HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. EET FRUIT! Bijgeloof bij Zoeloes. TUTTI FRUTTI. Hoe het eens was. Hoe het geworden is. De oude Ossenmarkt. Van sinaasappel, kersen en aardbeien. De lange spijskaart om nu eens niet het on-Neie-rlandsche w:ord „menu" te gebrui ken vermeldde aan het Slot: Fruit. Mijn tafelgenoot, maakte tegen den tijd dat we bij dezen gang genaderd waren, de opmerking, dat hij benieuwd was, wélk fruit dit wel zou zijn. Want we staan thans voor „verande ringen" wat fruit betreft, aangezien we langzamerhand afscheid namen van den sinaasappel, om de aardbei en de sappige kers weer op tafel te zien verschijnen Wij zullen in het volgende een en ander over deze vruchten vertellen; bijzonderhe den, waarvan de meeste vrijwel onbekend zijn. „Schillen we het eerst den sinaasappel. Van deze vrucht wordt vaak gezegd, dat zij beter zou smaken in de landen waar zij groeit, dan bij ons, dus in Italië, Spanje en andere Zuidelijke landen. Niets is echter minder waar! De sinaasappelen hier zijn vol gens gemiddelie schatting, beter dan die welke men bijv. bij een vruehtenhar.delaar te Rome of te Florence koopt. Want de beste soorten worden meestal uitgevoerd en de minder goede blijven in het land zelf: de beste qualiteiten worden als regel naar het buitenland gedirigeerd. De bloedroode sinaasappelen komen niet uit Spanje en Italië maar van het eiland Malta, evenals de mandarijnen. De eerste Oranjeappels zijn echter onder een geheel anderen, hemel gerijpt. Het vaderland van dezen heerlijken appel ligt ver van de kusten der Middellandse he Zree: zijn geboorteland is China. De sinaas appel kwam eerst na de uitbreiding der Portugeeschc scheepvaart, waarschijnlijk omstreeks 1548. uit Zuid-China naar Europa. De eerste Europcesche boom stond lang te Lissabon ten huize van zekeren graaf van St.-Laurent. Van daar werd deze boomsoort spoedig overgebracht naar Rcme en zij ver spreidde zich spoedig meer en meer langs de kusten der Middellandsche Zee tot diep in westelijk Azië. Aan den anderen kant brachten de Portugeezen en de Spanjaarden dezen boom naar Amerika over, in welks tro pische gedeelten hij goed gedijt. Vandaar ook de dubbele benaming dezer vrucht, nu eens naar China, dan weer naar Portugal. In vele landen van Europa ook ten onzent houdt men zich aan den naam China of sinaas appel. (Dit laatste is een nabootsing van de Spaansche uitspraak der „ch" als „s"). In Frankrijk spreekt men van „Pomme de Sine" of „de Chine" naast „Orar.ge de Portugal" en ook van het populaire ,JLa Valence". In Duitschland van „Apfelsine" en in ons land (wie hoorde het niet?) van appelsienen. In Italic en het Oosten geldt de benaming nog vaak naar Portugal (Italiaansch: Porto gallo); zelfs de Koerden noemen deze vrucht „Portoghal". De Ouden kenden, zooals uit het voor gaande blijkt, den sinaasappel niet. Luculius die de Europcesehe vruchtenimarkt met ker sen verrijkte (waarvan aanstonds meer), heeft geen sinaasappelen op zijn tafel gehad. Evenmin hebben de Noormannen deze vrucht gekend, zooals wel eens beweerd wordt. Zoogenaamd zouden deze avonturiers aan de bowoners van Normandië eenige sinaasappelen uit Salemo gezonden hebben, teneinde hen naar Zuid-Italië te lokken, ge lijk vroeger Narses aan de Longobarden uit. Napels uitgezochte vruchten zond, en gelijk de vijgen uit Attica Xerxes naar Griekenland zouden gelokt hebben. Aan deze verhalen be hoeft geen waarde te worden toegekend. Toch kenden de bewoners der Oudheid een vrucht, die zij „Medischcn Appel" noemden. Het was de vrucht van den Itallaanschen ci troenboom. waarvan de dikke, oprijpe in sui ker geconfljte schillen gebruikt werden als citroenschillen on welke herkomstig zijn uit de perzische provincie Gllan, een deel van het oude Medic. Deze vrucht wordt wel eens verkeerdelijk „Adamsappel" genoemd. De Italiaan noemt haar „Porno d'Aciamo". een grooten, ronden, oneetbaren oranjeappel, wel ito slechts als sierappel gebruikt wordt.. Men wil ei" mee. te kennen geven dat zijn voor komen even bedriegelijk is als dat. van den appel in het Paradijs. De vrucht, die de ge confljte citroenschillen levert, noemt de Italiaan „cedro". Na dit uitstapje naar Zuidelijke landen kecren we thans naar ons eigen land terug, om cr te genieten van de kersen, Geen vrucht ter wereld is van meer vader- lancschen aard dan onee kers! ZIJ is echter, zoowel naar haar herkomst, als naar den naam van vreemden huize. Reeds de onovertroffen gastronoom Lucul- les heeft aan de kers zijn hooge goedkeuring gehecht. Men zette hem de vrucht op zijn altijd wel-voorziene tafel voor (omstreeks 60—64 jaar voor Chr.), hij proefde ze, en verklaarde, dat het sappig-harde vruchten- vleesch en de zoete smaak hem buitenge woon goed bevielen. Vol belangstelling vroeg hij. vanwaar deze onbekende vruchten kwa men en toen men hem mededeelde, dat de kleuie roodc vrucht met het buigzame, lange steeltje van de Pontijnsche kust afkomstig was en wel uit het plaatsje Kerasos. schonk Luculius meteen aan de nieuwe vrucht maar den naam „kerascs". Deze naam nu vindt men in vrijwel alle Europeesche landen terug. Ons woord „kers" is cr van afgeleid. Zco oek het Fransche word „cerise" en het. Engelsche „cherry" (en cresses", waarin de klassieke naam nog dui delijker bewaard bleef). En niet te vergeten het Duitsche „Kirsche", Men mag overigens veilig aannemen, dat het verhaal van Luculles niet geheel juist is. In dc levensbeschrijving van dezen „lckker- bek'V welke wij aan Plutarchus danken, wordt met geen enkel woord gewezen op L's voorliefde voor deze vrucht. Daarentegen zijn er lijfdichters van Alexander den Grcote, die de kers als zijn tafelspijs in klein-Azië noe men. Ook de Grieksche wijsgeer Theophras- tos maakt van de kers melding als de vrucht van een reeds in de vierde eeuw vóór Chr. jaartelling in Griekenland voorkomende boom. Wie het dus geweest zijn, die ons de genie tingen van het kersen-eten geleerd hebben, staat niet vast. En evenmin is, in dit ver band, te zeggen, hoe we aan het gezegde ko men, dat het kwaad kerseneten is met de groote heeren (zij tasten naar de rijpste en gooien met de steenen). Er zijn verschillende, kersen soorten: Be- tuwsche, Meikersen, Tunksche en Spaansche gele (of spekkersen) en zwarte, en ook de kleine krieken. Om niet te vergeten dc ver schillende morel lensoor ten met haar vele va riaties van zoet, naar bitter en zuur. Eenige der voornaamste soorten dragen zoetvloeien de namen, welke zij, zooals oc!< rozen-vari- teiten. wel te danken zulien hebben aan hun kweekers ,b v. Bigarreau d'Hedefingin, Du- chesse d'Angoulème, Reine Horter.se, Ronde Winklers Bigarreau, Oranjekers e.a. Meikersen dragen van hun 8ste tot hun 30ste jaar vclop, maar verminderen dan to vruchtbaarheid, terwijl de zwarte en witte kersen tot op veel hoogeren leeftijd goed da-a gen. Van zoete kersen bereidt men door des tillatie het bekende,, Kirschwasser" en een verschendenheid In Dalmatië levert het ma- raskinollkeur. Van het hout wordt wel fraai huisraad: ta fels en stoelen vervaardigd. De kernen of pitten der kersesteenen kan men in plaats van amandelen in gebak gebruiken. Ook perst men er een olie uit welke bij pl.m. 18 gr. C. dikvloeibaar en bij 0.22 gr. C. vast wordt. De kersenboemgom, die uit de spleten der schors van oude kerseboomen vloeit, gelijkt op Arabische gom; zij wordt als verdikkings middel in de katoendrukkerij gebruikt en vormt in enkele deelen van Frankrijk (Pro vence en Languedoc) een handelsartikel. De Meikersen. In het voorgaande is sprake geweest van de Meikersen. Deze naam is niet juist: men dier', zooals ook vrij algemeen aangenomen wordt, van