BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD Vrijdag 27 Mei '32 POP HEEFT MAZELEN. door W. B—Z. Klein zusje heeft de mazelen, Toch is ze niet erg ziek. Ze speelt met al haar poppen En voelt zich o zoo kwiek. Haar allerliefste popje Slaapt graag bij haar in bed. Zij zingen samen versjes En hebben samen pret. Maar weet je, wat vanmorgen, Die stouterd heeft gedaan? Ze zag op 't kleine kastje Een doos met kleursels staan. Vlug greep ze roode krijtjes En deed toen stip, stip. stip En popjes wangen werden Zoo rood wel als haar lip. Toen moeder melk kwam brengen. Zei zus: „Pop is zoo ziek!" „Och, welke pop?" vroeg moeder, ,,Mijn liefste popje Miek." „Ze heeft als ik de maz'len, Ze heeft ook koorts, dat 's vast. Ik heb haar aangestoken Wat is dat nu een last!" Toen moeder keek naar 't popje, Toen riep ze: O jou guit. Veeg gauw met een schoon doekje De mazelvlekken uitl" WAT ONZE BELANGSTELLING WEKT. Een geleerd, konijn. Tijdens het kei zerschap van Napoleon I stond op een der pleinen te Parijs vaak een goochelaar, die na zelf eenigc kunsten vertoond te hebben een konijn vertoonde, dat op de trom kon slaan. Het kreeg een paar trommelstokken tus- schen de pootjes en op 't beval de trom te slaan ter eere van den Sultan van Turkije, de keizer van Oostenrijk of van Rusland, bleef het onbeweeglijk zitten, Niet zoodra echter werd het konijn bevolen de trom te slaan ter eere van den keizer aller Fran- schen of het dier sloeg zoo goed dat geen tamboer het ze verbeteren kon. Toen de keizer echter gevallen was, was hij ook bij het konijn uit de gratie. Lichaamsgrootte cn temperatuur. Men heeft waargenomen dat vooral bij warmbloe dige dieren de lichaamslengte toeneemt naarmate de temperatuur de woonplaats af neemt. De Pinguïns In de Zuidzee zijn 100 tot 120 c.M. lang en wegen 34 KG. in en om Vuurland zijn ze maar 50 tot 60 c.M. lang en wegen 15 K G terwijl de pinguïns onder den evenaar 40 c.M. lang zijn en slechts 5 K G. wegen. Bij de merels heeft men hetzelfde waargenomen. In Zweden heeft de merel een vleugellengle van 135 m.M. In Duitsch- land hoogstens 132 m.M. op de Canarische eilanden 129 m.M. en in Noord-Marokko 125 m.M. Bij de zoogdieren nemen we hetzelfde verschijnsel waar. Een wild varken in Span je heeft een schedellengte van 32 c.M. In Oost-Siberië van 56 c.M. Met het hert de ree. vos en wolf is het evenzoo. Dieren met afwisselende temperatuur, ver- toonen juist het tegenovergestelde Kikvor- schen, hagedissen en slangen die in de ge matigde luchtstreek maar van geringe grootte zijn, zijn in de tropen groole dieren. Maart roert zijn staart. April doet, wat hij Wil en onze Meimaand leek helaas dikwijls op haar beide voorgangsters. En toch on danks koude winden en regenvlagen heeft de Bloeimaand zich schitterend ontplooid. In groote en kleine tuintjes valt veel van 't bloemenschoon te genieten. De echte tuinl ie f hebbers denken reeds aan de toe komst en zetten de dahlia-knollen vast in een zonnig tuinhoekje. De aarde moet goed ver mengd worden met oude koemest, dan zal de herfst een schat van bloemen geven. Het verdient aanbeveling om een stevigen stok in den grond te steken, de dunne stengels kunnen er later aan opgebonden worden. Om mooie bloemen te krijgen, moet je niet meer dan twee scheuten op een plant laten. Wan neer de scheuten flink doorgroeien, vormen zich weer verscheidene zij scheuten. Later moet je die ook op een enkele na verwij deren. Alle ende zijscheuten, welke later de hoofdstengel zullen vormen, laat je verder groeien. Aan 't eind daarvan ontwikkelen zich dan de knoppen, meestal drie of vier bij elkaar. Hiervan laat je er ook maar één tot