterdamsche gezelschap in enkele kleine troepen voor de concurrentie in de provincie ook voor Het Schouwtooneel beteekent. De opvatting om de tegenwoordige tooneel crisis enkel als een Amsterdamsche crisis te beschouwen, komt mij zacht gesproken wel een weinig eenzijdig voor. Het tooneel in Nederland werd nadat het eens zoo roem rijke Rotterdamsche gezelschap was opge heven bijna uitsluitend door Amsterdam en Den Haag beheerscht. Deze twee steden waren de centra voor ons tooneel en de pro vincie was dan ook voor een zeer groot deel ja, bijna geheel van Amsterdam en Den Haag afhankelijk. Behalve de gezel schappen uit de hoofdstad en de residentie kwam eigenlijk alleen nog maar Het Schouw tooneel in aanmerking, doch niemand zal zeker wel durven beweren, dat in de laatste jaren de stuwing voor ons nationaal tooneel van Adriaan van der Horst en Jan Musch is uitgegaan. Ik bedoel hiermede allerminst iets onvriendelijks te zeggen over de artistieke leiding van Het Schouwtooneel. Dit gezel schap, dat het meest op de provincie ls aangewezen, kan zich vooral in een tijd als deze de luxe van kostbare experi menten onmogelijk veroorloven en het zou misschien voor het heil van ons tooneel zoo slecht nog niet zijn geweest, wanneer de Amsterdamsche directies in hun financieel beleid meer een voorbeeld aan den voor- zichtigen en consclëntieusen Adriaan v. d. Horst hadden genomen, inplaats van zoo zeer „boven hun stand" te leven. Maar dat neemt niet weg, dat op tooneel- gebied Amsterdam en Den Haag geheel de leiding hadden en dan Amsterdam nog het meest. In de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Toneel en Het Amsterdamsch Tooneel hadden zich vóór de debacle van Verkade ongeveer alle acteurs en actrices van beteeken is, die niet aan Het Hofstad Tooneel en Het Schouwtooneel of aan de kleinere gezelschappen van Cor Ruys en Louis de Bree verbonden waren, geconcen treerd en na de afscheiding van de ge trouwen van Verkade in het begin van dit seizoen bleef bij Het Nederlandsch Tooneel toch altijd nog een respectabel getal van krachtige spelers ik noem hier alleen maar Elsa Mauhs, Magda Janssens, Vera Bondam, Jacqueline Royaards-Sandberg, Willy Haak, Georgette Hagedoorn, Saalborn, Van Dalsum, Tourniaire, Cees Laseur, Cruys Voorbergh. Johan de Meester, Henri Eerens, Jules Ver- straete. Willem Hunsche, Dirk Verbeek en Van Praag die voor ons nationaal 'tooneel zeer veel beteekenen het zij dankbaar erkend dit seizoen ook veel belangrijks hebben gegeven. Ferdy's Bekeering, Misda digers, De Kapitein van Köpenick, De Jood Siiss en vooral Faust, waren voorstellingen, welke wij ons later nog als „tooneelgebeurte- nissen" zullen herinneren. En nu is dit alles voorbij, bezit Amsterdam feitelijk niet meer een eigen tooneel. Er zul len kleinere tooneelgezelschappen komen onder directie van Saalborn en Van Dalsum misschien nog wel meer maar een kern van Amsterdamsche tooneelspelers in den Stadsschouwburg, zooals onze hoofdstad sinds tientallen jaren heeft bezeten ook reeds lang vóór de gemeente zich officieel met het tooneel ging bemoeien zullen wij moe ten missen. Natuurlijk, ook tooneelspelers moeten leven en ex zal dus worden komedie- gespeeld, zoolang er schouwburgen beschik baar zijn, maar wat is er voor de toekomst te verwachten? Als het met een groote ge meentelijke subsidie en belangrijke parti culiere financieel® hulp al niet ging, hoe zal het dan zonder dat in een tijd nog wel van een hevige economische crisis moeten gaan? Heeft Verkade