H.D. ¥1 HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. ONS EIGEN LAND. EENICE WONDERLIJKE BESCHOUWINGEN. ERGENS^ BUITEN. Van alles en nog wat. Hoe het eens was. Hoe het geworden is. Aan de Stadsvest b1J de Raampoort, omstreeks 1799. Wat was, wat is, wat komen kan. Het is met vacantie als met sterken drank: ge raakt er gemakkelijk aan verslaafd. Dat er tegenwoordig veel menschen zijn die geen sterken drank lusten, doch wel vacantie, doet aan de zaak niets af. De slavernij is er des alniettemin. Kende de Oudheid vacantie? Of de Romeinen vacantles gehad hebben? Onze Dultsche buren en bezoekers die zich altijd graag aan de Romeinen gespiegeld hebben, spreken van hun Ferlen en hun Ferlen- aufenthalt Maar de Feriae waren bij de Ro meinen hooge feestdagen, waarop men met een hoogen hoed op naar de keric ging. De Ferlenfahrt van thans geschiedt met niets op en zoo mogelijk niets aan dan een zonne bril en een Rücksack, en alleen naar een kerk. als die tot ruine of natuurmonument gepromoveerd is, wat bijna altijd op hetzelf de neerkomt. Tot nu toe sluit het begrip „va cantie" altijd een ontembare lust tot zich voortbewegen cn daarna ergens anders dan thuis stilliggen in. V/aartoe dan de zomer- vacantle, wegens de legendarisch te verwach ten warme dagen bijzonder geëigend is. Over Paaschvacantle, Herfstvacantie. Kerstvacan- tie spreken we niet. Op de lagere school had den wij vroeger nog een kachelvacantie, twee maal zelfs, als die instrumenten geplaatst en weer opgeborgen werden. Men ziet hoe aar dig wij al op weg waren naar den komen den heilstaat die de finale oplossing van het werkloosheidsvraagstuk ons brengen gaat: een twee-urlge arbeidsdag met voor de rest „vacantie". Alleen zal die vacantie dan wet telijk gereglementeerd worden, om te voor komen dat ze tot iets anders diene dan tot verhooging van het zedelijk bewustzijn en de algemeene ontwikkeling der bevolking. En omdat anders natuurlijk zelfs de wettenma- kers hun twee uur per dag nog zouden gaan spijbelen. Wat anders nog zoo'n ramp niet zijn zou! Hoevelen onzer plichtsgetrouwe me deburgers zouden wij niet van harte zelfs een eenigszins aangezwollen vacantie gun nen, zoo hun die dan tenminste „en bloc" kon worden verleend; dus zonder kans op plaatsvervanging. Ik denk hier aan de hee- ren van het Klein-Heiligland mitsgaders hun brievenbestellers, de veel-beteekenende deur waarders. Is er eigenlijk een méér-beteeke- nende positie ln ons staatswezen denkbaar! Een onnoozele Haarlemmer heeft indertijd gemeend, dat de I-Ieiligelandstichting bij Nij megen werd opgericht om dezen verdienste lijken ambtenaren en bloc, tot rust en ont spanningsoord te dienen edoch, hoe ver giste hij zich. Er zijn geen ijveriger en va- cantie-felndllcher dienaren van den staat denkbaar, en hun courtoisie jegens hun me deburgers is spreekwoordelijk. Hoe vaak ont ving ak een aanmaning op Sinterklaasavond en nu ieder uitrekent of hij voor de Som- nierfrische zich misschien nog een paar IJs co's voor zijn gezin permitteeren mag, waar schuwt die goedlgerd ons nog juist intijds dat de belasting vóór gaat. Nee-nee, ik wil geen kwade vrienden met het heilige land worden; Ivanhoe en Richard Leeuwenhart hadden reeds mijn kinderlijke vereering en de wakers om het graf, dat de Neder- landsche Schatkist beduidt, zijn vaak aller- voorkomendste lieden, doch waarom krijgen zij geen absolute vacantie cn ik mijn