maai- en niet van meikersen te spreken, aangezien in Mei-Bloeimaand niet van het eten van kersen sprake kan zijn. Intusschen blijkt uit een krantenbericht van een Nederlandseh blad van 14 Juni 1837, dat dit oogsten in Mei toch wel degelijk is voorgekomen. Dit bericht luidt als volgt: „Zaterdagmorgen (11 Juni) passeerden te Lobith met de stoomboot ..Stolzenfels" de eerste kersen uit Duitschland, bestaande uit 227 mandjes, wegend 1957 kilo, met toestem ming Engeland. Door de ongunstige weers gesteldheid is dit jaar de eerste verzending later dan gewoonlijk. In 1885 waren reeds op 27 Mei en in 1886 op 3 Juni de eerste kersen binnen." Voor deze onjuiste naamsaanduiding kan ook de volgende verklaring gegeven worden. De maand Mei begint sedert de invoering der Gregoriaansche tijdrekening ruim tien dagen eerder; thans bedraagt dit verschil bijna veertien dagen. Vóór de Gregoriaan sche tijdrekening werd Ingevoerd in 1852 viel b.v. 13 Juni van thans nog In de maand Mei. Dc aardbei. Deze heerlijke en geurige vrucht, welke bij na over de geheele wereld verbreid is, was reeds in dc Middeleeuwen een geliefd genot middel der rijken. Zoo wordt vermeld, dat op den I3den Juni van het jaar 1483 reeds mas sa's rijpe aardbeien te vinden waren in den tuin van den Bisschop van Ely (hiervoor zie men- Shakespeare's Richard HI, 3e bedrijf 4). Zekere Thomas Fusser bracht in 1557 wilde boschaardbeien over op tuingrond; hij ver kreeg daarmee goede uitkomsten. In 1597 wordt weer van een andere variteit melding gemaakt. In 1776 meld-de Duchesne, dat rondom Pa rijs reeds geheele velden met aardbeien wer den aangetroffen, terwijl in 1633 in Engeland rondom Plymouth, ook vele aardbeivelden voorkwamen. In 1776 werden de eerste ge- Bij de Bakenessergrachf. Wij geven allereerst een teekening van de oude Ossenmarkt, gezien van het vroe gere paardenwed af, dat gevonden werd tusschcn de Bakenessergracht en dc Nieuwe Gracht. Nu vinden wij op die plek een deel van de infanterie kazerne. iiii,IV.n.rv forceerde aardbeien door den bekenden tuinier Le Grand op de Fransehe koninklijke tafel gebracht. Evenals bij de kersen, kent men bij deze vrucht ook verschillende benamingen, welke wij hier niet nader zullen noemen. In ons land worden thans honderden hectaren ge kweekt; zoo werden b.v in 1912 (na dien tijd is nog geen nieuwe statistiek verschenen- ir. den vollen grónd bijna 1100 H.A. met aard beien beteeld, waarvan alleen in Beverwijk en omgeving 300 HA. Bekende soorten zijn de z.g, Bredasclie (zeer geurige), de zoete Fransche on de meeste „Maandbloe-iers", de laatste soorten, die meerdere malen per jaar bloeien en vruchten voortbrengen. Na deze uiteenzettingen hebben we slechts één wensch: dat er dit jaar veel aard-beien en kersen mogen zijn, en dat ze u lekker mo. gen smaken! EEN SENSATIONEELE UITVINDING? ALLE GOLVEN KUNNEN GESCHEIDEN WORDEN. Valdemar Pculsen, als pionier der radio techniek, internationaal beroemd door zijn uitvinding van den licht-bcogzender, zou in samenwerking met zijn zoon een nieuwe be- teeken-isvolle uitvinding gedaan hebben waarop inmiddels patent is aangevraagd. Poulsen bewaart over zijn uitvinding het stil zwijgen. Zij moet in verband staan met het absoluut vrij ontvangen van stations, die bij-na op gelijke golflengte werken. Het be- noodigde apparaat, dat zeer goedkoop en eenvoudig te make,n is, moet op eliken ge wonen ontvanger zeer gemakkelijk aan te brengen zijn. DE GESCHIEDENIS VAN EEN BANKBILJET. Het Instituut voor Conjunctuur- enderzoek In Amerika bracht onlangs, met toestemming der regeering. een nieuw type bankbiljet van 1 dollar met aangehechte allonge' in omloop, waarop de opvolgende houders werden ver zocht, mede te deelen, voor welk doel het geld besteed was. Na verloop van drie maanden kwamen eenige dezer biljetten weer in het bezit van