H.D. ¥1
HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
ONS EIGEN LAND.
EENICE WONDERLIJKE BESCHOUWINGEN.
ERGENS^ BUITEN.
Van alles en nog wat.
Hoe het eens was.
Hoe het geworden is.
Aan de Stadsvest b1J de Raampoort, omstreeks 1799.
Wat was, wat is, wat komen kan.
Het is met vacantie als met sterken drank:
ge raakt er gemakkelijk aan verslaafd. Dat
er tegenwoordig veel menschen zijn die geen
sterken drank lusten, doch wel vacantie, doet
aan de zaak niets af. De slavernij is er des
alniettemin. Kende de Oudheid vacantie? Of
de Romeinen vacantles gehad hebben? Onze
Dultsche buren en bezoekers die zich altijd
graag aan de Romeinen gespiegeld hebben,
spreken van hun Ferlen en hun Ferlen-
aufenthalt Maar de Feriae waren bij de Ro
meinen hooge feestdagen, waarop men met
een hoogen hoed op naar de keric ging. De
Ferlenfahrt van thans geschiedt met niets
op en zoo mogelijk niets aan dan een zonne
bril en een Rücksack, en alleen naar een
kerk. als die tot ruine of natuurmonument
gepromoveerd is, wat bijna altijd op hetzelf
de neerkomt. Tot nu toe sluit het begrip „va
cantie" altijd een ontembare lust tot zich
voortbewegen cn daarna ergens anders dan
thuis stilliggen in. V/aartoe dan de zomer-
vacantle, wegens de legendarisch te verwach
ten warme dagen bijzonder geëigend is. Over
Paaschvacantle, Herfstvacantie. Kerstvacan-
tie spreken we niet. Op de lagere school had
den wij vroeger nog een kachelvacantie, twee
maal zelfs, als die instrumenten geplaatst en
weer opgeborgen werden. Men ziet hoe aar
dig wij al op weg waren naar den komen
den heilstaat die de finale oplossing van het
werkloosheidsvraagstuk ons brengen gaat:
een twee-urlge arbeidsdag met voor de rest
„vacantie". Alleen zal die vacantie dan wet
telijk gereglementeerd worden, om te voor
komen dat ze tot iets anders diene dan tot
verhooging van het zedelijk bewustzijn en de
algemeene ontwikkeling der bevolking. En
omdat anders natuurlijk zelfs de wettenma-
kers hun twee uur per dag nog zouden gaan
spijbelen. Wat anders nog zoo'n ramp niet
zijn zou! Hoevelen onzer plichtsgetrouwe me
deburgers zouden wij niet van harte zelfs
een eenigszins aangezwollen vacantie gun
nen, zoo hun die dan tenminste „en bloc"
kon worden verleend; dus zonder kans op
plaatsvervanging. Ik denk hier aan de hee-
ren van het Klein-Heiligland mitsgaders hun
brievenbestellers, de veel-beteekenende deur
waarders. Is er eigenlijk een méér-beteeke-
nende positie ln ons staatswezen denkbaar!
Een onnoozele Haarlemmer heeft indertijd
gemeend, dat de I-Ieiligelandstichting bij Nij
megen werd opgericht om dezen verdienste
lijken ambtenaren en bloc, tot rust en ont
spanningsoord te dienen edoch, hoe ver
giste hij zich. Er zijn geen ijveriger en va-
cantie-felndllcher dienaren van den staat
denkbaar, en hun courtoisie jegens hun me
deburgers is spreekwoordelijk. Hoe vaak ont
ving ak een aanmaning op Sinterklaasavond
en nu ieder uitrekent of hij voor de Som-
nierfrische zich misschien nog een paar IJs
co's voor zijn gezin permitteeren mag, waar
schuwt die goedlgerd ons nog juist intijds
dat de belasting vóór gaat. Nee-nee, ik wil
geen kwade vrienden met het heilige land
worden; Ivanhoe en Richard Leeuwenhart
hadden reeds mijn kinderlijke vereering
en de wakers om het graf, dat de Neder-
landsche Schatkist beduidt, zijn vaak aller-
voorkomendste lieden, doch waarom krijgen
zij geen absolute vacantie cn ik mijn IJsco?
