LETTEREN EN KUNST
De Kritiek en de Malaise.
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
BIOSCOOP.
Nieuwe Uitgaven.
Het Tooneel.
Heeft de kritiek een invloed ten goede of
ten kwade voor het tooneel?
De vraag klinkt eigenlijk absurd, want als
het laatste werkelijk het geval was, zou zij
zoo spoedig mogelijk dienen te worden afge
schaft. Maar wanneer iemand als Adriaan
van der Horst, een man, die bijna heel zijn
leven tooneeldirecteur is geweest, in allen
ernst voorstelt zooals hij in het begin van
dit seizoen heeft gedaan om in verband
met de moeilijke tijden in de dagbladen voor-
loopig alleen maar korte onpersoonlijke ré
sumés van de stukken op te nemen met ver
melding van de namen der spelers en de
critici dus op nonactiviteit te stellen, moet
men het vertrouwen van Van der Horst in
den invloed ten goede van de kritiek al zeer
gering achten. En wie zou durven beweren,
dat Van der Horst de eenige is onder de
tooneelartisten, die zoo denkt.
Ik herinner mij. dat Willem Royaards zich
eens op de heftigste en bitterste wijze tegen
mij uitte over de kritiek in Nederland na de
eerste voorstellingen van Ik dien. Hij deed
dat in termen, welke niet veel verschilden
met de klassiek geworden uitspraak van den
jongen Goethe: Sdhlagt ihn "bot, der Hund,
er ist ein Rezensent!" Zulke uitbarstingen
van woede, die regelrecht tegen de kritiek
gingen, waren van Royaards geen uitzonde
ring en toch heeft deze groote tooneelleider
nooit ernstig gepoogd de kritiek wel eens
een enkel criticus uit te sluiten. Hoeveel
ergernis zij hem soms ook modht geven,
Royaards wist te goed, dat zij voor een ge
zonde ontwikkeling van het tooneel en voor
al voor de belangstelling van het publiek
noodzakelijk was.
De uitspraak van Van der Horst een
overigens toch zoo practisch man heeft
mij dan ook zeer verbaasd. Dat ontbrak er
aleen nog maar aan in een tijd als deze. waar
In de bladen al meer en meer werk maken
van de filmrubriek, dat het tooneel zoo goed
als onbesproken zou blijven! Hoe komt
iemand op de gedachte? zou ik zoo zeggen.
Het is bijna zeker, dat het met de belang
stelling van het publiek voor het tooneel al
■heel spoedig gëdaan zou zijn, wanneer de
dagbladen niet geregeld kritieken plaatsten
doch enkel objectieve, bloedelooze inhouds
opgaven der stukken, welkd al heel spoe
dig door niemand meer gelezen zouden wor
den en die zeker als zijnde van de direc
ties afkomstig voor geen enkel persoon
een stimulans zouden zijn om naar den
schouwburg te gaan.
Heeft de heer Van der Horst dan zulk een
slechte ondervinding van de kritiek in Ne
derland? Ik meen niet, dat daar reden voor
is. Er is een tijd geweest, dat de kritiek
althans in enkele bladen fel-persoonlijk
en agressief scherp dikwijls zelfs op het
grof-beleedigende af was, maar daar is
thans geen sprake meer van. Men kan veel
eer zeggen, dat zij in dezen tijd wat te tam
is. De kritiek is tegenwoordig eerder welwil
lend dan afwijzend en ik méén, dat mijn
meeste collega's wel degelijk evenals ik
zooveel mogelijk rekening houden met de
moeilijke tijdsomstandigheden. Wanneer dat
niet zoo was, dan zouden ongetwijfeld veel
meer stukken en opvoeringen wonden .neer
gesabeld". Dat de critici dit niet doen en
•hiermee dilkwijls kleine persoonüïjke succes
ses prijsgeven want het is meestal voor
"den recensentt veel „dankbaarder" in sarcas-
tischen of humoristische n toon een dtuk af
te breken dan een makke kritiek te schrijven
waarin het voornaamste tusschen de regels
te lezetn is mag wel heit beste bewijs hee-
ten, dat zij het tooneel zooveel mogelijk
<door dezen tijd van malaise willen heen
helpen.
