HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
EET FRUIT!
Bijgeloof bij Zoeloes.
TUTTI FRUTTI.
Hoe het eens was.
Hoe het geworden is.
De oude Ossenmarkt.
Van sinaasappel, kersen en aardbeien.
De lange spijskaart om nu eens niet het
on-Neie-rlandsche w:ord „menu" te gebrui
ken vermeldde aan het Slot: Fruit. Mijn
tafelgenoot, maakte tegen den tijd dat we bij
dezen gang genaderd waren, de opmerking,
dat hij benieuwd was, wélk fruit dit wel zou
zijn. Want we staan thans voor „verande
ringen" wat fruit betreft, aangezien we
langzamerhand afscheid namen van den
sinaasappel, om de aardbei en de sappige
kers weer op tafel te zien verschijnen
Wij zullen in het volgende een en ander
over deze vruchten vertellen; bijzonderhe
den, waarvan de meeste vrijwel onbekend
zijn. „Schillen we het eerst den sinaasappel.
Van deze vrucht wordt vaak gezegd, dat
zij beter zou smaken in de landen waar zij
groeit, dan bij ons, dus in Italië, Spanje en
andere Zuidelijke landen. Niets is echter
minder waar! De sinaasappelen hier zijn vol
gens gemiddelie schatting, beter dan die
welke men bijv. bij een vruehtenhar.delaar
te Rome of te Florence koopt. Want de beste
soorten worden meestal uitgevoerd en de
minder goede blijven in het land zelf: de
beste qualiteiten worden als regel naar het
buitenland gedirigeerd.
De bloedroode sinaasappelen komen niet uit
Spanje en Italië maar van het eiland
Malta, evenals de mandarijnen. De eerste
Oranjeappels zijn echter onder een geheel
anderen, hemel gerijpt.
Het vaderland van dezen heerlijken appel
ligt ver van de kusten der Middellandse he
Zree: zijn geboorteland is China. De sinaas
appel kwam eerst na de uitbreiding der
Portugeeschc scheepvaart, waarschijnlijk
omstreeks 1548. uit Zuid-China naar Europa.
De eerste Europcesche boom stond lang te
Lissabon ten huize van zekeren graaf van
St.-Laurent. Van daar werd deze boomsoort
spoedig overgebracht naar Rcme en zij ver
spreidde zich spoedig meer en meer langs
de kusten der Middellandsche Zee tot diep in
westelijk Azië. Aan den anderen kant
brachten de Portugeezen en de Spanjaarden
dezen boom naar Amerika over, in welks tro
pische gedeelten hij goed gedijt. Vandaar ook
de dubbele benaming dezer vrucht, nu eens
naar China, dan weer naar Portugal. In vele
landen van Europa ook ten onzent houdt
men zich aan den naam China of sinaas
appel. (Dit laatste is een nabootsing van de
Spaansche uitspraak der „ch" als „s"). In
Frankrijk spreekt men van „Pomme de Sine"
of „de Chine" naast „Orar.ge de Portugal" en
ook van het populaire ,JLa Valence". In
Duitschland van „Apfelsine" en in ons land
(wie hoorde het niet?) van appelsienen.
In Italic en het Oosten geldt de benaming
nog vaak naar Portugal (Italiaansch: Porto
gallo); zelfs de Koerden noemen deze
vrucht „Portoghal".
De Ouden kenden, zooals uit het voor
gaande blijkt, den sinaasappel niet. Luculius
die de Europcesehe vruchtenimarkt met ker
sen verrijkte (waarvan aanstonds meer),
heeft geen sinaasappelen op zijn tafel gehad.
Evenmin hebben de Noormannen deze
vrucht gekend, zooals wel eens beweerd
wordt. Zoogenaamd zouden deze avonturiers
aan de bowoners van Normandië eenige
sinaasappelen uit Salemo gezonden hebben,
teneinde hen naar Zuid-Italië te lokken, ge
lijk vroeger Narses aan de Longobarden uit.
