BABOE AAN ALLEN. Als dit nummer van Onze Jeugd op Vrijdag verschijnt, is het 24 Juni of Sint Jan, Sint Jan is Johannes de Dooper, waarvan velen van jullie op de catechisatie of op school zullen gehoord hebben. De langste dag heb ben we al weer achter ons- Hoewel t geluk kig nog lang geen winter is worden de dagen toch steeds korter. De oude Heldensche vol ken vierden nu feest, 't Was immers volop zomer. De boomen beloofden volop fruit, het graan rijpte. Dit midzomerfeest, het feest van den langsten dag, wordt thans onder den naam van Sint Jansfeest nog in verschillen de streken gevierd. Natuurlijk moeten de vuren weer hoog oplaaien en de kinderen zingen: Wij zullen hout gaan dragen, Wij zullen turref vragen. Wij willen vroolijk vieren Al op Sint Jans manieren. Rondom de vuren werd gedanst en ge joeld. Straks nam men wat van de uitge doofde asch mee naar huis en liet dat voor de huisdeur opwaaien. Alle ongeluk zou verre blijven. Er wordt vermeld, dat Karei V. toen hij in 1515 in den Haag kwam, een Sint Jans- vuur aanstak. In Duitschland ziet men thans nog versierde straten met guirlandes en kronen van lint en bloemen. In Vlaanderen hangt men tegen de hui zen een Sint Janstak op. Deze tak is als een krans gevormd en met korenbloemen, St. Janskruid en noteblaren versierd- De noot is het symbool der vruchtbaar heid. Zoo'n Sint Janstak zou de booze geesten afweren. En men zingt erbij: Al mijn onheil Ga verdwijnen. Ga verkwijnen. Met deez' kruiden In den gloed. Aan den avond van den dag moet alles verbrand worden. De plattelandbewoners plukken in den St. Jansnacht het St. Jans kruid. Dat werd in de huiskamer opgehan gen als voorbehoedmiddel tegen onweer, brand en ziekte. Soms werden de koeien er ook mee ingewreven. Jullie kennen toch Sint-Janskruid ook wel hersthool genoemd? De bloemen zitten in een scherm bij elkaar en gelijken net gouden sterretjes. Als je de bladen tegen 't licht houdt, is 't precies of er gaatjes in zitten. Het zijn geen gaatjes maar vlekjes, Eigenlijk zijn het kliertjes, waar een vluchtige olie in zit. Wrijf er maar eens met de vingers langs en ruik dan eens, welk een fijne kruidige geur dat is. Volgens een oude legende zou de duivel de blaadjes doorboord hebben om ze de kracht te ont nemen iets tegen zijn booze streken uit te richten. Volgens een andere legende zouden er bloeddruppels uit de wond van den Noor- schen god Baldur op gevallen zijn. In sommige streken worden in Sint-Jans nacht de klokken geluid. Ook daardoor kon den de booze geesten verjaagd worden. Voor dag en dauw ging men ook wel op St. Jans dag naar buiten en rolde zich in het natte gras. Sint Jansdauw gaf sterkte en kracht. Ook werden wel den avond van te voren witte doeken op 't gras gespreid en 's mor gens werden ze goed uitgewrongen. Als ge nezend oogwater werd deze dauw dan ge bruikt. In Eisden (Zuid-Limburg) dansen de kin deren hand in hand door 't dorp. In Scandinavië spreekt men van Midsom- mar. Op den avond van 23 Juni wordt het feest al ingeluid. Op de pleinen is een mei boom opgericht, waar jong en oud omheen dansen. In ons land wordt op 24 Juni nergens zoo schilferend feest gevierd als in het Gooische dorp Laren. De eerepoorten, vlaggen en bloe men sieren het dorp en roepen den vreem deling welkom toe. Een groote processie gaat door het dorp. gevolgd door honderden be langstellenden. In de Betuwe, in het dorpje Huissen heb ben koddige spiegelgevechten plaats. De ge zichten worden met; roode verf besmeerd de schutterskoning wordt als overwinnaar met zilverpapier omhangen. Na dit gevecht heeft er een gilde-maaltijd plaats, waarna men door het dorpje trekt. Op 't eiland Terschelling heeft de oppe- rid plaats. Hooggewielde opperïdwagens met jonge veulens gaan het heele eiland langs naar de groene grie. Alle vrouwen zijn dan in 't zwart met donkere kappen. Tezamen zingen zy mooie oude liedjes van de groote zee. W. B—Z. 