IJsco? Omdat wij geen kinderen meer zijn? Ja, 't is treurig, maar dat zijn we niet meer; al Is het verschil tusschen kinderen en groote menschen langzamerhand op zoo bedriegelij- ke wijze uitgewischt, dat groote menschen thans doen als vroeger de kinderen, en de kinderen van nu, net als de groote menschen van vroeger. Ik hoor Orelio nog zóó zingen, in Czaar en Timmerman: „wie herrlich, ein Kind noch zu sein", maar dat is natuurlijk pure aanstellerij van Orelio geweest. Hoewel ik op een Zondagmiddag gemeend heb dat lied nog eens te hooren uit den mond eener badende dame in Zandvoort, dewelke van respectabelen omvang zijnde, zich in een nauwsluitend stuk neteldoek gewikkeld had, waardoor haar rijke vormen sterk geaccen tueerd werden. Haar stem schoot zoo nu en dan over. wat vergefelijk is, daar het lied oorspronkelijk voor bariton geschreven werd en niemand nam er aanstoot aan, zelfs haar echtgenoot niet, die in een badstoel met zon nescherm de varkenssteunwet. uit Haarlem's Dagblad zat te bestudeeren. Toch was het in mijn klndervacantle vol van min kostbare, doch heerlijke genoegens die misschien thans weer voor heeren op leeftijd attractie heb ben. Zoo mocht lk bijvoorbeeld altijd twee dagen bij onzen boterboer op Nleuwendam gaan logeeren en kwam dan verrukt over het buitenleven weer in stad terug. De grooten van nu noemen dat week-enden en gaan al leen niet altijd naar den boterboer. Daaren tegen trekt onze Jeugd van heden van her berg tot herberg wat vóór Kuyper's Drank wet Juist de ouderen plachten te doen. met het verschillende resultaat dat de jeugd thans verbrand, de ouderen vroeger vergeeld cn verwaterd bij hun penaten terug keerden. Waarmee ik maar vragen wou waarom er geen Jeugdherbergen voor lieden van mijn leeftijd worden opgericht? Of zijn wij. van vóór den oorlog, daarvoor te verdorven van ziel? Wij zouden ons toch altijd plechtig kun nen verbinden niet onze wenkbrauwen uit in trekken, noch ons te maquilleeren, noch op andere wijze der jeugd concurrentie aan te doen. Als ik daar lees welke schoone kastee- len en buitenplaatsen als Jeugdherberg wor- den ingericht, gaat mij valsch gebit water tanden cn zie ik mijzelf cn mijn huisvrouwe reeds voor twee kwartjes per nacht logeeren in het Vredespaleis te Scheveningen, dat toch het grootste deel van het jaar onge bruikt staat. Een zekere decentralisatie van vacantiegangers ware daar alvast mee te be reiken en aan ons soort menschen verliezen Palace en Riche en Carlton toch niet veel. Het is jammer dat ik met dit idee een beetje laat kom; het had in het bezuinigmgsproject- Welter kunnen zijn opgenomen aLs bron van inkomsten eener nieuwe staatsexploitatie en allicht met even onverdeelde instemming ontvangen zijn. als bedoeld staatsstuk. En met even groote kans op onversneden ten uitvoer legging. U ziet nu zelf tot welke mal- lotlgheld iemand ln staat is wiens vacantie nog niet eens begonnen is. En uw hart vast houden voor wat er dezen zomer in strand stoel en pyjama nog verder zal worden uit gebroed. DEBS. HET VOOR EN TEGEN VAN OMROEPRECLAME. Percy W. Harris, die de omroeoverhoudin gen in Aimerika jarenlang heeft bestudeerd geeft zijn ervaringen weer over de Ameri kaanse!)