ontwikkeling komen. De andere neem je zoo gauw mogelijk heel voorzichtig weg. Zoo doende krijg je groote prachtige bloemen op krachtige stengels. In bouquetten heb je hier meer aan dan aan die kleine dahlia's- De hooggroeiende dahlia's nemen nog al veel plaats in. Wanneer je een klein tuintje hebt, moet je er niet veel van planten, of je moet laag blijvende soorten nemen. Deze worden mignon-dahla's genoemd. In Augus tus geven ze reeds bloemen. Op koninginne dag bloeien b.v. de Oranjetelgen, die licht oranje gekleurd zijn. Weet je wat ook mooie najaarsplanten zijn? De gladiolussen. De bolen moeten vrij diep in den grond geplant worden, on geveer 8 c.M. Ze moeten 20 c.M. van elkaar staan. Je geniet langer van de bloemen, als je de knollen niet tegelijk plant, maar zoo ongeveer een week na elkaar. Let nu vooral ook op je zaaigoed. Dat staat in den regel veel te dicht op elkaar, 't Is nu wel de tijd om aan uitdunnen te denken. De plantjes hebben ruimte en licht noodig om zich flink te kunnen ontwikkelen. Zonnebloemen kun je wel 1 M. van elkaar zetten. Asters, goudsbloemen, leeuwenbekjes enz. 30 a 40 C.M. Dat behoef je nog niet dadelijk te doen. Wist je wel, dat je het uitdunnen t best kunt doen bij regenachtig weer. Dan lij den de overgebleven plantjes er 't minst van Tulpen, hyacinten en narcis zijn nu vrij wel uitgebloeid. Snijd nu niet te gauw de bladen af want dan kan de bol geen nieuwe voedingsstoffen verzamelen. De bloemstengels moet je wel afsnijden, want die trekken on- noodig voedsel tot zich. Laat de bollen maar stil verder in den grond blijven. Als je nu in 't najaar wat koemest door den grond werkt, kun je er zeker van zijn 't volgend voorjaar weer frissche bloemen te hebben. Kijk in deze maand ook je rozenstruiken eens na. Ze hebben vaak last van meeldauw en bladlui zen. Je moet er gauw bij zijn, anders komt er van je rozen niet veel terecht. Een goed middel tegen beide is 20 gram groene zeep en 1 gram salicylzuur opgelost in 1 L. water. Hiermee bespuit je de bladeren en de jonge takjes. Is t kwaad al heel erg, doe dan nog een beetje spiritus in t water. Je merkt wel, hoe goed de regen al je planten gedaan heeft. Alle planten en alles, wat er groeit en bloeit. Wanneer er een dag zon op volgt, is 't, of er een toovenaar aan 't werk is geweest. Dan geurt het en kleurt het in bosch en veld en wei. De schaapher der gebruikt zoo'n zonnigen Meidag om zijn schapen te scheren. Hij drijft dan zijn kudde naar een beekje. Daar zal eerst de groote schoonmaak plaats hebben, 't Kost net als hij jonge en ook wel oudere kinderen wel wat moeite om ze in 't water te krijgen. Maar er zijn steeds helpers bij. Boender en zeep worden niet gespaard Het gore wol len winterpak is spoedig frisch en wit. Dan worden ze terug gedreven naar de met versch stroo belegden schuur. Drie dagen ongeveer moet de schapenhuid drogen en dan komt de boer met zijn breed en schaar. Eerst blaten ze wel droevig. Ze worden er in letterlijken zin koud van. Straks hopen we zal een echt zomerzonnetje hen beschijnen, want Juni staat immers voor de deux. W. B.—Z. HIP EN WIP. De avonturen van twee konijnenbroertjes Heel diep onder den grond lag het konij nenhol, waar Hip en Wip woonden. Ja, er woonden nog wel meer konijntjes, want Hip en Wip waren slechts twee kinderen uit een talrijk gezin. Maar over Hip en Wip wil ik nu toch wat vertellen. Zij waren de belhamels van het konijnendorp en beleefden dus nogal een wat. En 't begint al erg spannend. Op zekeren dag was het heele konijnenhol in rep en roer. Vader had zijn das zelfs verkeerd gestrikt van zenuwach tigheid, iets wat hem nooit overkwam, want