Omdat wij geen kinderen meer zijn? Ja, 't is
treurig, maar dat zijn we niet meer; al Is
het verschil tusschen kinderen en groote
menschen langzamerhand op zoo bedriegelij-
ke wijze uitgewischt, dat groote menschen
thans doen als vroeger de kinderen, en de
kinderen van nu, net als de groote menschen
van vroeger. Ik hoor Orelio nog zóó zingen,
in Czaar en Timmerman: „wie herrlich, ein
Kind noch zu sein", maar dat is natuurlijk
pure aanstellerij van Orelio geweest. Hoewel
ik op een Zondagmiddag gemeend heb dat
lied nog eens te hooren uit den mond eener
badende dame in Zandvoort, dewelke van
respectabelen omvang zijnde, zich in een
nauwsluitend stuk neteldoek gewikkeld had,
waardoor haar rijke vormen sterk geaccen
tueerd werden. Haar stem schoot zoo nu en
dan over. wat vergefelijk is, daar het lied
oorspronkelijk voor bariton geschreven werd
en niemand nam er aanstoot aan, zelfs haar
echtgenoot niet, die in een badstoel met zon
nescherm de varkenssteunwet. uit Haarlem's
Dagblad zat te bestudeeren. Toch was het in
mijn klndervacantle vol van min kostbare,
doch heerlijke genoegens die misschien thans
weer voor heeren op leeftijd attractie heb
ben. Zoo mocht lk bijvoorbeeld altijd twee
dagen bij onzen boterboer op Nleuwendam
gaan logeeren en kwam dan verrukt over het
buitenleven weer in stad terug. De grooten
van nu noemen dat week-enden en gaan al
leen niet altijd naar den boterboer. Daaren
tegen trekt onze Jeugd van heden van her
berg tot herberg wat vóór Kuyper's Drank
wet Juist de ouderen plachten te doen. met
het verschillende resultaat dat de jeugd
thans verbrand, de ouderen vroeger vergeeld
cn verwaterd bij hun penaten terug keerden.
Waarmee ik maar vragen wou waarom er
geen Jeugdherbergen voor lieden van mijn
leeftijd worden opgericht? Of zijn wij. van
vóór den oorlog, daarvoor te verdorven van
ziel? Wij zouden ons toch altijd plechtig kun
nen verbinden niet onze wenkbrauwen uit in
trekken, noch ons te maquilleeren, noch op
andere wijze der jeugd concurrentie aan te
doen. Als ik daar lees welke schoone kastee-
len en buitenplaatsen als Jeugdherberg wor-
den ingericht, gaat mij valsch gebit water
tanden cn zie ik mijzelf cn mijn huisvrouwe
reeds voor twee kwartjes per nacht logeeren
in het Vredespaleis te Scheveningen, dat
toch het grootste deel van het jaar onge
bruikt staat. Een zekere decentralisatie van
vacantiegangers ware daar alvast mee te be
reiken en aan ons soort menschen verliezen
Palace en Riche en Carlton toch niet veel.
Het is jammer dat ik met dit idee een beetje
laat kom; het had in het bezuinigmgsproject-
Welter kunnen zijn opgenomen aLs bron van
inkomsten eener nieuwe staatsexploitatie en
allicht met even onverdeelde instemming
ontvangen zijn. als bedoeld staatsstuk. En
met even groote kans op onversneden ten
uitvoer legging. U ziet nu zelf tot welke mal-
lotlgheld iemand ln staat is wiens vacantie
nog niet eens begonnen is. En uw hart vast
houden voor wat er dezen zomer in strand
stoel en pyjama nog verder zal worden uit
gebroed.
DEBS.
HET VOOR EN TEGEN VAN
OMROEPRECLAME.
Percy W. Harris, die de omroeoverhoudin
gen in Aimerika jarenlang heeft bestudeerd
geeft zijn ervaringen weer over de Ameri
kaanse!)-e Omroepreclam? bij den radio.
Hij ergert zich aan het feit. dat men in
Europa slechts de schaduwzijde vermeldt,
terwijl over het nut van deze reclame hard
nekkig wordt gezwegen.
