LETTEREN EN KUNST Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING KANTTEEKENINCEN. BIOSCOOP. Nieuwe Uitgaven. I HET TOONEEL DE DUIVEL OP AARDE door BEN VAN EYSSELSTEYN. Het moge waar ztjn, dat Ben van Eyssel- steyn in De Duivel op Aarde het tooneel- spel, dat bij A. J. C. Strengholt te Amster dam in druk is verschenen en in het begin van Mei door Het Ver. Rotterdamsch-Hof- stad Tooneel voor het eerst te Den Haag tot opvoering kwam nu en dan bewijzen geeft bij groote voorgangers te gast te zijn geweest, er klinkt toch in zijn werk een nieuw geluid en hij toont overtuigend de in Nederland niet al te veel voorkomende gave van fantasie te bezitten. Eindelijk weer eens een schrijver met geprononceerd talent voor tooneel. een auteur, die wat te zeggen heeft en dat vermag te doen op een ondanks de zichtbare voorbeelden frissche wijze, leven dig, geestig en boeiend. De duivel is altijd een dankbare tooneel- figuur geweest. Wij behoeven als wij niet heelemaal terug willen gaan tot de Middel eeuwen maar bij Goethe, Van Eeden en Molnar te zien. Ben van Eysselsteyn heeit hem ook weer eens op aarde gebracht, a\ heeft zijn duivel dan ook heel weinig trekken met den traditioneelen tooneelsatan gemeen. Eigenlijk is het een satan in zakformaat, meer een leerling-duivel dan een volleerde Belzebub, dipn wij in Van Eysselsteyn's stuk te zien krijgen. Wanneer de duivel zoo was, als deze schrijver hem ons geeft dan zou er eigenlijk nooit reden hebben bestaan hem zoo zwart af te schilderen als tot heden toe gebruikelijk was. Het is op aandringen van Pipifax, des dui vels moer, dat de duivel op aarde komt. Pi pifax vindt het noodig, dat haar zoon om zijn opvoeding te voltooien, de menschen leert kennen. „Een complete duivel'', meent zij, word je alleen als je met menschen leert omgaan". Maar wat hij van de menschen op aarde ziet, is zelfs voor den duivel te erg. De men schen zijn zóó slecht dat zij hem in boosheid ver overtreffen. In het soldatenkamp krijgt hij reeds een voorproefje van wat hem te wachten staat. De menschen droomen alleen nog maar van roem en liefde, van vrouwen en eer en de weg daartoe ishet geld. Maar dat is alles nog niets, vergeleken bij wat hij' aan het Hof ondervindt. De koning worcit vergiftigd door den kroonprins, de kroonprins weer lafhartig vermoord door den jongs een prins en eindelijk wordt de duivel zelf, die zich als de eerste de beste naieve jongeling verheft in het mooie prinsesje, door deze koningsdochter op de meest geraffineerde en schurkachtige wijze bedrogen. Dan maakt hij zich los van de menschen en weigert zijn rol verder te spelen. De menschen blijken veel gemeener dan de duivel te zijn. En in zijn eenzaamheid en zijn wanhoop wordt hij ver vuld van een brandende heimwee naar God. Hij roept God aan, omdat hij de slechtheid der wereld niet begrijpt en het slot is een schreeuw om licht in deze duisternis. Dat Ben van Eysselsteyn ons met dit fan tastisch tooneelstuk geheel overtuigd heeft, zou ik niet durven beweren. Er is een grond van waarheid in, maar de waarheid is het niet. De schrijver maakt het zich wat te ge makkelijk door den duivel al te goed en de menschen al te slecht té teekenen. Deze dui vel maakt wel allerminst den indruk van den Vorst van het kwaad te zijn. Hij is louoer passief en men zou hem in dit stuk de eenige gentleman op aarde kunnen noemen. Deze duivel is feitelijk geen „partij" en zelfs bij veel minder schrille teekening zou de mensch het bij hem afgelegd hebben. En zou Van Eysselsteyn niet veel meer bereikt hebben, wanneer hij de menschen wat minder ais symbool, wat meer reëel had geschilderd? Een vadermoordenaar, een broeder-sluip moordenaar, een vrouw, die 10 duivelen te slecht is. wij kunnen toch bezwaarlijk zeggen, dat dit de „spiegel der menschheid" is. Hoe veel grooter zou de indruk zijn geweest, wan neer de schrijver zijn stuk geheel