STA TEN- GENERAAL. Godslasteringsontwerp verder besproken ONTBOEZEMINGEN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 28 MEI 1932 TWEEDE BLAD TWEEDE KAMER. Een hoogstaand debat. Heftige „maidenspeech" van den Benjamin der Kamer. En een afstraffing vanwege den nestor. Het nieuwe lid op ge spannen voet met de waarheid? Prof. Slotemaker tegen het ontwerp. Men moet toch iets aannemen. „Wat zijn we begonnen". Minister Don- ner wil doorzetten. 27 Mei. Vandaag heeft de discussie over heit ont werp van minister Donner voortgang gehad, het ontwerp, d>at smalende Godslastering strafbaar stelt, waanneer daarmee tegelijk de godsdienstige gevoelens van anderen worden gekrenkt. De discussie is thans zoover, dat Dinsdag minister Donner kan spreken. Minister Donner heeft geen gemakkelijken taak. Immers, het ontwerp raakt, wat ieder erkennen zal. hoe men er ook tegenover staat, een wel heel moeilijk onderwerp vol voetangels en klemmen. Bovendien handelt des ministers rede over begripsformuleeringen waarmede de latere rechter, die het ontwerp heeft uit te voeren, ongetwijfeld zijn dienst zal doen. Mr. Donner zal dus voorzichtig moeten zijn iai zijn uitlatingen. De Kamer heeft vandaag geluisterd naar de heeren Merchant, Slotemaker de Bruine, Peereboom, van Wijnbergen, Zandt, Krijger en Heemskerk. Een rij dus van over het alge meen zeer vooraanstaande Kamerleden Daarin heeft zdoh ook het aller jongste Kamerlid, het Kamerlid van 10 dagen, de heer Peereboom geschaard. De heer Peereboom heeft maar we erkennen: hij. als een parlementaire eenling, verkeert in een bijzondere positie de heer Peereboom heef- een rede gehouden, welke niet den toon had. welke gewoonlijk kenmerkend is voor een maidenspeech: voorzichtig en aarzelend. In tegendeel. had heel het debat over het ont- werp-Donner. bij elk der sprekers, de heer Wijnkoop niet uitgezonderd, een voornaam cachet gedragen, de heer Peereboom sloeg op de politieke trom. Hij verweet, in korte woor den, de rechterzijde eerst de openbare schooi te hebben ontkerstend en thans de kinderen die zonder Bij,bel zijn opgevoed, een dwang buis te willen aandoen in het godslasterings ontwerp. Waarmede hij het overigens niet eens was, wijl het wel de smalende gods lastering, maar niet de godslastering als zoo danig strafbaar stelde. De woorden, waarmede de heer Peereboom de rechterzijde had geattaqueerd, werden afgeweerd door den heer Krijger. Na hem heeft de oude tachtig-jarige Mr. Heemskerk de vijftig jaren jongeren heer Peereboom een afstraffing gegeven, welke den laatste lang zal heugen. Hij verweet hem niet meer of minder, dan op gespannen "jpet met de waar heid te staan. Wie nu gelijk heeft in den inhoud van zijn betoog het blijve in het midden doch dit staat vast, dat de be scheidenheid en zijn jeugd den heer Peere boom wat gematigder woorden hadden moe ten doen kiezen in zijn eerste rede. De heer Heemskerk heeft tegenover heit ontwerp een standpunt ingenomen, dat af week van dat van zijn partijgenoot Prof. Visscher. De heer Heemskerk heeft niet ge vraagd om strafbaarstelling van de Gods lastering als zoodanig. Dat is heel merk waardig. De heeren Van Wijnbergen, Peere boom, Krijger en Zandt, vroegen er wel om. De minister zal dat Dinsdag wel afwijzen. Door een hoofdknik gaf hij zijn instemming te kennen met wat Mr. Heemskerk had opge merkt. De heer Heemskerk vereenigde zich met 's ministers ontwerp, dat de smalende gods lastering strafbaar stelde wanneer daarmee godsdienstige gevoelens kunnen gekrenkt worden. De heer Heemskerk teekende de overheid als Gods dienaresse, wat haar ook den plicht oplegt de geloofsvrijheid te beschermen. Tot het geloof dwingen kan niemand dat moet van God komen. Ook de vrijheid om niet te gelooven