die dit jaar ondanks hard en artistiek succesvol werken al weer leergeld heeft moeten betalen, niet uitdruk kelijk verklaard, dat hij weigert opnieuw de zakelijke leiding van een gezelschap op zich te nemen? Zoo iets spreekt boekdeelen. Hoe droevig het ook moge zijn om het te moeten oonstateeren, maar 't is 'n feit dat het met 't Amsterdamsche tooneel voorloopig ge daan is. Inplaats van 'n groot en vast Amster- damsch gezelschap, krijgen wij voorloopig enkel maar reizende troepen, die afwisselend ook nu en dan wel eens den Stadsschouwburg op het Leidsche Plein zullen -mogen bespelen. Van zulke reizende troepen kunnen wij geen wonderen verwachten. Van experimenteeren en hervormingen zal dan ook geen sprake zijn. Wij zullen ons hoogstens kunnen verblij den. wanneer er een kan blijven bestaan en er niet een nog grootere ontbinding ten voordeele van de bioscoop zal volgen. Men zie slechts, wat er van het eens zoo sterke Rotterdamsche tooneelgezelschap vroeger de trots van de Maasstad ls over gebleven. Neen werkelijk, het ziet er met de toekomst van het tooneel te Amsterdam wel heel droevig uit. En wanneer men bedenkt, dat wat thans in scherven ligt, feitelijk de overblijfselen zijn van hetgeen eens Verkade en Royaards in langen, moeizamen arbeid hebben opgebouwd, dan klinkt het eigenlijk onbegrijpelijk, hoe een kunstenaar als Jan Musch kan zeggen, dat er alleen van een tooneelcrisis te Amsterdam en niet van een algemeene tooneelcrisis gesproken mag wor den. Dc tooneelcrisis in Amsterdam gaat ver buiten de hoofdstad uit on beteekent vooral nu in dezen tijd van de sprekende film niet alleen in Nederland het jonge geslacht al ineer en meer van het tooneel vervreemdt, dooi KAREL DE JONG. Wanneer we de programma's van den Ne- derlandschen omroep ditmaal het eerst in oogenschouw nemen, kunnen we beginnen met te wijzen op het Zondagprogramma van Hilversum. Het Helmann-kwartet werkt daaraan mede, en het is voorwaar geen lich te muzikale kost, die dit ensemble den luis teraars biedt Brah-m's strijkkwartet moge den uitvoerenden aanzienlijke moeilijkhe den te overwinnen geven: het vereischt van den toehoorder ook onverzwakte opmerk zaamheid:, wil deze den draad niet verlie zen en de meesterlijke, doch gecompliceer de structuur volgen. Het wer.k begint een voudig genoeg: een eenvoudig 6/8 motief, in gelijke Ssten door de vier instrumenten ge speeld. Maar dan volgen de complicaties, eerst door syncopen, verderop door maat- wijziging en polyrythmiek. In het hoofdmo tief kunnen de accenten op lichte maat- deelen i.e. op de derde en zesde achtste het maatgevoel van den hoorder gemakkelijk in de war brengen. Het And-ante toont den in vloed van Schumann. Een breed uitge sponnen hoofdmelodie, gevolgd door een harder en scherper-rythmisch tusschenspel, waarna de eerste melodie, nu in zijn ele menten verdeeld:, terugkeert. Zeer eigen aardig is het derde hoofddeel, het Agitato. De alt treedt hier als heerscheres op, als eenige die zonder sourdine speelt, met een hartstochtelijk en toch weemoedig thema. Menigvuldig worden de rollen verwisseld. Tegenover het b reed -uitgesponnen thema van het hoofddeel wordt een beknopt volks- lied-achtag thema gevarieerd, na eenige va riaties komt, in het IrDoppio morimento" het hoofdmotief van het eerste Allegro weer op het tooneel, dat zich nu in den variatie- vorm aansluit en verder een overwegende beteekenis krijgt, zoodat het geheele werk cyclisch afgesloten wordt. De eerste uitvoering van dit kwartet had in 