in den mo dernen tijd had geplaatst en wij in de men schen onze buren en ons zelf hadden herkend. En juist in dezen verscheurden tijd van disp verval en decadentie zou een schrijver als Van Eysselsteyn een prachtige stof hebben gevonden en het zou hem zeker allerminst moeilijk zijn gevallen. Want deze auteur be schikt over een benijdenswaardig talent en wat hij zou hebben kunnen bereiken, dat toonen sommige fragmenten, die van een niet alledaagsche tooneelschrijfkunst en fan tasie blijk geven. Wil men een voorbeeld? Hier volgt een ge deelte uit het eerste bedrijf, dat in het voor portaal van de Hel speelt. Een in den oorlog gesneuveld soldaat is juist aangekomen en Pipifax wil hem zijn naam in het Vreemde- lingenboek laten inschrijven. „Hoe is je naam?-Je nationaliteit?" vraagt zij en de soldaat antwoordt: „Nou mag je me hangen, als ik die nog weet." Pipifax: Dat is wat fraais! En je nationa liteit? Aan welken kant streed je? Soldaat: Aan dézen kant. Pipifax: Zeg eens even. vriendje! Dacht je ons voor den gek te kunnen houden? Wat zijn dat voor dwaasheden? Aan dezen kant. aan dezen kantkan ik uitmaken wat déze kant is en wat de andere Soldaat: O jaheel gemakkelijk. Kijk eens hier: de vijand hèdie ligt altijd aan den anderen kant en wij liggen aan dezen. Pipifax: Stomme idioot! Maar denk je nou eens even in de plaats van dien anderen kant, dan zijn zij die aan dezen kant strijden toch óók de vijand? Soldaat: Dat kunnen wij stomme idioten ons niet indenken, want zoodra wij ons in de, plaats van den anderen kant gaan inden kendan vechten we immers niet meer Maar weet je wat-, moedertjeschrijf me maar in als menschmènschheel eenvoudig. Hellestoker: Dat is zoo eenvoudig niet als jij denkt, want als wc alle naties als men schen zouden kunnen inschrijven, dan zou er immers geen oorlog zijn. Soldaat: Ja.... daar heb je gelijk in maar wat dan? Wacht, ik weet wat! Schrijf maar: de onbekende soldaat! Pipifax: De onbekende soldaat? Is dat niet een beetje mal? Soldaat: Och welneemensch, d"r is met mij al zoo veel gesold op aarde, dat dit cr gerust wel bij kan. Zoo zijn er vele van zulke voortreffelijke gedeelten in dit fantastische stuk. Het vooi- soel tusschen den theaterdirecteur, den cri ticus en den dichter hoewel niet ongeestig is wat te veel afgekeken van het voorspel van Faust, maar het eerste bedrijf, dat in de hei speelt, is als geheel uitmuntend geslaagd. Reeds dadelijk dat begin, het gesprek tus schen Alcibiades en den pas aangekomen Duitschen professor, die op den ouden Griek gepromoveerd is en alles omtrent zijn teven daarom beter wil weten dan Alcibiades zelf, is bijzonder vermakelijk. Ook het in fel-sar- castischen toon geschreven tweede bedrijf, de ontmoeting van den duivel met de soldaten op aarde met dat krachtige soldatenlied, hetwelk in zijn rhytme en cadans aan het bekende „En Satan pijpt" uit De Paradijs vloek herinnert en het zeer mooie tooneel tusschen den koning, den duivel en den dood boeit voortdurend. En het slot, wanneer de duivel in zijn ontgoocheling en wanhoop plotseling weigert verder zijn rol te <pelen en wij van het irieëele in het reëele over gaan, doordat Van Eysselsteyn ons het publiek in de hanaellng betrekt. Is too- nee.ltechnisch misschien als vondst niet gloednieuw, maar hier toch heel gelukki: aangebracht. De dialoog is dikwijls fonkelend van vernuft en geest. „Het is oneindig vee! moei lijker een heer te zijn dan een held", hooreri wij bijvoorbeeld den duivel zeggen. „Een held behoeft men maar eens te zijn om het zijn leven lang te blijven. En een heer behoeft men maar eens niet te wezen, om het nooit geweest te zijn!" Zoo heeft Ben van Eysselsteyn ons een stuk geschonken, dat ook in deze vorm reeds een werkelijke aanwinst voor onze tooneellittera- tuur genoemd kan worden. Mocht hij er nog eens toe kunnen besluiten zijn menschen op aarde meer van dezen