LETTEREN EN KUNST
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
KANTTEEKENINCEN.
BIOSCOOP.
Nieuwe Uitgaven.
I
HET TOONEEL
DE DUIVEL OP AARDE
door
BEN VAN EYSSELSTEYN.
Het moge waar ztjn, dat Ben van Eyssel-
steyn in De Duivel op Aarde het tooneel-
spel, dat bij A. J. C. Strengholt te Amster
dam in druk is verschenen en in het begin
van Mei door Het Ver. Rotterdamsch-Hof-
stad Tooneel voor het eerst te Den Haag tot
opvoering kwam nu en dan bewijzen
geeft bij groote voorgangers te gast te zijn
geweest, er klinkt toch in zijn werk een
nieuw geluid en hij toont overtuigend de in
Nederland niet al te veel voorkomende gave
van fantasie te bezitten. Eindelijk weer eens
een schrijver met geprononceerd talent voor
tooneel. een auteur, die wat te zeggen heeft
en dat vermag te doen op een ondanks de
zichtbare voorbeelden frissche wijze, leven
dig, geestig en boeiend.
De duivel is altijd een dankbare tooneel-
figuur geweest. Wij behoeven als wij niet
heelemaal terug willen gaan tot de Middel
eeuwen maar bij Goethe, Van Eeden en
Molnar te zien. Ben van Eysselsteyn heeit
hem ook weer eens op aarde gebracht, a\
heeft zijn duivel dan ook heel weinig trekken
met den traditioneelen tooneelsatan gemeen.
Eigenlijk is het een satan in zakformaat,
meer een leerling-duivel dan een volleerde
Belzebub, dipn wij in Van Eysselsteyn's stuk
te zien krijgen. Wanneer de duivel zoo was,
als deze schrijver hem ons geeft dan zou er
eigenlijk nooit reden hebben bestaan hem
zoo zwart af te schilderen als tot heden toe
gebruikelijk was.
Het is op aandringen van Pipifax, des dui
vels moer, dat de duivel op aarde komt. Pi
pifax vindt het noodig, dat haar zoon om zijn
opvoeding te voltooien, de menschen leert
kennen. „Een complete duivel'', meent zij,
word je alleen als je met menschen leert
omgaan".
Maar wat hij van de menschen op aarde
ziet, is zelfs voor den duivel te erg. De men
schen zijn zóó slecht dat zij hem in boosheid
ver overtreffen. In het soldatenkamp krijgt
hij reeds een voorproefje van wat hem te
wachten staat. De menschen droomen alleen
nog maar van roem en liefde, van vrouwen
en eer en de weg daartoe ishet geld. Maar
dat is alles nog niets, vergeleken bij wat hij'
aan het Hof ondervindt. De koning worcit
vergiftigd door den kroonprins, de kroonprins
weer lafhartig vermoord door den jongs een
prins en eindelijk wordt de duivel zelf, die
zich als de eerste de beste naieve jongeling
verheft in het mooie prinsesje, door deze
koningsdochter op de meest geraffineerde en
schurkachtige wijze bedrogen. Dan maakt hij
zich los van de menschen en weigert zijn rol
verder te spelen. De menschen blijken veel
gemeener dan de duivel te zijn. En in zijn
eenzaamheid en zijn wanhoop wordt hij ver
vuld van een brandende heimwee naar God.
Hij roept God aan, omdat hij de slechtheid
der wereld niet begrijpt en het slot is een
schreeuw om licht in deze duisternis.
Dat Ben van Eysselsteyn ons met dit fan
tastisch tooneelstuk geheel overtuigd heeft,
zou ik niet durven beweren. Er is een grond
van waarheid in, maar de waarheid is het
niet. De schrijver maakt het zich wat te ge
makkelijk door den duivel al te goed en de
menschen al te slecht té teekenen. Deze dui
vel maakt wel allerminst den indruk van den
Vorst van het kwaad te zijn. Hij is louoer
passief en men zou hem in dit stuk de eenige
gentleman op aarde kunnen noemen. Deze
duivel is feitelijk geen „partij" en zelfs bij
veel minder schrille teekening zou de mensch
het bij hem afgelegd hebben. En zou Van
Eysselsteyn niet veel meer bereikt hebben,
wanneer hij de menschen wat minder ais
symbool, wat meer reëel had geschilderd?
Een vadermoordenaar, een broeder-sluip
moordenaar, een vrouw, die 10 duivelen te
slecht is. wij kunnen toch bezwaarlijk zeggen,
dat dit de „spiegel der menschheid" is. Hoe
veel grooter zou de indruk zijn geweest, wan
neer de schrijver zijn stuk geheel in den mo
dernen tijd had geplaatst en wij in de men
schen onze buren en ons zelf hadden herkend.