De te maken reclame behoeft in geen
enkel opzicht opdringerig of smakeloos te
zijn.
Overigens wordt uit Engeland hst gerucht
tegengesproken, dat men daar omroeprecla-
me invoeren wil.
In Italië heerscht in zaken-kringen de
meening, dat de omroepreclame loonend
is.
HOEVEEL AUTO'S ZIJN ER IN
DE WERELD?
Een Aimerikaansdhe statistiek telt 39.3 mil-
lioen personen-, 5.6 mlllioen lastwagens en
362.000 autobussen. De wereld inventaris ls
met circa 1.5 procent of 500.000 stuks terug-
geloopen. Van alle landen kon. alleen 'het
rijke Frankrijk zijn aantal van 253.000 tot
1.713.000 verhoogen cn daarmede Engeland
overvleugelen. Duitsahland's cijfer lisfp tot
672.000 terug. In Duitsehland werden tenge
volge van de crisis 10 procent, in andere
landen 30 pet. uit het venkeer genomen.
Zelfs op het eiland Spitsbergen wordt één
vrachtauto gevonden.
Zóó nauwkeurig is de Amerikaansche sta
tistiek.
HET WILSONSPLEIN.
De oude toestand van de Stadsvest bij de
Raampoort is gemaakt naar een teekening
van 1779. Thans vinden wij daar het Wil-
sonsplein en de Wilhelminastraat.
DE OUDSTE LEXICON TER
WERELD.
Dezer dagen is het verrassende feit be
kend geworden dat het begrip „lexicon" reeds
oeroud is, veel ouder dan men tot nu toe
aangenomen had.
Bij Abicur in Egypte ni. werden op ee
opgegraven papyrusrol de overblijfselen var
zulk een wetenschappelijk woordenboek uk
de Grieksche Oudheid ontdekt.
Deze overblijfselen bleken een uittreksel
uit een grooter werk te zijn en bevatten uit
voerige lijsten van wetgevers, geleerden,
kunstenaars en technici van dien tijd; daar
naast bijzonderheden omtrent de zeven we
reldwonderen en een overzicht van de toen
maals bekende wereldstreken, volksstammen,
staten, bergen, eilanden, rivieren en bron
nen.
Uit deze aanduidingen leidt men af, dat
deze eerste encyclopaedic feitelijk de voor-
looper is geweest van alle later lexicons.
De Nachtegalen.
Er was dan een kamer-me t-ontibijt te huur
in een huis, dat ergens stond bu-iten, zóó
heelemaal bulten, dat des daags paarde-
damnp u tegemoet sloeg en vadkensgeknor u
op uw wandelingen begeleidde in melodie f
groote terts, of daaromtrent. Dat was des
daags, maar deze kamer had een attractie
Dit was de kamer der nachtegalen.
Om dit huis stonden bij Noordwestenwind
zwiepende boomen, en als het windeke uit
het Zuiden aanwoei stonden ze rosrioos-
stil, ook daar. waar ze bij de kamer-met-ont-
bijt gezamenlijk een boschje vormden: het
nachtegalenboschje. te zien, bijna aan te
raken uit het venster van de kamer met
nachtattracties.
Want als in koelen of zwoelen zomernacht
de vogelen des hemels zich bescheidenlek
terugtrokken in hun hooge of lage apparte
menten, dan blééf in deze kamer het zoete
gerucht, dat slechts even schijnbaar ver
loren. zoeter weerkeerde, nu gekweeld uit
borsten en keien der nachtegalen.
En dan. onwillekeurig, als onder suggestie
op de teenen tot het venster sluipend, zocht
men met spiedend ocg, onder het maan
licht tenminste één dier nachtegalen te
ontdekken en dan volgde de éérste desil
lusie. Het beest was onschoon als een spreeuw
en minder aanzienlijk dan een musch. Het
is hard een illusie te verliezen, maar het
met zich ronddragen van een halve waar
heid is erger, en bovendien was er toch nog
altijd in hoorbare werkelijkheid de zang
Het klonk tra la, tra la, zooals zoovele ge
slachten hebben gedicht, tra la, tra la en
gezongen, tra la, tra la, tra la en dat was
schoen, steeds weer tra la, trala, als 'n stem
•uit het land, dat slechts gelukkigen kunnen
betreden, tra la.
