STA TEN- GENERAAL.
Godslasteringsontwerp verder besproken
ONTBOEZEMINGEN
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 28 MEI 1932
TWEEDE BLAD
TWEEDE KAMER.
Een hoogstaand debat. Heftige „maidenspeech" van den Benjamin der
Kamer. En een afstraffing vanwege den nestor. Het nieuwe lid op ge
spannen voet met de waarheid? Prof. Slotemaker tegen het ontwerp.
Men moet toch iets aannemen. „Wat zijn we begonnen". Minister Don-
ner wil doorzetten.
27 Mei.
Vandaag heeft de discussie over heit ont
werp van minister Donner voortgang gehad,
het ontwerp, d>at smalende Godslastering
strafbaar stelt, waanneer daarmee tegelijk de
godsdienstige gevoelens van anderen worden
gekrenkt. De discussie is thans zoover, dat
Dinsdag minister Donner kan spreken.
Minister Donner heeft geen gemakkelijken
taak. Immers, het ontwerp raakt, wat ieder
erkennen zal. hoe men er ook tegenover
staat, een wel heel moeilijk onderwerp vol
voetangels en klemmen. Bovendien handelt
des ministers rede over begripsformuleeringen
waarmede de latere rechter, die het ontwerp
heeft uit te voeren, ongetwijfeld zijn dienst
zal doen. Mr. Donner zal dus voorzichtig
moeten zijn iai zijn uitlatingen.
De Kamer heeft vandaag geluisterd naar
de heeren Merchant, Slotemaker de Bruine,
Peereboom, van Wijnbergen, Zandt, Krijger
en Heemskerk. Een rij dus van over het alge
meen zeer vooraanstaande Kamerleden
Daarin heeft zdoh ook het aller
jongste Kamerlid, het Kamerlid van 10
dagen, de heer Peereboom geschaard. De heer
Peereboom heeft maar we erkennen: hij.
als een parlementaire eenling, verkeert in een
bijzondere positie de heer Peereboom heef-
een rede gehouden, welke niet den toon had.
welke gewoonlijk kenmerkend is voor een
maidenspeech: voorzichtig en aarzelend. In
tegendeel. had heel het debat over het ont-
werp-Donner. bij elk der sprekers, de heer
Wijnkoop niet uitgezonderd, een voornaam
cachet gedragen, de heer Peereboom sloeg op
de politieke trom. Hij verweet, in korte woor
den, de rechterzijde eerst de openbare schooi
te hebben ontkerstend en thans de kinderen
die zonder Bij,bel zijn opgevoed, een dwang
buis te willen aandoen in het godslasterings
ontwerp. Waarmede hij het overigens niet
eens was, wijl het wel de smalende gods
lastering, maar niet de godslastering als zoo
danig strafbaar stelde.
De woorden, waarmede de heer Peereboom
de rechterzijde had geattaqueerd, werden
afgeweerd door den heer Krijger. Na hem
heeft de oude tachtig-jarige Mr. Heemskerk
de vijftig jaren jongeren heer Peereboom een
afstraffing gegeven, welke den laatste lang
zal heugen. Hij verweet hem niet meer of
minder, dan op gespannen "jpet met de waar
heid te staan. Wie nu gelijk heeft in den
inhoud van zijn betoog het blijve in het
midden doch dit staat vast, dat de be
scheidenheid en zijn jeugd den heer Peere
boom wat gematigder woorden hadden moe
ten doen kiezen in zijn eerste rede.
De heer Heemskerk heeft tegenover heit
ontwerp een standpunt ingenomen, dat af
week van dat van zijn partijgenoot Prof.
Visscher. De heer Heemskerk heeft niet ge
vraagd om strafbaarstelling van de Gods
lastering als zoodanig. Dat is heel merk
waardig. De heeren Van Wijnbergen, Peere
boom, Krijger en Zandt, vroegen er wel om.
