HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
ENGELAND AAN DE ZEE.
DE GEVAARLIJKE DUISTERNIS.
De Bakenessergracht.
Hoe het eens was.
Hoe het geworden is.
Gezicht op de Bakenessergracht omstreeks 1768.
DE ENCELSCHE BADPLAATS EN HAAR EIGENAARDIGHEDEN.
(Van onzen correspondent).
jONDEN, 27 Juli.
Het EngeLschc badplaatslevcn kenmerkt
zich in het algemeen door eenvoud en onge
kunsteldheid. Dat verandert weinig met de
jaren. Dc menschen gaan bij voorkeur naar
de keltjesatranden van de zuidkust omdat
die keitjes den tijd helpen verdrijven. Na de
ochtendvreugde in de zilte baren zitten wij
op de keitjes en binnen het bereik van
keitjes in overvloed om ter hand te nemen
en te plonsen in het water of mee te mikken
op een paaltje op eenigen afstand met
sixpence voor den gooier met de meeste
treffers. Zoo is dc ochtend en zoo is de mid
dag. En na de roastbecf of Old England en
de koek van Yorkshire of na het gezouten
vleesch met de worteltjes en deeg gekookt in
een balletje (het is het een of het ander in
een pension aan de kust van Engeland), dat
wil zeggen na het avondeten trekken wij
een schoone flanellen broek en de beste
„blazer" of sportcoat aan en gaan wij luis
teren naar de follies of dc Pierrot-troep of
„the concert party" (drie termen voor een
zelfde meewarig verschijnsel). Als men er
nog een wandeling in den omtrek of een rit
zoo nu en dan met een char-a-banc naar
oorden in dc omgeving aan toevoegt, dan
heeft men het vacantic-leven van wellicht
tachtig percent van de bevolking van Enge
land. Spreek me niet van Blackpool of
Brighton. Het zijn zoogezegd de populairste
vacantieplaatscn van Groot Brittannië:
Brighton is Londen aan de zee en Blackpool
is Lancashire heel Lancashire aan deze
zee. Tk kan niet ontkennen dat deze op
zichtige oorden menschen trekken bij hon
derdduizenden. Maar de zee is er maar een
bijkomstige omstandigheid. Het zijn zoozeer
verzamelplaatsen van grove cultuurgewor-
den dat de gemeentebesturen het er noodig
hebben gevonden er binnen een steenworp
van de zee luxueuse bad- en zweminrichtin
gen in Romclnschen trant aan te leggen.
Southport, de meer selecte zeebadplaats van
Lancashire, heeft dat ook gedaan. Maar daar
kan het worden verontschuldigd want de
zee is er het toch zoo vriendelijk stadje on
trouw geworden. Het strand, dat er nimmer
door de branding wordt bcspoeld, is er
breeder dan de Westerschelde .Wanneerge
de westelijke randen van Southport hebt be
reikt, dan moet ge nog eens den trein nemen
om de zee te bereiken. Brighton en Blackpool
daarentegen verheugen zich in de innigste
aanraking met respectievelijk de wateren
van het Kanaal en die van den Oceaan of
de Iersche Zee. Men heeft er nochtans in
letterlijken zin water naar de zee gedragen
om de gasten uit Londen en Lancashire, die
de zee ongetwijfeld in haar natuurlijkheid
en uitbundigheid een te ruwen klant vinden,
te behagen. De zee is er bijna een noodzake
lijk kwaad geworden. De aanduiding Londen
aan de Zee voor Brighton is niet alleen juist
voor de kenschetsing van de ambulante be
volking. De stad zelf lijkt als twee druppels
water op het gemiddelde grijze en norsche
Londen. En de bezoekers verwachten er een
dubbele dosis van de ontspanning, welke de
Tottenham Court Road en de heide van
Hampstead bieden Brighton is een luister
rijke kermis, als Blackpoal waar men een
soort Eiffeltoren heeft en waar een „ruize"-
rad den passagier oplicht naar hooge regi
onen. Dit zijh niet de kustoorden voor den
gemiddelden Engelschman van de gemid
delde klasse, wiens gevoelens al jaren ge
leden zijn uitgedrukt door John Masefield,
den gelauwerdcn dichter, maar toen nog niet
gelauwerd, die heeft gewaagd van „den roep
van de zee" in de borst van den Brit, „a
wild call which must not be denied". De
roep mag wild zijn maar 's Engelschman oor
neemt geen wilde manifestaties aan. Hij
zit op het strand, wanneer hij
niet in het water is. en zijn oogen zijn vast
gelijmd aan de zee. wanneer ze niet zijn
vastgelijmd aan het paaltje, waarop hij mikt
met de keitjes.