1876 te Berlijn door het Joachim-ensem ble plaats. Brahms had hem kort te voren schertsend geschreven: „Grüsze deine Frau bes tens; ein Lied für sle ist besser ge raten als das neue Quartett, vor dem ich ernstlich war.ne!" Dat de componist in ernst zoo weinig met zijn derde kwartet ingenomen was, mogen we betwijfelen; maar een feiit is het dat bij na dit op. 67 geen strijkkwar tetten meer schreef, maar als op. 68 zijn eerste symphonic deed verschijnen. Voor strijkensemble schreef hij nog de kwintet ten op. 88 en 110. Zoo is zijn oeuvre op het uitverkoren gebied van het strijkkwartet niet groot, maar in elk geval nemen Brahms drie kwartetten, een eervolle plaats in on der die welke na Beethoven gecomponeerd zijn. Zij zijn echte strijkkwartetten: detail- kunst in klank, zetwijze en vorm. Het concertgebouwprogramma van Zon dag brengt niets dat zich al vaak door de radio is verbreid en noopt dus niet tot na dere bespreking. Daarentegen vergt het Hil versumsche ochtendprogramma even onze aandacht. De naam van Joh. Rosenmüller (1620—'84) komt zelden meer op de pro gramma's voor en zal voor de meesben wel een vreemde zijn; toch wordt hij als een der meest beteekenende instrumentaal-com po- nisten van zijn tijd beschouwd. Hij was o.a. een tijdlang plaatsvervangend cantor aan de Thomas-kerk te Leipzig, waar hij vroeger, ln 1640 als student was ingeschreven. Later bracht hij verscheidene jaren to Hamburg on in Italië door: vandaar werd hij in 1674 als hof kapelmeester naar Wolffenbüttel be roepen, waar hij in 1684 overleden is. Zijn „Studentenmusik" dateert van 1654. De „Suite miniature" van Cui bestaat uit een zestal eenvoudige stukjes in lied- of dansvorm, herinnerend aan Schumanns „Kinderxènen" en Bizets ,Jeux d'Enfants". Hun Russische afkomst verraden zij niet; zij zijn nakomelingen der Fransche school, in zooverre ook, dat zij wat betreft het colo- riet van Berlioz uitgaan. Op het Iiuizer-programma van Maandag komen een paar minder-algemeen bekende werken voor: de „Michel-Angelo" Ouver ture van Gade en de Serenade van den Ita- liaanschen componist Wolf-Terrari, waarop ik de aandacht wil vestigen. Ik behoef er wel niet op te wijzen dat Beethovens Kreut- zer Sonate (Daventry, Ma.) niet verwant is met de Drie-Groschen-Oper en evenmin van Tolstoi afkomstig is. Beethoven droeg haar aan den beroemden violist Rodolphe Kreutzer (1766—1831) op en gaf aan de viool een partij, die rijk aan vlrtuooze fi guren is. Kreutzer schijnt echter de sonate niet naar waarde geschat te hebben; mis schien was het omdat ze oorspronkelijk voor een anderen vlolist, den Mulat Bridge- tower geschreven was. Hoe 't ook zij. de Kreutzersonate wordt nu wel beschouwd als een volmaakt geslaagde vereeniging van rijken, diepen inhoud met virtuoze elemen ten, evenals we dat van de Appasslonata kunnen zeggen, die aan de virtuositeit ook een respectabele plaats inruimt. Voor Schumanns klavierconcert (Hilver sum, Dinsdag) lijkt me Egon Petri wegens zijn a-romantische natuur niet de aange wezen vertolker, al zal hij het er technisch wel onberispelijk afbrengen. Het Brusselsche programma van dien dag brengt een zoölogische verrassing door van „lnsekten en dieren" te spreken. Blijkbaar behooren volgens de Brusselsche indeeling de lnsekten tot het plantenrijk. Nu we toch op het terrein der natuurwetenschappen aangeland zijn, kunnen we er tevens aan herinneren, dat „Elektra" van Rich. Strauss niets met. onze moderne lichtvoorziening te maken heeft: de tekst van H. v. Hofmann- sthal