'T WAS FIJN I door W. B.Z- Een kikvorsch wou eens zwemmen gaan. Al in een groot bassin. Het weer was mooi, het water warm En zwemmen vond hij fijn. Hij zag (hij schrok er eerst wel van) Veel meisjes in het bad, HU kwam hier zonder toegangskaart, Wie maakte hem hier wat? Hij zwom heel diep. met breeden slag. Geen mensch had 't hem geleerd. En duiken kon hij ook zoo goed. Hij had zich nooit bezeerd. Opeens, o hemel wat hU schrok! Daar zag hU een lang been. En met een angstig kloppend hart Zwom hU er over heen. Maar o, daar klonk een luide gil. „Een kikvorsch, 'k wil eruit. Een kikvorsch. hier vlak bij mijn been, Help! Help!", zoo klinkt het luid- Een meisjesschaar kwam voor den dag, Het zwemmen was gedaan. Het kind stond bevend aan den kant Ze had wat uitgestaan. De kleine kikvorsch zwom alleen Nu in he: groot bassin Hij zwom en duikelde en sprong. Q, was er wonderlijk DE ZOON VAN NACHTWIND Een Indianen-vertelling. Daar waar de wind door de pijnboomen rulscht, waar de zon haar gouden gloed werpt op de besneeuwde toppen der blauwe bergen en de rivier als een zilveren lint door het dal stroomt, stond de wigwam van het Opperhoofd „Nachtwind". Geruischloos als van den panter was zijn schrede en sneller dan de wind was zijn gang. Moedig en onversaagd ging hij op jacht, zoodra de maan zichtbaar weid en de mannen van zijn stam noemden hem daar om „Nachtwind". Geen beter jager was in het geheele land te vinden- Zijn scherp oog ontdekte het spoor van vos of wolf en met zyn oor aan den bodem luisterende, kon hij met zekerheid zeggen, of de bison dar. wel het wilde paard in aantocht was. De zoon van „Nachtwind", Bow geheeten, droeg nog niet zoo'n mooien naam als zyn vader, want hy moest dien eerst verdienen. Zijn vader dacht, dat dit wel nooit gebeuren zou. omdat Bow niet zoo erg flink leek. Bow hield het liefst zoo'n beetje zijn gemak en als hy er al eens met zyn pijl en boog op uitging, bracht hij gewoonlijk niet veel mee, of het moest heel gemakkelijk en zonder ge vaar te vangen zyn. „Nachtwind" was hierover dikwyls be droefd en betwijfelde of zijn zoo wel ooit een echte Indiaan zou worden, moedig en strijdvaardig. Toen Bow weer eens met ledige handen van de jacht terug kwam. begonnen de man nen van den stam te mopperen en vondpn, dat hij niet waardig was tot den stam der Zwartveder-Indianen te behooren. „Nachtwind" leed zeer onder het. gedrag van zyn zoon en besloot, alle mannen bijeen toe roepen en te beraadslagen, wat met Bow moest, worden gedaan. En zoo werd besloten, dat Bow het kamp moest verlaten en eerst zou mogen terug- keeren, als hij zou hebben bewezen, een goed jager en moedig Zwartveder-Indiaan te zyn. Voortaan zou Bow van eigen arbeid, van wat de jacht of de vischvangst hem ople verde, moeten leven. Hy kreeg alles mee, wat tot de uitrusting van een goeden Indiaan be hoorde. Gezeten op een snelloopend step- penpaard. in het bezit van schild, speer, pyl en boog, tomahawk en wigwam, werd hij door de mannen van den stam buiten het kamp gebracht. De dagen die nu kwamen, waren wel moei lijk voor Bow. Laf was hij niet en hy was, zooals vader, behendig en vlug, maar niet altijd lukte het hem, het. wild waarvan hy het spoor had gevonden, te achterhalen. En menigen avond kroop hij met knorrende maag in zUn wigwam Maar langzamerhand leerde hij de ge woonten van het wild kennen en wist het met zijn krijgslisten te verschalken. In het kamp van „Nachtwind" ging het leven zUn gewonen gang. Toen werd op zekeren dag het kamp door een ramp getroffen. De groote, grijze beer. den reus van de wildernis, had des nachts het kamp overvallen. Het ondier had een gedeelte van het kamp vernield en zijn buit