-e Omroepreclam? bij den radio. Hij ergert zich aan het feit. dat men in Europa slechts de schaduwzijde vermeldt, terwijl over het nut van deze reclame hard nekkig wordt gezwegen. De te maken reclame behoeft in geen enkel opzicht opdringerig of smakeloos te zijn. Overigens wordt uit Engeland hst gerucht tegengesproken, dat men daar omroeprecla- me invoeren wil. In Italië heerscht in zaken-kringen de meening, dat de omroepreclame loonend is. HOEVEEL AUTO'S ZIJN ER IN DE WERELD? Een Aimerikaansdhe statistiek telt 39.3 mil- lioen personen-, 5.6 mlllioen lastwagens en 362.000 autobussen. De wereld inventaris ls met circa 1.5 procent of 500.000 stuks terug- geloopen. Van alle landen kon. alleen 'het rijke Frankrijk zijn aantal van 253.000 tot 1.713.000 verhoogen cn daarmede Engeland overvleugelen. Duitsahland's cijfer lisfp tot 672.000 terug. In Duitsehland werden tenge volge van de crisis 10 procent, in andere landen 30 pet. uit het venkeer genomen. Zelfs op het eiland Spitsbergen wordt één vrachtauto gevonden. Zóó nauwkeurig is de Amerikaansche sta tistiek. HET WILSONSPLEIN. De oude toestand van de Stadsvest bij de Raampoort is gemaakt naar een teekening van 1779. Thans vinden wij daar het Wil- sonsplein en de Wilhelminastraat. DE OUDSTE LEXICON TER WERELD. Dezer dagen is het verrassende feit be kend geworden dat het begrip „lexicon" reeds oeroud is, veel ouder dan men tot nu toe aangenomen had. Bij Abicur in Egypte ni. werden op ee opgegraven papyrusrol de overblijfselen var zulk een wetenschappelijk woordenboek uk de Grieksche Oudheid ontdekt. Deze overblijfselen bleken een uittreksel uit een grooter werk te zijn en bevatten uit voerige lijsten van wetgevers, geleerden, kunstenaars en technici van dien tijd; daar naast bijzonderheden omtrent de zeven we reldwonderen en een overzicht van de toen maals bekende wereldstreken, volksstammen, staten, bergen, eilanden, rivieren en bron nen. Uit deze aanduidingen leidt men af, dat deze eerste encyclopaedic feitelijk de voor- looper is geweest van alle later lexicons. De Nachtegalen. Er was dan een kamer-me t-ontibijt te huur in een huis, dat ergens stond bu-iten, zóó heelemaal bulten, dat des daags paarde- damnp u tegemoet sloeg en vadkensgeknor u op uw wandelingen begeleidde in melodie f groote terts, of daaromtrent. Dat was des daags, maar deze kamer had een attractie Dit was de kamer der nachtegalen. Om dit huis stonden bij Noordwestenwind zwiepende boomen, en als het windeke uit het Zuiden aanwoei stonden ze rosrioos- stil, ook daar. waar ze bij de kamer-met-ont- bijt gezamenlijk een boschje vormden: het nachtegalenboschje. te zien, bijna aan te raken uit het venster van de kamer met nachtattracties. Want als in koelen of zwoelen zomernacht de vogelen des hemels zich bescheidenlek terugtrokken in hun hooge of lage apparte menten, dan blééf in deze kamer het zoete gerucht, dat slechts even schijnbaar ver loren. zoeter weerkeerde, nu gekweeld uit borsten en keien der nachtegalen. En dan. onwillekeurig, als onder suggestie op de teenen tot het venster sluipend, zocht men met spiedend ocg, onder het maan licht tenminste één dier nachtegalen te ontdekken en dan volgde de éérste desil lusie. Het beest was onschoon als een spreeuw en minder aanzienlijk dan een musch. Het is hard een illusie te verliezen, maar het met zich ronddragen van een halve waar heid is erger, en bovendien was er toch nog altijd in hoorbare werkelijkheid de zang Het klonk tra la, tra la, zooals zoovele ge slachten hebben gedicht, tra la, tra la en gezongen, tra la, tra la, tra la en dat was schoen, steeds weer tra la, trala, als 