het instituut, dat ze weer tegen ge wone banknoten inwisselde. Het mee'st werd het geld voor tabak, parfum, toiletpoedcr en bioscoop gebruikt en voor alcohol (in het land der prohobitie!) Dan eerst volgden uit gaven voor levensmiddelen en kleeding. De laatste endossant schreef: .Dij den laatsten beurskrach verloor ik mijn gansche vermo gen van drie milliom dollar en nu moet ik van mijn laatsten dollar scheiden. Er is niets zoo goed als zonneschijn om het zaad te doen opkomen aldus een deskun dige op tuinbouwgebied. Wij kunnen slechts concludeeren, dat hij nooit den hond van onzen buurman goed aan het werk heeft gezien. Een dichter heeft werklust en vuur noo- dig verklaart een criticus. Werklust om zijn gedichten te maken, vuur om ze naderhand te verbranden. Ik heb dingen gelezen, die mijn bloed aan het koken brachten schrijft een boeken- recensent. .Wij ook, maar de fiscus blijft ze kalmweg zenden. De hoedenpen is nu definitief verdwenen wordt in een modebeschouwing opge merkt. Althans een tastbare triomf der ontwape ningsgedachte. Nadat hij 40 jaar in dc binnenlanden had doorgebracht, kwam een Australiër in een stad en maakte voor het eerst kennis met electrisch licht, trams, klokken, auto's cn stoomschepen. Dat er ook nog luidsprekers, saxophoons en telefoons bestaan, heeft men hem blijk baar nog niet durven vertellen. In Engeland zijn onlangs naalden gevon den uit de 15e eeuw. Ons moderne nichtje zei toen ze dit las, dat zij niet geweten had, dat er toen al grammofoons bestonden. Men kan tegenwoordig zijn muzikaal in stinct bevredigen door de radio aan te zetten. Of door haar af te zetten. Een filmster in Hollywood heeft verklaard dat haar derde echtscheiding haar vreeselijk heeft aangedaan. Beweerd wordt dat heur haar in een nacht blond is geworden van smart. De wetenschap van het weervoorspellen is nog verre van volmaakt merkt een dag blad op. Je kunt er zelfs niet op rekenen dat de voorspellingen altijd verkeerd uitkomen. Volgens statistieken zijn de kosten van het vliegen aanmerkelijk lager geworden. Dus de prijs, van omhoog gaan gaat om laag. Een psycholoog adviseert, om rustig tot honderd te tellen, alvorens ruzie te maken En als de tegenpartij sterker .is. verdient het aanbeveling, door te tellen tot duizend. Wat heeft men het meest noodig als men met vacantie gaat? vraagt een dagblad schrijver. Die is makkelijk. Precies datgene, dat je vergeten hebt in te pakken. Nu staat op die plaats een gedeelte der Infanteriekazerne. Malaria toegeschreven aan de tooverkunst der Blanken. De malaria die onlangs in zoo hevige mate in Natal ge-heerscht heeft, is door de inboor lingen toegeschreven geworden aan de „dui- velsohe streken" van de blanken. Drie heeren uit Durban hebben onlangs die ontstellende on-dervind'ing opgedaan toen ziij de Ndwedwe inboorling-reserve bezochten. Zij werden door een troep woedende in boorl'ingen met steenen bekogeld, daarna door hen omringd en bedreigd met moord. Het gezelschap, de heeren Roy W-arriner, Chiddell en Merville Sparks, heeft er bijna, het leven bij ingeschoten. De primitieve kraal-tinboortingen geloof den, dat deze' heeren de rivieren en moeras sen met vergift besproeid hadden en verant woordelijk waren voor den dood van groote aantallen inboorlingen in de reserves. Zij meenden, dat de duivelsche kunsten van de blanken de malaria veroorzaakt had den en daarom waren Zij van plan wnaak te nemen door de blanken te dooden, wanneer zij hen in de reserves aantroffen. Het verhaal van dit gevaarlijk avontuur, dat bijna fataal eindigde, doet denken aan de dagen van Vasco do Gama of Van dei- Stel. Het komt, zooals het verte-H werd d-oor Mn-r Warriner, op het volgende neer: De drie heeren vertrokken op Dinsdagmor gen naar de Ndwedwe inboor li ngrese-rvemet het d-oel om planten te verzamelen en eenige •schetsen te maken. John, de inboorling-huis jongen wiens tehuis in dc reserve was, na men zij mee als gids. Onderweg werd Mnr Sparks, die vloeiend de Zoeloetaai spreekt, dooi* den huisjongen jewaarschuwd. dat de inboorlingen van de reserve vijandig schenen te zijn tegenover ae blanken, maar hij nam géén notitie van het verhaal van den jongen. Zij kwamen te Ndwedwe aam en gingen .2000 voet naar beneden in de vallei beneden de krans. John werd toegestaan om weg te gaan naar zijn vrouw, terwijl de drie heeren een vuurtje maakten om theewater te koken. De rook van het houtvuur cirkelde lang zaam in de stil-le lu-oht lomilioo-g en het knet teren van de brandende takken verstoorde nauwelijks de rust van de reserve. Na de thee begon het gezelschap den stel len kant van de met boschjes bedekten berg te te klimmen. Merville Sparks en Chiddell zochten naar orchideeën en Warriner kwam achteraan met zijn schetsboek. In het midden van het kreupelbosch schrokken de heeren plotseling toen door de stilte het langgerekt geroep van een inboor ling weerklonk. Sparks verklaarde, dat er waarschijnlijk een bierdrinkerij aan den gang was en dat- de inboorlingen het nieuws van heuvel tot hsu'vel verkondigden op de hun gebruikelijke manier. Toen zij, echter, het eiindo van het kreupel bosch naderden, kwam Sparks plotseling tot de ontdekking, dat de inboorlingen aan 't praten waren over de blanken. Zij onder zochten het kreupelbosch en ver beneden in de vallei zagen zij een inboorlingen-kraal. Op dit moment streken een paar kleine steenen tegen Warriner's beenen, maar hij meende, dat het losse steenen waren die door ,de twee heeren die voor heTn waren, los ge maakt waren, en dacht er verder niet aan. Hij was bezig zich vrij te maken uit een doomboschje, toen Sparks plotseling hem toeschreeuwde om dadelijk uit -het kreupel bosch te komen. Zij kropen uit het d'ikke kreuoelhout en bevonden tot hun ontze'tting, dat een me nigte inboorlingen op den top van het kopje stonden en door de mannen boneden ïn de kraal gelast werden steenen te gooien naar de blanke mannen en ze in het kreupelbosch in te sluiten. Het regende nu steenen en keien op het gezelschap blanken. De meeste steenen kwa men tercht op den uitstekenden kant van de rots. anders zouden de drie heeren zoo goed als zeker ernstig gewond zijn geworden. Sparks zeide tegen Warriner en Chiddell om maar kalm en onverstoord deze gevaar lijke positie te aanvaarden en raadde hen aan, om te doen alsof er niets aan de hand was. Steenen en keien bleven intusschen rondom hen vallen. Het advies van Sparks werd gevolgd en het gezelschaD wandelde nonchalant verder. Toen zij dicht brj de kraal kwamen, kwamen, de twee inboorlin gen die blijkbaar de leiding hadden, uit de kraal on hielden dó blanken aan. Zij schreeuwden en gestikuleerden cn wilden geen woord van Sparks hooren. Toen do inboorlingen wat kalmer werden, -ernam Sparks, dat zij meenden, dat deze de blanken waren die het vergift op de stroo men en moerassen hadden gesprenkeld. Of schoon zij wisten, dat besproeiingswrkzaam- heden gedaan werden, hadden zij blijkbaar niet gezien, dat iemand het werkelijk deed. Het was in de reserve van mond tot mond gegaan, dat de blanke bezig was vergift neer te leggen en nu meenden de inboorlingen - 'dat zij eindelijk de schuldigen gevangen had den. Zij hadden de rook van het houtvuur in de i vallei gezien, en bij onderzoek maakten zij dadelijk de gevolgtrekking, dat de drie hee ren het vergift maakten. Sparks trachtte de inboorlingen aan het verstand te brengen, dat hun expeditie ge heel onschadelijk was, maar de Inboorlingen wilden -niet luisteren. Ziiedend van opwin ding, herbaalden zij hun voornemen om de drie heeren om bet leven, te brengen. De inboorlingen waren nu van alle kanten aangekomen en het gezélschap was omringd door een