Maar tenslotte schrijven wij, critici, niet
ten behoeve van de tooneeldirecties maar
•voor onze lezers. Onze taak is in de eersite
plaats de lezers voor .te lichten en hen op te
•wekken of af .te raden een zeker stuk in een
bepaalde bezetting te gaan zien. En ook dit
laatste is dikwijls meer in het 'belang van
•de .tooneelgezelschappen dan de directies in
"een zekere kortzichtigheid zelve soms mee-
"nen. Hoe gauwer een werkelijk slecht stuk
•van het repertoire verdwijnt, hoe beter dit
Is voor het betrokken gezelschap, want er is
juist in dezen tijd van felle concurrentie van
de film niets erger voor het tooneel dan dat
het publiek door een voorstelling hevig wordt
teleurgesteld. Wanneer iemand als de heer
"Van der Horst eens zat op mijn plaats dat
ts tusschen het publiek en hij hoorde mede
de bittere uitingen van menschen. die na ©en
avond van deceptie zich „bekocht" aclïten en
luide verkondigen: „Nu heb ik voor tijden
weer genoeg van den schouwburg!" of „Wat
*n stuk! Dan ga ik maar liever naar de bios
coop!" dan zou hij zeker den dikwijls heil-
7. a men invloed van slechte kritieken erken
nen.
Ik weet wel. dat het oordeel van de kritiek
en het publiek nog al eens sterk uiteenloopt
en het lijkt mij billijk, dat de criticus
vooral in dezen tijd van malaise hiermee
rekening houd. Men versta mij vooral goed.
Ik bedoel natuurlijk allerminst, dat de cri
ticus niet zijn eigen subjectief oordeel moet
uitspreken. Dit toch zou in strijd zijn ,met
elk begrip van kritiek. Maar hij kan, neen,
moet naast zijn persoonlijk oordeel duide
lijk laten uitkomen, dat het publiek er an
ders over denkt, wanneer hij daarvan al
thans de bewijzen duidelijk meent, te be
speuren.
En het is ook niet altijd noodig. dat hij
zijn persoonlijk oordeel zwaarwichtig op den
voorgrond plaatst. Er zijn stukken, welke
door de meeste critici als minderwaardig
worden beschouwd, maar die het publiek
altijd weer met genoegen savoureert.. Ik
noem hier maar de „thriller" van het genre
Spooktrein en Het Huis der Vreezen. Wat
voor nut zou het hebben tegen dat soort tel
kens weer te toornen Het publiek gaat er
toch heen en de toone©listen moeten tenslotte
ook leven. Hiervan zijn bijna alle critici zich
volkomen bewust en men behoeft enkel de
kritieken over zulke opvoeringen maar te le
zen om er van overtuigd te zijn. Maar er is
één genre, dat doodend is voor het tooneel
en wel het „genre ennuyeux" he+ vervelende
genre. Hoe gauwer dat van de planken ver
dwijnt, hoe beter het is.
Neé waarlijk, het zou een bewijs van on
verstand zijn de kritiek uit te bannen, vooral
in een tijd van malaise. Of er dan geen en
kele reden tot ontvxedemheid is voor onze i
tooneeldirecties over de kritiek in Neder
land? Ik zou die vraag niet gaarne ontken
nend willen beantwoorden. Wat er te veel
ontbreekt bij sommige critici de uitzonde
ringen daargelaten dat is de echte liefde,
het enthousiasme voor het tooneel. Is het
niet voorgekomen, dat men In de fcooneelwe-
reld elkander als beste slaapmiddel aanprees
het lezen van de tooneelkritieken in een .be
kend dagblad? Onbewust heeft die recensent
het tooneel or-noemehjk veel kwaad gedaan.
Stel daartegenover een man als wijlen J. H.
Róssing! Waarom spreken zoo vele toomeells-
ten vooral onder de ouderen nog met
zooveel waardeering over hem? Omdat hij
die liefde en 't enthousiasme voor het tooneel
in zoo hooge mate bezat en ze door zijn
geestdriftig-ges te 1de kritieken wist over te
planten op zijn lezers.
Royaards' woede tegen de kritiek was vol
strekt niet altijd ongerechtvaardigd. Wan
neer ik mij herinner, hoe zijn groote opvoe
ringen voorstellingen, waaraan wij nu nog
met een soort Sehnsucht terug denken
werden bevit en onder de loupe weiden ge
legd inplaats van dn het groot bekeken, dan
begrijp iik mij volkomen de ergernis van den
kunstenaar, die zich dikwijls in zeer sterke
en niet bepaald vleiende exclamaties uitte.
Heeft ook Verkade zich niet bij mij beklaagd
over de laat ik zeggen pietepeuterige kri
tieken op de eerste voorstelling van St.
Joanne, een opvoering toch, waarvan men
later moest erkennen, dat zij in alle opzich
ten de vergelijking met de beste dn het bui
tenland kon doorstaan en een glorie voor ons
nationaal tooneél was? Was het niet precies
zoo met de kritieken over de opvoeringen van
Elisabeth van Engeland, waarin de kritiek
veel te veel op de tekortkomingen, veel te
weinig op het grootsche wees? En met Maya,
dat nu na maariden een evenement
wordt genoemd en na de eerste voorstelling
door sommige critici ik doel hier niet op
hen. die het stuk op moreele gronden afwe
zen ate een cadaver op de snijtafel werd
gelegd om te worden ontleed!