De minister zal dat Dinsdag wel afwijzen.
Door een hoofdknik gaf hij zijn instemming
te kennen met wat Mr. Heemskerk had opge
merkt.
De heer Heemskerk vereenigde zich met
's ministers ontwerp, dat de smalende gods
lastering strafbaar stelde wanneer daarmee
godsdienstige gevoelens kunnen gekrenkt
worden.
De heer Heemskerk teekende de overheid
als Gods dienaresse, wat haar ook den plicht
oplegt de geloofsvrijheid te beschermen. Tot
het geloof dwingen kan niemand dat
moet van God komen. Ook de vrijheid om
niet te gelooven moet er zijn. Consequentie
hiervan is, zegt Mr. Heemskerk, dat ook de
geloofsvrijheid moet beschermd worden van
hen, die gelooven beschermd tegen de gees
telijke atmosfeer, waarin gesmaald wordt. De
heer Heemskerk nu meent, dat de rechter
zeer wel zal kunnen uitmaken, wanneer er
smalend godslastering plaats heeft.
Smalende godslastering, want godslaste
ring als zoodanig, daartegen kan, volgens den
heer Heemskerk de minister niet optreden,
want dan zou de Overheid, welke Gods die
naresse is, zich stellen op het standpunt van
God zelf. En bovendien, dan zou geen straf
zwaa^ genoeg zijn om de krenking tot zijn
recht te doer, komen.
De heer Zandt neemt natuurlijk een ge
heel eigen standpunt in. Hij wil godslaste
ring straffen en dan als godslastering be
schouwen al wat niet naar de Gereformeer
de belijdenis is. Veel uit den Roomsch-Kath.
eeredienst zou in zijn zienswijze strafbaar
zijn. De heer Van Wijnbergen ziet, met den
heer Krijger in het ontwerp, dat zij beiden
gaarne aanvaarden, de erkenning, de open
lijke-uitspraak, van de afhankelijkheid van
God. Wanneer de Staal de godslastering niet
strafbaar stelt, zoo ondermijnt de Staat
daarmede zijn eigen grondslag. De aardsche
rechtsorde is van goddelijken oorsprong. De
heer van Wijnbergen zal echter nu hij dat
alles niet ontvangt in een ontwerp, met het
ontwerp meegaan, dat alleen smalende gods
lastering strafbaar stelt. Hij gelooft, dat tot
het verwachten van moeilijkheden in de
practijk geen rede is. De rechter zal weten
dat in ons land godslastering is: het lasteren
van God. zooals het begrip daarvan in ons
volk leeft. Bovendien ziet de heer van Wijn
bergen aanleiding tot getuigen.
Hier staat Prof Slotemaker de Bruine lijn
recht tegenover. Hij legt niet alle nadruk op
het algemeene, maar vooral op de moeilijk
heden in de strafzaak. Hij ziet allerminst een
strafontwerp als middel om te getuigen van
Gods zijn. Dat getuigen zou in de rechtspraak
aanleiding kunnen geven tot velerlei getui
gen er tegen.
Ook Mr. Marchant verwees naar de toe
komstige rechtzaak als argument tegen het
ontwerp. Hij behoefde daarvoor maar te ver
wijzen naar de rede van den heer Wijnkoop
gisteren en diens pleidooi voor de godloos
heid. Overigens brachten de heeren Slote
maker en Marchant den heer Wijnkoop on
der het oog. dat de Russische propaganda
voor de godloosheid de wetenschap, zei de
heer Wijnkoop heeft het godsbegrip tot de
afgedane zaken gerangschikt niets heeft
uitgewerkt. De nog overgebleven Russische
kerken stroomen vol. het communisme be
vredigt de mystieke Russische volksziel niet.