Napels uitgezochte vruchten zond, en gelijk
de vijgen uit Attica Xerxes naar Griekenland
zouden gelokt hebben. Aan deze verhalen be
hoeft geen waarde te worden toegekend.
Toch kenden de bewoners der Oudheid een
vrucht, die zij „Medischcn Appel" noemden.
Het was de vrucht van den Itallaanschen ci
troenboom. waarvan de dikke, oprijpe in sui
ker geconfljte schillen gebruikt werden als
citroenschillen on welke herkomstig zijn uit
de perzische provincie Gllan, een deel van
het oude Medic. Deze vrucht wordt wel eens
verkeerdelijk „Adamsappel" genoemd. De
Italiaan noemt haar „Porno d'Aciamo". een
grooten, ronden, oneetbaren oranjeappel, wel
ito slechts als sierappel gebruikt wordt.. Men
wil ei" mee. te kennen geven dat zijn voor
komen even bedriegelijk is als dat. van den
appel in het Paradijs. De vrucht, die de ge
confljte citroenschillen levert, noemt de
Italiaan „cedro".
Na dit uitstapje naar Zuidelijke landen
kecren we thans naar ons eigen land terug,
om cr te genieten van de
kersen,
Geen vrucht ter wereld is van meer vader-
lancschen aard dan onee kers!
ZIJ is echter, zoowel naar haar herkomst,
als naar den naam van vreemden huize.
Reeds de onovertroffen gastronoom Lucul-
les heeft aan de kers zijn hooge goedkeuring
gehecht. Men zette hem de vrucht op zijn
altijd wel-voorziene tafel voor (omstreeks
60—64 jaar voor Chr.), hij proefde ze, en
verklaarde, dat het sappig-harde vruchten-
vleesch en de zoete smaak hem buitenge
woon goed bevielen. Vol belangstelling vroeg
hij. vanwaar deze onbekende vruchten kwa
men en toen men hem mededeelde, dat de
kleuie roodc vrucht met het buigzame, lange
steeltje van de Pontijnsche kust afkomstig
was en wel uit het plaatsje Kerasos. schonk
Luculius meteen aan de nieuwe vrucht maar
den naam „kerascs".
Deze naam nu vindt men in vrijwel alle
Europeesche landen terug. Ons woord „kers"
is cr van afgeleid. Zco oek het Fransche
word „cerise" en het. Engelsche „cherry" (en
cresses", waarin de klassieke naam nog dui
delijker bewaard bleef). En niet te vergeten
het Duitsche „Kirsche",
Men mag overigens veilig aannemen, dat
het verhaal van Luculles niet geheel juist is.
In dc levensbeschrijving van dezen „lckker-
bek'V welke wij aan Plutarchus danken,
wordt met geen enkel woord gewezen op L's
voorliefde voor deze vrucht. Daarentegen zijn
er lijfdichters van Alexander den Grcote, die
de kers als zijn tafelspijs in klein-Azië noe
men. Ook de Grieksche wijsgeer Theophras-
tos maakt van de kers melding als de vrucht
van een reeds in de vierde eeuw vóór Chr.
jaartelling in Griekenland voorkomende
boom.
Wie het dus geweest zijn, die ons de genie
tingen van het kersen-eten geleerd hebben,
staat niet vast. En evenmin is, in dit ver
band, te zeggen, hoe we aan het gezegde ko
men, dat het kwaad kerseneten is met de
groote heeren (zij tasten naar de rijpste en
gooien met de steenen).
Er zijn verschillende, kersen soorten: Be-
tuwsche, Meikersen, Tunksche en Spaansche
gele (of spekkersen) en zwarte, en ook de
kleine krieken. Om niet te vergeten dc ver
schillende morel lensoor ten met haar vele va
riaties van zoet, naar bitter en zuur. Eenige
der voornaamste soorten dragen zoetvloeien
de namen, welke zij, zooals oc!< rozen-vari-
teiten. wel te danken zulien hebben aan hun
kweekers ,b v. Bigarreau d'Hedefingin, Du-
chesse d'Angoulème, Reine Horter.se, Ronde
Winklers Bigarreau, Oranjekers e.a.