Is het dan niet mogelijk om bij belang
rijke voorstellingen de oogen eens voor kleine
•foutei\ te sluiten en voornamelijk het goede,
het groote te willen zien? Moeten wij, critici
niet in de eerste plaats met vreugde begroe
ten alles, wat boven het middelmatige uit
steekt en dat n'iet met alle warmte en gloed,
die in ons zijn, steunen en aanmoedigen?
Wat meer liefde, wat meer geestdrift en die
overplanten op de lezers, z)ie, dat zou ik ve
len van mijn collega's toewenschen in het
belang van ons tooneel, Want zonder die
■liefde en dat enthousiasme kan het tooneel
niet bestaan. aDt is het allereerste, waarnaar
het in dezen tijd van malaise vraagt, vooral
,van ons, critici.
J. B. Schuil».
dooi KAREL DE JONG
De belangrijkste binnenlandsche muziek-
uitaending van de komende week is wel die
van ihist Sdheveningsche Kurhaus-concert
op Vrijdag as. Een uitvoering van Mahler's
Derde Symphonie is altijd min of meer een
gebeurtenis op muzikaal gebied, niet hi de
laatste plaats wegens de geweldige mate-
rieele en artistieke eischen. die zij stelt,
eischen die. wat Mahler's oeuvre betreft,
slechts overtroffen worden door die van zijn
Achtste. Maar ook bij de Derde is het lang
niet mis. Men oordeele. De orkestbezetting
verlangt: 4 fluitisten, die afwisselend groote
of kleine fluit bespelen; 4 hoboïsten, waarvan
de 4de ook althobo speelt; 5 clarinetttsten
4 fagotttisten, waarvan de 4de afwisselend
contrafagot blaast. Dit wat de houtblazers be
treft. De vereischte koperinstrumenten zijn
8 hoorns. 4 trompetten (zoo mogelijk nog 2
extra ter versterking), 4 bazuinen en 1 bas
tuba. Slaginstrumenten: 2 maal 3 pauken.
2 klokkenspelen, tambourin, tamtam, triangel,
bekkens (zoo mogelijk dubbe'.bezet)kleine en
groote trom (de laatste met bekkens) en een
takkebos om op de groote trom te slaan.
Voorts 2 harpen en sterk bezet strijkorkest.
Vocaal: soloalt. -vrouwenkoor en, in de hoogte
geplaatst jongenskoor. Dan nog in de verte
opigesteM een posthoorn en meerdere kleine
trommels en bij het jongenskoor eenige af
gestemde (klokken.
Men ziet: het is geen kleinigheid. Geen
enkel orkest kan in zijn gewone formatie
aan de gestelde eischen voldoen: men moet
dus voor de uitvoering altijd hulptroepen
requireeren.
Mahler was geen man die er naar streefde
om met weinige middelen veel te bereiken;
integendeel: hij voerde de* orkestralei mid
delen tot het uiterste op. Dat «was zijn goed
recht en het mag artistiek gerechtvaardigd
heeten indien de werking geëvenredigd is
aan de gebruikte middelen. Hierover nu wordt
door de muzikale autoriteiten nog al uiteen
loopend geoordeeld. Een commentator als
Richard Specht is onuitputtelijk in zijn
hymnen van bewondering, een man als
Kretschmar staat er tamelijk sceptisch tegen
over. En dit niet alleen wat het materiaal
maar ook wat de ideëele waarde van Mahlers
Derde betref:-. KreLsöhmar betwijfelt zelfs
Mahlers ernstige bedoelingen in enkele dcelen
der symphonie. In het 2de deel, het „Tempo
di Mlenuetto" verwijt hij hem opzettelijke
schraalheid: het 3de deel, zegt hij, toont
ons M. op den weg naar een Offenbach der
symphonie: hij vindt het eerste thema op-
zettelijk-ahedaagsch en de rest doorloopend
een grimmige bespotting van het hcele
genre. Van het 9de deel zegt 'hij dat de alt-
solo "aan een gedragen, h al fdiepzi n nige
melodie eenige zonderlinge ouderwetsere ver
sieringen vastknoopt, zoödat men niet recht
weet of men het stukje voor scherts of voor
ernst zal houden. Maar het allermeest wraakt
hij het 5öe deel, waarbij vo>gens hem geen
twijfel bestaat dat M. heeft willen parodieeren
Hij vindt dat uit de .drieste, onwaardige
toon" van het jongenskoor de bmtaal-an-
tikerkelijke tendenz van dit muziekstuk dui
delijk blijkt. Daarentegen is hij over het
6e deel zeer goed te spréken.