Prof. Slotemaker heeft allerlei gevaren van
en bezwaren tegen het ontwerp aangevoerd,
allerlei moeilijkheden uit de rechtszaal naar
voren gebracht, die het hem heel moeilijk
maken met het ontwerp mede te gaan, vooral
nu, wanneer de smalende Godslastering alle
moeilijkheden raakt, welke verbonden zijn
dwang op het gebied van de vrijheid van
godsdienst en de vrijheid van meenings-
uiting. De Overheid aldus spr. kent de
waarheid wel, wijl God zich geopenbaard
heeft, maar geestelijke overtuigingen moeten
niet met uitwendige middelen gediend wor
den, dat ligt buiten het wezenskarakter van
de geestelijke dingen. Aan de vrijheid van
denken wil hij niet op eenigerlei wijze tor
nen.
Voorts heeft Prof. Slotemaker uitgesproken,
dat hem nog altijd niet de bedoeling is duide
lijk geworden van het ontwerp, het doel niet
en de bedoeling niet. Volgens sommigen zou
het ontwerp de Godslastering als zoodanig
straffen willen. Prof. Slotemaker de Bruine
gelooft dat niet. Daartegenover staat ook
Minister Donner aarzelend.
Intusschen vreest, mèt Mr. Marchant ook
Prof. Slotemaker de Bruine, dat in de recht
zaal gediscussieerd zal worden over Gods
lastering, met alle nadeelige gevolgen daar
van. juist, voor wat men sauveeren wilde.
Bovendien moet nog het opzet om te smalen
aanwezig zijn. Is dat opzet bewijsbaar voor
iemand als de heer Wijnkoop, die zegt niet te
gelooven aan God?
De heer Slotemaker begreep ook, met Mr.
Marchant, dat. nu de--regeering is blijven
staan op behandeling van het ontwerp en de
Kamer die niet heeft uitgesteld, men schade
zou doen door niets aan te nemen. Eenvoudig
verwerpen heeft door redevoeringen a
contrario groote nadeelen. De heeren Slo
temaker en Marchant hopen dus op een wij
zigingsvoorstel, dat het ontwerp aanneme
lijker maakt b.v. door te straffen het opzet
om den godsdienst bespottelijk te maken.
Mr. Marchant meende, dat de Regeering
minister Donner schudde heftig van neen
zoowel als de Kamer in de gedachte leefde:
„Waren we er maar nooit aan begonnen''.
Ook Mr. Marchsvt betoogde, dat de Godslas
tering niet een reden tot straffen zijn kan,
wijl de wetgever zich heeft te beperken tot
de menschelijke rechtsorde, maar wat daar
buiten ligt, niet heeft aan te raken. De per
soon van God staat buiten het strafrecht.
Het Godsbegrip is bovendien verschillend.
Ook had Mr. Marchant nog het bezwaar, dat
het opzet der krenking niet in het ontwerp
staat. Hij geloofde, dat ook den minister de
moeilijkheden niet zijn medegevallen.
Dinsdag wordt er ook beslist over een
nieuwe werkloosheidsinterpellatie, nu van
den heer Kupers.
INTIMUS.
HULDIGING VAN VERNOUT, WILEMSE EN
JORDAAN.
De heeren A Vernout. J. Willemse on J.
Jordaan zullen Zondagmiddag na afloop van
den 25 K.M. marsch door „Dudok de Wit", in
café „Bellevue" hoek Baan en Plein) gehul
digd worden voor het volbrengen van den
afstandsmarsch AntwerpenHaarlem op de
beide Pinksterdag in ongeveer 31 uur.
ASFALTEERING VAN DEN WEG
HAARLEMALKMAAR
De Rijkswaterstaat te Haarlem zal 17 Juni
aanbesteden het maken van een rijweg en
rijwielpaden met een verharding van as-
phaltbeton en het maken van voetpaden
met een verharding van beton tegels, met
bijkomende werken, op gedeelten van den
Rijksweg no. 9 (gedeelte VelsenAlkmaar)
in de gemeenten Heemskerk, Castricum en
Limmen; raming f 98.000-
AANBESTEDINGEN.