tijd te doen zijn zooals de soldaat in de hel dat reeds is dan zou "t een werk kunnen worden univer seel genoeg om ook buiten onze grenzen be langstelling te trekken. J. B. SCHUIL. dooi KAREL DE JONG. Portretten met reclame-onderschriften, het is het nieuwste wat het pas verschenen nummer van de Radio-bode biedt. Het nieuw ste, maar niet het beste. A zal „het podium betreden om met meesterschap te vertolken B „verleent met een bij uitstek boelende ver tolking medewerking", C „zal zijn instrument weer op gevoelvolle wijze bespelen". Reclame, gegrond op antecedenten, mag men gemoti veerd, ja noodzakelijk achten. Maar profeti sche bijschriften, die op een vrije beoordee ling vooruitloopen en deze den pas willen afsnijden zijn als smakeloos te verwerpen. Alle levende vertolkers zijn ten slotte men schen. die onder de invloeden van lichame lijke dispositie en stemming staan en die dus niet met de regelmatige zekerheid en gelijkheid van gramofoonplaten kunnen spe len of zingen; het grootste meesterschap kan den bezitter op een zeker oogenblik in den steek laten; het boeiende in een vertolking is van veel factoren, niet het minst bij den hoorder, afhankelijk, gevoelvolheid ver wordt vaak tot routine. Er zit een Ameji- kaansch tintje aan die reclame, zooiets als men strijk en zet in tijdschriften als „Musi cal America" aantreft. Maar ik geloof dat de meesten het met mij eens zullen zijn als ik den wensch uitspreek, dat we voor het inslui pen van Amerikaansche zeden en gewoonten in ons artistiek en maatschappelijk leven be waard mogen blijven. Zeker heeft Frederic Lamond zijn sporen als Beethovenvertolker reeds.lang verdiend, hoe ongelijk zijn praestaties, hoe onlogisch en overladen zijn programma-samenstellin gen menigmaal waren. Zijn knoestige, robuste kunstenaarsnatuur, die alle kleinzielig ge peuter en effectbejag versmaadt, leent; zich voor vele van Beethoven's werken bijzonder goed. Ook Liszt speelt hij In grooten stijl, al moet men zeggen dat zijn techniek niet de verbluffende schittering bezit, waarmee som mige andere virtuozen imponeeren en ook is zijn spel vaak wat te stroef om te kunnen meesleepen. In grooten stijl, dat is ook het trio op. 97 van Beethoven, geschreven in een tijd, toen het monumentale van de werken zijner tweede periode gaandeweg plaats gemaakt had voor meer intieme kleinkunst. Men vergelijke het trio op. 97 eens met de kla viersonaten in e min. op. 90, het strijkkwar tet in f min. op. 75 en de vioolsonate op. 96 om te zien wat ik bedoel. Bij de trio's kan men nog verder teruggaan: reeds de beide op. 70 toonen de eigenschappen die later over heerschend werden. Maar op. 97 lieeft de breede allure van het vioolconcert, van het 4de en 5de pianoconcert. Reeds het begin- thema staat vóór ons al in graniet gegrift en klinkt als een zang voor alle eeuwen „duurzamer dan metaal", zou Horatius zeg gen. En in overeenstemming met het hoofd thema is de ontwikkeling, die in een groot- sche coda culmineert. Het Scherzo biedt een geestig diatonisch spel het Trio daarvan eerst een zwoele chromatica. die zich in ac- coorden als bliksemflitsen ontlaadt. De va riaties van het in zijn eenvoud ontroerende Andante-thema vormen een overtuigend voorbeeld van Beethoven's wondere kunst om de simpelste kiem tot de grootste heer lijkheid te ontwikkelen, vooral de laatste va riatie die een klein brokje van het thema twee maten slechts uitspint tot een mij mering en dialoog, zóó aangrijpend, dat het schijnt of men slechts met tranen in de oogen afscheid kan nemen. De strijkinstrumenten nemen beurtelings die taak op zich een onverwacht moduleerend accoord, en als met een ruk zitten we in het slotdeel, dat. even als de finale van het strijkkwartet op. 130 (zie vorig overzicht), zijn werkelijke toon soort aanvankelijk camoufleert door ln Es te beginnen en pas aan het einde van het hoofdthema naar