En juist in dezen verscheurden tijd van disp
verval en decadentie zou een schrijver als
Van Eysselsteyn een prachtige stof hebben
gevonden en het zou hem zeker allerminst
moeilijk zijn gevallen. Want deze auteur be
schikt over een benijdenswaardig talent en
wat hij zou hebben kunnen bereiken, dat
toonen sommige fragmenten, die van een
niet alledaagsche tooneelschrijfkunst en fan
tasie blijk geven.
Wil men een voorbeeld? Hier volgt een ge
deelte uit het eerste bedrijf, dat in het voor
portaal van de Hel speelt. Een in den oorlog
gesneuveld soldaat is juist aangekomen en
Pipifax wil hem zijn naam in het Vreemde-
lingenboek laten inschrijven.
„Hoe is je naam?-Je nationaliteit?" vraagt
zij en de soldaat antwoordt:
„Nou mag je me hangen, als ik die nog
weet."
Pipifax: Dat is wat fraais! En je nationa
liteit? Aan welken kant streed je?
Soldaat: Aan dézen kant.
Pipifax: Zeg eens even. vriendje! Dacht je
ons voor den gek te kunnen houden? Wat
zijn dat voor dwaasheden? Aan dezen kant.
aan dezen kantkan ik uitmaken wat
déze kant is en wat de andere
Soldaat: O jaheel gemakkelijk. Kijk
eens hier: de vijand hèdie ligt altijd aan
den anderen kant en wij liggen aan dezen.
Pipifax: Stomme idioot! Maar denk je nou
eens even in de plaats van dien anderen kant,
dan zijn zij die aan dezen kant strijden
toch óók de vijand?
Soldaat: Dat kunnen wij stomme idioten
ons niet indenken, want zoodra wij ons in de,
plaats van den anderen kant gaan inden
kendan vechten we immers niet meer
Maar weet je wat-, moedertjeschrijf me
maar in als menschmènschheel
eenvoudig.
Hellestoker: Dat is zoo eenvoudig niet als
jij denkt, want als wc alle naties als men
schen zouden kunnen inschrijven, dan zou er
immers geen oorlog zijn.
Soldaat: Ja.... daar heb je gelijk in
maar wat dan? Wacht, ik weet wat! Schrijf
maar: de onbekende soldaat!
Pipifax: De onbekende soldaat? Is dat niet
een beetje mal?
Soldaat: Och welneemensch, d"r is met
mij al zoo veel gesold op aarde, dat dit cr
gerust wel bij kan.
Zoo zijn er vele van zulke voortreffelijke
gedeelten in dit fantastische stuk. Het vooi-
soel tusschen den theaterdirecteur, den cri
ticus en den dichter hoewel niet ongeestig
is wat te veel afgekeken van het voorspel
van Faust, maar het eerste bedrijf, dat in de
hei speelt, is als geheel uitmuntend geslaagd.
Reeds dadelijk dat begin, het gesprek tus
schen Alcibiades en den pas aangekomen
Duitschen professor, die op den ouden Griek
gepromoveerd is en alles omtrent zijn teven
daarom beter wil weten dan Alcibiades zelf,
is bijzonder vermakelijk. Ook het in fel-sar-
castischen toon geschreven tweede bedrijf, de
ontmoeting van den duivel met de soldaten
op aarde met dat krachtige soldatenlied,
hetwelk in zijn rhytme en cadans aan het
bekende „En Satan pijpt" uit De Paradijs
vloek herinnert en het zeer mooie tooneel
tusschen den koning, den duivel en den dood
boeit voortdurend. En het slot, wanneer de
duivel in zijn ontgoocheling en wanhoop
plotseling weigert verder zijn rol te <pelen
en wij van het irieëele in het reëele over
gaan, doordat Van Eysselsteyn ons het
publiek in de hanaellng betrekt. Is too-
nee.ltechnisch misschien als vondst niet
gloednieuw, maar hier toch heel gelukki:
aangebracht.
De dialoog is dikwijls fonkelend van
vernuft en geest. „Het is oneindig vee! moei
lijker een heer te zijn dan een held", hooreri
wij bijvoorbeeld den duivel zeggen. „Een held
behoeft men maar eens te zijn om het zijn
leven lang te blijven. En een heer behoeft
men maar eens niet te wezen, om het nooit
geweest te zijn!"