moet er zijn. Consequentie hiervan is, zegt Mr. Heemskerk, dat ook de geloofsvrijheid moet beschermd worden van hen, die gelooven beschermd tegen de gees telijke atmosfeer, waarin gesmaald wordt. De heer Heemskerk nu meent, dat de rechter zeer wel zal kunnen uitmaken, wanneer er smalend godslastering plaats heeft. Smalende godslastering, want godslaste ring als zoodanig, daartegen kan, volgens den heer Heemskerk de minister niet optreden, want dan zou de Overheid, welke Gods die naresse is, zich stellen op het standpunt van God zelf. En bovendien, dan zou geen straf zwaa^ genoeg zijn om de krenking tot zijn recht te doer, komen. De heer Zandt neemt natuurlijk een ge heel eigen standpunt in. Hij wil godslaste ring straffen en dan als godslastering be schouwen al wat niet naar de Gereformeer de belijdenis is. Veel uit den Roomsch-Kath. eeredienst zou in zijn zienswijze strafbaar zijn. De heer Van Wijnbergen ziet, met den heer Krijger in het ontwerp, dat zij beiden gaarne aanvaarden, de erkenning, de open lijke-uitspraak, van de afhankelijkheid van God. Wanneer de Staal de godslastering niet strafbaar stelt, zoo ondermijnt de Staat daarmede zijn eigen grondslag. De aardsche rechtsorde is van goddelijken oorsprong. De heer van Wijnbergen zal echter nu hij dat alles niet ontvangt in een ontwerp, met het ontwerp meegaan, dat alleen smalende gods lastering strafbaar stelt. Hij gelooft, dat tot het verwachten van moeilijkheden in de practijk geen rede is. De rechter zal weten dat in ons land godslastering is: het lasteren van God. zooals het begrip daarvan in ons volk leeft. Bovendien ziet de heer van Wijn bergen aanleiding tot getuigen. Hier staat Prof Slotemaker de Bruine lijn recht tegenover. Hij legt niet alle nadruk op het algemeene, maar vooral op de moeilijk heden in de strafzaak. Hij ziet allerminst een strafontwerp als middel om te getuigen van Gods zijn. Dat getuigen zou in de rechtspraak aanleiding kunnen geven tot velerlei getui gen er tegen. Ook Mr. Marchant verwees naar de toe komstige rechtzaak als argument tegen het ontwerp. Hij behoefde daarvoor maar te ver wijzen naar de rede van den heer Wijnkoop gisteren en diens pleidooi voor de godloos heid. Overigens brachten de heeren Slote maker en Marchant den heer Wijnkoop on der het oog. dat de Russische propaganda voor de godloosheid de wetenschap, zei de heer Wijnkoop heeft het godsbegrip tot de afgedane zaken gerangschikt niets heeft uitgewerkt. De nog overgebleven Russische kerken stroomen vol. het communisme be vredigt de mystieke Russische volksziel niet. Prof. Slotemaker heeft allerlei gevaren van en bezwaren tegen het ontwerp aangevoerd, allerlei moeilijkheden uit de rechtszaal naar voren gebracht, die het hem heel moeilijk maken met het ontwerp mede te gaan, vooral nu, wanneer de smalende Godslastering alle moeilijkheden raakt, welke verbonden zijn dwang op het gebied van de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meenings- uiting. De Overheid aldus spr. kent de waarheid wel, wijl God zich geopenbaard heeft, maar geestelijke overtuigingen moeten niet met uitwendige middelen gediend wor den, dat ligt buiten het wezenskarakter van de geestelijke dingen. Aan de vrijheid van denken wil hij niet op eenigerlei wijze tor nen. Voorts heeft Prof. Slotemaker uitgesproken, dat hem nog altijd niet de bedoeling is duide lijk geworden van het ontwerp, het doel niet en de bedoeling niet. Volgens sommigen zou het ontwerp de Godslastering als zoodanig straffen willen. Prof. Slotemaker de Bruine gelooft dat niet. Daartegenover staat ook Minister Donner aarzelend. Intusschen vreest, mèt Mr. Marchant ook Prof. Slotemaker de Bruine, dat in de recht zaal gediscussieerd zal worden over Gods