weggesleept. „Nachtwind" hield met zyn mannen krijgsraad, hoe zy den beer onscha delijk zouden kunnen maken. Maar eenvou dig was dat niet. Want hoewel de beer al eenigc nachten zyn bezoeken had herhaald, was het nog geen der mannen gelukt, hem te naderen. Hij ging met. veel overleg te werk en zoodra hy zijn buit. had, verdween hij er ijlings mede in de donker ten van het woud. En den roover 's nachts in het- woud te volgen was iets, dat zelfs „Nachtwind" moest ontraden. Zoo werd de groote. grijze beer tot de schrik van het kamp. En hoe ging het intusschen met Bow? Wekenlang had hij alléén in de wildernis rondgezworven, veel gevaren had hij ge trotseerd en hij was. door den nood gedwon gen, een flink jager geworden. Wel was hij niet meer de gemakzuchtige jongen van vroeger, hij had de stem der natuur leeren verstaan en ging op eigen kracht door het leven, maar tech.... gelukkig was hij niet. In zijn jonge hart groeide een onweerstaan baar verlangen naar het oude kamp der Zwartveder-Indianen, waar vader en moe der en alle goede bekenden woonden. Als, by het scheiden van den dag. de ondergaan de zon de kruinen der woudreuzen in een purperen gloed zette, sloop hij naar de om geving van het kamp en beklom dan een boom, om het kamp tenminste te kunnen zien Op een avond zat Bow weer op zijn plaats je in den boom, waar hy alles kon zien wat er in het kamp gebeurde. Maar wat was wat?Plotseling trof een angstig ge schreeuw zijn oor en hij zag de mannen in het kamp wild dooreen loopen. Bow was nauwelijks van den schrik bekomen, toen hij den grUzen beer zag aankomen, die juist langs den boom kwam, waarin hy zat en vervolgens In het donkere woud verdween. Vóór dat Bow goed begreep wat er ge beurde. was ook alles weer voorbij. Maar in het kamp hoorde hy jammeren en zoo kwam hij ook te weten, dat het ondier iederen avond terug kwam. Bow nam toen een 'moedig besluit. Hij wilde den beer over winnen, maar hy begreep óók, dat er tegen de machtige klauwen van den roover weinig was te beginnen. Aan een openlijk gevecht mocht hU dus niet denken en hU nam daar om zyn toevlucht tot een list. In de eenzaamheid van de wildernis had hij geleerd, met den lasso om te gaan en zelden faalde de worp van zijn sterken arm Den volgenden avond zat Bow weer op zyn oude plaats in den boom. In zyn hand hield hy den stevigen lasso gereed, terwfjl hU het einde van het touw om den boom stam had gebonden. En zoo wachtte Bow met kloppend hart de komt van het ondier af. Reeds had de nacht zyn zwart kleed over het oerwoud gespreid, toen Bow he: ge kraak van docde takken op den bodem be neden zich hoorde. Voorzichtig kwam het dier aangeslopen, het naderde meer en meer het kamp en' koos als altijd, weer zijn weg langs den boom. waarin Bow zat. Maar deze was op zyn hoede! Toen de beer onder den boom was aangekomen, wierp Bow met ze kere hand zijn lassoEen angstwekkend gebrul klonk door het nachtelijk woud. de beer zat in den lasso gevangen. Ook de mannen in bet kamp hadden de woedende stem van den roover gehoord en gewapend kwamen zij toesnellen. De beer was nu spoedig gebonden en on- sohadelijk gemaakt. En Bow? De mannen van het kamp wilden dat hij zou terugkee- ren. want hij had nu getoond een moedig Zwartveder-Indiaan te zijn, en hen van een voortdurende plaag bevrijd. Er werd ter eere van Bow een groot feest gevierd en vader „Nachtwind" kon nu weer trotsch op zijn jongen zijn. Bow kreeg den naam van een dapper krUger en werd voortaan de ..Zwartveder- Adelaar" genoemd. Hij leefde nog lang en gelukkig en verliet nooit meer hot vaderlijk kamp. JONY EEN KUNSTJE. Neem een flesch, die van binnen goed droog is. Leg hem nu plat op tafel In den hals van de flesch leg je nu een lucifer en wel zoo. dat er ongeveer een derde van den lucifer naar buiten steekt. Probeer nu eens. of je door te blazen, den lucifer in de flesch kunt krijgen. Als je 't kunt ben je knap. door W. B.