Zoo heeft Ben van Eysselsteyn ons een stuk
geschonken, dat ook in deze vorm reeds een
werkelijke aanwinst voor onze tooneellittera-
tuur genoemd kan worden. Mocht hij er nog
eens toe kunnen besluiten zijn menschen op
aarde meer van dezen tijd te doen zijn
zooals de soldaat in de hel dat reeds is
dan zou "t een werk kunnen worden univer
seel genoeg om ook buiten onze grenzen be
langstelling te trekken.
J. B. SCHUIL.
dooi KAREL DE JONG.
Portretten met reclame-onderschriften,
het is het nieuwste wat het pas verschenen
nummer van de Radio-bode biedt. Het nieuw
ste, maar niet het beste. A zal „het podium
betreden om met meesterschap te vertolken
B „verleent met een bij uitstek boelende ver
tolking medewerking", C „zal zijn instrument
weer op gevoelvolle wijze bespelen". Reclame,
gegrond op antecedenten, mag men gemoti
veerd, ja noodzakelijk achten. Maar profeti
sche bijschriften, die op een vrije beoordee
ling vooruitloopen en deze den pas willen
afsnijden zijn als smakeloos te verwerpen.
Alle levende vertolkers zijn ten slotte men
schen. die onder de invloeden van lichame
lijke dispositie en stemming staan en die
dus niet met de regelmatige zekerheid en
gelijkheid van gramofoonplaten kunnen spe
len of zingen; het grootste meesterschap kan
den bezitter op een zeker oogenblik in den
steek laten; het boeiende in een vertolking
is van veel factoren, niet het minst bij den
hoorder, afhankelijk, gevoelvolheid ver
wordt vaak tot routine. Er zit een Ameji-
kaansch tintje aan die reclame, zooiets als
men strijk en zet in tijdschriften als „Musi
cal America" aantreft. Maar ik geloof dat de
meesten het met mij eens zullen zijn als ik
den wensch uitspreek, dat we voor het inslui
pen van Amerikaansche zeden en gewoonten
in ons artistiek en maatschappelijk leven be
waard mogen blijven.
Zeker heeft Frederic Lamond zijn sporen
als Beethovenvertolker reeds.lang verdiend,
hoe ongelijk zijn praestaties, hoe onlogisch
en overladen zijn programma-samenstellin
gen menigmaal waren. Zijn knoestige, robuste
kunstenaarsnatuur, die alle kleinzielig ge
peuter en effectbejag versmaadt, leent; zich
voor vele van Beethoven's werken bijzonder
goed. Ook Liszt speelt hij In grooten stijl, al
moet men zeggen dat zijn techniek niet de
verbluffende schittering bezit, waarmee som
mige andere virtuozen imponeeren en ook is
zijn spel vaak wat te stroef om te kunnen
meesleepen.
In grooten stijl, dat is ook het trio op. 97
van Beethoven, geschreven in een tijd, toen
het monumentale van de werken zijner
tweede periode gaandeweg plaats gemaakt
had voor meer intieme kleinkunst. Men
vergelijke het trio op. 97 eens met de kla
viersonaten in e min. op. 90, het strijkkwar
tet in f min. op. 75 en de vioolsonate op. 96
om te zien wat ik bedoel. Bij de trio's kan
men nog verder teruggaan: reeds de beide
op. 70 toonen de eigenschappen die later over
heerschend werden. Maar op. 97 lieeft de
breede allure van het vioolconcert, van het
4de en 5de pianoconcert. Reeds het begin-
thema staat vóór ons al in graniet gegrift
en klinkt als een zang voor alle eeuwen
„duurzamer dan metaal", zou Horatius zeg
gen. En in overeenstemming met het hoofd
thema is de ontwikkeling, die in een groot-
sche coda culmineert. Het Scherzo biedt een
geestig diatonisch spel het Trio daarvan
eerst een zwoele chromatica. die zich in ac-
coorden als bliksemflitsen ontlaadt. De va
riaties van het in zijn eenvoud ontroerende
Andante-thema vormen een overtuigend
voorbeeld van Beethoven's wondere kunst
om de simpelste kiem tot de grootste heer
lijkheid te ontwikkelen, vooral de laatste va
riatie die een klein brokje van het thema
twee maten slechts uitspint tot een mij
mering en dialoog, zóó aangrijpend, dat het
schijnt of men slechts met tranen in de oogen
afscheid kan nemen. De strijkinstrumenten
nemen beurtelings die taak op zich een
onverwacht moduleerend accoord, en als met
een ruk zitten we in het slotdeel, dat. even
als de finale van het strijkkwartet op. 130
(zie vorig overzicht), zijn werkelijke toon
soort aanvankelijk camoufleert door ln Es te
beginnen en pas aan het einde van het
hoofdthema naar Bes terug te keeren. In
dat slotdeel heerschen vreugde en humor, die
in de presto-coda tot uitgelatenheid stijgen.