Naar hetgeen ik ook uit andere bronnen
over M. cn zajn werk gelezen heb, kan ik
niet aannemer, dat Kretschmar hem steeds
reo'.i tvaarriig beoordeelt en M.'s innerlijke
drijfveeren doorgrondt. Mahler was een zoe
ker, die voorstelde om het hoogst bereikbare,
ideale, te verklanken, daarnevens ook uit
drukking aan het kinderlijke in hot gemoed
van den geloovigc te geven cn voorts een
meester van het sarcasme. Zijn geloofsover
gang moge niet geheel en al door innerlijke
roerselen bepaald zijn (zijn benoeming tot
directeur der Weener Hofopera werd er van
afhankelijk gesteld): maar we hebben toch
geen roden om te veronderstellen dat hij het
kinderlijke geloof heeft willen bespotten of
parodieeren; wèl om aan te nemen dat de
schildering van het kinderlijke niet in zijn
eigenlijken aard lag, doch gewild was. Aan
Mahlers oprechtheid twijfelen de meesten
tegenwoordig niet meer. Maar het kunnen
van dezen orkestvirtuoos was toch niet vol
komen evenredig aan zijn willen. Vooral als
men de waarheid van het gezegde: „ook in
de beperking toont zich het genie" onder
schrijft. valt er op het volkomene van
Mahlers genialiteit nogal wat af te
dingen. Want beperking kende Mahler
niet. Eindelijze uitspinningen in zijn
verkeer leiden tot een onoverzichtelijkheid
en een losmaken van het formeele verband,
die afmatten en het genieten bemoeilijken.
Het eerste hoofddeel van zijn 3de sympho
nie is daarvan een sprekend voorbeeld. Bo
vendien is zijn thematiek daar waar zij po
pulair wil zijn, gauw triviaal. Rich. Strauss
zag bij het hooren van dat eerste hoofd
deel in zijn verbeelding het opmarscheeren
van onafzienbare arbetdersbataillons voor
een Meifeest: één gedeelte er uit- wekt her
inneringen aan het sohoone lied, strijden,
broeders, tot het laatste, want we gane naai
den kamp van Zeist. Reminiscenzen zitten
trouwens in Mahlers muziek genoeg. Wie het
Tempo di Menuetto legt naast de finale-
menuet van Haydn's pianosonate in Es (no.
5 der Petersuitgave) bespeurt een overeen
komst die tmeer dan toevallig is. De post
hoornsolo komt letterlijk zóó voor "in Liszts
Rhapsodie espagnole. Een der voornaamste
t-hemas uit het laatste deel komt ook in een
werk van Brahms voor enz.
Dat neemt niet weg dat het 2de en het
3de deel veel poëzie bevatten, al had het
in beide wat korter gekund: den posthoorn
solo is, mede door het orkestrale coloriet,
zelfs van een buitengewone bekoorlijkheid.
En de melodische strooming in het 6de deel
is van een warmte en innigheid als men in
nieuwere werken tevergeefs zou zoeken.
Het Zon dagprogramma uit Scheveningen
biedt weinig nieuws. Het .kroningsconcert"
van Mozart, dat voorzeker door tientallen
landgenooten goed gespeeld zou kunnen
worden, zal er door een buitenlandsche dame
vertolkt worden. Ook dat is niets
nieuws voor een land. waarvan de hoofd
stad haar gasten onthaalde op een Beet-
hovencyclus met 2 buitenlanders als solis
ten en een operavoorstelling die geheel uit
Parijs was gehaald; terwijl voor de a.s.
Brahmsfeesten van het Concertgebouw als
solisten geëngageerd zijn 3 landgenooten?
Mis: 2 uit Duitschland en 1 Oostenrijksche!
Ware dit internationalisme maar internatio
naal, dan hadden onze luidjes tenminste
buiten onze grenzen een mooie kans.
Een interessante vergelijking kan men
Maandag maken tusschen St. Saéns en
Reger als variatiecomponisten. Berlijn zendt
om 4.50 Regers Variaties op een thema (een
der Bagatellen op. 119) van Beethoven, Boe
karest op 8.05 St. Saëns Variaties op het
thema van het trio der Menuet uit de piano
sonate op 31. no. 3 uit. Het werk van den
Franschen meester is een en al klaarheid
en klassieke vorm. dat van den Duitschen
is geleerd, diepzinnig, overladen. Toch is
ook dit belangrijk, zeer belangrijk zelfs, en
hier en daar ook mooi van klank. Als naar
gewoonte heeft Reger daarin den variatie-
vorm zeer vrij behandeld. Veelal is eenlg
verband met het thema aanvankelijk nauwe
lijks te vinden, totdat dan een of ander
thema-fragment plotseling, soms nog vrU
verborgen optreedt. De slotfuga is van het
gewone Regertype: het oorspronkelijke
thema komt eerst tegen het einde, waarna
het werk in de hoogste krachtsontwikkeling
afgesloten wordt.