Meikersen dragen van hun 8ste tot hun
30ste jaar vclop, maar verminderen dan to
vruchtbaarheid, terwijl de zwarte en witte
kersen tot op veel hoogeren leeftijd goed da-a
gen. Van zoete kersen bereidt men door des
tillatie het bekende,, Kirschwasser" en een
verschendenheid In Dalmatië levert het ma-
raskinollkeur.
Van het hout wordt wel fraai huisraad: ta
fels en stoelen vervaardigd. De kernen of
pitten der kersesteenen kan men in plaats
van amandelen in gebak gebruiken. Ook perst
men er een olie uit welke bij pl.m. 18 gr. C.
dikvloeibaar en bij 0.22 gr. C. vast wordt.
De kersenboemgom, die uit de spleten der
schors van oude kerseboomen vloeit, gelijkt
op Arabische gom; zij wordt als verdikkings
middel in de katoendrukkerij gebruikt en
vormt in enkele deelen van Frankrijk (Pro
vence en Languedoc) een handelsartikel.
De Meikersen.
In het voorgaande is sprake geweest van
de Meikersen. Deze naam is niet juist: men
dier', zooals ook vrij algemeen aangenomen
wordt, van maai- en niet van meikersen te
spreken, aangezien in Mei-Bloeimaand niet
van het eten van kersen sprake kan zijn.
Intusschen blijkt uit een krantenbericht
van een Nederlandseh blad van 14 Juni 1837,
dat dit oogsten in Mei toch wel degelijk is
voorgekomen. Dit bericht luidt als volgt:
„Zaterdagmorgen (11 Juni) passeerden te
Lobith met de stoomboot ..Stolzenfels" de
eerste kersen uit Duitschland, bestaande uit
227 mandjes, wegend 1957 kilo, met toestem
ming Engeland. Door de ongunstige weers
gesteldheid is dit jaar de eerste verzending
later dan gewoonlijk. In 1885 waren reeds
op 27 Mei en in 1886 op 3 Juni de eerste
kersen binnen."
Voor deze onjuiste naamsaanduiding kan
ook de volgende verklaring gegeven worden.
De maand Mei begint sedert de invoering
der Gregoriaansche tijdrekening ruim tien
dagen eerder; thans bedraagt dit verschil
bijna veertien dagen. Vóór de Gregoriaan
sche tijdrekening werd Ingevoerd in 1852
viel b.v. 13 Juni van thans nog In de
maand Mei.
Dc aardbei.
Deze heerlijke en geurige vrucht, welke bij
na over de geheele wereld verbreid is, was
reeds in dc Middeleeuwen een geliefd genot
middel der rijken. Zoo wordt vermeld, dat op
den I3den Juni van het jaar 1483 reeds mas
sa's rijpe aardbeien te vinden waren in den
tuin van den Bisschop van Ely (hiervoor zie
men- Shakespeare's Richard HI, 3e bedrijf 4).
Zekere Thomas Fusser bracht in 1557 wilde
boschaardbeien over op tuingrond; hij ver
kreeg daarmee goede uitkomsten. In 1597
wordt weer van een andere variteit melding
gemaakt.
In 1776 meld-de Duchesne, dat rondom Pa
rijs reeds geheele velden met aardbeien wer
den aangetroffen, terwijl in 1633 in Engeland
rondom Plymouth, ook vele aardbeivelden
voorkwamen. In 1776 werden de eerste ge-
Bij de Bakenessergrachf.
Wij geven allereerst een teekening van
de oude Ossenmarkt, gezien van het vroe
gere paardenwed af, dat gevonden werd
tusschcn de Bakenessergracht en dc Nieuwe
Gracht. Nu vinden wij op die plek een deel
van de infanterie kazerne.
iiii,IV.n.rv
forceerde aardbeien door den bekenden
tuinier Le Grand op de Fransehe koninklijke
tafel gebracht.