De uitzending van dit trio vindt Maandag
door Hilversum plaats. Den avond te voren
kan men uit Berlijn nogmaals Schubert's
Fantasie op. 159 (zie vorig overzicht) hooren.
De Sonate van Schumann die er op volgt
zal, vrees ik, na Schubert's Fantasie als een
demper werken. In Schumann's Sonate is,
althans in het eerste hoofddeel, de stemming
morrend en klagend; het Andante waagt
schuchtere pogineen tot vriendelijkheid, die
vrij norsche afwijkingen vinden, en de Finale
poogt energisch op te treden, echter zonder
den vasten ondergrond van Innerlijke over
tuiging, en dus zonder overtuigende kracht.
Nog een vioolsonate schreef Schumann, n I
op 121. en deze is wel langer, maar niet
vriendelijker dan haar voorgangster, met uit
zondering misschien van het eenvoudige An
dante met Variaties, dat ëchtfcr tamelijk i
zwak is.
Wat het daaropvolgende avondprogramma
van Berlijn betref:, kan ik. wat .1star" van
d'Indy en „Roméo" van Tschaikowsky be
treft. naar vroegere overzichten verwijzen.
„Der Tanz in der Dorfschenke" van Liszt (de
z.g. „Mephistowals") is een orkestbewerking
van het gelijknamige klavierstuk door Liszt
zelf. Basoni heeft deze orkestbewerking weer
als uitgangspunt genomen voor zijn om
werking van het klavierstuk.
Eer. groot aantal oude klavier- of eigenlijk
clavecin-stukken vindt men op het Maan
dagprogramma van Hulzen. Het beschrijver,
de karakter dier composities was schering en
Inslag bij de werken der Fransche claveci
nisten, waarvan Louis Couperin de grootste,
maar J. Ph. Rameau toch ook een zeer oe-
langrijke vertegenwoordiger was. In „La
Rameau" heeft de componist getracht een
muzikaal karakterbeeld van zijn wederhelft
te geven, evnals Couperin, dat in zijn „La
Couperin" gedaan heeft. De eega van Rameau
schijnt nogal een gepassioneerden aard te
hebben gehad. Rameau (1683—1764) heeft
zijn grootste beteekenis gehad als theoricu.;
en operacomponist. In zijn geschriften heeft
hij grondstellingen ontwikkeld, die aanvan
kelijk heftige bestrijding vonden en eers!
veel later op hun juiste waarde geschat zijn.
Opera's is Rameau pas op zijn 50ste jaar be
gonnen te componeeren. Ook over deze waren
de oordeelvellingen zeer tegenstrijdig. Zijn
tegenstanders noemden hem „een zeer driest
revolutionnair. een geavanceerde, die het
oor van het publiek aan een ruwe proef on
derwierp; een destillateur van barokke ac-
coorden, een maker van volgepropte operas,
die een muziek schreef van zonderlinge
makelij, moeilijk uit te voeren, beladen met
een teveel aan geleerdheid, waarin alles te
gezocht en te kunstmatig scheen, een muziek,
zoo zwart, triest en lang als de gestalte van
haar auteur." Men ziet: de kritiek was toen
ook soms lang niet malsch. Van zijn opera's
noemen we „Hippolyte et Aricie", „Castor et
Pollux", „Les Indes galantes" en „Les Pala
dins" hetwelk hij op 77 jarigen leeftijd schreef.
„Scarbo" van Ravel' (Parijs Maandag) is
het laatste der trits „Gaspard de la Nuit",
Het geeft een nachtmerrie weer: een dwerg,
die zich met kloppen aankondigt en zijn offer
b&kruipt en haast verstikt.
„De Appel en Eva",
Ammers-Küller.
door Jo van
Dit is het boek van Puck, van Puck Coorn-
velat uit Jo van Ammers-Küller's Opstan-
digen, waar het een derde deel van vormt.
(Amsterdam, Meulenhoff.)