Bes terug te keeren. In dat slotdeel heerschen vreugde en humor, die in de presto-coda tot uitgelatenheid stijgen. De uitzending van dit trio vindt Maandag door Hilversum plaats. Den avond te voren kan men uit Berlijn nogmaals Schubert's Fantasie op. 159 (zie vorig overzicht) hooren. De Sonate van Schumann die er op volgt zal, vrees ik, na Schubert's Fantasie als een demper werken. In Schumann's Sonate is, althans in het eerste hoofddeel, de stemming morrend en klagend; het Andante waagt schuchtere pogineen tot vriendelijkheid, die vrij norsche afwijkingen vinden, en de Finale poogt energisch op te treden, echter zonder den vasten ondergrond van Innerlijke over tuiging, en dus zonder overtuigende kracht. Nog een vioolsonate schreef Schumann, n I op 121. en deze is wel langer, maar niet vriendelijker dan haar voorgangster, met uit zondering misschien van het eenvoudige An dante met Variaties, dat ëchtfcr tamelijk i zwak is. Wat het daaropvolgende avondprogramma van Berlijn betref:, kan ik. wat .1star" van d'Indy en „Roméo" van Tschaikowsky be treft. naar vroegere overzichten verwijzen. „Der Tanz in der Dorfschenke" van Liszt (de z.g. „Mephistowals") is een orkestbewerking van het gelijknamige klavierstuk door Liszt zelf. Basoni heeft deze orkestbewerking weer als uitgangspunt genomen voor zijn om werking van het klavierstuk. Eer. groot aantal oude klavier- of eigenlijk clavecin-stukken vindt men op het Maan dagprogramma van Hulzen. Het beschrijver, de karakter dier composities was schering en Inslag bij de werken der Fransche claveci nisten, waarvan Louis Couperin de grootste, maar J. Ph. Rameau toch ook een zeer oe- langrijke vertegenwoordiger was. In „La Rameau" heeft de componist getracht een muzikaal karakterbeeld van zijn wederhelft te geven, evnals Couperin, dat in zijn „La Couperin" gedaan heeft. De eega van Rameau schijnt nogal een gepassioneerden aard te hebben gehad. Rameau (1683—1764) heeft zijn grootste beteekenis gehad als theoricu.; en operacomponist. In zijn geschriften heeft hij grondstellingen ontwikkeld, die aanvan kelijk heftige bestrijding vonden en eers! veel later op hun juiste waarde geschat zijn. Opera's is Rameau pas op zijn 50ste jaar be gonnen te componeeren. Ook over deze waren de oordeelvellingen zeer tegenstrijdig. Zijn tegenstanders noemden hem „een zeer driest revolutionnair. een geavanceerde, die het oor van het publiek aan een ruwe proef on derwierp; een destillateur van barokke ac- coorden, een maker van volgepropte operas, die een muziek schreef van zonderlinge makelij, moeilijk uit te voeren, beladen met een teveel aan geleerdheid, waarin alles te gezocht en te kunstmatig scheen, een muziek, zoo zwart, triest en lang als de gestalte van haar auteur." Men ziet: de kritiek was toen ook soms lang niet malsch. Van zijn opera's noemen we „Hippolyte et Aricie", „Castor et Pollux", „Les Indes galantes" en „Les Pala dins" hetwelk hij op 77 jarigen leeftijd schreef. „Scarbo" van Ravel' (Parijs Maandag) is het laatste der trits „Gaspard de la Nuit", Het geeft een nachtmerrie weer: een dwerg, die zich met kloppen aankondigt en zijn offer b&kruipt en haast verstikt. „De Appel en Eva", Ammers-Küller. door Jo van Dit is het boek van Puck, van Puck Coorn- velat uit Jo van Ammers-Küller's Opstan- digen, waar het een derde deel van vormt. (Amsterdam, Meulenhoff.) Puck, of te wel Elisabeth Coornveldt, ge boren in 1900 is met Hans van Doeveren ge trouwd en met hem naar Indië gegaan, waar een schitterende positie hem wachtte. Doch na drie jaren repatrieeren ze. Puck kan te gen het heimwee niet op en Han offert zijn positie aan de gezondheid van zijn vrouw. Ze komen in Parijs terecht op de huisreis en blijven er nadat, door een samenloop van omstandigheden, Puck daar een werkkring vindt in het modehuis Panatelli. waar al haar eerzucht, haar energie, haar doortas tendheid