Margate is een badplaats voor de Londe-
naars. die ook bezig is te ontaarden, indien
men Cliftonville. dat er deel van uitmaakt,
uitschakelt. Tweeledigheid is overigens ken
merk van zooveel zeeoorden in Engeland.
Bijna als zee vac antieoord aan de zeekust
heeft een select en een rommelig stuk
strand met daarmee overeenstemmende
hotel- en andere gevels. De „snobbishness"
welke het Engclsche leven zoo potsierlijk
maakt in veel van zijn aspecten, is met zulke
verdeeling, welke ook twee namen geeft aan
een zelfde oord, gediend. Menschen. die voor
hun buren en kennissen niet willen weten
dat zij naar Margate gaan. vertellen dat zij
naar Cliftonville gaan. South End staat be
ken als het East End aan de Zee. Maar de
menschen van de westelijke voorsteden van
Londen, wier vacantiebeurs niet verder reikt
dan South End. kunnen aan den smaad
hunner medeburger min of meer ontkomen
door te vertellen dat zij naar Westcliff gaan;
dat is de naam van het beschaafder deel
van South End.
De pieren der Engclsche zeebadplaatsen
zijn bij een eerste bezoek een diepe teleur
stelling cn ontgoocheling voor den Nederlan
der. die een zeepier van een badplaats in ge
dachten verbindt aan het cachet van de
pier van Scheveningen. De pieren van Mar
gate. van Brighton, van Hastings, van
Blackpool zijn voor de overheerschende op
vattingen in Engeland voor het grauw. Be
vestiging voor de juistheid van die opvat
tingen krijgt men bij een bezoek De Engel-
sche badplaatspier is een gallerij van het
kleingoed in kermisvermaak. Er staan sterke
batterijen kijk- of liever loer-automaten,
die rosse levende beelden verschaffen van
bakken, die het moeten hebben van grofheid
en lichtzinnigheid. Men loopt er hachelijk
over een met bananen- en sinaasappelschil
len bestrooide plankier. Snelphotografen en
tombola-houders hebben er hun tenten. Men
kan er schieten op de poppen die voorstellin
gen zijn van de misdadigers van de wereld.
Attracties van een bijna antiek verleden
worden aan het strand van de zee rond
Engeland aangeboden of weer aangeboden.