Evenals bij de kersen, kent men bij deze
vrucht ook verschillende benamingen, welke
wij hier niet nader zullen noemen. In ons
land worden thans honderden hectaren ge
kweekt; zoo werden b.v in 1912 (na dien tijd
is nog geen nieuwe statistiek verschenen- ir.
den vollen grónd bijna 1100 H.A. met aard
beien beteeld, waarvan alleen in Beverwijk
en omgeving 300 HA.
Bekende soorten zijn de z.g, Bredasclie
(zeer geurige), de zoete Fransche on de
meeste „Maandbloe-iers", de laatste soorten,
die meerdere malen per jaar bloeien en
vruchten voortbrengen.
Na deze uiteenzettingen hebben we slechts
één wensch: dat er dit jaar veel aard-beien
en kersen mogen zijn, en dat ze u lekker mo.
gen smaken!
EEN SENSATIONEELE
UITVINDING?
ALLE GOLVEN KUNNEN GESCHEIDEN
WORDEN.
Valdemar Pculsen, als pionier der radio
techniek, internationaal beroemd door zijn
uitvinding van den licht-bcogzender, zou in
samenwerking met zijn zoon een nieuwe be-
teeken-isvolle uitvinding gedaan hebben
waarop inmiddels patent is aangevraagd.
Poulsen bewaart over zijn uitvinding het stil
zwijgen. Zij moet in verband staan met het
absoluut vrij ontvangen van stations, die
bij-na op gelijke golflengte werken. Het be-
noodigde apparaat, dat zeer goedkoop en
eenvoudig te make,n is, moet op eliken ge
wonen ontvanger zeer gemakkelijk aan te
brengen zijn.
DE GESCHIEDENIS VAN EEN
BANKBILJET.
Het Instituut voor Conjunctuur-
enderzoek
In Amerika bracht onlangs, met toestemming
der regeering. een nieuw type bankbiljet van
1 dollar met aangehechte allonge' in omloop,
waarop de opvolgende houders werden ver
zocht, mede te deelen, voor welk doel het geld
besteed was. Na verloop van drie maanden
kwamen eenige dezer biljetten weer in het
bezit van het instituut, dat ze weer tegen ge
wone banknoten inwisselde. Het mee'st werd
het geld voor tabak, parfum, toiletpoedcr en
bioscoop gebruikt en voor alcohol (in het
land der prohobitie!) Dan eerst volgden uit
gaven voor levensmiddelen en kleeding. De
laatste endossant schreef: .Dij den laatsten
beurskrach verloor ik mijn gansche vermo
gen van drie milliom dollar en nu moet ik
van mijn laatsten dollar scheiden.
Er is niets zoo goed als zonneschijn om het
zaad te doen opkomen aldus een deskun
dige op tuinbouwgebied.
Wij kunnen slechts concludeeren, dat hij
nooit den hond van onzen buurman goed aan
het werk heeft gezien.
Een dichter heeft werklust en vuur noo-
dig verklaart een criticus.
Werklust om zijn gedichten te maken, vuur
om ze naderhand te verbranden.
Ik heb dingen gelezen, die mijn bloed aan
het koken brachten schrijft een boeken-
recensent.
.Wij ook, maar de fiscus blijft ze kalmweg
zenden.
De hoedenpen is nu definitief verdwenen
wordt in een modebeschouwing opge
merkt.
Althans een tastbare triomf der ontwape
ningsgedachte.
Nadat hij 40 jaar in dc binnenlanden had
doorgebracht, kwam een Australiër in een
stad en maakte voor het eerst kennis met
electrisch licht, trams, klokken, auto's cn
stoomschepen.
Dat er ook nog luidsprekers, saxophoons
en telefoons bestaan, heeft men hem blijk
baar nog niet durven vertellen.
In Engeland zijn onlangs naalden gevon
den uit de 15e eeuw.