behandelt een episode uit de Grieksche mythologie. Elektra, dochter van Agamem non en Klytemnestra. zuster van Iphige- nla en Orestes, verbitterd over den sluip moord. die Klytemnestra door haar minnaar Aigistos op Agamemnon had laten verrich ten. besloot dien te wreken. Zij verwijderdo haar nog jongen broeder uit het paleis te Mykene, om hem toen hij volwassen was, terug te roepen. Orestes, door haar in haar plan Ingewijd, volvoerde het en doodde belde misdadigers. Daarna huwde Elektra met Orestes' vriend Pylades. De episode der sa menzwering en wraak is door Strauss met groote kunst en huiveringwekkend realisme uitgebeeld. De tegenstelling met de over- heerschende sombere kleuren vormt tie mu zikale karakteristiek van Electras zuster Chrysothemis, Symbool van naieve en onbe zorgde jeugd. Aanvalswapenen en Militaire Deskundigen. REMBRANDT THEATER. „Een uurtje met jou" met Jeanette Mac Donald en Maurice Chevalier in de hoofdrollen. Jeanette Mac Donald en Maurice Cheva lier, twee filmsterren, die elkaar ln popula riteit niet veel toegeven. Niet te verwonderen dus, dat als die twee namen op het. program ma prijken, dat de zaal dan vol loopt. In deze film weer een paar alleraardigste vondsten, waarvan die aan het slot wel het verras sendst is. Er komen een paar aardige songs in voor, die van „Colette en Mitzi", gezongen door Chevalier, is, vooral door de voordracht van Chevalier onverbeterlijk en onnavolg baar. Zou er één chansonnier zijn, die het zóó tot het publiek zou kunnen brengen als Maurice? We gelooven het niet! Colette, Jeanette Mac Donald, is sedert drie jaar getrouwd met Dr. André Bertler, Maurice Chevalier. De jongelui houden ge weldig veel van elkaar en zijn nog even ge lukkig en verliefd als in de wittebroods weken. Colette's vriendin, Mitzi, zal komen lunchen en Colette is verlangend haar vrien din en André aan elkaar voor te stellen. Mitzi, die met Prof. Olivier is getrouwd is niet bepaald gelukkig met haar professor, ze vindt er een zekere sport in andere mannen op haar verliefd te doen worden. Ze denkt in André ook een gemakkelijk slachtoffer te vinden, maar André heeft Colette en die is voor hem zijn heele wereld; op de attenties van Mitzi is hij heelemaal niet gesteld. Colette en André geven een diner. Tot de gasten behoort natuurlijk ook Colette's lieve vriendin Mitzi. André. die vreest, dat Colette Mitzi als zijn tafeldame heeft bestemd, sluipt de eetzaal binnen en ruilt het naamkaartje van Mitzi, die Inderdaad zijn tafeldame zou zijn, met het kaartje van Mile Martel. Met een tevreden vergenoegd gezicht slaat hij zijn werk gade, als hij plots schrikt, doordat hij ziet, dat zijn vrouw in de portïères staat. Colette, die geen idee heeft van de ware toe dracht, denkt dat haar man een bijzondere voorkeur voor Mile Martel heeft. Ze is dood ongelukkig, wil zijn verklaring niet hooren en verruilt weer de kaartjes. Zoodra haar hartvriendin Mitzi verschijnt, vertelt ze haar dat André haar ontrouw is en doet het ver haal van de kaai*tjes. Om Colette in dat wan trouwen te versterken weet Mitzi weer onge merkt de kaartjes te verwisselen, zoodat André toch tot tafeldame Mile Martel krijgt. Colette wanhopig, André dom-verbaasd en Mitzi geniet. Mitzi weet haar strikken nog verder te spannen, het toeval helpt een handje mee, en ziedaar de situatie voor een hevig melodrama. Het verdere verloop en do ontknooping, aan den lezer om dit zelf te gaan zien, dat is 10interessanter d-#i een en ander uit de krant te lezen. Op