Lecfuur voor onze Jeugd.
De Moedertjes door J. P. Zoo-
mers-Vermeer.
Wiek Went door Willy Corsari.
De Familie Harringa door J.
Riemens-Reurslag.
De firma Holkema en Warendorff heeft de
boekenmarkt verrijkt met een nieuw meisjes
boek van mevr. Zoomers-Vermeer. Nans en
Jeaan zijn de moedertjes, die mee moeten
helpen om thuis de zorgen te verlichten die
de broertjes en zusjes ook moeten opvoeden,
die ingelicht worden over de dagelijksche
broodzorgen. De schrijfster laat deze meisjes
geestelijk groeien door alle nooden heen. Met
de broertjes en zusjes gaan ze telkens maar
weer naar buiten, waar de natuur aan arm
en rijk haar schatten uitdeelt. In juffrouw
Stoet de overbuur, leeren ze een mensch ken
nen met een warmvoelend hart. Er is wel
eens beweerd, dat er in de boeken van mevr.
Z.-V. weinig actie zit en zeker is dit nu ook
weer 't geval. Maar ze geeft zoo heel eerlijk
en raak 't alledag leven en ze wijst altijd op
de zonzijde. Onze fijnvoelende groote meisjes
zullen dit waardeeren en zullen hiervan go-
nieten. Er is ontroering in dit boek en er is
humor in. Bovenal is er een groote liefde in
voor elkaar. Door groote ontbering ls er ook
een groote dankbaarheid voor den zelfge-
maakten kerstboom van Jeaan, voor de won
derdingen van juffrouw Stoet.
De meeste actie komt aan 't slot van het
boek, als we lezen van de artistenvoorstel-
ling, die ten behoeve van Nans vader teen
armen zieken artist) zal gegeven worden. Dan
zingt Nan met veel succes vaders liedjes. Er
wordt zelfs nog een poppenkast, met Nan als
Catrijn, in vertoond
't Ls jammer dat de illustrator R. Reinder-
hoff deze kinderen meestal schetst als wel
gegoede kinderen, wat ze juist allerminst
zijn. Overigens niets dan goeds van De Moe
dertjes.
Hoe geheel anders Ls Wiek Went van Willy
Corsari uitgegeven door de Hollandia-Druk-
kerij te Baarn. Hier een sprankelende stijl,
vol actie, vol geestige zetjes in een woord
echte amusementslectuur. Maar ook meer
niet. We vernemen al gauw. dat Wiek ver
halen schrijft en er 5 tegelijk aan een Lon-
denschen uitgever gestuurd heef:. Ze logeert
namelijk bij een tante, even bulten Londen,
't Gevolg is, adt er dadelijk één schets van
haar wordt aangenomen plus dc aanbieding
redactrice te worden van dat blad. Er moet
in de familie bezuinigd worden, dus Wiek
neemt 't aan, hoewel 't salaris bedroefd klein
is. Haar leven als journaliste Ls allergeestigst
beschreven. Natuurlijk wordt er een beetje
geflirt, een beetje gesnoept, zelfs een beetje
gedanst,
Na grappige' en minder grappige weder
waardigheden trouwt Wiek met haar collega
Bob Jeffries. Een geestig slot van een heel
geestig bock. En de plaatjes van v. d. Stok
passen zich daar uitmuntend bij aan.
Bij dc uitgevers v. Holkema en Warendorff
verscheen een aardig kinderboek van mevr.
Riemens-Reurslag, getiteld De familie Har
ringa. Bij deze familie komt een Hongaarsch
meisje, Liesbeth. In dit goede, gezejllge gezin
heeft 't kind het goed, maar brengt zelf ook
vreugde We maken een allerprettigst ver-
Jaarsfeest mee. waar Cor de dochter des hui
zes gelukkig wordt gemaakt met een koppel
duiven Spoedig blijkt, dat Liesbeth heel
mooi zingen kan. Ze krijgt zangles en plano-
les. Altijd meer vreugde wordt haar gegeven
en altijd meer vreugde geeft ze terug, zoo
dat allen 't een zegen vinden, dat Liesbeth
in huis gekomen. Wanneer aan 't eind van 't
boek Liesbeth terugkeert naar haar land en
haar familie dan spreekt 't vanzelf, dat ze
bij de Harringa's een groote leegte achter
laat. De illustraties van Ella Riemersma zijn
zooals gewoonlijk zeer goed.