Zulks duurde dat staan voor het ven
ster en dat kweelen maar dan minder
onwillekeurig, maar niet minder vastbera
den, trok men zich terug in de kamer-met-
ontbijt en wenschte te slapen. Tra la, tra la.
Nietwaar, dat is schoon, zeer schoon,
maar willen slapen des nachts is toch óók
redelijke praat en door een iegelijk te be
grijpen.
Maar het duurde, elke nacht, want ze wa
ren vele, de nachtegalen en het bosohije was
niet zoo klein, zooals gij op den éérsten dag
tot uw vreugde reeds hadt opgemerkt. En
toen op een nacht
Met water zijn de beesten gegooid, met
water uit expresselijk gevulde glazen en ka
raffen.
Maar wèl is het hard een Illusie te ver
liezen: de illusie van een kamer-met-ontbijt
en met nachtegalen
T. R.
Nu is op die plek het Wüsonsplein.
Aan de wijde, zilvergrijze Zuiderzee ligt
het oude stadje Harderwijk; de roode da
ken steken achter de verweerde muur op en
een molen staat fijntjes afgeteekend tegen
den zomerhemel. Boomen hangen in dikke
toefen groen over den muur. Wat hooge mas
ten en een witte stoomboot in de haven, en
gedoe van spelende kinderen voor de twee
oude zee-poorten, de Vischpoort en de Brug
straatpoort. Zoo ligt Harderwijk in den zo-
merschen dag. stil en verlaten. Er hangt
in de oude straatjes iets van de rust en de
slaperigheid van Brugge een Brugge zón
der touristen dan, wel te verstaan.
Minder gaaf bewaard dan Brugge, heeft
Harderwijk toch een eigen bekoring, mis
schien ook wel doordat hier geen Amerika
nen met brillen en Baedekers rondwaren. De
kleine straatjes met de oude witte huizen en
lindeboomen-over-een-muur, en de grappige
rommelige bouwsels binnen tegen den meters-
dikken stadsmuur aan, ze kunnen ongestoord
bezichtigd worden, zonder kans op tweetalige
gidsen of verleidelijke antiquiteiten-uitstal
lingen. En hoewel er veel afgebroken is en
met de rest niet altijd even piëteitvol omge
sprongen werd, is er veel moois bewaard ge
bleven. De stadsmuur aan de zeezijde staat
nog, met de twee poorten de witte Visch
poort en de baksteenen Brugstraatpoort met
zijn zware kanteelen. Vroeger stond daar bo
ven op nog een tweede omgang met kantee
len. Vroegertoen was Harderwijk een
sterke vesting. Op een prent van 1580 zijn
de twee zeepoorten te zien en daarbij nog
drie poorten aan de landzij, plus de noodige
steenen en houten ..mezekouwen", de tegen
den muur gemetselde uitkijkhuisjes, die de
meeste steden er op na hielden. Niet minder
dan 18 van zulke mezekouwen (vogelkooien)
was de roemruchte stad „Ilerderwyck" in de
16de eeuw rijk! Toen viel trouwens de bloei
tijd van de stad; zij bezat een „vrije Latijn-
sche school", ln de 14de eeuw met hulp van
den hertog van Gelre opgericht, en die
school breidde zich zóó snel uit, dat er in
1441 al meer dan 300 leerlingen waren van
buiten Harderwijk. Later, in 1600, werd daar
een vrije kwartiersschool van gemaakt, die
bijna een halve eeuw later door de Gelder-
sche Staten tot provinciale academie werd
verheven. Vóór dien tijd al werd er in Har
derwijk door allerlei kopstukken les gegeven;
ruim een eeuw later kwam Linnaeus te Har
derwijk en liet er zooals trouwens bijna
overal een Linnaeushof achter- Die bestaat
nog heden ten dage. In het verlaten Acade
miestraatje staan we opeens voor een oud
poortje in een baksteenen muur, terwijl daar
boven een lang smal torentje opsteekt, dat
zeker vroeger met den muur verbonden is
geweest-, toen die nog wat hooger was dan
tegenwoordig. In dat torentje, in een nis, het
borstbeeld van Linnaeus. Op het poortje:
bono publico et Paliadi sacrum MDCXXVI.
en aan de andere zijde van den muur de hof,
Symbolen,
door E. TEMPLE THURSTON.