Ons moderne nichtje zei toen ze dit las,
dat zij niet geweten had, dat er toen al
grammofoons bestonden.
Men kan tegenwoordig zijn muzikaal in
stinct bevredigen door de radio aan te zetten.
Of door haar af te zetten.
Een filmster in Hollywood heeft verklaard
dat haar derde echtscheiding haar vreeselijk
heeft aangedaan.
Beweerd wordt dat heur haar in een nacht
blond is geworden van smart.
De wetenschap van het weervoorspellen is
nog verre van volmaakt merkt een dag
blad op.
Je kunt er zelfs niet op rekenen dat de
voorspellingen altijd verkeerd uitkomen.
Volgens statistieken zijn de kosten van het
vliegen aanmerkelijk lager geworden.
Dus de prijs, van omhoog gaan gaat om
laag.
Een psycholoog adviseert, om rustig tot
honderd te tellen, alvorens ruzie te maken
En als de tegenpartij sterker .is. verdient
het aanbeveling, door te tellen tot duizend.
Wat heeft men het meest noodig als men
met vacantie gaat? vraagt een dagblad
schrijver.
Die is makkelijk. Precies datgene, dat je
vergeten hebt in te pakken.
Nu staat op die plaats een gedeelte der Infanteriekazerne.
Malaria toegeschreven aan de tooverkunst der Blanken.
De malaria die onlangs in zoo hevige mate
in Natal ge-heerscht heeft, is door de inboor
lingen toegeschreven geworden aan de „dui-
velsohe streken" van de blanken. Drie heeren
uit Durban hebben onlangs die ontstellende
on-dervind'ing opgedaan toen ziij de Ndwedwe
inboorling-reserve bezochten.
Zij werden door een troep woedende in
boorl'ingen met steenen bekogeld, daarna
door hen omringd en bedreigd met moord.
Het gezelschap, de heeren Roy W-arriner,
Chiddell en Merville Sparks, heeft er bijna,
het leven bij ingeschoten.
De primitieve kraal-tinboortingen geloof
den, dat deze' heeren de rivieren en moeras
sen met vergift besproeid hadden en verant
woordelijk waren voor den dood van groote
aantallen inboorlingen in de reserves.
Zij meenden, dat de duivelsche kunsten
van de blanken de malaria veroorzaakt had
den en daarom waren Zij van plan wnaak te
nemen door de blanken te dooden, wanneer
zij hen in de reserves aantroffen.
Het verhaal van dit gevaarlijk avontuur,
dat bijna fataal eindigde, doet denken aan
de dagen van Vasco do Gama of Van dei-
Stel. Het komt, zooals het verte-H werd d-oor
Mn-r Warriner, op het volgende neer:
De drie heeren vertrokken op Dinsdagmor
gen naar de Ndwedwe inboor li ngrese-rvemet
het d-oel om planten te verzamelen en eenige
•schetsen te maken. John, de inboorling-huis
jongen wiens tehuis in dc reserve was, na
men zij mee als gids.
Onderweg werd Mnr Sparks, die vloeiend
de Zoeloetaai spreekt, dooi* den huisjongen
jewaarschuwd. dat de inboorlingen van de
reserve vijandig schenen te zijn tegenover ae
blanken, maar hij nam géén notitie van het
verhaal van den jongen.
Zij kwamen te Ndwedwe aam en gingen
.2000 voet naar beneden in de vallei beneden
de krans. John werd toegestaan om weg te
gaan naar zijn vrouw, terwijl de drie heeren
een vuurtje maakten om theewater te koken.
De rook van het houtvuur cirkelde lang
zaam in de stil-le lu-oht lomilioo-g en het knet
teren van de brandende takken verstoorde
nauwelijks de rust van de reserve.
Na de thee begon het gezelschap den stel
len kant van de met boschjes bedekten berg
te te klimmen. Merville Sparks en Chiddell
zochten naar orchideeën en Warriner kwam
achteraan met zijn schetsboek.