W. B.-Z.
LUXOR-THEATER.
Buster Keaton.
Ik geloof niet, dat er in tijden zulk een
programma in een bioscoop heeft gedraald,
als dat in Luxor-TheateT deze week. Oordeelt
u zelf: er treden op Buster Keaton, do Re
vellers (de Amerikaanschei Jackie Cooper
(Skippy), Karl Dane. Polly Moran, en in het
journaal Renate Muller, FelLx Bressart en
Miss Holland 1932.
Om met de hoofdfilm te beginnen: Casa
nova tegen wil en dank met Buster Keaton.
In het kort komt de inhoud hierop neer, dat
Kitty niet met Johnny (Paul Morgan) wil
trouwen vóór dat haar zuster Anna gehuwd
is. Johnny rijdt daarop 'n onnooeele reclame
biljet-plakker aan (Buster Keaton), die gé-
wond in het huis der zustere wordt binnen
gedragen. Johnny weet het dan zoover te
krijgen, dat Anna besluit Reggie's hart te
veroveren. Hij zegt, dat Reggie een Don Juan
is. Reggie wordt nu tegen wil en dank tot
Casanova verheven en speelt zijn rol koste
lijk. Hij komt tenslotte met 5 vrouwen op
een hotelkamer! Het einde is, dat de beide
zustere tot het huwelijk besluiten.
Dit is het eenige. wat van deze film te zeg
gen is. Niet na te vertellen is de wijze, waar
op dit alles wordt voorgesteld. Laat men
rustig spreken van het val- en smljtsysteém
der Amerikaar.sche films. Zooals Buster Kea
ton het volgt, is in één woord onbetaalbaar.
Men heeft gegierd en gebruld, men applau
disseerde zalfs af en toe even. 't Onbeholpene
van Buster. die in de aotste situaties steeds
zijn stalen gezicht bewaart, het houterige,
waar mee hij zijn hem opgedrongen rol
speelt, doen dc zaal al daveren. Gaat de film
zien, gij. die over malaise en depressie
spreekt! Gaat de film zien en gij zult lachen!
Gaat er niet heen in de hoop fijn-geestige'
trekjes te vinden, maar bekijk de dwaze en
onmogelijke situaties, waarin Buster verzeild
raakt, cn gij zult schateren.
De film is Duitsch-sprekend opgenomen.
In het bij-programma vinden we eerst een
Interessante film over de Tempels van Nikko
(Japan). Vervolgens treedt Our Gang op. met
Jackie Cooper in een amusante twee-acter
door kinderen gespeéld. Dan volgt een ge
kleurde film „Sanatorium getikt" genaamd
met Polly Moran, Karl Dane, Cliff Edwards
e.a. Hierin geeft een negerdanser een uit
muntende voorstelling. Dc Revellers zingen
drie van lnm bekendste liederen, w o. Rose of
Waikiki.
Het Rion-Profiltl is weeT tn de puntjes ver
zorgd en actueel. We zien Timmer en Knot
tenbelt tegen Allison en Van Rijn in Noord-
wijk tennissen. Felix Bressart spreekt Hol-
landsoh. Renate Muller zet handteekeningen.
Miss Holland 1932 zegt enkele woonden, er is
het vertrek der Hoilandsohe athleten naar
Amerika, enz.
Een programma om van te watertanden.
REMBRANDT - THEATER.
„Tk heb een Mensch gedood".
Phillips Holmes als Paul en
Nancy Carroll als El sa.
Een ontroerend mooie film „Ik heb een
Mensch gedood", die misschien nog meer
goed aan de vredesidee zal doen. dan de an
dere oorlogsfilms, zooals bijvoorbeeld ,De
Groote Parade" e.a., omdat daar voor een
groot deel van onze jongens naast het vree
slijke en afschrikwekkende, ook nog een ze
kere romantiek in zit. Deze film schildert ons
het matelooze leed. dat het gezin van Dr.
Holderlin treft door het sneuvelen van den
eenigen zoon, en de bijna niet te dragen wan
hoop. die van Paul bezit, heeft genomen, na
dat hij den jongen Holderlin heeft vermoord.