hij was heel erg precies. Moeder had van schrik vergeten knolletjes en worteltjes te plukken en de kinderen piepten maar door elkaar. Natuurlijk is het piepen bij de ko nijnen, wat het praten bij ons is, dus je kunt begrijpen wat een drukte er in het hol was En geen wonder ook, want bestond er wel iets ergers? Eén der kleine Pluimpjes was weg uit het hol! Ja, niet zoo eventjes weg, maar voorgoed weg. Of ze weggeloo- pen, meegepakt, verdwaald of gestolen was, of ze eigenlijk nog wel leefde, wist moeder Pluim niet eens. Ach, en 't was nog wel de jongste, een der allerliefste konijnkinderen, die men zich kon indenken. O, o, wat een schrik! Hip en Wip. die neefjes waren van de Pluimpjes, en die dus het verdwenen kleine konijnenmeisje, dat Donsje heette, goed kenden, moesten er haring of kuit van heb ben. Zooiets zeggen de menschen Immers, als ze iets precies willen weten. Nu. Hip en Wip sprongen het holletje uit en liepen vlug bij tante Pluim aan en opnieuw moest deze alles vertellen. Ze was. terwijl alle kinderen naar het konijnenschooltje" waren, even weg geweest om wat spruitjes te halen van het land van boer Teunis en toen ze terugkwam was Donsje verdwenen. En geen spoor, niets van haar! Kon het de vos zijn geweest, werd er gevraagd en gegist? Had de boer of een van zijn kinderen, Donsje gevangen? Was ze misschien alleen maar wat afgedwaald? Had de jager misschienBrrr.als ze daaraan dachten, rilden alle konijntjes. Maar neen, zooiets was onmogelijk, Iedere jager moest toch zien dat Donsje meer dons dan vleesch was, ze was nog zoo klein als een speelgoedkonijntje. Hip en Wip konden het gejammer van moeder Pluim niet langer aanhooren. „Weet U wat. tante," zei Hip, „wij gaan Donsje zoeken en we zullen haar bij U terugbren gen, levend of.Maar dat sprak Hip niet meer uit, toen hij zag hoe moedertje Pluim haar tranen wegveegde. „Ach, jullie zijn lieve jongens" zeide ze, „als het jullie wer kelijk gelukt, geef ik een feest en dan krij gen jullie beiden iets moois." „Afgesproken," zeiden de konijnenjongens en weg waren ze. om vader en moeder van hun plan te vertellen. Nu, moeder was er niet zoo bijster mee ingenomen, dat kun je je wel indenken. Want al waren Hip en Wip soms rakkers, moeder zou ze toch niet graag willen missen. En dan, ze waren nog verliest in kracht. Duitsche kinderen noe men verstoppertje-spelen heel aardig het koekoe ksspel. Met de zwaluw en den nachtegaal is de koekoek een echte lentebode. Als de boo- men in het blad schieten, kun je op een goeden dag erop rekenen, ook in weidestre ken wel, om den eersten koekoeksroep van het jaar te kunnen beluisteren. Dat geeft opeens de heerlijke zekerheid dat de lieve Lente nu toch echt gekomen is. Ieder luis tert buiten daarom met plezier naar dat eentonige liedje. Er waren streken in En geland. waar men dan voor dien dag alle werk opzij smeet, vacantie nam en genieten ging van de jonge natuur Zooiets zouden jullie zeker ook wel willen, niet? In Duitschland. Polen en Finland heerschtcn dergelijke gebruiken ook Daar was het wel gewoonte dat diegene uit het gezin, die in het voorjaar het eerst den koekoek vernam, een extra ei kreeg dien dag. Dat ei was. net als de paascheieren bij ons een zinnebeeld van jong leven cn vruchtbaar heid, toepasselijk bij het ontwaken der na tuur tot nieuwe levenskracht. Allerlei bijgeloof heeft oudtijds aan dezen bijna altijd onzichtbaren vogel een zekere geheimzinnigheid verschaft. Men hield hem voor een waarzegger. De een klopte bij het hooren van een koekoek op zijn beurs en droomde dat deze dan heel het jaar niet leegraken zou. Een ander telde het aantal vogelroepen achter elkaar