het tooneel een danspaar, dat zeer veel succes mocht oogsten, hetgeen volkomen verdiend is. Een geluidsteekenfilm van Max Fleischef „Crazy Town" draagt evenals de journals het zijne bij om tot een welgeslaagden avond te komen. CINEMA-PALACE. Brigitte Helm en Gustav Frohlich in „Gloria". In Cinema deze week een hoofdnummer dat groote spanning bij de bezoekers teweeg brengt. Immers men kan weer de roekeloos heid van de vliegers bewonderen. Ditmaal is het geen oorlogsfilm, maar is met behulp van de Deutsche Lufthansa het burgerlijke vliegen naar voren gebracht. Ook dit brengt sensatie en wel als we het kunstvliegen aan schouwen, maar meer nog als we de beide roekelooze vliegers boven den Oceaan zien, waar ze tot de ontdekking komen dat de olielelding gesprongen is. Een der beide man nen moet dan naar buiten om dat te her stellen en als dit niet luikt, moet de tweede hetzelfde werk gaan doen, nu met beter re sultaat. Onderweg is de bestuurder tot de wetenschap gekomen dat zijn vrouw hem niet bedroog, 'dus doet hij nu zijn be>st om goed in Amerika te landen, hetgeen dan ook gelukt. Onderwijl zit de vrouw (Brigitte Helm) in angstige spanning thuis, want zij heeft door de radio vernomen dat haar man geheel onvoorbereid de vlucht is be gonnen. We zien ook het ingespannen werk in de radiostations. De vlucht wordt goed vol bracht en als de vlieger weer thuiskomt, weet hij ook dat hij zijn vrouw weer zijn ver trouwen kan schenken. De moeten ook nog even wijzen op dem kleinen jongen, dde aller aardigste opmerkingen maakt. De film is technisch volmaakt. Op het tooneel: Tibor Comp, Spaansche acrobaten, die veel succes hebben. Het voorprogramma is goed verzorgd. Vooral de Max Fleischer-teekenfilm is uit stekend. LUXOR SOUND THEATER Schip in nood! Alles voor een man. Edmund Lowe is een van de weinige film sterren die zich na jaren nog steeds op het eerste plan hebben weten te handhaven. Deze krachtige, slanke figuur zien we helaas te weinig, maar misschien is dat de reden dat we hem nog steeds waardeeren. Want wanneer een filmspeler te dikwijls voor ons ^isxschljnt, verliezen we de interesse in hem (of haar), gaat. om het eens populair te zeg gen. de aardigheid er gauw af. Er zijn voor beelden to over, vooral onder de Duitschers. Lowe, de sympathieke kapitein uit What Price Glory, en Kemphanen der Liefde, waar in hij met Victor McLaglen speelde, is in Schip in nood de man, die door vermeende ontrouw van "Zijn meisje, aan lager wal komt en ziin mach'.nlstenbaan kwijt raakt. Door een kapitein van de kustwacht van onder gang gered, wo-dt hij een der beste leden van die wacht. Van zijn meisje wil hij niets meer weten Totdat hij haar uit het water redt. Dan komt na eenige sensatloneele we derwaardigheden (brand op een schip) ten slotte alles in orde. Deze spannende film, die fotografisch uit stekend is verzorgd, heeft daarbij nog andere Het onder Nederlandsche leiding door een aantal Volkenbonds-journallsten van ver schillende landen geredigeerde en alhier ver schijnende tijdschrift .Désarmement" brengt iedere veertien dagen een humoristische op de Ontwapeningconferentie betrekking heb bende plaat van de bekende teekenaars Derso en Kelen. Een der jongste teekeningen was door het nieuws geïnspireerd, dat Lord Cecil, de groote kampioen voor de ontwape ningsgedachte, weder een paar weken te Genève zou verschijnen. De prent had tot titel „De oude soldaat spreekt!" cn beeldde Cecil in soldatenuniform af, in de kantine zich met de vooraanstaande