—Z. .Dat is onze Sarina." vertelde de school opziener. En hij vervolgde: „Nu de film is af gedraaid, wil ik jullie graag eens wat- van ~arlna vcriellen. Sarina is een heldin. Maar op 't oogenblik is 't een beetje treurig mot haar gestold- Laat ik eerst jaren teruggaan.Ik was nog maar een klein kereltje, toen Sarina bij ons kwam. Hoe oud ze toen was. weet ik niet. Zo was iets jonger dan hier op het plaatje. Haar moeder was eigenlijk onze ba boe. Zoodoende speelde Sarina dikwyls bij ons op 't erf, hielp haar moeder wasehgocd spoelen, stond eigenlijk altyd klaar als er boodschappen te doen waren, vruchten ge plukt moesten worden, binnen- of buitens huis werk verricht moest worden, enz.. Myn eigen moeder kreeg een besmettelyke ziekte. Een ziekenhuis was er niet. Onze goede ba boe week niet van moeders bed, maar on danks haar trouwe zorgen, stierf moeder En geen week lalter stierf ook Sarina's moe der aan dezelfde ziekte. Jullie kunnen je ze ker wel voorstellen, dat- de band tusschen Sa rina en ons steeds hechter werd 't Was of zij ons met nog grooter zorgen en inniger toewijding omringde. Ik was de jongste en zeer zeker niet de gemakkelykstc. De ouderen gingen naar Holland. Ik bleef op onze plantage Ik heb de heerlijkste her inneringen van dat vrije Indische buitenle ven bewaard. Buiten vaders werkuren gaf hij mij les. Wanneer vader op de onderne ming was. of op zyn kantoor, dan was ik zoo vrij als een vogeltje in de lucht. Of eigenlUk neen. zoo vrij was ik niet. Ik mocht nooit verder spelen dan de grond van ons erf. Dat erf was zoo groot als 10 flinke Holland- sche tuinen by elkaar. Veel vriendjes had ik niet. Ik was echt op mezelf aangewezen. Ver velen deed ik me nooit. Er was afwisseling genoeg. We hadden leuke aapjes, verschil lende papegaaien, een vijver met de mooiste visschen. Ik had ringen en een schommel en toch, ja toch deed ik vaak dingen, die ik niet doen mocht. Zoo wou ik altyd maar weer de wildernis in. Verder dolen op onze onderneming, waar ik wist. dat de prachtig, ste vogels waren en apenfamilies en ook wel olifanten. Al deze dieren deden me immers niets, 't Was juist leuk om ze gade te slaan Als ik dat tegen mijn vader zei, vertelde hy, dat er nog zooveel dieren waren., die het wel op ons leven gemunt hadden. Vader wist te vertellen van tijgers, groote giftslangen en wilde katten. Ik dacht, dat vader dat maar zei om mij bang te maken. Nog nooit had ik een van deze^ dieren gezien. Al was het dan ook zoo. *t was toch zeker leuk ze uit de verte gade te slaan en dan naar de groote broers in Holland te schrij ven: „Ik heb een tijger gezien." *t Lukte mU echter nooit om op avonturen te gaan, want 't was net, of Sarina er den neus van had. „Boy. boy, hier komen," commandeerde ze dan. Of ik dan dadelijk gehoorzaamde? Altijd onder protest. Ik wist echter, dat ze zeker myn vader zou gewaarschuwd hebben, als ik niet gekomen was. Wat heb ik haar vaak uitgescholden, ook wel eens geduwd en een klap gegeven. Goede Sarina, die in zieke dagen op een matje voor myn bed lag en bij 't minste, wat ik noodig had, klaar stond. Van dit alles heb ik natuurlijk nu spUt. Op zekeren dag moest myn vader voor een paar dagen op reis. Natuurlyk waren er wel ken nissen, die zoo lang op me, konden passen, We hadden echter zulke vertrouwde bedien den, dat vader besloot my maar aan hun zorg toe te vertrouwen. Vooral Sarina werd op 't hart gedrukt my goed in de gaten te houden. Sarina kweet zich goed van haar taak, veel te goed naar mijn zin. Toen vader vertrokken was, ging ik zooals gewoonlijk onze kippen voeren. Ik liep hier en daar rond en zag opeens twee prachtige vogels. Als ik die eens kon