en summa summarum haar groote bekwaamheden, gelegenheid vinden zich te ontplooien en tot effect te geraken. Puck is namelijk, zooals U zich ongetwijfeld uit de vorige deelen herinnert doctores in rechts- en staatswetenschappen, onafhankelijKe vrouw en weet allies beter dan haar man. dien ze met een moederlijke genegenheid maar oprecht hartelijk liefheeft. Op de boot terug gaat ook een gescheiden vrouwtje met haar twee klnders naar Patria. Het zijn be kenden uit Indië al. De kennismaking wordt voortgezet en de stukken van het schaak probleem staan dan zoo ongeveer op het bord Hier en daar nog wat pionnen (Puck's zus ter: madame Rose; Han's zuster) een raads heer (dat is altijd een bejaard en levenswijs doktoor) een kasteel (dat is de suprematie van de onafhankelijke vrouw, die ten slotte capituleert). Koningin is Puck, Koning is een doublure die om beurten door Han en Pa natelli gespeeld wordt. Mevrouw Van Ammers schuift haar stuk ken behendig en knap naast, over en langs elkaar en het amuseert ons best hoe ze haar probleempje oplost in de dikke drie honderd pagina's van haar appel Eva's. Ach ja. hoe komt die appel er ook weer aan te pas! Juist, toen ze nog klein meisje was. had ze ruzie met haar broertje gehad over het Bijbelver haal. Zie je wel, had ze gezegd, Eva at het eerst, dus die was eerder knap dan haar man en ook gaf Eva „beslist" aan Adam maar de kleinste helft en hield subiet het grootste part der kennis voor zich." Die knappe Puck was toch al erg vroeg een ver velend meisje, lijkt me. Zij doet dat verhaal dan op de boot aan den Raadsheer Doktoor. die het erg interessant vindt, en vraagt of ze hem over een paar jaar nog eens wil mee- deelen wat zij met haar grootste part van haar appel heeft uitgevoerd. En alsof het spel spreekt.... als zij voor de eerste maal bij Panatelli zich meldt en in diens werk kamer wordt toegelaten, wat staat daar in het midden van de kamer? Een prachtig le vensgroot marmeren beeld eener jonge naak te vrouw, die, op één uitgestrekte hand twee helften van een appel presenteert Verder komt de appel aan het spel niet te pas. en hij wordt evenmin gemist, want Eva-Puck beheerscht de situatie volkomen. Al laat zij zoowel als Han den lezer eenlgszins in de verlegenheid of zij met haar grootste, en hij met zijn kleinste helft van den appel, nu wel goed manoeuvreert. Je zoudt het je ook anders kunnen denken, en dat even plausi bel vinden. Maar dat gebruikt mevrouw Van Ammers misschien wel weer eens in een vol gende schaaksïluatie die ze dan bijvoorbeeld Jonas en de Walvisch zou kunnen noemen. Behoeven wij er verder op in te gaan dat deze schrijfster haar métier van vertelster uitmuntend beheerscht? Wij blijven voort durend aangenaam door haar bezig gehouden en vooral dat middengedeelte, waarin zij de sfeer en de activiteit van het huis Panatelli, maison de houte couture, schildert, zal bij vele lezeressen in de gedachten blijven hangen. Het gewicht van den opzet van zulk een familiecycius neemt wel is waar soms allu res aan van een diep psychologisch ingrij pen in karakters, figuren en hun daden en denken, doch het komt mij voor dat wij met mevr. Van Ammers meestal aan do opper vlakte blijven en dat te dien opzichte het grootste part van den appel nog wel bij een meneer De Balzac of onder de tijdgenootcn bij een meneer Galsworthy zal blijven be rusten. „Stad" door B. Stroman. Den heer B. Stroman, van wien de firma Brusse het boek „Stad" uitgaf is het er niet eerste plaats om te doen geweest ontspan ningslectuur te leveren, en dat hij er des ondanks in geslaagd is een zekere spanning te doen ontstaan, bewijst zijn kustenaars- schap. Nu is het voor de meesten wel een zeer bijzondere kunstvorm waarvan hij zich bedient, doch dat doet aan het kunst-gehalte nlefs af. Men zou het ëeri soort littéraire fotomontage kunnen noemen (de omslag van het boek suggereert