leden der zoo genaamde technische commissies voor leger vloot en luchtvaart onderhoudend, als de ervaren strijder den heeren Buero, Colban en de Madariaga (voorzitters dier Commis sies) en hun medeleden als jonge broekjes nuttige raadgevingen toedeelend, hoe zij zich zouden moeten gedragen, om in den strijd ten gunste van de ontwapening de overwin ning te behalen. Lord Robert Cecil. „De oude soldaat" ls inderdaad hier veer tien dagen geweest. Niet natuurlijk als ge delegeerde ter Ontwapeningsconferentie. Want men weet, dat Cecil geweigerd heeft Engeland te vertegenwoordigen, omdat de tegenwoordige Britsche regeering hem niet genoeg vrijheid wilde laten, om voor een zoo belangrijk mogelijke bewapeningsver mindering te pleiten. Cecil was hier als voorzitter van de commissie uit den Vol- kenbondsraad. die de negerrepubliek Liberie tracht te reorganiseeren en daarbij aan alle resten van slavenhandel en gedwongen ar beid der inboorlingen aldaar een einde te maken. Doch „in de kantine" heeft Cecil aan zijn vele persoonlijke vrienden, die hij onder de gedelegeerden ter Ontwapenings conferentie heeft, ongetwijfeld zijn goede raadgevingen niet onthouden en aldus Derso- en Kelen's visie toch nog tot werke lijkheid gebracht. De oude soldaat heeft echter, zooals van hem niet anders te ver wachten was, nog méér gedaan. Hij is niet in de soldaten-kantine gebleven, doch heeft zich gisteren tot het groote publiek en in de eerste plaats tot. de journalisten gewend, ons allen aandachtig makend op het groote ge vaar, dat voor de ontwapeningsgedachte uit het feit voortvloeit, dat de regeeringen bij de beraadslagingen over de vraag, welke wapenen als „aanvalswapenen" te beschou wen zijn, zich blijkbaar te zeer door het advies hunner militaire deskundigen laten leiden. .Volken, let op Uw zaak!", was de aan maning, die Cecil tot de openbare meening richtte: „laat niet door al te technische be schouwingen van militairen het begrip aan- valwapencn vertroebelen en de groote ge dachte, die zegevierend uit de algemeene beschouwingen van Februari te voorschijn was gekomen, de daarna door de Algemeene Commissie goedgekeurde gedachte dat de aanvalswapenen hetzij geheel verboden, het zij althans geïnternationaliseerd moeten worden, tot een karikatuur worden!" ,De oude soldaat" heeft dus weder eens gesproken en het Is zeer te wcnschen, dat de wereld aan zijn kritiek tegen de beraad slagingen in de technische commissies de aandacht schenkt, die zij verdient. Cecil verklaarde steeds overtuigd te zijn geweest, dat de Ontwapeningsconferentie onmogelijk een succes zal kunnen worden, indien regeeringen aan hun militaire deskundigen te zeer de vrije hand laten. Militairen heb- bïjzondere kwaliteiten. En dan denken wc aan do gelukkige combinatie van woord en muziek. Bij Engelsch-sprekeiidc films stuiten wc steeds op het bezwaar, dat men de woorden moeilijk kan volgen. Welnu, in deze film accentueert de begeleidende muziek hot ge sproken woord, zoodat men begrijpt, wat er gezegd wordt. En anders helpt de goede tekst een handje. Een frlssche, romantische film. Het tweede hoofdnummer heet Alles voor een man. Hierin heeft de charmante Jean- nette MacDonald gelegenheid haar fraai stem geluid te doen boo:en als opera-zangeres. Het gegeven is niet a'.ledaagschals prima donna wordt zij geëerd, om haar stem, niet om, haar persoon. En als dan op een nacht een genDlemsn-;nbres.cï (echter meer inbre ker dan gentleman) bij haar binnen komt, een man die van hu ar houden wil. als