lastering, met alle nadeelige gevolgen daar van. juist, voor wat men sauveeren wilde. Bovendien moet nog het opzet om te smalen aanwezig zijn. Is dat opzet bewijsbaar voor iemand als de heer Wijnkoop, die zegt niet te gelooven aan God? De heer Slotemaker begreep ook, met Mr. Marchant, dat. nu de--regeering is blijven staan op behandeling van het ontwerp en de Kamer die niet heeft uitgesteld, men schade zou doen door niets aan te nemen. Eenvoudig verwerpen heeft door redevoeringen a contrario groote nadeelen. De heeren Slo temaker en Marchant hopen dus op een wij zigingsvoorstel, dat het ontwerp aanneme lijker maakt b.v. door te straffen het opzet om den godsdienst bespottelijk te maken. Mr. Marchant meende, dat de Regeering minister Donner schudde heftig van neen zoowel als de Kamer in de gedachte leefde: „Waren we er maar nooit aan begonnen''. Ook Mr. Marchsvt betoogde, dat de Godslas tering niet een reden tot straffen zijn kan, wijl de wetgever zich heeft te beperken tot de menschelijke rechtsorde, maar wat daar buiten ligt, niet heeft aan te raken. De per soon van God staat buiten het strafrecht. Het Godsbegrip is bovendien verschillend. Ook had Mr. Marchant nog het bezwaar, dat het opzet der krenking niet in het ontwerp staat. Hij geloofde, dat ook den minister de moeilijkheden niet zijn medegevallen. Dinsdag wordt er ook beslist over een nieuwe werkloosheidsinterpellatie, nu van den heer Kupers. INTIMUS. HULDIGING VAN VERNOUT, WILEMSE EN JORDAAN. De heeren A Vernout. J. Willemse on J. Jordaan zullen Zondagmiddag na afloop van den 25 K.M. marsch door „Dudok de Wit", in café „Bellevue" hoek Baan en Plein) gehul digd worden voor het volbrengen van den afstandsmarsch AntwerpenHaarlem op de beide Pinksterdag in ongeveer 31 uur. ASFALTEERING VAN DEN WEG HAARLEMALKMAAR De Rijkswaterstaat te Haarlem zal 17 Juni aanbesteden het maken van een rijweg en rijwielpaden met een verharding van as- phaltbeton en het maken van voetpaden met een verharding van beton tegels, met bijkomende werken, op gedeelten van den Rijksweg no. 9 (gedeelte VelsenAlkmaar) in de gemeenten Heemskerk, Castricum en Limmen; raming f 98.000- AANBESTEDINGEN. In de voormalige infanteriekazerne ta Haarlem hebben Vrijdag de volgende aanbe stedingen plaats gehad: het verven van militaire gebouwen en wer ken van Uitgeest tot Velsen en bij IJmuidcn (raming f 1700): laagste inschrijving: R. Hakker en J. M. Bosma te Velsen voor f 1067; het doen van voorzieningen aan deze wer ken van Uitgeest tot Velsen (raming f 3510); laagste inschrijving: P. GJaltema en J. Dou- ma te IJmuiden voor r 2850; het doen van voorzieningen aan deze wer ken ten oosten van Haarlem en in den Haar lemmermeerpolder (raming f 7405); laags'.o inschrijving G. W. Polderman te Zaandam voor f 6439; het verven van militaire gebouwen en wer ken ten oosten van Haarlem en In den Haar- lememrmeerpoldcr (raming f«1850); laagste inschrijving R. Hakker en J. M. Bosma te Velsen voor f 1147; het verven van militaire gebouwen te Haarlem (raming f 2740); laagste inschrij ving R. Hakker en J. M. Bosma te Velsen voor f 1761; het doen van voorzieningen aan militaire gebouwen te Haarlem (raming f 12.910); laagste inschrijving G. de Graaf te Halfweg voor f 11.180. van een Optimist. De Telefoonjuffrouw Voorheen en Thans. Onzakelijk beleid van den Staat jegens zijn Klanten. Herbert Casson's uitspraak: de Klant heeft altijd gelijk. De H.P.. de schrijvers en de On sterfelijkheid. Nieuwe Poli tieke Partij gevraagd! De telefoonjuffrouw heeft mij gisteren weer eens op verwijtenden toon bejegend, en het deed mij goed. Ik had zeven minuten met Amsterdam getelefoneerd en wou net haas tig „de stad" opbellen, toen zij er tusschen- kwam met die