al direct die vergelij king) maar wanneer het dit alleen was. zou ik er niet zoo mee ingenomen zijn. Er is meer In de onderscheiden fiimknlpsels die ae schrijver schijnbaar nonchalant en onopzet lelijk naast elkaar plaatst, en die hi den aanvang den Indruk maken van met elkaar niets uitstaande te hebben, komt bij den ie zer. die niet slaapt, telkens een verband zicht baar waardoor per slot eigenlijk een zeer gaaf en compleet beeld van liet bestaan eener groote stad ontstaat. De stad hier be doeld is Rotterdam en de schrijver moet wel Rotterdammer zijn. Natuurlijk speelt „de haven" hier een groote rol. De menschen in hun wel- en misdoen staan allemaal met „de haven" In verband. Dat kan nu bij een echten Rotterdammer eenmaal niet anders. Maar dat geeft er meteen en onmiddellijk de locale kleur aan. Het is buitengemeen knap wat deze heer Stroman doet, met kleine, scherp waargenomen teekening ln eigen woord, met krantenknipsels en adver tenties de suggestie van moreele misère, ge zonde daadkracht en algemeen-menschelljke emotionaliteit zooals die tezamen door het dagelijkschc leven eener groote stad ver vlochten zijn voor U op te roepen. Het is een boek dat ik in de aandacht der lezers, die gevoel hebben voor jonge vormen in de litteraire kunst, aanbeveel. Het is geen verhaaltje van tante Betje maar er zit pit en compositickracht in die schijnbare onsa menhangendheid, factoren die vaak bij het uitspinnen en tot gladde lectuur ver werken van een bepaald gegeven, verlortn gaan. Men kan naar verder werk van Stroman verwach tend uitzien. „Lijmen" door Willem Elsschot. Dit verhaal door Willem Elsschot zond ons de Wereldbibliotheek. Een amusant verhaal van zwendel en bedrog op het terrein der reclame en publiciteit. Een heer die directeur van een gefingeerde wereldzaak Is, sluit con tracten af van publiciteit in een wereld tijdschrift. dat alleen maar verschijnt als hij een slachtoffer te pakken heeft dat zich zelf en zijn zaak laat „beschrijven" tegen een vergoeding van een order op twintig tot hon derdduizend exemplaren van het „tijd schrift". Als de directeur met zijn secretaris er op uit gaat. om nieuwe slachtoffers te „lij men" geeft hij een bewijs van duizeling wekkende mcnschenkennis in zijn gesprek ken ten beste, waar we om lachen kunnen, als we ons maar meteen realiseeren dat wij ons altemaal op onze beurt door den een of den ander laten „lijmen" en dat er een soort genialiteit voor noodig is om met lijmen door de wereld te komen. Ik heb er een flauwe notie van dat Willem Elsschot wel eens litterair belangrijker werk dan dit ge publiceerd heeft, maar Lijmen is in hooge mate amusant en heeft, geloof ik, ook geen verdere pretentie. 1 Juli '32. J. H. DE BOLS. LUXOR THEATER. Lon Chany in: Het gevaarlijke drietal. De man met de dui zend gezichten heeft men hem genoemd. Lon Chancy, die op 47-jarigen leeftijd in het einde van 1930 overleed. Hij was een grimeur, zooals de wereld misschien nooit gekend heeft. En hij heeft dit uit gebuit. Zijn rollen als het Spook van de Opera, de Klokken luider van Notre Dame, Singapore Joe, waarin hij als één- oogige optrad, the Miracle Man wij noe men enkele waren gebaseerd op grime en vermomming. Zijn succes dankt hij echter niet alleen aan dat uiterlijke. Hij was ook een sterk ka rakterspeler en zij, die deze week het Luxor- theater bezoeken zullen dit ervaren. HU maakt een pracht-creatle van zijn rol als spil van het geheimzinnige drietal, dat hij met een krachtmensch en een dwerg vormt. Voor het oog van de wereld een grootmoeder! die met haar schoonzoon en diens baby een handel ln vogels drUft in werkelijkheid een inbrekers-drietal, Als op een avond de grootmoeder (Lon Chaney) thuisblijft, dood den de beide anderen hun slachtoffer. Zij vluchten naar een afgelegen oord, terwijl een onschuldige winkelbediende voor den moord terechtstaat. Lon Chaney's ziel