ze haar carrière opgeeft, dan verlieft ze zich in hem en trouwt hem. Doch de stem van de opera ls sterk. Zij kan het zingen niet opgeven en de heer-ge maal trekt zich terug. Zij treedt weer op, wordt, van alle kanten gehuldigd doch er ontbreekt iets aan ha&i geluk: zij mist haar inbreker. En op een goeden nacht sluipt iemand in haar kamer en zij belooft hem ditmaal voor goed haar carrière op te geven. We hoeven eigenlijk niets anders van deze film te zeggen, dan dat Jeannette MacDonald er. Reginald Denny de hoofdrollen vervullen. Hun namen waarborgen een amusante film. Het programma wordt aangevuld met een belangwekkende ntellectfilm (evenals dc beide hoofdfilms een Fox-product) over De nemarken. Tenslotte wijzen we op het Luxor- nieuws van Orion Profilti, dat ook dezen keer „elck wat wils" biedt. Speciaal noemen we de bijzonder fraaie opnemingen van het IJ bij het groote motorschip Lafayette. Van j dergelijke artistieke fotografie schijnt Orion l het monopolie te bezitten. Het ls een programma, dat wij gaarne aan' bevelen. ben voortdurend het oog gericht op de mo gelijkheid van oorlog: meer dan dat, zij denken steeds aan dc noodzakelijkheici van een overweging, althans de militairen van de groote mogendheden: zij kunnen in hun gedachten geen afstand doen van de wape nen. die hun het behalen eener overwinning kunnen vergemakkelijken. Vandaar hun streven, om alle thans te hunner beschikking staande wapenen, ook voor de toekomst te behouden, door het aanvalskarakter dier wapenen te ontkennen. Zoo heeft de wereld het schouwspel gekregen, dat zelfs de groot ste „zeemonsters", de slagschepen, voor „defensief worden verklaard, evenals de moederschepen-voor-vliegtuigen, de onder zeebooten, de zware kanoncn, de tanks en zelfs dc bombardementsvliegtuigen! Lord Cecil verklaarde het volkomen te le- grijpen. dat. wannoer eenmaal een oorlog is uitgebroken, deze wapenen onder bij zondere omstandigheden verdedigingsdoel einden kunnen vervullen. Het is heel goed mogelijk, dat. als de ééne staat met bom bardeeren uit de lucht begonnen is, een tegen bombardement het beste verdedigingsmiddel is. Het is evenzeer begrijpelijk, dat als slag schepen de kust van een land bedreigen, onderzecbooten als verdediglngmlddcl daar tegen voortreffelijk zijn. Doch de conclusie van dit alles behoort niet te worden: behoud van bombardementsvliegtuigen en onderzee booten als verdedigingswapen, doch afschaf fing van alle bombardementsvliegtuigen en van de slagschepen, opdat deze geen aan vallen meer kunnen verrichten! De militaire deskundigen zijn bij hun be sprekingen van de vraag, wat de meest ty pische aanvalswapenen zijn. voortdurend van de gedachte aan een uitgebroken oorlog uitgegaan. Dit uitgangspunt is echter, naar Cecil aantoonde, volkomen onjuist. Wij moe ten ons dc vraag stellen: welke wapenen behooren te verdwijnen, opdat de kans be langrijk zal verminderd worden, dat een staat tot den overval van een ander land besluiten zal. Ontneemt den staten de mogelijkheid van een plotselingen, overweldigenden aan val! dit is het beste middel tot verhooging der veiligheid. Het doel van de afschaffing der aanvalswapenen moet zijn .den staat, die den vrede zou willen verstoren, te ont moedigen. door hem die wapenen te ont nemen. die het uitbreken van een oorlog zou den vergemakkelijken, doordat zij een staat de hoop geven van een snel en gemakkelijk succes". Warineer wij dit doel ons voor oogen houden, zien wij duidelijk, hoe men in de technische commissies op