'n stem •uit het land, dat slechts gelukkigen kunnen betreden, tra la. Zulks duurde dat staan voor het ven ster en dat kweelen maar dan minder onwillekeurig, maar niet minder vastbera den, trok men zich terug in de kamer-met- ontbijt en wenschte te slapen. Tra la, tra la. Nietwaar, dat is schoon, zeer schoon, maar willen slapen des nachts is toch óók redelijke praat en door een iegelijk te be grijpen. Maar het duurde, elke nacht, want ze wa ren vele, de nachtegalen en het bosohije was niet zoo klein, zooals gij op den éérsten dag tot uw vreugde reeds hadt opgemerkt. En toen op een nacht Met water zijn de beesten gegooid, met water uit expresselijk gevulde glazen en ka raffen. Maar wèl is het hard een Illusie te ver liezen: de illusie van een kamer-met-ontbijt en met nachtegalen T. R. Nu is op die plek het Wüsonsplein. Aan de wijde, zilvergrijze Zuiderzee ligt het oude stadje Harderwijk; de roode da ken steken achter de verweerde muur op en een molen staat fijntjes afgeteekend tegen den zomerhemel. Boomen hangen in dikke toefen groen over den muur. Wat hooge mas ten en een witte stoomboot in de haven, en gedoe van spelende kinderen voor de twee oude zee-poorten, de Vischpoort en de Brug straatpoort. Zoo ligt Harderwijk in den zo- merschen dag. stil en verlaten. Er hangt in de oude straatjes iets van de rust en de slaperigheid van Brugge een Brugge zón der touristen dan, wel te verstaan. Minder gaaf bewaard dan Brugge, heeft Harderwijk toch een eigen bekoring, mis schien ook wel doordat hier geen Amerika nen met brillen en Baedekers rondwaren. De kleine straatjes met de oude witte huizen en lindeboomen-over-een-muur, en de grappige rommelige bouwsels binnen tegen den meters- dikken stadsmuur aan, ze kunnen ongestoord bezichtigd worden, zonder kans op tweetalige gidsen of verleidelijke antiquiteiten-uitstal lingen. En hoewel er veel afgebroken is en met de rest niet altijd even piëteitvol omge sprongen werd, is er veel moois bewaard ge bleven. De stadsmuur aan de zeezijde staat nog, met de twee poorten de witte Visch poort en de baksteenen Brugstraatpoort met zijn zware kanteelen. Vroeger stond daar bo ven op nog een tweede omgang met kantee len. Vroegertoen was Harderwijk een sterke vesting. Op een prent van 1580 zijn de twee zeepoorten te zien en daarbij nog drie poorten aan de landzij, plus de noodige steenen en houten ..mezekouwen", de tegen den muur gemetselde uitkijkhuisjes, die de meeste steden er op na hielden. Niet minder dan 18 van zulke mezekouwen (vogelkooien) was de roemruchte stad „Ilerderwyck" in de 16de eeuw rijk! Toen viel trouwens de bloei tijd van de stad; zij bezat een „vrije Latijn- sche school", ln de 14de eeuw met hulp van den hertog van Gelre opgericht, en die school breidde zich zóó snel uit, dat er in 1441 al meer dan 300 leerlingen waren van buiten Harderwijk. Later, in 1600, werd daar een vrije kwartiersschool van gemaakt, die bijna een halve eeuw later door de Gelder- sche Staten tot provinciale academie werd verheven. Vóór dien tijd al werd er in Har derwijk door allerlei kopstukken les gegeven; ruim een eeuw later kwam Linnaeus te Har derwijk en liet er zooals trouwens bijna overal een Linnaeushof achter- Die bestaat nog heden ten dage. In het verlaten Acade miestraatje staan we opeens voor een oud poortje in een baksteenen muur, terwijl daar boven een lang smal torentje opsteekt, dat zeker vroeger met den