Puck, of te wel Elisabeth Coornveldt, ge
boren in 1900 is met Hans van Doeveren ge
trouwd en met hem naar Indië gegaan, waar
een schitterende positie hem wachtte. Doch
na drie jaren repatrieeren ze. Puck kan te
gen het heimwee niet op en Han offert zijn
positie aan de gezondheid van zijn vrouw. Ze
komen in Parijs terecht op de huisreis en
blijven er nadat, door een samenloop van
omstandigheden, Puck daar een werkkring
vindt in het modehuis Panatelli. waar al
haar eerzucht, haar energie, haar doortas
tendheid en summa summarum haar groote
bekwaamheden, gelegenheid vinden zich te
ontplooien en tot effect te geraken. Puck is
namelijk, zooals U zich ongetwijfeld uit de
vorige deelen herinnert doctores in rechts-
en staatswetenschappen, onafhankelijKe
vrouw en weet allies beter dan haar man.
dien ze met een moederlijke genegenheid
maar oprecht hartelijk liefheeft. Op de boot
terug gaat ook een gescheiden vrouwtje met
haar twee klnders naar Patria. Het zijn be
kenden uit Indië al. De kennismaking wordt
voortgezet en de stukken van het schaak
probleem staan dan zoo ongeveer op het bord
Hier en daar nog wat pionnen (Puck's zus
ter: madame Rose; Han's zuster) een raads
heer (dat is altijd een bejaard en levenswijs
doktoor) een kasteel (dat is de suprematie
van de onafhankelijke vrouw, die ten slotte
capituleert). Koningin is Puck, Koning is een
doublure die om beurten door Han en Pa
natelli gespeeld wordt.
Mevrouw Van Ammers schuift haar stuk
ken behendig en knap naast, over en langs
elkaar en het amuseert ons best hoe ze haar
probleempje oplost in de dikke drie honderd
pagina's van haar appel Eva's. Ach ja. hoe
komt die appel er ook weer aan te pas! Juist,
toen ze nog klein meisje was. had ze ruzie
met haar broertje gehad over het Bijbelver
haal. Zie je wel, had ze gezegd, Eva at het
eerst, dus die was eerder knap dan haar
man en ook gaf Eva „beslist" aan Adam
maar de kleinste helft en hield subiet het
grootste part der kennis voor zich." Die
knappe Puck was toch al erg vroeg een ver
velend meisje, lijkt me. Zij doet dat verhaal
dan op de boot aan den Raadsheer Doktoor.
die het erg interessant vindt, en vraagt of
ze hem over een paar jaar nog eens wil mee-
deelen wat zij met haar grootste part van
haar appel heeft uitgevoerd. En alsof het
spel spreekt.... als zij voor de eerste maal
bij Panatelli zich meldt en in diens werk
kamer wordt toegelaten, wat staat daar in
het midden van de kamer? Een prachtig le
vensgroot marmeren beeld eener jonge naak
te vrouw, die, op één uitgestrekte hand twee
helften van een appel presenteert Verder
komt de appel aan het spel niet te pas. en
hij wordt evenmin gemist, want Eva-Puck
beheerscht de situatie volkomen. Al laat zij
zoowel als Han den lezer eenlgszins in
de verlegenheid of zij met haar grootste, en
hij met zijn kleinste helft van den appel, nu
wel goed manoeuvreert. Je zoudt het je ook
anders kunnen denken, en dat even plausi
bel vinden. Maar dat gebruikt mevrouw Van
Ammers misschien wel weer eens in een vol
gende schaaksïluatie die ze dan bijvoorbeeld
Jonas en de Walvisch zou kunnen noemen.
Behoeven wij er verder op in te gaan dat
deze schrijfster haar métier van vertelster
uitmuntend beheerscht? Wij blijven voort
durend aangenaam door haar bezig gehouden
en vooral dat middengedeelte, waarin zij de
sfeer en de activiteit van het huis Panatelli,
maison de houte couture, schildert, zal bij
vele lezeressen in de gedachten blijven
hangen.
Het gewicht van den opzet van zulk een
familiecycius neemt wel is waar soms allu
res aan van een diep psychologisch ingrij
pen in karakters, figuren en hun daden en
denken, doch het komt mij voor dat wij met
mevr. Van Ammers meestal aan do opper
vlakte blijven en dat te dien opzichte het
grootste part van den appel nog wel bij een
meneer De Balzac of onder de tijdgenootcn
bij een meneer Galsworthy zal blijven be
rusten.
„Stad" door B. Stroman.