den verkeerden weg is geraakt. Het scheen menigmaal, als of men zich niet de vraag stelde, welke wapenen verdwijnen moeten, om een succes- vollen aanval te verhoeden, doch integen deel, welke wapenen moeten behouden blij ven, om een succesvollen aanval mogelijk te doen blijven! Cecil herinnerde eraan, hoe Sir John Simon bij de verdediging van zijn motie over de afschaffing of althans internatlona- liseei'ing der aanvalswapenen reeds bij voor baat hen bestreden had, die het bezwaar zouden opperen, dat het niet gemakkelijk ls een juiste definitie van het begrip „aanvals wapenen" te geven. Sir John Simon had toen erop gewezen, dat een eenvoudige „man in the street" eens geantwoord had. toen iemand hem vroeg, of hij een definitie van een oli fant kon geven: „Een definitie van een olifant geven, kan ik niet. doch als lk een olifant zie, weet lk wel, dat het een olifant ls!" De militaire deskundigen, zelde Cecil, zoeken nog steeds naar een definitie, zonder het erover eens te kunnen worden. Het is nu tijd, dat de openbare mecning hun aan het verstand zal brengen, dat de „man ln the street" het antwoord op hun zoeken naar ccn definitie niet behoeft af te wachten, om to weten, wat .aanvalswapenen" zijn. Het vre desverdrag van Versailles heeft deze vraag reeds beantwoord, toen het, om een Duit- schen aanvalsoorlog in de toekomst te ver hinderen. Duitschland het bezit verbood van .oorlogsschepen boven de 10.000 ton, onder zeebooten, tanks, kanonnen met een kaliber van meer dan 106 m.M., militaire vliegtui gen". Dit moge misschien niet een volmaakt wetenschappelijke definitie van aanvals wapenen zijn, zelde Cecil, doch niemand behalve de hoogste deskundigen zal in twij fel trekken, dat het aanvalsgevaar zeer be langrijk zou verminderd zijn. als de wereld van al deze wapenen zou zijn bevrijd! Zeer warme toejuichingen toonden Cecil, hoe de openbare meening althans hier te Genève geheel het oordeel van dezen groo t-en .ouden soldaat" uit het ontwapenlngs- leger onderschrijft! B. DE JONG VAN BEEK EN DONK. Een huis vol Menschen. In de Wereldbibliotheek to Amsterdam is verschenen de 16do druk 20ste duizendtal van Een Huis vol Menschen, een verhaal uit het Parijsche leven door C. en M. Scharton— Antink. De Idioot. Van De Idioot door Dostojefsky roman in vier doelen uit het Russisch vertaald door J. Jac. Thomson ls de tweede druk versche nen bij Van Loghum Sla torus NV. te Arn hem, een goedkoopc dundruk-editie. Folder voor Zandvoort. „Zandvoort aan Zee" is het opschrift, waaronder zich een foldertje aankondigt, dat reclame voor de badplaats dient te maken. Met een opsomming van alles, waarvan men zich in Zandvoort kan bedienen en wat het leven er veraangenaamt, geïllustreerd door acht foto's ln koperdiepdruk geeft het wel een goed overzicht van wat men in Zand voort vindt. Maar wij zouden toch wel de vraag wijlen stollen: waarom laat men zulk een reclamegeschriftje. dat toch in de aller eerste plaats moet spreken tot dengeen voor wien het bestemd is, dat toch moet concur- reeren met wat andere plaatsen bieden, waarom laat men dit niet eens verzorgen door een reclamekunstenaar van naam, die er iets artistiekers, icLs vakkundlgers kortom iets minder doodgewoons van kan maken dan het nu geworden ls? Wanneer men acht goede prentbriefkaarten bijeenvoegt., bereikt men hetzelfde effect als hier bereikt ls. Had een moderne gemeente haar visitekaartje nu niet wat moderner kunnen laten uitvoeren?,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 15