muur verbonden is geweest-, toen die nog wat hooger was dan tegenwoordig. In dat torentje, in een nis, het borstbeeld van Linnaeus. Op het poortje: bono publico et Paliadi sacrum MDCXXVI. en aan de andere zijde van den muur de hof, Symbolen, door E. TEMPLE THURSTON. Een poosje gele Jen, in Londen zijnde en door een zijstraat van de Brixton Road wandelende, telde ik de aspedistra's in de ramen van de hulzen. In een rü van twintig woningen, die allemaal zoo op elkaar leken, dat alleen hun namen, die ln witte let ters in het glas en lood boven hun. voordeu ren stonden, maakten dat men ze van elkaar onderscheiden kon, ontdekte ik er twee, waarin die symbolen van Britsche respectabiliteit ontbraken. Er waren acht en veertig adspedistra's in een rij van vijftig huizen. Acht en veertig! - Wat zouden wij menschen zijn zonder symbolen, en vooral, wat zouden wij menschen zijn zonder aspe distra's, om onze vurige Britsche netheid nadrukkelijk mee te symboliseer en? Hier zijn de namen van een stuk of wat van de hulzen, de paar, die lk mij kan her inneren. Sklddaw het deed ondeugende gedachten bij me opkomen aan een hoc-p vuil cn afval in het tegenover gelegen wei land, maar ik zag één van de inwoners, en wist, dat het te mooi was om waar te zijn. De Linden, maar er waren geen linden. Pang-bourne dat was waarschijnlijk dank zij de herinnering aan een verrukkelijke zomer-vacantie. De Klimop ergens zocht een treurig plantje klimop zijn weg omhoog naar het licht. Het Reigersnest ik bleef staan cn lachte. Ik kon het niet helpen. Er was geen Ironie in mijn lachen. Het welde met een geweldig geluid op uit mijn keel, voor ik het kon tegenhouden Ik dacht aan de plaatsen in de Romney moerassen, waar ik de reigers zwijgend in het water had zien staan tusschen het hooge riet, wachtend op hun maal. Ik dacht aan de stilte, die om hen gehangen had. nu er een vrachtauto voorbij denderde. Ik dacht aan den zonne schijn en den wijden hemel, nu ik naar het streepje lucht keek, dat ik boven mij tus schen de daken van de huizen in het oog kon krijgen. Ik dacht aan de reusachtige oppervlakten moerasland. toen ik de Brixton Road met zijn trams en zijn asfalt afkeek, en ik lachte. Maar even plotseling als die lach gekomen was. stierf hij weg in mijn keel. Een hoofd verscheen uit een raam. en een stem. half nieuwsgierig, cn half veront waardigd, vroeg mij, of ik iets wenschte. Voor ik wist, wat ik zei, had ik gevraagd, of er daar ook reigers waren. „Reigers?" antwoordde de stem. „Nee, hier woont meneer Hatfield." Maar het waren ook de aspedistra's, die het hem deden. Acht en veertig in een rij van vijftig huizen, en het Reigersnest was één van de twee, die er geen hadden. Ik maakte gebruik van de gelegenheid, die de zoo onverwachts gemaakte kennis mij bood, en zei tegen de dame, dat i'k haar graag even wilde spreken, als zij het goed vond. Ze kwam naar beneden. De deur ging open, en lk keek in dc vestibule van het Reigers nest. Ze kon net 'de kapstok voorbij. Ik zag niet, boe ze het hem leverde, want de deur was dicht; maar zelfs met het blootc oog kon ik schatten, hoe moeilijk het moest zijn geweest. „En wat is er?" vroeg ze mij. „Ik heb", zei ik, „een heel goedkoope aan bieding in aspedistra's en aangezien ik zag. dat er in uw raam geen stond, dacht ik, dat u er misschien één zoudt willen hebben." ..We hebben er één gehad", zei ze haastig, alsof ik haar van een