Den heer B. Stroman, van wien de firma
Brusse het boek „Stad" uitgaf is het er niet
eerste plaats om te doen geweest ontspan
ningslectuur te leveren, en dat hij er des
ondanks in geslaagd is een zekere spanning
te doen ontstaan, bewijst zijn kustenaars-
schap. Nu is het voor de meesten wel een
zeer bijzondere kunstvorm waarvan hij zich
bedient, doch dat doet aan het kunst-gehalte
nlefs af. Men zou het ëeri soort littéraire
fotomontage kunnen noemen (de omslag van
het boek suggereert al direct die vergelij
king) maar wanneer het dit alleen was. zou
ik er niet zoo mee ingenomen zijn. Er is meer
In de onderscheiden fiimknlpsels die ae
schrijver schijnbaar nonchalant en onopzet
lelijk naast elkaar plaatst, en die hi den
aanvang den Indruk maken van met elkaar
niets uitstaande te hebben, komt bij den ie
zer. die niet slaapt, telkens een verband zicht
baar waardoor per slot eigenlijk een zeer
gaaf en compleet beeld van liet bestaan
eener groote stad ontstaat. De stad hier be
doeld is Rotterdam en de schrijver moet wel
Rotterdammer zijn. Natuurlijk speelt „de
haven" hier een groote rol. De menschen
in hun wel- en misdoen staan allemaal met
„de haven" In verband. Dat kan nu bij een
echten Rotterdammer eenmaal niet anders.
Maar dat geeft er meteen en onmiddellijk
de locale kleur aan. Het is buitengemeen
knap wat deze heer Stroman doet, met
kleine, scherp waargenomen teekening ln
eigen woord, met krantenknipsels en adver
tenties de suggestie van moreele misère, ge
zonde daadkracht en algemeen-menschelljke
emotionaliteit zooals die tezamen door het
dagelijkschc leven eener groote stad ver
vlochten zijn voor U op te roepen.
Het is een boek dat ik in de aandacht der
lezers, die gevoel hebben voor jonge vormen
in de litteraire kunst, aanbeveel. Het is geen
verhaaltje van tante Betje maar er zit pit
en compositickracht in die schijnbare onsa
menhangendheid, factoren die vaak bij het
uitspinnen en tot gladde lectuur ver werken
van een bepaald gegeven, verlortn gaan. Men
kan naar verder werk van Stroman verwach
tend uitzien.
„Lijmen" door Willem Elsschot.
Dit verhaal door Willem Elsschot zond ons
de Wereldbibliotheek. Een amusant verhaal
van zwendel en bedrog op het terrein der
reclame en publiciteit. Een heer die directeur
van een gefingeerde wereldzaak Is, sluit con
tracten af van publiciteit in een wereld
tijdschrift. dat alleen maar verschijnt als hij
een slachtoffer te pakken heeft dat zich zelf
en zijn zaak laat „beschrijven" tegen een
vergoeding van een order op twintig tot hon
derdduizend exemplaren van het „tijd
schrift". Als de directeur met zijn secretaris
er op uit gaat. om nieuwe slachtoffers te „lij
men" geeft hij een bewijs van duizeling
wekkende mcnschenkennis in zijn gesprek
ken ten beste, waar we om lachen kunnen,
als we ons maar meteen realiseeren dat wij
ons altemaal op onze beurt door den een of
den ander laten „lijmen" en dat er een soort
genialiteit voor noodig is om met lijmen
door de wereld te komen. Ik heb er een
flauwe notie van dat Willem Elsschot wel
eens litterair belangrijker werk dan dit ge
publiceerd heeft, maar Lijmen is in hooge
mate amusant en heeft, geloof ik, ook geen
verdere pretentie.
1 Juli '32.
J. H. DE BOLS.
LUXOR THEATER.
Lon Chany in: Het gevaarlijke
drietal.
De man met de dui
zend gezichten heeft
men hem genoemd.
Lon Chancy, die op
47-jarigen leeftijd in
het einde van 1930
overleed. Hij was een
grimeur, zooals de
wereld misschien
nooit gekend heeft.
En hij heeft dit uit
gebuit. Zijn rollen als
het Spook van de
Opera, de Klokken
luider van Notre
Dame, Singapore Joe,
waarin hij als één-
oogige optrad, the Miracle Man wij noe
men enkele waren gebaseerd op grime en
vermomming.
Zijn succes dankt hij echter niet alleen
aan dat uiterlijke. Hij was ook een sterk ka
rakterspeler en zij, die deze week het Luxor-
theater bezoeken zullen dit ervaren. HU
maakt een pracht-creatle van zijn rol als
spil van het geheimzinnige drietal, dat hij
met een krachtmensch en een dwerg vormt.
Voor het oog van de wereld een grootmoeder!
die met haar schoonzoon en diens baby een
handel ln vogels drUft in werkelijkheid
een inbrekers-drietal, Als op een avond de
grootmoeder (Lon Chaney) thuisblijft, dood
den de beide anderen hun slachtoffer. Zij
vluchten naar een afgelegen oord, terwijl
een onschuldige winkelbediende voor den
moord terechtstaat. Lon Chaney's ziel is
echter niet zoo zwart, dat hij dit duldt. En
tenslotte krijgt de bediende zijn Rosle, een
ex-handlangster der bende, en boet Chaney
in de gevangenis. De beide anderen zijn ge
dood.