verschrikkelijke plichtmatig heid, die de dienaressen van den Staat ken merkt, en verwijtend zei: „Meneer, bent u nu uitgesproken met Amsterdam?" „Ja juffrouw", zei ik berouwvol. „Einde lijk". „Het was zeven minuten. Weet u dat?" .Juffrouw, het spijt mij". Ik voelde mijn schuld. Vroeger, toen zij ook de stadstelefoon be- heerschte, was de telefoonjuffrouw ons aller lievelings-vijandin. Tegenwoordig wijst zij ons alleen nog maar zacht op ons interlocaal feilen. Het feilen ligt in de lengte der ge sprekken. Spreekt ge maar drie minuten, dan verheugt het haar blijkbaar. Wordt die wet telijke grens evenwel overschreden, dan is het mis. De bekende verwijtende toon klinkt. En uw schuldige ziel de mijne althans bevroedt veel meer in haar gedachten, dan de enkele woorden die zij uitspreekt. Uw schuldige ziel bevroedt: „Wat praten mannen toch lang! Ik heb geluisterd, en was dat nou de moeite waard? Ze moeten het noodig aan ons vrouwen verwijten! Niks er bij dat. een beetje aardig is om aan Mies te vertellen. (Mies is. naar ik veronderstel, die andere te lefoonjuffrouw, die alleen maar in mij te leurgesteld is als ik te lang spreek. Neen, ik ken ze geen van beiden persoonlijk). Verder schijnt de juffrouw te denken: ..En wat zijn mannen toch roekeloos met geld! Weten ze niet dat dat allemaal voor dien naren Staat is. die mii zoo slecht betaalt en me pas nog verminderd heeft ook, vanwege die crisis of hoe heet dat?" Misschien denkt zij nog meer. Misschien jvacht er een meneer op verbinding, dien zij wèl persoonlijk kent. Gij weet het nooit. Ook een telefoonjuffrouw heeft daar recht op. In elk geval schijnt zij instructie te hebben om ons afkeurend te behandelen als het gesprek langer) dan drie minuten duurt. De schatkist verdient zeker meer aan veel korte gesprek ken, dan aan weinig lange Ik moet het tarief er eens op nakijken. Overigens ik weet niet hoe het u gaat betreur ik soms den ouden tijd van de stads telefoon, toen de juffrouw van alles de schuld kreeg. Nu belt u zelf een verkeerd nummer op. door een verkeerden greep in die domme draaischijf te doen, terwijl u toch zeker wee't dat u het goed gedaan hebt, en krijgt den burgemeester op de lijn inplaats van uw kleermaker. „Krijg ik nu eindelijkbegint u „oh pardon burgemeester. Verkeerd num mer". Mal figuur. Vroeger gaf u een verkeerd nummer op. kreeg het prompt en belaadde de juffrouw met de schuld. U maakte haar een standje. Zij sprak tegen. U werd boos. U zei iets over een klacht indienen, was opgelucht en vergat het meteen. Nu geeft dat stomme toestel u zelf de schuld. Het is zeer onaangenaam om zelf de schuld te dragen. Dat vind ik ten minste. En het is een psychologische fout in het automatische stelsel, dat de klant steeds de schuld krijgt. Ik weet dat zoo zeker, omdat meneer Her- bert Casson het in al zijn boeken zegt. Me neer Casson is de grootste levende autori teit op het gebied van efficiency. Hij weet precies hoe u voordeelig zaken kunt doen, hoe u moet inkoopen en verkoopen, reclame maken en étaleeren. en ook hoe ge u klanten' moet behandelen. Hij weet- nog veel meer, en zegt het bovendien. Als iedereen zijn boeken had gelezen en onthouden, zou er nooit een wereldcrisis zijn ontstaan. Zelfs verwon dert het mij nu nog hoe de crisis kan blij ven bestaan, terwijl meneer Casson leeft, en iedereen zijn boeken kan lezen. Enfin. Deze profeet van het zakenleven, die ettelijke ondernemingen, van wereld concerns tot Kleine Diassen toe, van den ondergang heeft gered door ze met zijn adviezen te steunen, maakt een leidend principe van de stelling: „De klant heeft altijd gelijk". Al beweert hij of zij de dwaaste dingen, al veroorzaakt hij of zij het heele personeel tijdverlies, chicaneert op alles en wil