Juist is gebleken dat de kunst van honge
ren nieuwe discipelen heeft gevonden en
nieuwe bewonderaars. Maar evenzeer is ge
bleken dat deze kunst van hooger hand niet
wordt aangemoedigd. In Blackpool had een
ondernemer van openbare vermakelijkheden
een meisje bewogen een hongerkuur te on
dernemen in een ton. De autoriteiten, blijk
baar van meening dat zulk een woning, zelfs
al was ze tijdelijk en al was ze bestemd voor
een enkel persoon, die weinig noodig had,
niet paste bij de marmeren badpaleizen en
de rijke hotels, dagvaardden den ondernemer
om voor den politierechter te verschijnen
teneinde zich te verantwoorden wegens over
treding van de bouwverordeningen. De man
had verzuimd de plannen van de woning der
hongerkuYi sten arcs aan de bouwinspectie
voor te leggen. Het bestuur van Blackpool
dat wellicht niet ten onrechte in demonstra
ties van de eenvoudige levenswijze een be
dreiging zag voor de welvaart van de stad,
nam dit listig juridisch middel te baat om
den honger-exploitant, te ontmoedigen. De
man werd beboet omdat hij in gebreke was
gebleven de plannen van zijn ton aan de
autoriteiten voor te leggen. Wat zou er van
Diogenes en zijn moraal zijn overgebleven
indien de bouwpolitle in het oord van zijn
domicilie in het oude Hellas even strikt was
geweest als die van dit Blackpool, dat ove
rigens voor zijn meer opzichtige architectuur
zooveel bezieling heeft gezocht en gevonden
ln klassieken bouwtrant? Margate heeft
ook zijn hongerkunstenares gehad en die, zij
het op andere wijze, ook een tragedie is ge
worden. De „show-man" daar was er een
van het echte hout. Een waarschuwing, ge
plakt op de glazen kast waarin het vastende
dametje veertig dagen zou verblijven,' legde
uit, dat de kijkers geen voedsel moesten
laten zien aangezien de hongerige honge
rende dan met een aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid de ruiten van haar kooi
stuk zou slaan en naar het voedsel zou grij
pen. Het gevaar bestond niet; want de
vastentijd werd twee maal per dag onder
broken door een maal van worst, melk,
vleeschaxtract, eieren, whisky en cigaretten.
Het meisje zag er dan ook uit als Holland's
welvaren. En daarvoor kreeg de ondernemer
in tien dagen 140 van de goedgeloovige
menigte. Het moge een les zijn voor al die
dwalenden, die naar de zee komen voor den
Eiffeltoren en het kolossale rad, voor de
kijkmachines en de tombola's om terug te
keeren naar het eenvoudig vermaak der
keitjes aan den rand van de zee.
JOURNAAL
COSTUUMS IN DUPLO.
Van alle costuums, die in de film gedragen
worden, moet steeds minstens één volkomen
gelijk exemplaar in reserve zijn. Meestal
worden zelfs de costuums ln drie-voud ge
maakt. Ditzelfde geldt ook voor hoeden, das
sen, schoenen enz. Komt in. de rol een scène,
voor. waarbij gevochten moet worden of de
speler een - ongeluk krijgt, dan worden als
regel nog meer costuums ln reserve gehou
den. Buster Keaton, die voor zijn acrobati
sche rollen steeds bijzondere schoenen
draagt, laat altijd zes paar volkomen het
zelfde maken.
De reden hievoor is, dat men geen kans
loopt tijd te verliezen, als gedurende de op
namen iets met de kleeding van een der me
despelenden gebeurt. Het maken van een
nieuw costuum, vooral indien dit naar een
bijzonder ontwerp van speciaal materiaal
gemaakt is, zou dagen kunnen duren.
Stan Laurel en Oliver Hardy zijn den 16en
Juli met het ss. Aquitania uit New-York
naar Engeland vertrokke. Zij worden 24
Augustus per s.s. Paris terugverwacht In
Hollywood.
Ook Joan Crawford en Douglas Fairbanks
Jr. brengen hun vacantie in Europa door.
Momenteel vertoeven zij in Londen en zullen
waarschijnlijk nog Parijs, Berlijn en enkele
nadere steden op het vasteland bezoeken.
Ook de Bakenessergracht is veel ver
anderd. doordat in den loop der eeuwen vele
trapgeveltjes door huizen in nieuwen stijl
vervangen zijn.
Anita Loos, de schrijfster van Gentlemen
prefer Blondes (Blondjes genieten de voor
keur), heeft een nieuw contract met Metro-
Goldwyn-Mayer voor het schrijven van
scenario's en dialogen.
„In het ijs en de zon gaat niet meer onder"
luidde het telegram, dat de studio'es ontvin
gen van den regisseur W. S. van Dyke, die
met een expeditie van negentien technici
naar Point Barrow (Alaska) op weg is voor
het maken van opnamen voor de verfilming
van het boek „Eskimo" door Peter Freuchen.
Deze film zal gespeeld worden door Eskimo's,
die van Dyke ter plaatse zal eng age eren.