In de voormalige infanteriekazerne ta
Haarlem hebben Vrijdag de volgende aanbe
stedingen plaats gehad:
het verven van militaire gebouwen en wer
ken van Uitgeest tot Velsen en bij IJmuidcn
(raming f 1700): laagste inschrijving: R.
Hakker en J. M. Bosma te Velsen voor f 1067;
het doen van voorzieningen aan deze wer
ken van Uitgeest tot Velsen (raming f 3510);
laagste inschrijving: P. GJaltema en J. Dou-
ma te IJmuiden voor r 2850;
het doen van voorzieningen aan deze wer
ken ten oosten van Haarlem en in den Haar
lemmermeerpolder (raming f 7405); laags'.o
inschrijving G. W. Polderman te Zaandam
voor f 6439;
het verven van militaire gebouwen en wer
ken ten oosten van Haarlem en In den Haar-
lememrmeerpoldcr (raming f«1850); laagste
inschrijving R. Hakker en J. M. Bosma te
Velsen voor f 1147;
het verven van militaire gebouwen te
Haarlem (raming f 2740); laagste inschrij
ving R. Hakker en J. M. Bosma te Velsen voor
f 1761;
het doen van voorzieningen aan militaire
gebouwen te Haarlem (raming f 12.910);
laagste inschrijving G. de Graaf te Halfweg
voor f 11.180.
van een Optimist.
De Telefoonjuffrouw Voorheen en
Thans. Onzakelijk beleid van
den Staat jegens zijn Klanten.
Herbert Casson's uitspraak:
de Klant heeft altijd gelijk.
De H.P.. de schrijvers en de On
sterfelijkheid. Nieuwe Poli
tieke Partij gevraagd!
De telefoonjuffrouw heeft mij gisteren
weer eens op verwijtenden toon bejegend, en
het deed mij goed. Ik had zeven minuten met
Amsterdam getelefoneerd en wou net haas
tig „de stad" opbellen, toen zij er tusschen-
kwam met die verschrikkelijke plichtmatig
heid, die de dienaressen van den Staat ken
merkt, en verwijtend zei: „Meneer, bent u
nu uitgesproken met Amsterdam?"
„Ja juffrouw", zei ik berouwvol. „Einde
lijk".
„Het was zeven minuten. Weet u dat?"
.Juffrouw, het spijt mij". Ik voelde mijn
schuld.
Vroeger, toen zij ook de stadstelefoon be-
heerschte, was de telefoonjuffrouw ons aller
lievelings-vijandin. Tegenwoordig wijst zij
ons alleen nog maar zacht op ons interlocaal
feilen. Het feilen ligt in de lengte der ge
sprekken. Spreekt ge maar drie minuten, dan
verheugt het haar blijkbaar. Wordt die wet
telijke grens evenwel overschreden, dan is
het mis. De bekende verwijtende toon klinkt.
En uw schuldige ziel de mijne althans
bevroedt veel meer in haar gedachten, dan
de enkele woorden die zij uitspreekt. Uw
schuldige ziel bevroedt: „Wat praten mannen
toch lang! Ik heb geluisterd, en was dat nou
de moeite waard? Ze moeten het noodig aan
ons vrouwen verwijten! Niks er bij dat. een
beetje aardig is om aan Mies te vertellen.
(Mies is. naar ik veronderstel, die andere te
lefoonjuffrouw, die alleen maar in mij te
leurgesteld is als ik te lang spreek. Neen,
ik ken ze geen van beiden persoonlijk).
Verder schijnt de juffrouw te denken: ..En
wat zijn mannen toch roekeloos met geld!
Weten ze niet dat dat allemaal voor dien
naren Staat is. die mii zoo slecht betaalt en
me pas nog verminderd heeft ook, vanwege
die crisis of hoe heet dat?"