vernomen en voorspelde zich het aantal levensjaren of hoe lang het nog duren zou voor men trou wen zou. Voorspeller heette die vogel dus van goed en kwaad beide. Want de geheimzinnige vogel, die zelf geen nest maakte, doch haar eieren door andere, kleinere vogeltjes liet uitbroeden en groot brengen, vond men 'n slimmen rakker Van allerlei kwaad, waarvoor men geen oorzaak wist, kreeg de koekoek ook wel de schuld. De witte spuugjes. welke door de insectenlarven van schuimbeestjes aan struiken en bloemstengels van uitgezogen plantensap worden gemaakt, noemt men ook wel koekoeks-spog. Laten we maar geen kwaad gelooven van dezen mooien vo gel. Net als alle enderen houdt hij er zijn eigen maniertjes op na, en als verdel ger van de buitengewoon schadelijke, lang harige rupsen, door andere vogels versmaad, is de koekoek wel een allernuttigste boschvo. gel te noemen, een der gezellige gasten met zijn vollel klankroep in het zoo rustige stille zomerbosch bovendien! G. DE GRAAF. GRAPJES. Oppasser in 't museum: ..Het, spijt mij da ik u niet kan rondleiden, er mag hier name lijk niet gerookt worden". Toerist: „Maar ik rook toch immers niet!" Oppasser: „Neen. u niet, maar ik wel". DE SPRINGENDE KIKVORSCH. Hier is weer eens een aardig, nieuw spel letje en omdat het een kikvorschspel is, juist toepasselijk als we bij het kampeeren in bosch of aan zee, in het rustuurtje wat tijd verdrijf zoeken. Dit nieuwe spelletje is. hoe wel de spelregels zeer eenvoudig zijn, toch vol. afwisseling en verrassend. Het wordt door twee personen gespeeld. Elk der spelers heeft een muntstukje of een knoop of iets dergelijks, wat dan den kikvorsch moet voor stellen. Natuurlijk moeten de beide ..kikvor- schen" door grootte of kleur, van elkaar te onderscheiden zijn. zoodat geen vergissin gen kunnen plaats hebben. Eerst wordt geworpen met dobbelsteen tjes en wie de meeste oogen heeft, mag het eerst zijn kikvorsch op het witte cirkeltje zetten, dat we boven in het speelveld zien cn schuift dan meteen op naar den zwarten cirkel die links van de witte ligt. Dan wordt weer geworpen en telkens mag hij, die den hoogsten worp maakt, zijn kikvorsch een plaats naar links opschuiven. Het kan zoo doende ook wel gebeuren, dat beide kik- vorschen toevallig op hetzelfde veld komen te staan, maar dat hindert niet. Wie nu ach ter elkaar, twee, drie of meer keeren den hoogsten worp heeft, moet dan ook twee, drie of meer velden tegelijk naar links op schuiven met z"n kikvorsch. Hij. wiens kik vorsch het eerst weer aan het uitgangspunt is, dus precies op den witten cirkel, heeft gewonnen Maar dat is niet zoo gemakke lijk als het er wel uitziet. Want wiens kik vorsch het heele vierkant heeft doorloopen op b.v. één zwart veld na en de speler heeft enkele malen achter elkaar de hoogste worp gemaakt, laten we zeggen, twee keer. dan mag hij met zijn kikvorsch niet op het witte veld gaan staan, maar moet er, volgens de spelregels overheen springen en dus weer op het zwarte veld links gaan staan. Wie dat overkomt, moet het heele vierkant weer doorloopen. net zoo lang tot hij weer rechts van den witten cirkel komt te staan en laten we hopen, dat hij dan meer geluk heeft- Want dat i$ Juist het aardigste van dit spel letje, wie teveel geluk heeft, zal heel moeilijk kunnen winnen! W. MAZUR. AAN ALLEN. maar kleine konijnen jongens, al waren ze niet zóó klein als Donsje. Maar vader gaf toch zijn toestemming, wanthij zag graag dat zijn jongens flink waren. Hij gaf ze de noodige wenken tot voorzichtigheid, zei wat ze wel en wat ze niet mochten doen en gaf ze elk een flinken knapzak met spruit jes, koolblaadjes en worteltjes