leelijke misdaad be schuldigd had. „maar hU is dood gegaan. Ik heb mijn man al zo-» dikwijls gezegd, dat hij een nieuwe moest meenemen, maar hij zegt, da' het zonde van het geld ls. Als de één dor f gaat, gaat de andere ook dood, zegt hij „Maar verder heeft iedereen er één", zei ik. „Dacht u, dat ik dat niet wist.?." aci ze Harderwijk. met vuur, „andere menschen hebben nette ramen. Daar hè je nou Skiddaw. Ik beet op mijn tong. „Ik weet niet, wat mijn man bezielt", zei ze plotseling vertrouwelijk. „En ik wil u wel vertellen", vervolgde ze. terwijl haar stem geheimzinnig zakte, „ik wil u wel vertellen, dat ik geloof, dat het dat meissie op kan toor is „Welk meisje?" informeerde ik. Het zou een misslag zijn geweest om te vragen welk kantoor. „Die nieuwe., typiste. Typiste!" Alle rijkdom aan minachting, die ze bezat, legde ze in dat laatste wbord. „Hij heeft haar de vorige maand mee naar de schouwburg genomen. Ik geloof, dat ie daarna ook nog met haar uit ls ge weest. Ik zeg u, dat de man veranderd is, sedert dat kind er ls. We hebben nieuwe kussens noodig in de zitkamer. Dachu, dat ie ze gaat koopen?" „O nee?" informeerde ik met belang stelling. „Niks ervan!" antwoordde ze. „Hij doet niets meer om te zorgen, dat het huis er fatsoenlijk en netjes uitziet. lederen keer, dat er iemand voorbij kamt, cn ik zie ze naar binnen kijken naar onze tafel zonder aapedis tra, sta lk te blozen van schaamte, en zou ik ze wel kunnen vermoorden. Waar om kijken ze ook zoo?" „Ili hoop, dat u niet denkt, dat ik zulke egdachten had, omdat ik geen aspedistra zag?" „Nee dat denk ik niet want das uw vak, aspedistra's.maar het zou me niets verbaasd hebben, assu het wel had gedacht. Dat raam ziet er vreesclijk uit zonder aspedistra dat zeg ik ook al tegen mijn man. Het ziet er schandelijk uit. Maar hij zal geen andere koopen, zoolang als dat kind daar op kantoor zit. Wij zullen niet fatsoenlijk en net meer worden, tot die weg is. H^eoveel vraagt u voor uw aspedistra?" .Dertig cent", zei ik ln het wilde weg. .Dertig cent!" zei ze verbaasd. ..Genade", ze zijn overal één vijftig. Ik neem er één. Ik neem er meteen één, en ik zal het hem laten zien. en ik zal hem zeggen, dat ik er 1 best fatsoenlijk uit kan zien zonder hem." Toen ben in dadelijk naar de naasttoij- zijn'de bloemenwinkel gegaan, en heb er een aspedistra gekocht. Maar hij kostte me twee gulden tien. groote verlaten plaats tusschen baksteenen muren en oude huisjes. Boven de muur sreekt een brok Gothische kerk op; in de» hof als eenige merkwaardigheid een exem plaar van de zeldzame Ginkgo biloba (Salis- burya) adianthifolia, die laatst overgeblevene van een oude groep, waarvan we al in aard lagen uit het steenkclentijdpeik versteende resten hebben teruggevonden. Dat is een overblijfsel uit de dagen, dat Harderwijk een centrum was van wetenschap en handel. Dat het stadje veel grooter geweest is. bewijst wel de Ned. Herv. kerk. een veel te groot gebouw voor zoo'n kleine plaats. De toren ontbreekt, die is er in het laatst van de 18de eeuw afge vallen. Vroeger had Harderwijk verschillen de kerken en kloosters en ook een Wijnhuis, een soort „stadsherberg", iets als de Dultsche Ratskeller. In zoo'n wijnhuis werden de jaar lij ksche gildefeesten gehouden en in Gro ningen hadden de raadsleden het recht, een of meer kannen wijn per dag te gebruiken in dat stadswijnhuis, tegen inlevering van een looden penning, die het