Het spel van de hoofdrolspelers ls subliem:
Nancy Carroll als Elsa. Phillips Holmes als
Paul, Louise Carter als Frau Holderlin en
Lionel Barrvmore als Dr. Holderlin. Deze vier
acteurs hebben zich in het onzegbare leed,
dat zij hebben weer te geven, zoo absoluut in
geleefd. dat alles werKclijkhcid voor ons. toe
schouwers. wordt. Welke lievig beleefde smart
drukt het gezicht van Frau Holderlin uit,
wanneer zij op het graf van haar zoon bloe
men heeft neergelegd en wat een kracht
toont ze te bezitten, als zé een mede-treu
rende moeder op het graf van haar ook ge
sneuvelden zoon nog troost kan brengen.
In de regie heeft. Ernst Lubitsoh wel bijna
het meeste bereikt in het leven van de han
den van Frau Holderlin, wanneer ze, na de
bloemen neergelegd te hebben met bevende,
onzekere handen haar zakdoek uit haar tasoh
haalt. Het speciaal noemen van Louise Car
ter als Frau Holderlin beteekent niet. dat de
andere hoofdpersonen niet zoo goed zijn als
zij. integendeel, alle vier hebben de geheele
film door het beste van het beste gegeven.
Paul. Phillips Holmes, de Fransohman. dio
den Duitschor Walter Holderlin gedood heeft
doet ons alle ellende voelen van den fijnvoe
lenden kunstenaar, die In de opwinding van
den strijd een medemensch gedood heeft en
waarom....? Waarom....? Hij kan het ge-
gezicht van dien armen Jongen niet kwijt ra
ken en vindt rust noch duur. Zelfs de kerk
kan hem den Vrede niet schenken. Hot eeni
ge. wat hij nog docr. kan, ls naar Duitsch
land te gaar., en de Moeder van zijn slacht
offer vergiffenis smeeken. HIJ weet het adres
omdat hij den laatsten brief van den Duit-
scher na diens sneuvelen gesloten en verzon
den heeft.
Hij ontmoet Elsa, de verloofde van Walter
als hij juLst bloemen op het graf heeft ge
bracht. Als de ouders van Walter vernemen,
dat Paul bloemen op het graf van Walter
heeft gelegd zien zij in Paul eén vriend van
Walter. Hij moet over Walter vertellen en als
hij het verlangvan de ouders cn van Elsa
ziet, om iets van het laatst van het leven
van den zoon en verioofde te hooren. mist
Paul den moed om alles eerlijk op te biech
ten. cn vertelt hij hun om hun verdriet niet
nog grooter te maken, dat hij Waltere vriend
was. De oudere gaan van Paul houden of hij
hun eigen zoon was cn Elsa en Paul krijgen
elkaar Vief, Dat dokter Holderlin een Fransch
man in zijn huis ontvangt, zet kwaad bloed
bij zijn vrienden, de dokter weet hen even
wel tot andere gedachten te brengen, als hij
hun toeroept: „Toen duizenden zonen van
anderen gedood worden, noemden wij dat
overwinning en dronken bier. toen duizenden
zonen van óns gedood werden, noemden zij
dat overwinning en dronken wijn! Wie heeft
onze jongens den dood ingestuurd? Wij, de
vaders! Wie gaf ze gas en kogels en bajonet
ten? Wij. de vaders! Wij zijn verantwoor
delijk!" Paul kan zijn verblijf niet langer
rekken, het wordt hem een kwelling. Elsa wil
hom niet laten gaan en bekent hem lief te
hebben. Nu doet Paul aijn bekentenis. Het is
voor Elsa vreeselljk. maar gelijk weet ze dat
Walter's ouders nooit de waarheid mogen
hooren. Zij vertelt de ouders dat Paul altijd
bij hen zal blijven, waardoor er weer een
vonkje geluk in liet leven der ouders toomt.
Deze film moest iedereen in Haarlem gaan
zien, mooier en beter propaganda voor den
wereldvrede ls bijna niet denkbaar.
De film Pierement werd Vrijdag ook weer
eens gedraaid, deze prachtig geslaagde film
van ..De Uitkijk" is hier al meer geweest en
zeer waardeerend besproken.
„De levende Beelden" op het tooneel had
den veel succes, jammer dat ditmaal de
prachtige witte Russische hazewindhond niet
meespeelde. f
CINEMA PALACE
„Millionnair tegen wil cn dank".
Curt Bols in de hoofdrol.
Deze week in bovengenoemd theater een in
hoofdzaak luchtig programma.
Te beginnen mot het hoofdnummer: .Mil
lionnair tegen wil en dank". Dit toon: ons
een armen jongen (Curt Bols> die door on-
voorzienen omstandigheden (het vermoede
lijk insliikken van een diamant van groote
waarde) in een aristocratisch milieu ge
plaatst wordt. Alles wat hij wil kan hij krij
gen en wordt voor hem gedaan. Hierdoor
ontstaan tal van complicaties. Heel wat goeds
valt in deze film te genieten. Ook geeft het
een beetje een angstig gezicht die doodskop
op tafel bij den detective, waaruit deze van
alles te voorschijn haalt.