kakelende, gëstikuleerende menigte. Warriner trachtte een stuk kwarts op te rapen, maar hij werd ruw terug geduwd, en een cordon werd om het drietal gevormd. Sparks trachtte op alle mogelijke manie ren de naturellen uit te leggen hoe de zaak in elkaar zat, maar niets bevredigde de me nigte. De leiders herhaalden, dat de inboor lingen bij honderden stierven en het waren de du'ivelsche kunsten van de blanken, die al deze sterfgevallen veroorzaakten. De drie heeren begonnen nu angstig te worden. De Inboorlingen waren van plan hen te dooden en er sch-een geen uitweg te zijn uit deze gevaarlijke Situatie. En toen gebeurde er iets merkwaardigs. Er kwam een oude inboorling aanloopen en vroeg wat er gaande was. Dc leiders legden met groote woordenrijkheid de situatie uit, maar de oude man schudde zijn hoofd en. zeide dat het niet zoo kon zijn. Hij wees er op. dat als de blanke mannen de stroom vergiftigd hadden, zij het water niet zouden drinken. Hij gaf aan de hand, dat het gezelschap gedwongen zou werden uit den stroom te drinken. Dit plan scheen blijkbaar de goedkeuring van de menigte weg te dragen, en Warriner, Chiddell en Sparks bukten Zich op handen en "knieën en dronken gulzig van het kristal heldere water in den' stroom. De inboorlingen sloegen hem gedurende verscheidene minuten aandachtig gade. Toen zagen zij in, dat het water niet vergiftigd je'weest kon zijn en trachten- op hun primi tieve manier zich te verontschuldigen. Na veel hand geven werd aan de drie hee ren toegestaan verder te gaan en zij wisten, dat hun ontkoming aan moord, of tenmin ste aan een ernstige mishandeling, te danken was aan den ouden inboorling. Fieter Maritzburg, 2 Juni 1932. DE HEC, DIE NOOIT WIL DICHTGROEIEN. (Een Limburgsche legende) Bij het voormalig stamslot van de Heeren van Rijkholt (Zuid Limburg) is een groote. oude weide. En om die weide loopt een zware en eveneens heel oude heg. Een echt Ju weel van een heg. hoog en dicht, zoodat het bijna niet mogelijk is er door heen te zien. Maar op één piek is een groot gat. groot ge noeg om een man door te laten. En hoewel de heele heg er welvarend uitziet, wil die ééne plek maar niet dichtgroeien: en dat is al zoo zoolang zich de oudste boeren uit den omtrek kunnen heugen. Op die plek schijnt geen zegen te rusten. Oudtijds was Rijkholt een baronie. De ba ron heerschte er als een miniatuur-vorstje en had o.a. ook het recht, vonnis en zelfs doodvonnis te vellen. In 1780 nu. een Jaar nadat het kasteel met veel pracht en praal herbouwd was. werd er een kostbaar juwee- len halssnoer vermist uit de bezittingen van de slotvrouwe; overal werd gezocht, het snoer kwam niet terecht. Tenslotte viel de verdenking op een marskramer, die in die dagen in den omtrek met zijn koopwaar rondtrok. Hij werd op de pijnbank gebt-acht en bekende, hoewel het snoer niet terugge vonden werd en er evenmin geld op hem te vinden was. Als strafplaats deed de groote weide dienst. De kramer werd ter dood veroordeeld en naar de weide gevoerd, maar om hem naai de strafplaats te brengen moest er een gat in de heg gehakt worden, waardoor zijn be wakers met hem de weide op gingen. Dat gat is er nog heden ten dage. Na de voltrekking van het vonnis werden de juweelen in een eksternest gevonden. Er was een onschuldige ter dood gebracht, en de heg wilde niet meer dicht groeien. Ook niet nadat de baron zoo goed mogelijk ge tracht had de zaak goed te maken, door jaarlijks 2500 gulden aan de bloedverwanten van den marskramer te laten uitkeeren. Dat ging zoo door tot aan de Fransche revolutie. Toen verdween de vrije baronie Rijkholt en daarmee ook de uitkeering aan de nagela ten betrekkingen. Alleen de heg heeft het gedane onrecht nooit kunnen vergeten, en het gat is nooit meer dichtgegroeid. L. S,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 14