een artikel gratis vervangen hebben, dat door zijn •of haar eigen schuld kapot is gegaan geef hem of haar gelijk. Maak uw excuses! Word in geen geval ooit boos.... want dat vertelt zij aan haar kennissen, en de hemel weet hoe! (Hier laat ik „hij" maar weg, want die vergeet het). Aldus Casson. Welnu, bezie den Staat der Nederlanden, die niet alleen de onhebbelijke gewoonte heeft onze belastingaangiften te cont-rolee- ren. achterdochtig te doen en> ons altijd te veel te laten betalen, maar bovendien een telefoonstelsel invoert, dat den klant auto matisch cngeüjk geeft. Het is dom, onrede lijk en onzakelijk. Ik vind het veel erger dan dat geval van dien bode van minister Ver schuur. die een telegram tot den volgenden dag liet liggen omdat het Departement het adres van oud-minister Posthuma niet wist. Dat Ls eenvoudig Haègsch. Alstublieft geen ordinaire haèst! Maar de fouten van de te lefoon zijn psychologische, algemeene, on zakelijke, dus zeer laakbare. Als de ontvangsten van de P.T.T. tegen vallen dan weet u nu waaraan het ligt. En natuurlijk vallen zij tegen wamt 't woord Staat is met het woord Tegenvaller synoniem. Dat was het al tijdens wijlen-de-Itcogconjunc tuur. toen wij elk jaar veel meer betaalden dan geraamd was, en de Millioenenrede en de Troonrede die twee naargeestige Staatsspeeches toch altijd even zwartgal lig waren. Hoe zij er dit jaar ziAlen uitzien durf ik zelfs niet te veronderstellen. Het zal me wat worden voor een Optimist, om de nationale somberheid, die ervan zal uit gaan-, eenigermate te bestrijden. En daar mee ookde crisis, die immers door pessimis me gevoed wordt, op pessismisme leeft en er welig op voort-tiert! Wij krantenschrijvers, die ons best doen om er den moed in te houden, zouden wel eens een opgewekter toon uit Den Haag wil len hooren. Maar de residentie is een won derlijke stad. en in den laatsten tijd levert zij niet- veel anders dan narigheden. Een uit zondering maakt zoo af en toe de Haagsche Post, het aardige weekblad mot den' rosen inhoud, de politiek van de Witte Sociëteit op de voorpagina en Jhr. Goerée d'Overflacquée, Amice Kip en anderen „binnenin". Deze Haag scire Post ls verleden week tot de ontdekking gekomen, dat geen enkele auteur langer leeft dan tien jaar na zijn dood". Charivarius zal wel weer aanmerking op dien uitspraak maken, en hem onder „Merkwaardige berichten" rangschikken, maar hij wil nu letterlijk op alle slakken zout leggen. De bedoeling is duidelijk. Minder duidelijk wordt zij in de volgende zin: ..Vijf tig jaar is al een record". Dus er zijn er dan toch die veel langer na hun diood le ven. De H. P. gaat aldus verder: „Zelfs een Zola is vrijwel dood voor onzen tijd. Balzac is reeds lang gestorven, Ibsen heeft een leelijk lijken-luchtje, Strindberg is sterk aan het ontbinden. Molière heeft een schijn van leven, zeer kunstmatig opgehou den. overschaduwd door Caillavet en de Fiers en de machtige Shakespeare komt wanhopig in de verdrukking als hij gesteld wordt tegenover den kleinen Molnar. Eeuwfeesten van verouderde genieën worden uitsluitend gehouden om enkele essayisten en school meesters aan een extra-boterham te helpen. Hoe brillant schittert, als tegenstelling, het Pantheon der muzikale genieën. Is er ooit iemand die Bach als verouderd taxeert of Beethoven scheldt voor een vervelende oude pruim of Mozart schrapt omdat hij meer dan honderd jaar dood is of Schubert waarde ontzegt omdat hij zong in 1810? Zelfs Vader Haydn, wiens muzieken soms een beetje naar schimmel ruiken, kan maaï niet sterven. Week op week ontmoeten wij hem ergens. Het lichaam neemt onwillekeurig de houding aan voor een goede siësta, de oogen vallen een beetje dicht,maar wij luisteren naar zijn gezellig woord en de