In het midden van het kreupelbosch
schrokken de heeren plotseling toen door de
stilte het langgerekt geroep van een inboor
ling weerklonk. Sparks verklaarde, dat er
waarschijnlijk een bierdrinkerij aan den
gang was en dat- de inboorlingen het nieuws
van heuvel tot hsu'vel verkondigden op de
hun gebruikelijke manier.
Toen zij, echter, het eiindo van het kreupel
bosch naderden, kwam Sparks plotseling tot
de ontdekking, dat de inboorlingen aan 't
praten waren over de blanken. Zij onder
zochten het kreupelbosch en ver beneden in
de vallei zagen zij een inboorlingen-kraal.
Op dit moment streken een paar kleine
steenen tegen Warriner's beenen, maar hij
meende, dat het losse steenen waren die door
,de twee heeren die voor heTn waren, los ge
maakt waren, en dacht er verder niet aan.
Hij was bezig zich vrij te maken uit een
doomboschje, toen Sparks plotseling hem
toeschreeuwde om dadelijk uit -het kreupel
bosch te komen.
Zij kropen uit het d'ikke kreuoelhout en
bevonden tot hun ontze'tting, dat een me
nigte inboorlingen op den top van het kopje
stonden en door de mannen boneden ïn de
kraal gelast werden steenen te gooien naar
de blanke mannen en ze in het kreupelbosch
in te sluiten.
Het regende nu steenen en keien op het
gezelschap blanken. De meeste steenen kwa
men tercht op den uitstekenden kant van
de rots. anders zouden de drie heeren zoo
goed als zeker ernstig gewond zijn geworden.
Sparks zeide tegen Warriner en Chiddell
om maar kalm en onverstoord deze gevaar
lijke positie te aanvaarden en raadde hen
aan, om te doen alsof er niets aan de hand
was. Steenen en keien bleven intusschen
rondom hen vallen. Het advies van Sparks
werd gevolgd en het gezelschaD wandelde
nonchalant verder. Toen zij dicht brj de
kraal kwamen, kwamen, de twee inboorlin
gen die blijkbaar de leiding hadden, uit de
kraal on hielden dó blanken aan. Zij
schreeuwden en gestikuleerden cn wilden
geen woord van Sparks hooren.
Toen do inboorlingen wat kalmer werden,
-ernam Sparks, dat zij meenden, dat deze
de blanken waren die het vergift op de stroo
men en moerassen hadden gesprenkeld. Of
schoon zij wisten, dat besproeiingswrkzaam-
heden gedaan werden, hadden zij blijkbaar
niet gezien, dat iemand het werkelijk deed.
Het was in de reserve van mond tot mond
gegaan, dat de blanke bezig was vergift neer
te leggen en nu meenden de inboorlingen -
'dat zij eindelijk de schuldigen gevangen had
den.
Zij hadden de rook van het houtvuur in de
i vallei gezien, en bij onderzoek maakten zij
dadelijk de gevolgtrekking, dat de drie hee
ren het vergift maakten.
Sparks trachtte de inboorlingen aan het
verstand te brengen, dat hun expeditie ge
heel onschadelijk was, maar de Inboorlingen
wilden -niet luisteren. Ziiedend van opwin
ding, herbaalden zij hun voornemen om de
drie heeren om bet leven, te brengen.
De inboorlingen waren nu van alle kanten
aangekomen en het gezélschap was omringd
door een kakelende, gëstikuleerende menigte.
Warriner trachtte een stuk kwarts op te
rapen, maar hij werd ruw terug geduwd, en
een cordon werd om het drietal gevormd.
Sparks trachtte op alle mogelijke manie
ren de naturellen uit te leggen hoe de zaak
in elkaar zat, maar niets bevredigde de me
nigte. De leiders herhaalden, dat de inboor
lingen bij honderden stierven en het waren
de du'ivelsche kunsten van de blanken, die
al deze sterfgevallen veroorzaakten.