mee. Moeder Pluim gaf ze tot afscheid een konijnenzoen tje en snikte luid Toen de jongens weggingen, was het al bijna donker, maar ze besloten, toch niet langer te wachten. „Allereerst naar den vos" fluisterde Hip en Wip griezelde toen wel een beetje. Maar dapper greep hij Hip's poot en daar ging het dan 't Was nu avond geworden, maar gelukkig scheen de maan, zoodat zij den weg goed konden zien. „Aan het einde van het bosch woont de vos." zei Hip, ..als we geluk hebben, is hij niet thuis en kunnen wij zijn hol doorsnuf felen, zonder dat hij het merkt. ..De vos is een slimme guit," zei vader, „en hij gaat gewoonlijk eerst op jacht, als het donker is." (Wordt vervolgd.) UIT DE NATUUR. EEN TAAI ONKRl lD Tot de planten, die zeer veel in ons land voorkomen en op bouwlanden zeer moeilijk zijn uit te roeien, behooren de paardestaar- ten. Hiervan zijn verschillende soorten. De meest algemeene en bekende is: Veldpaardestaart (Equisetum arvense) Zie fig, 1, fam. Paardestaartachtigen (Equi- setineeën.'. Een zeer algemeene voorkomende plant langs wegen, op vochtige akkers en slechte DE KOEKOEKSROEP. We hoorden den koekoek wel eens een ijdelen vogel noemen, omdat hij altijd zijn eigen naam roept. Dat is flauw! Want de Kraai, de Raaf, Kievit, Karekiet en Ture luur doen precies hetzelfde. Al noemen de Franschen hem coucou, de Engelschen cuckoo en de Duitschers ook Kuckuck, als je goed oplet ontbreekt de letter k in zijn liedje meestal geheel. Dom is de vogel ook niet omdat zijn liedje altijd koekoek-een -zang luidt. Zulke vogels zijn er bij hoopen en ik hoor liever het heldere roepen van den zwartgestreepten en gevlekten koekoek schallen over bosch en veld dan het door merg en been dringende gekrijsch van een bontkleurigen pauwhaan te moeten aanhoo ren. Als koekoeken elkaar achternazitten kun je ze ook ga! ga! ga! hooren roepen, 't Zijn onrustige, zwervende vogels,, welke je niet gemakkelijk van dichtbij te zien krijgt, verscholen als ze meestal zitten tus- schen bladeren en twijgen Deze vogelroep klinkt beurtelings veraf en dichtbij, maar dat komt ook wel doordat de koekoek on der het roepen zijn kop naar alle kanten draait en dus voor ons oor het geluid soms weiden. Ze heeft ln den grond een lange wor telstok, die zeer lastig is uit te roeien. In het voorjaar (Maar-April) verschijnt, de dik ke, lichtbruine bloemstengel (fig. la) die geleed is en gemakkelijk uit elkaar te trek ken. De tanden der scheeden zijn spits, lan- cetvormig zwartbruin De kleine onooglijke bloempjes, die aan den top een aar vormen zijn eigenlijk kleine tafeltjes met aanhang sels. Deze zijn gevuld met een poeder dat veel op stuifmeel gelijkt Het zijn echter dc sporen, waaruit later de jonge plantjes ont staan en die door den wind worden verspreid. De bladstengels, die lichtgroen zijn. ver schijnen later. Die 2Un dunner dan de bloem, stengels en meest vertakt (fig. lb). Nog een paar soorten, die veel voorkomen zijn: Lidrusch (Equisetum palustre) Zie fig 2. Hebben we bij de veldpaardestaart een af zonderlijke bloem- en bladstengel, bij deze is 't één. De bouw van de plant komt in hoofdzaak met de vorige overeen Dc stengel is dun, hoogstens 3 m.M., meest vertakt, diep gegroefd. De scheeden zijn naar boven trechtervormig met driehoekige tanden. De bloeiwijze Ls gelijk aan de vorige Op moe rassige plaatsen en langs slooten komt ze algemeen voor. Bloeitijd Mei—Juni. Holpijp (Equisetum limosum). Zie fig 3 Deze komt veel met de vorige overeen, doch heeft een veel dikkeren stengel en een meer gedrongen bloeiwijze. Wc treffen haar veel aan in ondiepe slooten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 19