is echter niet zoo zwart, dat hij dit duldt. En tenslotte krijgt de bediende zijn Rosle, een ex-handlangster der bende, en boet Chaney in de gevangenis. De beide anderen zijn ge dood. MoesterlUk zijn zoowel de stern-verande ring als de gelaatsmimiek van den auteur in zijn ee»ste cn tevens laatste sprekende film. (Het Spook en de Klokkenluider waren na gesynchroniseerd). Wij wUzen o.a. op het bezoek van den detective, aan de vogclkoop- vrouw, en op de afscheidsscène aan den trein. Bewonderenswaardig vertolkt zijn ge laat zijn gevoelens. Aan deze gave ls niet vreemd het feit. dat Chaney doofstomme ouders had en zich dus steeds in gebaren moest uitdrukken. Een boeiende film en een acteur, die volle zalen verdienen. Tot ons genoegen hebben we Polly cn Coos Speenhoff jr. ditmaal op het tooneel gezien en gehoord. Zijn repertoire stond gisteravond op een hoogcr niveau dan we van hem wel eens meemaakten. I-IU deed minder concessit aan den smaak van een zeker soort publiek dat min of meer grover aardigheden appre cieert en hij liet zich van een goede zijde kennen. Mot een liedje De Lantaarnpaal bracht hij de vervlogen sfeer van het oude, fUne cabaret weer terug, waarvoor we hem dankbaar zUn. Het film-bij programma gaf een interessant beeld van Marokko, een alleraardigst filmpje, geheel door honden gespeeld „Honden ach ter tralies" en een tweeacter met Charley Chase vol zotte situaties. Deze laatste film ln plaats van de beschadigd aangekomen Laurel en Hardy-rolprent. Het Luxor-nieuws geeft weer actueele gebeurtenissen, als o.a. het bezoek van den ex-kelzer aan Zandvoort, de harmonica-tram ln den Haag met gees tige muzikale bcgcleidng,' de T.T.-races in Drente. Een uitstekend programma. - REMBRANDT THEATER. Martha Eggerth ba de film' „Een nacht in het Grand Hotel". Het hoofdnummer dat deze week in het Rembrand-Theater vertoond wordt, bevat veel gezonde humor, kostelijke oogenbllkken door het opgeruimde van den jongen journa list zonder werk. die verliefd wordt op een mooie maar dure jonge dame. Het ls verba zend hoe vindingrijk de jonge man is om met het meisje in aanraking te komen. Het hoogtepunt wordt bereikt als hij gedwongen wordt een kostbaar souper aan te richten, terwijl hij slechts eenlge tientallen marken op zak heeft. De manier waarop hij een bou quet chrysanten voor het meisje bemachtigt Ls niet eerlijk doch komisch. Uit heel wat situaties weten de jongelui zich te redden en het zou geen filmverhaal wezen als „alles niet in orde" kwam. De hoofdrollen worden vervuld door Mar tha Eggerth, Elrich Bettac. Max Schipper, Kurt Gerron en Karl Ettinger. Het voorprogramma ls met de actueele journaals zeer Interessant. In Polygoon'* Hol lands Nieuws trekken vooral cle aandacht de T. T.-races te Assen, de processie te Laren en de motorbootwedstrijden te Aalsmeer. In het buitenlandsche journaal o.a. de bokswedstrijd Sharkey-Schmcling. ..Hide and Seek" is een leuke Max Fleischer teekenfüm. Op het tooneel: Swenson en Bredow. een elegant danspaar, dat uitstekend de muziek van Strauss ln beeld brengt en ook de Rumba danst. Een goed programma dat wel belangstel ling zal trekken. CINEMA PALACE. Watt cn Half Watt als Film helden. O! O! O! wat Ls er gelachen gisterenavond in Cinema! Gelachen? neegegierd gesniktZelfs de grootste Droogstoppel kan deze film niet met droge oogen aanzien, het is onmogelijk, dat iemand daar zijn ernst bij bewaart! En dat Watt en Half aWtt graag geziene gasten zijn, bewees wel de prachtig bezette zaal. Watt cn Half Watt verschijnen dagelijks in het wachtlokaal voor film figuranten in de hoop eindelijk eens een rolletje te krijgen. De filmdirocteur spreekt tegen zijn regis seur zijn dankbaarheid uit jegens twee jonge filmartisten. aan wiens optreden hij het suc ces van zijn laatste film te danken irceft. De regisseur is het absoluut niet eens met zijn directeur, wat betreft zijn