Misschien denkt zij nog meer. Misschien
jvacht er een meneer op verbinding, dien zij
wèl persoonlijk kent. Gij weet het nooit. Ook
een telefoonjuffrouw heeft daar recht op. In
elk geval schijnt zij instructie te hebben om
ons afkeurend te behandelen als het gesprek
langer) dan drie minuten duurt. De schatkist
verdient zeker meer aan veel korte gesprek
ken, dan aan weinig lange Ik moet het tarief
er eens op nakijken.
Overigens ik weet niet hoe het u gaat
betreur ik soms den ouden tijd van de stads
telefoon, toen de juffrouw van alles de
schuld kreeg. Nu belt u zelf een verkeerd
nummer op. door een verkeerden greep in die
domme draaischijf te doen, terwijl u toch
zeker wee't dat u het goed gedaan hebt, en
krijgt den burgemeester op de lijn inplaats
van uw kleermaker.
„Krijg ik nu eindelijkbegint u
„oh pardon burgemeester. Verkeerd num
mer". Mal figuur.
Vroeger gaf u een verkeerd nummer op.
kreeg het prompt en belaadde de juffrouw
met de schuld. U maakte haar een standje.
Zij sprak tegen. U werd boos. U zei iets over
een klacht indienen, was opgelucht en vergat
het meteen. Nu geeft dat stomme toestel u
zelf de schuld. Het is zeer onaangenaam om
zelf de schuld te dragen. Dat vind ik ten
minste. En het is een psychologische fout in
het automatische stelsel, dat de klant steeds
de schuld krijgt.
Ik weet dat zoo zeker, omdat meneer Her-
bert Casson het in al zijn boeken zegt. Me
neer Casson is de grootste levende autori
teit op het gebied van efficiency. Hij weet
precies hoe u voordeelig zaken kunt doen,
hoe u moet inkoopen en verkoopen, reclame
maken en étaleeren. en ook hoe ge u klanten'
moet behandelen. Hij weet- nog veel meer, en
zegt het bovendien. Als iedereen zijn boeken
had gelezen en onthouden, zou er nooit
een wereldcrisis zijn ontstaan. Zelfs verwon
dert het mij nu nog hoe de crisis kan blij
ven bestaan, terwijl meneer Casson leeft, en
iedereen zijn boeken kan lezen.
Enfin. Deze profeet van het zakenleven,
die ettelijke ondernemingen, van wereld
concerns tot Kleine Diassen toe, van den
ondergang heeft gered door ze met zijn
adviezen te steunen, maakt een leidend
principe van de stelling: „De klant heeft
altijd gelijk".
Al beweert hij of zij de dwaaste dingen,
al veroorzaakt hij of zij het heele personeel
tijdverlies, chicaneert op alles en wil een
artikel gratis vervangen hebben, dat door zijn
•of haar eigen schuld kapot is gegaan
geef hem of haar gelijk. Maak uw excuses!
Word in geen geval ooit boos.... want dat
vertelt zij aan haar kennissen, en de hemel
weet hoe! (Hier laat ik „hij" maar weg, want
die vergeet het).
Aldus Casson.
Welnu, bezie den Staat der Nederlanden,
die niet alleen de onhebbelijke gewoonte
heeft onze belastingaangiften te cont-rolee-
ren. achterdochtig te doen en> ons altijd te
veel te laten betalen, maar bovendien een
telefoonstelsel invoert, dat den klant auto
matisch cngeüjk geeft. Het is dom, onrede
lijk en onzakelijk. Ik vind het veel erger dan
dat geval van dien bode van minister Ver
schuur. die een telegram tot den volgenden
dag liet liggen omdat het Departement het
adres van oud-minister Posthuma niet wist.
Dat Ls eenvoudig Haègsch. Alstublieft geen
ordinaire haèst! Maar de fouten van de te
lefoon zijn psychologische, algemeene, on
zakelijke, dus zeer laakbare.