Een poosje gele Jen, in Londen zijnde en
door een zijstraat van de Brixton Road
wandelende, telde ik de aspedistra's in de
ramen van de hulzen. In een rü van twintig
woningen, die allemaal zoo op elkaar leken,
dat alleen hun namen, die ln witte let
ters in het glas en lood boven hun. voordeu
ren stonden, maakten dat men ze van
elkaar onderscheiden kon, ontdekte ik er
twee, waarin die symbolen van Britsche
respectabiliteit ontbraken. Er waren acht en
veertig adspedistra's in een rij van vijftig
huizen. Acht en veertig! - Wat zouden wij
menschen zijn zonder symbolen, en vooral,
wat zouden wij menschen zijn zonder aspe
distra's, om onze vurige Britsche netheid
nadrukkelijk mee te symboliseer en?
Hier zijn de namen van een stuk of wat
van de hulzen, de paar, die lk mij kan her
inneren. Sklddaw het deed ondeugende
gedachten bij me opkomen aan een hoc-p
vuil cn afval in het tegenover gelegen wei
land, maar ik zag één van de inwoners, en
wist, dat het te mooi was om waar te zijn.
De Linden, maar er waren geen linden.
Pang-bourne dat was waarschijnlijk dank
zij de herinnering aan een verrukkelijke
zomer-vacantie. De Klimop ergens zocht
een treurig plantje klimop zijn weg omhoog
naar het licht. Het Reigersnest ik bleef
staan cn lachte. Ik kon het niet helpen. Er
was geen Ironie in mijn lachen. Het welde
met een geweldig geluid op uit mijn keel,
voor ik het kon tegenhouden Ik dacht aan
de plaatsen in de Romney moerassen, waar
ik de reigers zwijgend in het water had zien
staan tusschen het hooge riet, wachtend op
hun maal. Ik dacht aan de stilte, die om
hen gehangen had. nu er een vrachtauto
voorbij denderde. Ik dacht aan den zonne
schijn en den wijden hemel, nu ik naar het
streepje lucht keek, dat ik boven mij tus
schen de daken van de huizen in het oog
kon krijgen. Ik dacht aan de reusachtige
oppervlakten moerasland. toen ik de
Brixton Road met zijn trams en zijn asfalt
afkeek, en ik lachte. Maar even plotseling
als die lach gekomen was. stierf hij weg in
mijn keel.
Een hoofd verscheen uit een raam. en een
stem. half nieuwsgierig, cn half veront
waardigd, vroeg mij, of ik iets wenschte.
Voor ik wist, wat ik zei, had ik gevraagd,
of er daar ook reigers waren.
„Reigers?" antwoordde de stem. „Nee, hier
woont meneer Hatfield."
Maar het waren ook de aspedistra's, die
het hem deden. Acht en veertig in een rij
van vijftig huizen, en het Reigersnest was
één van de twee, die er geen hadden. Ik
maakte gebruik van de gelegenheid, die de
zoo onverwachts gemaakte kennis mij bood,
en zei tegen de dame, dat i'k haar graag
even wilde spreken, als zij het goed vond.
Ze kwam naar beneden. De deur ging open,
en lk keek in dc vestibule van het Reigers
nest. Ze kon net 'de kapstok voorbij. Ik zag
niet, boe ze het hem leverde, want de deur
was dicht; maar zelfs met het blootc oog
kon ik schatten, hoe moeilijk het moest zijn
geweest.
„En wat is er?" vroeg ze mij.
„Ik heb", zei ik, „een heel goedkoope aan
bieding in aspedistra's en aangezien ik zag.
dat er in uw raam geen stond, dacht ik, dat
u er misschien één zoudt willen hebben."
..We hebben er één gehad", zei ze haastig,
alsof ik haar van een leelijke misdaad be
schuldigd had. „maar hU is dood gegaan.