De drie heeren begonnen nu angstig te
worden. De Inboorlingen waren van plan
hen te dooden en er sch-een geen uitweg te
zijn uit deze gevaarlijke Situatie.
En toen gebeurde er iets merkwaardigs.
Er kwam een oude inboorling aanloopen en
vroeg wat er gaande was. Dc leiders legden
met groote woordenrijkheid de situatie uit,
maar de oude man schudde zijn hoofd en.
zeide dat het niet zoo kon zijn.
Hij wees er op. dat als de blanke mannen
de stroom vergiftigd hadden, zij het water
niet zouden drinken. Hij gaf aan de hand,
dat het gezelschap gedwongen zou werden
uit den stroom te drinken.
Dit plan scheen blijkbaar de goedkeuring
van de menigte weg te dragen, en Warriner,
Chiddell en Sparks bukten Zich op handen
en "knieën en dronken gulzig van het kristal
heldere water in den' stroom.
De inboorlingen sloegen hem gedurende
verscheidene minuten aandachtig gade. Toen
zagen zij in, dat het water niet vergiftigd
je'weest kon zijn en trachten- op hun primi
tieve manier zich te verontschuldigen.
Na veel hand geven werd aan de drie hee
ren toegestaan verder te gaan en zij wisten,
dat hun ontkoming aan moord, of tenmin
ste aan een ernstige mishandeling, te danken
was aan den ouden inboorling.
Fieter Maritzburg, 2 Juni 1932.
DE HEC, DIE NOOIT WIL
DICHTGROEIEN.
(Een Limburgsche legende)
Bij het voormalig stamslot van de Heeren
van Rijkholt (Zuid Limburg) is een groote.
oude weide. En om die weide loopt een zware
en eveneens heel oude heg. Een echt Ju
weel van een heg. hoog en dicht, zoodat het
bijna niet mogelijk is er door heen te zien.
Maar op één piek is een groot gat. groot ge
noeg om een man door te laten. En hoewel
de heele heg er welvarend uitziet, wil die
ééne plek maar niet dichtgroeien: en dat is
al zoo zoolang zich de oudste boeren uit
den omtrek kunnen heugen. Op die plek
schijnt geen zegen te rusten.
Oudtijds was Rijkholt een baronie. De ba
ron heerschte er als een miniatuur-vorstje
en had o.a. ook het recht, vonnis en zelfs
doodvonnis te vellen. In 1780 nu. een Jaar
nadat het kasteel met veel pracht en praal
herbouwd was. werd er een kostbaar juwee-
len halssnoer vermist uit de bezittingen van
de slotvrouwe; overal werd gezocht, het
snoer kwam niet terecht. Tenslotte viel de
verdenking op een marskramer, die in die
dagen in den omtrek met zijn koopwaar
rondtrok. Hij werd op de pijnbank gebt-acht
en bekende, hoewel het snoer niet terugge
vonden werd en er evenmin geld op hem te
vinden was.
Als strafplaats deed de groote weide dienst.
De kramer werd ter dood veroordeeld en
naar de weide gevoerd, maar om hem naai
de strafplaats te brengen moest er een gat
in de heg gehakt worden, waardoor zijn be
wakers met hem de weide op gingen. Dat
gat is er nog heden ten dage.
Na de voltrekking van het vonnis werden
de juweelen in een eksternest gevonden. Er
was een onschuldige ter dood gebracht, en
de heg wilde niet meer dicht groeien. Ook
niet nadat de baron zoo goed mogelijk ge
tracht had de zaak goed te maken, door
jaarlijks 2500 gulden aan de bloedverwanten
van den marskramer te laten uitkeeren. Dat
ging zoo door tot aan de Fransche revolutie.
Toen verdween de vrije baronie Rijkholt en
daarmee ook de uitkeering aan de nagela
ten betrekkingen.
Alleen de heg heeft het gedane onrecht
nooit kunnen vergeten, en het gat is nooit
meer dichtgegroeid.
L. S,