Als de ontvangsten van de P.T.T. tegen
vallen dan weet u nu waaraan het ligt. En
natuurlijk vallen zij tegen wamt 't woord Staat
is met het woord Tegenvaller synoniem. Dat
was het al tijdens wijlen-de-Itcogconjunc
tuur. toen wij elk jaar veel meer betaalden
dan geraamd was, en de Millioenenrede en
de Troonrede die twee naargeestige
Staatsspeeches toch altijd even zwartgal
lig waren. Hoe zij er dit jaar ziAlen uitzien
durf ik zelfs niet te veronderstellen. Het zal
me wat worden voor een Optimist, om de
nationale somberheid, die ervan zal uit
gaan-, eenigermate te bestrijden. En daar
mee ookde crisis, die immers door pessimis
me gevoed wordt, op pessismisme leeft en er
welig op voort-tiert!
Wij krantenschrijvers, die ons best doen
om er den moed in te houden, zouden wel
eens een opgewekter toon uit Den Haag wil
len hooren. Maar de residentie is een won
derlijke stad. en in den laatsten tijd levert
zij niet- veel anders dan narigheden. Een uit
zondering maakt zoo af en toe de Haagsche
Post, het aardige weekblad mot den' rosen
inhoud, de politiek van de Witte Sociëteit op
de voorpagina en Jhr. Goerée d'Overflacquée,
Amice Kip en anderen „binnenin".
Deze Haag scire Post ls verleden week tot
de ontdekking gekomen, dat geen enkele
auteur langer leeft dan tien jaar na zijn
dood". Charivarius zal wel weer aanmerking
op dien uitspraak maken, en hem onder
„Merkwaardige berichten" rangschikken,
maar hij wil nu letterlijk op alle slakken
zout leggen. De bedoeling is duidelijk. Minder
duidelijk wordt zij in de volgende zin: ..Vijf
tig jaar is al een record". Dus er zijn er
dan toch die veel langer na hun diood le
ven.
De H. P. gaat aldus verder:
„Zelfs een Zola is vrijwel dood voor onzen
tijd. Balzac is reeds lang gestorven, Ibsen
heeft een leelijk lijken-luchtje, Strindberg is
sterk aan het ontbinden. Molière heeft een
schijn van leven, zeer kunstmatig opgehou
den. overschaduwd door Caillavet en de Fiers
en de machtige Shakespeare komt wanhopig
in de verdrukking als hij gesteld wordt
tegenover den kleinen Molnar. Eeuwfeesten
van verouderde genieën worden uitsluitend
gehouden om enkele essayisten en school
meesters aan een extra-boterham te helpen.
Hoe brillant schittert, als tegenstelling, het
Pantheon der muzikale genieën. Is er ooit
iemand die Bach als verouderd taxeert of
Beethoven scheldt voor een vervelende oude
pruim of Mozart schrapt omdat hij meer
dan honderd jaar dood is of Schubert waarde
ontzegt omdat hij zong in 1810? Zelfs Vader
Haydn, wiens muzieken soms een beetje naar
schimmel ruiken, kan maaï niet sterven.
Week op week ontmoeten wij hem ergens.
Het lichaam neemt onwillekeurig de houding
aan voor een goede siësta, de oogen vallen
een beetje dicht,maar wij luisteren naar
zijn gezellig woord en de eeuwige cravate
die hij in den hals draagt vinden wij lang
niet onaardig. Bravo Vader Haydn. ouwe
tante, ik buig mij voor je vitaliteit! En ik
meen een waarheid als een koe te verkondi
gen. als ik zeg: .Muziek is een eeuwig levend
product, onaantastbaar voor den tijd: litte
ratuur is een kunstmatig product, dat ang
stig snel veroudert, tijdsartikel. een mode,
de zwakste bloesem in den tuin der
kunsten".