Ik heb mijn man al zo-» dikwijls gezegd, dat
hij een nieuwe moest meenemen, maar hij
zegt, da' het zonde van het geld ls. Als de
één dor f gaat, gaat de andere ook dood,
zegt hij
„Maar verder heeft iedereen er één",
zei ik.
„Dacht u, dat ik dat niet wist.?." aci ze
Harderwijk.
met vuur, „andere menschen hebben nette
ramen. Daar hè je nou Skiddaw.
Ik beet op mijn tong.
„Ik weet niet, wat mijn man bezielt", zei
ze plotseling vertrouwelijk. „En ik wil u wel
vertellen", vervolgde ze. terwijl haar stem
geheimzinnig zakte, „ik wil u wel vertellen,
dat ik geloof, dat het dat meissie op kan
toor is
„Welk meisje?" informeerde ik. Het zou
een misslag zijn geweest om te vragen welk
kantoor.
„Die nieuwe., typiste. Typiste!"
Alle rijkdom aan minachting, die ze bezat,
legde ze in dat laatste wbord.
„Hij heeft haar de vorige maand mee
naar de schouwburg genomen. Ik geloof,
dat ie daarna ook nog met haar uit ls ge
weest. Ik zeg u, dat de man veranderd is,
sedert dat kind er ls. We hebben nieuwe
kussens noodig in de zitkamer. Dachu, dat ie
ze gaat koopen?"
„O nee?" informeerde ik met belang
stelling.
„Niks ervan!" antwoordde ze. „Hij doet
niets meer om te zorgen, dat het huis er
fatsoenlijk en netjes uitziet. lederen keer,
dat er iemand voorbij kamt, cn ik zie ze
naar binnen kijken naar onze tafel zonder
aapedis tra, sta lk te blozen van schaamte,
en zou ik ze wel kunnen vermoorden. Waar
om kijken ze ook zoo?"
„Ili hoop, dat u niet denkt, dat ik zulke
egdachten had, omdat ik geen aspedistra
zag?"
„Nee dat denk ik niet want das uw
vak, aspedistra's.maar het zou me niets
verbaasd hebben, assu het wel had gedacht.
Dat raam ziet er vreesclijk uit zonder
aspedistra dat zeg ik ook al tegen mijn
man. Het ziet er schandelijk uit. Maar hij
zal geen andere koopen, zoolang als dat
kind daar op kantoor zit. Wij zullen niet
fatsoenlijk en net meer worden, tot die weg
is. H^eoveel vraagt u voor uw aspedistra?"
.Dertig cent", zei ik ln het wilde weg.
.Dertig cent!" zei ze verbaasd. ..Genade",
ze zijn overal één vijftig. Ik neem er één.
Ik neem er meteen één, en ik zal het hem
laten zien. en ik zal hem zeggen, dat ik er 1
best fatsoenlijk uit kan zien zonder hem."
Toen ben in dadelijk naar de naasttoij-
zijn'de bloemenwinkel gegaan, en heb er een
aspedistra gekocht. Maar hij kostte me twee
gulden tien.
groote verlaten plaats tusschen baksteenen
muren en oude huisjes. Boven de muur
sreekt een brok Gothische kerk op; in de»
hof als eenige merkwaardigheid een exem
plaar van de zeldzame Ginkgo biloba (Salis-
burya) adianthifolia, die laatst overgeblevene
van een oude groep, waarvan we al in aard
lagen uit het steenkclentijdpeik versteende
resten hebben teruggevonden. Dat is een
overblijfsel uit de dagen, dat Harderwijk een
centrum was van wetenschap en handel. Dat
het stadje veel grooter geweest is. bewijst wel
de Ned. Herv. kerk. een veel te groot gebouw
voor zoo'n kleine plaats. De toren ontbreekt,
die is er in het laatst van de 18de eeuw afge
vallen. Vroeger had Harderwijk verschillen
de kerken en kloosters en ook een Wijnhuis,
een soort „stadsherberg", iets als de Dultsche
Ratskeller. In zoo'n wijnhuis werden de jaar
lij ksche gildefeesten gehouden en in Gro
ningen hadden de raadsleden het recht, een
of meer kannen wijn per dag te gebruiken in
dat stadswijnhuis, tegen inlevering van een
looden penning, die het presentiegeld ver
ving! Het Harderwijksche wijnhuis is echter
in 1726 tot Raadhuis omgebouwd-
De stad zelf heeft 'n respectabelen leeftijd.