eeuwige cravate die hij in den hals draagt vinden wij lang niet onaardig. Bravo Vader Haydn. ouwe tante, ik buig mij voor je vitaliteit! En ik meen een waarheid als een koe te verkondi gen. als ik zeg: .Muziek is een eeuwig levend product, onaantastbaar voor den tijd: litte ratuur is een kunstmatig product, dat ang stig snel veroudert, tijdsartikel. een mode, de zwakste bloesem in den tuin der kunsten". Het eerste deel van deze beschouwing. met het lijkenluchtje en de ontbinding, klinkt niet prettig en verre van Haègsch boven dien. Het twéede toont de onsterfelijkheid der groote componisten en maakt veel goed. Maar met de conclusie» over litteratuur ben ik het toch niet erg eens. Is Shakespeare's werk dood? Misschien voor het aardige rose weekblad, maar voor tallooze tooneelmin- naars allerminst. Gaat er één tooneelselzoen in een enkel land voorbij zonder Shake speare? In Nederland zeker niet. In Enge land zelf, en in Duitschland evenmin. Ho- noré de Balzac's stukken zijn wel erg op den achtergrond geraakt hetgeen niet zeggen wil dat zij niet meer herleven zullen maar heeft zijn eenvoudig blijspel „Merca- det" niet meer dan een halve eeuw in glorie geleefd? Ik zie Royaards er nog in (dat is maar enkele jaren geleden) en geloof niet dat ik liet ooit vergeten zal. De dood van Ibsen's werk, dat overigens nirruper bet stempel der onsterfelijkheid heeft gedragen, mag misschien beaamd worden. Maar Mo- lière's stukken? Neen. neen. II. P. die kun nen niet in een adem met den decadenten Strindberg genoemd worden, en wij zullen nog heel wat Tartuffes. Misanthropes en Précleuses Ridicules op de Hollandsen© planken te zien krijgen Zijn dat tydsartlke- len, modes, zwakke bloesems in den tuin der kunsten? Maar aardige rose H.P Naar wiens ver heven smaak oordeelt gij eigenlijk? Weet ge wat inderdaad kort leeft? Onze artikelen! Ik sterk mij met den troost dat deze rubriek in het Zaterdagnummer ver schijnt. en deze artikelen daardoor twee- dags-vlinders zijn inplaats van de ééndags vliegen van de gewone werkdagen. En met de gedachte dat het Optimisme, hetwelk ik nederig dien als een zijnor (te weinige) ge trouwen. nog onsterfelijker is dan Shake speare. Honoré de Balzac. Molière. Dante en Cervantes bij elkaar. Misschien zal de H.P. na mijn sneven het moeten erkennen: „Op timist. die nog twee dagen na zijn dood geleefd heeft, is niet. meer. maar de leer die hij mede beleed zal nooit vergaan". En Ik zal tenminste een poosje hebben helpen meesjouwen aan den lichtenden fakkc! van het Optimisme. een program dat in deze tijden waarlijk de stichting van een groote partij, met een volstrekte meerder- p heid in alle parlementen volkomen waard zou zijn. Ook om de collectie afgevaardigden, die de Optimistische Internationale naar Genèye zou zenden Maar laten we ons niet te druk maken over de onsterfelijkheid van persoonlijke scheppingen, Waartoe? De geslachten die na ons komen moeten toch ook wat te doen hebben, en de illusie behouden dat de gees tige, wijsgeerige, kernachtige en alleen-maar- rake dingen die zij zeggen zullen, nog nooit tevoren beweerd zijn! Waaraan men, alleen reeds door de lezing van Shakespeare, soms lichtelijk dreigt te twijfelen. Want heusch, de meeste dingen heeft hij al gezegd, eeuwen geloden. En nu lk er goed over na denk. betwijfel ik sterk of één of meer andere Shakespeares ze al niet duizenden jaren eerder moeten hebben gezegd. En of de melodieën van Beethoven. Mozart. Schubert en Haydn ook niet Sn dat geval verkeeren Gelukkig maar dat wc al die dingen niet weten. Zit de grootste bekoring des Levens niet in de dingen, die je nog niet wist? En wat zijn het er veel, zelfs voor de H.P OPTIMIST.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 5