Curt Bois is ongetwijfeld geestig in dit num
mer. Het slot wordt echter wat gewild. Ove
rigens een heel goede film.
Direct hierop laten we volgen het komische
nummer met den bekenden Karl Dane
..Kom Je ook bij de Marine?" Voorts is er nog
een goed geslaagde toekenfLlm van Max
Fleischer.
Dc journaals bevatten weer veel actueels,
zooals steeds het geval Ls. Op het tooneel „Dc
Vier Kobes", Japansche acrobaten, die hals-
bzrekende toeren verrichten, die dan. ook in
de diepste stilte gevolgd worden.
Een uitstekend programma.
De Heilige Proletariër.
Het Eerste Prentenboek met voorwoord
van J. Riemens-Reurslag -- Ultg. v. Hol
kema en Warendorf's U. M. N.V., Amsterdam.
Het is geen nieuw denkbeeld om aan kin
deren van 1 tot 4 jaar een prentenboek te
geven, met afbeeldingen van de voorwerpen,
die zij dagelijks om zich heen zien.
Maar het denkbeeld is wel nieuw, om dit
te doen in den vorm van het boekje dat
thans voor ons ligt, namelijk met foto's van
buitengewone aantrekkelijkheid en zeer bij
zondere technische kwaliteit. Wie de foto
graaf is wordt er niet bijgezegd, maar wij
hebben groot ontzag voor zijn vaardigheid,
evenals trouwens voor die van den drukker,
dio deze afbeeldingen de volle maat heeft
weten te geven. Werkelijk ongewoon mooi
werk. Wij vinden in dit boekje een flinke
serie van dagelijksche voorwerpen, als het
kinderledikantje. een boterham met hagelslag
op een tafelhoek, een telefoon, kam en borstel
klok, hoekje van waschtafel, bloemen, vruch
ten. zandbak cn nog vele vertrouwde zaken
meer.
Een kunstwerkje in zijn soort, dat wij voor
zichzelf en voor zijn soort slechts warm kun
nen aanbevelen.
net geheim van Hunting's End.
Wanneer men dit detective-boek ter hand
neemt, leest men het in één ruk uit. Het ls
zóó spannend, zóo boeiend, dat men er al het
andere voor laat staan.
Mignon G. Eberhart, schrijfster o.a. van
Toen de patient sliep, heeft in dit nieuwe
verhaal, waarin detective O'Lcary cn zuster
Keate de oplossing brengen, een beklem
mende sfeer van geheimzinnigheid weten te
scheppen, die pakt. Er is een moord geschied
in een afgelegen Jachthuis Onmiddellijk Is
dit- huis verlaten en vijf jaar lang gesloten
gebleven. Tot de dochter van den vermoorde
een onthulling wil hebben en dezelfde gas
ten van dat drama weer uitnoodigt. Wéér
komt iemand op dezelfde wijze om het
levenEn wanneer men het boek uit
heeft, sluit men onwillekeurig de deuren
stevig.
De vertaling is van J. J. A. Hanhart, uit
gever ls J. Philips Kruseman in den Haag.
Machten van dezen tijd.
In de Wereldbibliotheek ls verschenen van
de hand van dr. Jan Romein een overzicht
van de voornaamste problemen der heden-
daagsche internationale politiek, onder den
naam Machten van dezen tijd Het boek wil
niet meer zijn dan een leiddraad bij het lezen
van de rubriek „buitenland" in de krant, zegt
de schrijver in zijn voorwoord.
Uit den inhoud noemen wc: Het Imperia
lisme. De likwidatle van den wereldoorlog
cn het Herstelprobleem. Het Britschc Wereld
rijk. Het Amerikaansche Rijk Frankrijk en
Europa. Italic en het Fascisme. Mlddcliand-
schc Zee-problemen. Duitschland tusschen
dc Mogendheden. Oost-Europa cn zijn pro
blemen. De Sovjetunie en het Communisme.
De wereld van den Islam. Het Verre Oosten
en de Groote Oceaan.
Het is een belangwekkend werk. dat voor
velen de rubriek „buitenland" Interessanter
maakt.
net moderne Bieden.
Mr. F. W. Goudsmit <B. M. v. d. Groene)
heeft geschreven Het moderne Bieden bij
contract-bridge, waarin hij het systeem
mededeelt, door hem en zijn broer opge
bouwd in den loop der Jaren. Eenige nuttige
verbeteringen ontleende hij aan Cuibertson'.s
biedsysteem. Het boekje verscheen bij v. Hol
kema cn Warendorf te Amsterdam.