Het eerste deel van deze beschouwing. met
het lijkenluchtje en de ontbinding, klinkt
niet prettig en verre van Haègsch boven
dien. Het twéede toont de onsterfelijkheid
der groote componisten en maakt veel goed.
Maar met de conclusie» over litteratuur ben
ik het toch niet erg eens. Is Shakespeare's
werk dood? Misschien voor het aardige rose
weekblad, maar voor tallooze tooneelmin-
naars allerminst. Gaat er één tooneelselzoen
in een enkel land voorbij zonder Shake
speare? In Nederland zeker niet. In Enge
land zelf, en in Duitschland evenmin. Ho-
noré de Balzac's stukken zijn wel erg op den
achtergrond geraakt hetgeen niet zeggen
wil dat zij niet meer herleven zullen
maar heeft zijn eenvoudig blijspel „Merca-
det" niet meer dan een halve eeuw in glorie
geleefd? Ik zie Royaards er nog in (dat is
maar enkele jaren geleden) en geloof niet
dat ik liet ooit vergeten zal. De dood van
Ibsen's werk, dat overigens nirruper bet
stempel der onsterfelijkheid heeft gedragen,
mag misschien beaamd worden. Maar Mo-
lière's stukken? Neen. neen. II. P. die kun
nen niet in een adem met den decadenten
Strindberg genoemd worden, en wij zullen
nog heel wat Tartuffes. Misanthropes en
Précleuses Ridicules op de Hollandsen©
planken te zien krijgen Zijn dat tydsartlke-
len, modes, zwakke bloesems in den tuin
der kunsten?
Maar aardige rose H.P Naar wiens ver
heven smaak oordeelt gij eigenlijk?
Weet ge wat inderdaad kort leeft? Onze
artikelen! Ik sterk mij met den troost dat
deze rubriek in het Zaterdagnummer ver
schijnt. en deze artikelen daardoor twee-
dags-vlinders zijn inplaats van de ééndags
vliegen van de gewone werkdagen. En met
de gedachte dat het Optimisme, hetwelk ik
nederig dien als een zijnor (te weinige) ge
trouwen. nog onsterfelijker is dan Shake
speare. Honoré de Balzac. Molière. Dante en
Cervantes bij elkaar. Misschien zal de H.P.
na mijn sneven het moeten erkennen: „Op
timist. die nog twee dagen na zijn dood
geleefd heeft, is niet. meer. maar de leer
die hij mede beleed zal nooit vergaan". En
Ik zal tenminste een poosje hebben helpen
meesjouwen aan den lichtenden fakkc! van
het Optimisme. een program dat in
deze tijden waarlijk de stichting van een
groote partij, met een volstrekte meerder- p
heid in alle parlementen volkomen waard
zou zijn.
Ook om de collectie afgevaardigden, die
de Optimistische Internationale naar Genèye
zou zenden
Maar laten we ons niet te druk maken
over de onsterfelijkheid van persoonlijke
scheppingen, Waartoe? De geslachten die na
ons komen moeten toch ook wat te doen
hebben, en de illusie behouden dat de gees
tige, wijsgeerige, kernachtige en alleen-maar-
rake dingen die zij zeggen zullen, nog nooit
tevoren beweerd zijn! Waaraan men, alleen
reeds door de lezing van Shakespeare, soms
lichtelijk dreigt te twijfelen. Want heusch,
de meeste dingen heeft hij al gezegd,
eeuwen geloden. En nu lk er goed over na
denk. betwijfel ik sterk of één of meer andere
Shakespeares ze al niet duizenden jaren
eerder moeten hebben gezegd. En of de
melodieën van Beethoven. Mozart. Schubert
en Haydn ook niet Sn dat geval verkeeren
Gelukkig maar dat wc al die dingen niet
weten. Zit de grootste bekoring des Levens
niet in de dingen, die je nog niet wist? En
wat zijn het er veel, zelfs voor de H.P
OPTIMIST.