presentiegeld ver ving! Het Harderwijksche wijnhuis is echter in 1726 tot Raadhuis omgebouwd- De stad zelf heeft 'n respectabelen leeftijd. In 1229 werd de plaats, toen een open neder zetting aan de drassige oever van de Zuider zee, bemuurd door graaf Otto II. Twee jaar Later kreeg Harderwijk privilegiën. Later werd het een machtige koopstad, die haar schepen overal uitzond, tot in Scandinavië toe. Zij had handelsvoorrechten in Hamburg Holstein, Engeland, Denemarken, Zweden enz. en telde wel degelijk mee onder de Hol- landsche steden. Overstroomingen, branden en belegeringen zijn er meer dan genoeg ge weest; in 1518 waren er zulke ernstige rel letjes, dat de stad tijdelijk haar stedelijke rechten verloor, Later werd Harderwijk nog eens gedurende 17 maanden bezet door de Franschen. Maar nu is dat alles voorbij; Harderwijk is garnizoensplaats, maar dat geeft weinig echt leven aan het stadje. Wat schepen lig gen in het haventje hoe lang nog? In de smalle oude straatjes groeit het gras tus schen de steenen. En hier en daar herinnert een oude gevelsteen, „in den Pellekaen 1645" of een statig huis met blinkende ruiten en een gebeeldhouwde deur, met een gedreven ijzeren lantaarn en een gevel vol lofwerk aan de dagen, dat Harderwijk groot en machtig was. L. 3. De veiligste safe. In Amerika wordt thans een ..gegarandeerd veilige safe" gemaakt. Ditmaal van een bij zonder soort metaal, dat. bij de geringste beroering een in de controlekamer branden de acyteleenlamp uitdooft. Wat zullen de „safe-crackers" daartegen doen? Over luisteraars.e Volgens het Internationale Radiobureau zijn er op het oogenblik, naar schatting, niet minder dan 34 miUioen Radio-ontvang-ap paraten in gebruik. Daar gemiddeld óók naar schatting vier luisteraars per ap paraat kunnen aangenomen worden, beloopt het aantal „luistervinken" in de wereld 136 millioen. Amerika staat met 12 tot 14 mlllioen ont- vang-apparatsn bovenaan. Engeland brengt het met 4.686.000 apparaten tot een iets hooger aantal dan jDuitschland heeft. De kalkoen. Het vaderland van den kalkoen is Noord- Amerika. Een poging om hem in liet wapen schild der Vereenigd? Staten op te nemen mislukte, omdat de kalkoen naar de mee ning van toenmalige senatoren, als een „op geblazen vogel" (wij zouden zeggen als een „opsohepper") gold. Zeldzaam behangselpapier. Er bestaan tooneelspelers, die een verwon derlijk geheugen bezitten en hun rol be- •heersehen als ze haar slechts éénmaal ge lezen hebben. Maar er zijn ock acteurs, die hun rol maar niet in hun hoofd kunnen krijgen. Tot dezuilken behoorde wijlen de groote Fransehe tooneelspeler Felix Huguenet Hij had een merkwaardige methode uitge dacht om zijn rol te leeren. Hij schreef haar •met groote letters op losse bladen, die hij 'op de wanden van zijn werkkamer plakte en die hij op die manier van behangsel voor zag. Dan liep hij door het vertrek en wierp voortdurend blikken op zijn behangselpapier om zjjn rol te leeren. Klei-kaartjes. De zitplaatsen in het cude Romeinsche Coïloseum waren genummerd en de toe gangsbewijzen waren van klei gebakken plankjes. De vliegende vrouw. In Engeland is onlangs een statistiek over het vliegweren gepubliceerd, waaruit blijkt dat er in dat land thans 436 privé vliegtuigen zijn. Daarvan worden er 63 door mannen gebruikt voor zakenreizen en 50 voor sport- doe'.einden door vrouwen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 10