In 1229 werd de plaats, toen een open neder
zetting aan de drassige oever van de Zuider
zee, bemuurd door graaf Otto II. Twee jaar
Later kreeg Harderwijk privilegiën. Later
werd het een machtige koopstad, die haar
schepen overal uitzond, tot in Scandinavië
toe. Zij had handelsvoorrechten in Hamburg
Holstein, Engeland, Denemarken, Zweden
enz. en telde wel degelijk mee onder de Hol-
landsche steden. Overstroomingen, branden
en belegeringen zijn er meer dan genoeg ge
weest; in 1518 waren er zulke ernstige rel
letjes, dat de stad tijdelijk haar stedelijke
rechten verloor, Later werd Harderwijk nog
eens gedurende 17 maanden bezet door de
Franschen.
Maar nu is dat alles voorbij; Harderwijk
is garnizoensplaats, maar dat geeft weinig
echt leven aan het stadje. Wat schepen lig
gen in het haventje hoe lang nog? In de
smalle oude straatjes groeit het gras tus
schen de steenen. En hier en daar herinnert
een oude gevelsteen, „in den Pellekaen 1645"
of een statig huis met blinkende ruiten en
een gebeeldhouwde deur, met een gedreven
ijzeren lantaarn en een gevel vol lofwerk aan
de dagen, dat Harderwijk groot en machtig
was.
L. 3.
De veiligste safe.
In Amerika wordt thans een ..gegarandeerd
veilige safe" gemaakt. Ditmaal van een bij
zonder soort metaal, dat. bij de geringste
beroering een in de controlekamer branden
de acyteleenlamp uitdooft. Wat zullen de
„safe-crackers" daartegen doen?
Over luisteraars.e
Volgens het Internationale Radiobureau zijn
er op het oogenblik, naar schatting, niet
minder dan 34 miUioen Radio-ontvang-ap
paraten in gebruik. Daar gemiddeld óók
naar schatting vier luisteraars per ap
paraat kunnen aangenomen worden, beloopt
het aantal „luistervinken" in de wereld 136
millioen.
Amerika staat met 12 tot 14 mlllioen ont-
vang-apparatsn bovenaan. Engeland brengt
het met 4.686.000 apparaten tot een iets
hooger aantal dan jDuitschland heeft.
De kalkoen.
Het vaderland van den kalkoen is Noord-
Amerika. Een poging om hem in liet wapen
schild der Vereenigd? Staten op te nemen
mislukte, omdat de kalkoen naar de mee
ning van toenmalige senatoren, als een „op
geblazen vogel" (wij zouden zeggen als een
„opsohepper") gold.
Zeldzaam behangselpapier.
Er bestaan tooneelspelers, die een verwon
derlijk geheugen bezitten en hun rol be-
•heersehen als ze haar slechts éénmaal ge
lezen hebben. Maar er zijn ock acteurs, die
hun rol maar niet in hun hoofd kunnen
krijgen. Tot dezuilken behoorde wijlen de
groote Fransehe tooneelspeler Felix Huguenet
Hij had een merkwaardige methode uitge
dacht om zijn rol te leeren. Hij schreef haar
•met groote letters op losse bladen, die hij
'op de wanden van zijn werkkamer plakte
en die hij op die manier van behangsel voor
zag.
Dan liep hij door het vertrek en wierp
voortdurend blikken op zijn behangselpapier
om zjjn rol te leeren.
Klei-kaartjes.
De zitplaatsen in het cude Romeinsche
Coïloseum waren genummerd en de toe
gangsbewijzen waren van klei gebakken
plankjes.
De vliegende vrouw.
In Engeland is onlangs een statistiek over
het vliegweren gepubliceerd, waaruit blijkt
dat er in dat land thans 436 privé vliegtuigen
zijn. Daarvan worden er 63 door mannen
gebruikt voor zakenreizen en 50 voor sport-
doe'.einden door vrouwen.