vangen! Ze vlogen zoo laag,, dat ik ze gemakkelyk kon volgen. Nu zaten ze op de heg. nu op den weg. Ongemerkt was ik op den weg gekomen. Telkens strekte ik mijn hand uit, maar mis hoor. Nu vlogen ze in 't dichte palmenwoud. Weer greep ik toe, maar weer mis. Ik liep steeds, steeds dieper het bosch in. Even flitste het door mij heen, dat ik op verboden paden ging. Maar va der was er immers niet. En ik wou en zou een van die vogeltjes hebben. Daar zaten ze op een tak naast eikaar. Ik moest ze voort durend in 't oog houden, anders zag ik zc niet door 't' dichte bladerdak. (Wordt vervolgd.) ONS TUINHOEKJE. EeNJ.VRIGE ZOMERBLOEMEN Zonnebloem (Ilelianthus annuus) fam. Sa. mengesteldbloemigen (Composite» Een sierplant, afkomstig uit Amerika, die ver bazend veel gekweekt wordt en heel snel groeit. In weinige maanden ontwikkelt zo zich tot een plant van 2 a 3 M. Willen Jullie dm snellen groei nagaan, plaats dan naast de plant oen stok en teeken daarop de hoog te aan, telkens na verloop van eenigc dagen; bij zacht groeizaam weer doe je 't 24 uur la ter. De stok kan tevens voor steun dienen. Niet dat de stengel de plant niet overeind kan houden, doch door den wind gaat ze vaak overzij. De bloomen ievenals bij alle composlten eigenlijk bloemhoofdjes) kunnen zeer groo: worden. Een kleinere soort is Helianthus cucumeri- folius. die ongeveer 1 M. hoog wordt Deze plant vertakt zich sterk en geeft mooie hel dergele bloemen met een zwart hartje en spitse bloemblaadjes. Het is een uitstekende snijbloem, die dagenlang in water goed blijft. Zonnebloemen verlangen zeer voedzamen grond. De zaden worden graag door pluim vee gegeten, doch als je ze niet tijdig oogst, beschouwen vele vogels ze als een lekkernij. Aster. Een zeer algemeen verspreide plant in allerlei kleuren, eveneens behoorende tot de uitgebreide familie der compositen. De bloemen hebben zeer uiteenloopende vor men: er komen zoowel gevuld als enkel- bloemige voor. De plantjes kunnen gemak kelijk verspeend worden. Hooge soorten zyn: Amerikaansche struikasters (65 a 75 cM.' Reuzen Hohenzollern asters 60 a 70 c.M.1 Reuzen Komeetasters '60 c.M. enkelb!oemlg> De struikasters bloeien laai. doch zijn door hun lange stengels prachtige snijbloemen Middelhoogc soorten zijn: Victoria asters 35 c.M.1 Gitara asters '35 c.M Dwerg- soorten o.a. Lilliput aster en Victoria dwerg as:er. De laatste zijn zeer geschikt voor perk beplanting. IN DE GROENTENAFDEEUNG Kool. Al zijn de koolsoorten niet erg ge schikt voor een klein tuintje, doordat ze nog al wat ruimte in beslag nemen, zullen we er nog iets van zeggen. Misschien dat Je bij een kennis wel eens een paar koolplantjes kunt krijgen, dan is 't toch altijd aardig den groei van deze planten gade te slaan. Wil je flinke volwassen planten krijgen, dan moet vóór den langsten dag de plant op zijn plaats staan. Tot de sluitkool behooren witte-, roode-, savoye- en spruitkool. De laatste Is zeer verschillend van de eerstge noemde soorten. Deze plant groeit veel hoo ge r op met tal van stengelbladeren: in de bladoksels ontwikkelen zich zUspruiten, die meer of minder vastgesloten kropjes vormen bekend onder den naam van spruitjes De gemakkelykSte soort om te kweeken is de boerenkool met haar kroon van groote, soms heel fijn gekrulde bladen. Deze is be stand tegen den strengsten vorst. Evenals de spruitkool behoeft deze niet voor den win ter opgeborgen te worden. Je kunt ze gerust laten staan en zoo uit den tuin nuttigen. Goed doorvroren boerenkool is zelfs 't smakelijkst. Ramenas. Eind Juni, begin Juli zaaien we ramenas, een knolgewas dat In aard en vorm nauw verwant is aan radys. We onderschei den zomer- en winterramenas. waarvan het laatste het meest gebruikt wordt We zaaien op een rij en dunnen later de planten uit op 15 a 20 c.M. He Is