MoesterlUk zijn zoowel de stern-verande
ring als de gelaatsmimiek van den auteur in
zijn ee»ste cn tevens laatste sprekende film.
(Het Spook en de Klokkenluider waren na
gesynchroniseerd). Wij wUzen o.a. op het
bezoek van den detective, aan de vogclkoop-
vrouw, en op de afscheidsscène aan den
trein. Bewonderenswaardig vertolkt zijn ge
laat zijn gevoelens. Aan deze gave ls niet
vreemd het feit. dat Chaney doofstomme
ouders had en zich dus steeds in gebaren
moest uitdrukken. Een boeiende film en een
acteur, die volle zalen verdienen.
Tot ons genoegen hebben we Polly cn Coos
Speenhoff jr. ditmaal op het tooneel gezien
en gehoord. Zijn repertoire stond gisteravond
op een hoogcr niveau dan we van hem wel
eens meemaakten. I-IU deed minder concessit
aan den smaak van een zeker soort publiek
dat min of meer grover aardigheden appre
cieert en hij liet zich van een goede zijde
kennen. Mot een liedje De Lantaarnpaal
bracht hij de vervlogen sfeer van het oude,
fUne cabaret weer terug, waarvoor we hem
dankbaar zUn.
Het film-bij programma gaf een interessant
beeld van Marokko, een alleraardigst filmpje,
geheel door honden gespeeld „Honden ach
ter tralies" en een tweeacter met Charley
Chase vol zotte situaties. Deze laatste film
ln plaats van de beschadigd aangekomen
Laurel en Hardy-rolprent. Het Luxor-nieuws
geeft weer actueele gebeurtenissen, als o.a.
het bezoek van den ex-kelzer aan Zandvoort,
de harmonica-tram ln den Haag met gees
tige muzikale bcgcleidng,' de T.T.-races in
Drente.
Een uitstekend programma. -
REMBRANDT THEATER.
Martha Eggerth ba de film'
„Een nacht in het Grand Hotel".
Het hoofdnummer dat deze week in het
Rembrand-Theater vertoond wordt, bevat
veel gezonde humor, kostelijke oogenbllkken
door het opgeruimde van den jongen journa
list zonder werk. die verliefd wordt op een
mooie maar dure jonge dame. Het ls verba
zend hoe vindingrijk de jonge man is om
met het meisje in aanraking te komen. Het
hoogtepunt wordt bereikt als hij gedwongen
wordt een kostbaar souper aan te richten,
terwijl hij slechts eenlge tientallen marken
op zak heeft. De manier waarop hij een bou
quet chrysanten voor het meisje bemachtigt
Ls niet eerlijk doch komisch. Uit heel wat
situaties weten de jongelui zich te redden
en het zou geen filmverhaal wezen als „alles
niet in orde" kwam.
De hoofdrollen worden vervuld door Mar
tha Eggerth, Elrich Bettac. Max Schipper,
Kurt Gerron en Karl Ettinger.
Het voorprogramma ls met de actueele
journaals zeer Interessant. In Polygoon'* Hol
lands Nieuws trekken vooral cle aandacht de
T. T.-races te Assen, de processie te Laren en
de motorbootwedstrijden te Aalsmeer. In het
buitenlandsche journaal o.a. de bokswedstrijd
Sharkey-Schmcling.
..Hide and Seek" is een leuke Max Fleischer
teekenfüm.
Op het tooneel: Swenson en Bredow. een
elegant danspaar, dat uitstekend de muziek
van Strauss ln beeld brengt en ook de Rumba
danst.
Een goed programma dat wel belangstel
ling zal trekken.
CINEMA PALACE.
Watt cn Half Watt als Film
helden.
O! O! O! wat Ls er gelachen gisterenavond
in Cinema! Gelachen? neegegierd
gesniktZelfs de grootste Droogstoppel
kan deze film niet met droge oogen aanzien,
het is onmogelijk, dat iemand daar zijn ernst
bij bewaart! En dat Watt en Half aWtt graag
geziene gasten zijn, bewees wel de prachtig
bezette zaal.
Watt cn Half Watt verschijnen dagelijks
in het wachtlokaal voor film figuranten in
de hoop eindelijk eens een rolletje te krijgen.