dankbaarheid. Die behoort niet den beiden filmartisten betuigd te worden, maar hèm. den regisseur. Hij be weert van den eersten den besten figurant een filmster te kunnen maken. Het ls alle maal zijn werk! Als de twee filmsterren de ontevredenheid van den directeur opwekken, nerinnert deze zich de uitspraak van zijn regisseur en ontslaat hij hen. De tweede re gisseur moet uit de figuranten twee' aardige jongelui zoeken en dan kan de regisseur too nen of hij waarheid heeft gesproken of slechts gebluft heeft. De keus valt tot wan hoop van den regisseur op de heeren Watt en Half Watt. Wanneer dat stel de kamer van den directeur binnenstapt, slaat ook hèm de schrik om het hart, maar hij wil van geen terugkrabbelen weten, zij zullen sterren wor den. De eerste moeilijkheid ls al, welke typen ze zullen moeten creëeren! Wacht, misschien Egyptenaren. nadat ze al gefaald hebben als Sjeik. Het wandelen als Egyptenaar van de twee aanstaande filmhelden, doet de zaal al dubbel liggen; als toréador zijn ze ook al niet te gebruiken. Tenslotte valt de keus op cow boy. En nu kan het spel eerst goed begin nen! Met de studio-geheimen wordt ook zoo'n beetje een loopje genomen, de boom. waaraan Half Watt wordt vastgebonden, blijkt een licht, verplaatsbaar stuk carton te zijn. waar mee hij zelfs ln zijn angst op sjouw gaat. De .zware steen, die ln de woestijn ligt, wordt met één hand daar even neergezet en als Watt van de gevaarlijke rots komt gevallen, scheurt hij het ontzagwekkende gevaarte op verschillende plaatsen; voorzichtig arrangeert hij de rots weer. Genoeg is het te vertellen, dat de film van de 2 figuranten oen rcuzesucces wordt, al is het dan ln plaats van een drama oen onge ëvenaarde klucht geworden cn niet alleen, voor den directeur op de film. maar ook voor den directeur van de film. Als het waar Ls, dat lachen een van de beste medicijnen is, dan kan men deze week in Cinema een zee van gezondheid halen. Verder ls het heele programma goed en is de klucht „Kampeerer." al vast een goede in leiding tot „Watt cn Half Wat als Filmhel den". Een bijzondere hulde aan het prachtige werk van het Variété-nummer „The 4 Bra- gais". Zeldzaam mooi ls dat! Nctlcrlandsche Overleveringen Eerste Deel De schrijver, K ter Laan, heeft de bedoe ling gehad in dit boek de verhalen uit de verschillende Ncderlandschc gewesten naast elkaar te plaatsen met enkele uit de aan grenzende streken van Duitschland erbU. Steeds heeft hU een Groninger overlevering vooropgesteld cn daarna die uit de andere streken. Ieder gewest zet zUn eigen stempel óp die verhalen, die niet aan één streek ge bonden zUn, doch die van gemcenschappelUk bezit zUn. Er is een rijkdom van Ned. overleveringen bijeengebracht. In dit interessante eerste deel vinden wc er uit het Heidendom; van de zielen, van lucht-, koren-, aard- en water geesten. van nachtmerries, geheimzinnige machten en vreemde gedaanten. Dan komen de verhalen uit de oude tUden van het Chris tendom wondervtertelllngen, plaatsen aange wezen door hoogere macht, over torens on klokken, priesters cn kerken en het Hemcl- sche Gerecht. Een lileratuurlUst ls met een register aan het deel toegevoegd. Goede houtsneden van N. J. B. Bulder lllustreeren den tekst. Het boek is verschenen by W. J. Thleme en Cie. te Zutphen. De moord aan de Bridge tafel. Weer een detective-geschiedenis en een van de goede soort: mysterieus, spannend tot het einde en met een onverwachte ontknooping Misschien Iets te gerekt en wat ingewikkeld gemaakt. Maar dat laatste werkt mede om het raadsel nog wat schijnbaar onontwar baarder te doen zijn. De uitgeslapen detecti ve echter lost het natuurlijk op. Schrijfster is Anne Austin, vertaler Ls D J C. Kruseman uitgever J. Philip Kruseman te 's-Gravenhage. die het boek deed verschijnen ln d« „Super Detective Story" serie. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 15