aan te raden om. wan neer hot zaad opgekomen is. nu en dan eens te gieten, vooia: in drogen grond Do plantjes groeien dan beter door en weerstaan beter een aanval van de anrdvloo. waarvan rilt soort planten nog al eens te lijden heeft. We kunnen ramenas uitstekend gebruiken voor wisselbouw, dus zaaien op een plaats waar reeds een ander gewas op geteeld Is geweest. We mogen het echter niet doen op het bed, waar radijs afgekomen is. De knol- Ion zijn reeds in den nazomer te gebruiken. Vorst, maakt ze smakeloos. In den winter be waren we ze in een koelen kelder of vorst- vrije bergplaats in zand. nadat wc de bla deren hebben afgewrongen. Ramenassen wor den aan dunne schijven gesneden en met eenlg zout bU brood genuttigd, evenals radijs Kleine Vacantie-handwerkjes. Er is me gevraagd om eens wat kle'ne handwerkjes to noemen. d:e gauw klaar zijn en toch gebruikt kunnen worden. Hier zijn er enkele. lo. Een fleurige pannenlap. Deze kun je breien van allerlei restjes gekleurd katoen, en wel met de dubbele breisteek. Je zot b.v. 40 steken op le toer 1 recht. 1 afhalen enz 2e toer. 1 afhalen. 1 recht. 3de toer weer ge lijk aan lste toer enz. tot je een vierkanten lap hebt 2o. Een flanellen lapje voor de theetafel oni als aanvat'orijo te gebruiken, 't Kan ook een lapje van laken zyn. Je bordiyiurt hier allerlei figuurtjes op. of rondjes. die je eerst door middel van kwartjes, dubbeltjes en guldens me* krijt omtrekt. De randen boor Je om met een fleurig lintje. 3o Van restjes peau de peche maak je een mutsje voor jezelf. Als model gebruik Je een of ander gekocht mutsje 4o. Aan een celluloid poppekopje brei of haak je een cape. die als theewarmer dienst kan doen. Van dezelfde kleur geef je het poppekopje een baret je. GRAPJES. De onderwijzer vertelt, welke nieuwe uit vindingen en ontdekkingen de laatste 50 Jaar alzoo zijn tot stand gekomen. HU bemerkt dat Plo:je Draaier niet. oplet. En hij zegt: „Plet Draaier, noem jij eens iets op. dat er 50 jaar geleden nog niet was." Piet denkt even na en antwoordt: „Ik zelf, moester." Kleine Jan zet 's morgens altijd een keel op. als moeder hem wascht. Gisteren riep hij toen moeder hem afdroogde: „Als ik groot ben en mezelf kan wasschen, dan. dan.... „Wat dan?" vroeg moeder. „Dan wasch ik me nooit." „Moeder, "t spUt me zoo. dat ik vanmor gen met Frits heb gevochten." „Dat 's goed Jan. Vecht dan nooit meer." „Daarom zeg ik het niet moeder." „Waarom dan, Jan?" ..Piet vertelt me juist, dat Frits Zaterdag jarig is en dan e«'>» verjaarspartljtje geeft." WIE KNIPT EN PLAKT ER MEE? Hier heb ik nu eens een bUzonder leuke legplaat. Waarom deze dan nog aardiger is dan anders? Wel. daar is eigenlUk een heele geschiedenis aan verbonden, maar het zou te lang worden, om die hier uitvoerig het zou te lang worden, om die hier uitvoerig te gaan vertellen. Daarom wil ik in 't kort even zeg gen. wat de plaat moet voorstellen. Jullie weet wel. als je een poosje in een draaimolen hebt gezeten en je stapt er weer uit. dat je dan erg duizelig kunt zUn- 't Is dan net. alsof alles om je heen nog draalt, en of je zeeziek bent. Bij een zweefmolen, waar jc op een soort schommei zit. die met den molen meedraait is dat al net zoo erg. Een van mijn vriendjes had in zoo'n zweef molen gezeten, maar toen hU er uitkwam, was het Act. alsof alles om hem heen In stuk ken en brokken was. HU kon er niet meer wijs uit worden, alleen die stukken en brok ken heeft hU voor me kunnen teekenen en nu vraagt hij of we ze weer netjes voor hem In elkaar willen zetten, zoodat het weer een mooi geheel wordt. Willen jullie dat ook eens probeeren? Volgende week verschUnt de oplossing en dan kun Je vergehjken en nagaan, of je handig genoeg was, om het óók zoo keurig te doen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 13