De filmdirocteur spreekt tegen zijn regis
seur zijn dankbaarheid uit jegens twee jonge
filmartisten. aan wiens optreden hij het suc
ces van zijn laatste film te danken irceft. De
regisseur is het absoluut niet eens met zijn
directeur, wat betreft zijn dankbaarheid. Die
behoort niet den beiden filmartisten betuigd
te worden, maar hèm. den regisseur. Hij be
weert van den eersten den besten figurant
een filmster te kunnen maken. Het ls alle
maal zijn werk! Als de twee filmsterren de
ontevredenheid van den directeur opwekken,
nerinnert deze zich de uitspraak van zijn
regisseur en ontslaat hij hen. De tweede re
gisseur moet uit de figuranten twee' aardige
jongelui zoeken en dan kan de regisseur too
nen of hij waarheid heeft gesproken of
slechts gebluft heeft. De keus valt tot wan
hoop van den regisseur op de heeren Watt
en Half Watt. Wanneer dat stel de kamer
van den directeur binnenstapt, slaat ook hèm
de schrik om het hart, maar hij wil van geen
terugkrabbelen weten, zij zullen sterren wor
den.
De eerste moeilijkheid ls al, welke typen
ze zullen moeten creëeren! Wacht, misschien
Egyptenaren. nadat ze al gefaald hebben als
Sjeik. Het wandelen als Egyptenaar van de
twee aanstaande filmhelden, doet de zaal al
dubbel liggen; als toréador zijn ze ook al niet
te gebruiken. Tenslotte valt de keus op cow
boy. En nu kan het spel eerst goed begin
nen!
Met de studio-geheimen wordt ook zoo'n
beetje een loopje genomen, de boom. waaraan
Half Watt wordt vastgebonden, blijkt een
licht, verplaatsbaar stuk carton te zijn. waar
mee hij zelfs ln zijn angst op sjouw gaat. De
.zware steen, die ln de woestijn ligt, wordt
met één hand daar even neergezet en als
Watt van de gevaarlijke rots komt gevallen,
scheurt hij het ontzagwekkende gevaarte op
verschillende plaatsen; voorzichtig arrangeert
hij de rots weer.
Genoeg is het te vertellen, dat de film van
de 2 figuranten oen rcuzesucces wordt, al is
het dan ln plaats van een drama oen onge
ëvenaarde klucht geworden cn niet alleen,
voor den directeur op de film. maar ook voor
den directeur van de film. Als het waar Ls,
dat lachen een van de beste medicijnen is,
dan kan men deze week in Cinema een zee
van gezondheid halen.
Verder ls het heele programma goed en is
de klucht „Kampeerer." al vast een goede in
leiding tot „Watt cn Half Wat als Filmhel
den".
Een bijzondere hulde aan het prachtige
werk van het Variété-nummer „The 4 Bra-
gais". Zeldzaam mooi ls dat!
Nctlcrlandsche Overleveringen
Eerste Deel
De schrijver, K ter Laan, heeft de bedoe
ling gehad in dit boek de verhalen uit de
verschillende Ncderlandschc gewesten naast
elkaar te plaatsen met enkele uit de aan
grenzende streken van Duitschland erbU.
Steeds heeft hU een Groninger overlevering
vooropgesteld cn daarna die uit de andere
streken. Ieder gewest zet zUn eigen stempel
óp die verhalen, die niet aan één streek ge
bonden zUn, doch die van gemcenschappelUk
bezit zUn.
Er is een rijkdom van Ned. overleveringen
bijeengebracht. In dit interessante eerste
deel vinden wc er uit het Heidendom; van de
zielen, van lucht-, koren-, aard- en water
geesten. van nachtmerries, geheimzinnige
machten en vreemde gedaanten. Dan komen
de verhalen uit de oude tUden van het Chris
tendom wondervtertelllngen, plaatsen aange
wezen door hoogere macht, over torens on
klokken, priesters cn kerken en het Hemcl-
sche Gerecht.
Een lileratuurlUst ls met een register aan
het deel toegevoegd. Goede houtsneden van
N. J. B. Bulder lllustreeren den tekst. Het
boek is verschenen by W. J. Thleme en Cie.
te Zutphen.
De moord aan de Bridge
tafel.
Weer een detective-geschiedenis en een van
de goede soort: mysterieus, spannend tot het
einde en met een onverwachte ontknooping
Misschien Iets te gerekt en wat ingewikkeld
gemaakt. Maar dat laatste werkt mede om
het raadsel nog wat schijnbaar onontwar
baarder te doen zijn. De uitgeslapen detecti
ve echter lost het natuurlijk op.
Schrijfster is Anne Austin, vertaler Ls D J
C. Kruseman uitgever J. Philip Kruseman te
's-Gravenhage. die het boek deed verschijnen
ln d« „Super Detective Story" serie. i