In de Metro-Goldwyn-Mayer studio's wor
den bijna dagelijks dag- en weekbladen ge
drukt. die niemand buiten de studio's in
handen krijgt. Millioenen over de geheele
wereld zien deze bladen, doch alleen op het
witte doek. Een complete drukkerij is hier
voor ingericht en uitgaven van kranten ln
vrijwel alle talen worden hier nagedrukt.
Voor een enkel artikeltje, advertentie of
foto wordt een compleet blad afgedrukt, daar
dikwijls een blad in handen van een mede
spelenden geefotografeerd wordt.
In haar nieuwe film „Prosperity" speelt
Marie Dressier een groote scène met Polly
Mor an, terwijl zij druk bezig is op een naai
machine. De scène werd verschillende malen
gerepeteerd voor den dlaloogen voor de
juiste opstelling van de camera's. Toen men
met de opnamen gereed was, liet Marie zien,
wat zij gedaan had. 2ii had op de naai
machine een schort geheel afgewerkt. Dit
schort gaf zij aan Anita Page, die het in een
andere scène draagt.
DE FEESTEN TE SALZBURG
EN DE RADIO.
(Vaal onzen Weenschen correspondent)
Weenen, 23 Juli.
Dit jaar zullen er tengevolge van de wereld
crisis en tengevolge van de vele moeilijkheden
welke men reizigers bij het passeeren van de
grenzen der diverse Middeleuropeesche staten
in den weg legt, wel minder vreemdelingen
dan vroeger gedurende de internationale
feesten te Salzburg te zien zijn. Dit neemt
eohter niet weg, dat Max Relnhardt, onder
wiens leiding de feesten als gewoonlijk staan
en de andere kunstenaars, welke hun mede
werking verleenen, er voor zorg dragen, dat
alle concerten, opera-uitvoeringen en tooneel-
voorstellingen op een buitengewoon hoog
artistiek niveau zullen staan. Gelukkig heb
ben degenen, die persoonlijk niet naar de
wondermooie oud? stad aan de Salzach kun
nen. komen, een trouwen vriend ,die radio
heet. De Ravag, de Oostenrijksohe radio-
omroepmaatsdhappij, zal ook dit jaar tal van
voroname kunstgebeurtenissen te Salzburg
in een microfoon opvangen, teneinde heel de
wereld in staat te stellen er van te ge
nieten. Zij vormen tezamen een lange reeks
Op den eersten Augustus reeds des avonds om
20.30 denkt u erom, dat heit in Nederland,
waar men zomertijd heeft, tegenwoordig twin
tig minuten later is dan in Oostenrijk en
wanneer het te Salzburg dus half negen is,
staat de klok m Nederland al op tien minu
ten voor negen! zendt de Oostenrijksche
radio een concert uit den dom te Salzburg
uit, waarbij door het koor en het orkest van
deze kathedraal Mozart's „Krönungsmesse"
ten gehoore wordt gebracht.
Op den derden Augustus om 20 uur kan
men in de radio een uitvoering van moderne
Fransohe muziek in het Mozarteum te
Salzburg hooren. Het WeensChe phiihanno-
nisch orkest speelt onder de leiding van
Fhillippe Gaubert. Als solist treedt de be
roemde Fransdhe violist Jacques Thibaud
op.
Op den vijfden Augustus om 20 uur hoort
men wederom een concert van het Weensohe
philharmonische orkest, dat nu onder leiding
van den directeur der Weensche opera Cle
mens Krauss staat en in het Festspielhaus
werken van Johan Strauss ten gehoore
brengt.
Weensdhe musici, neen méér nog, het ver-
maardste Weensche orkest, welks leden al
len aan de beroemde groote Weensche opera
verbonden zijn, die de muziek van dezen
grooten Weenschen walskoning op w?er-
galooze wijze zullen weten weer te geven!
Op den zevenden Augustus om 20.30 eer.
uitvoering van Mozart's operawerk „Die
Entführung aus dem Serail". Wederom het
Weensdhe philharmonische orkest, thans ge
dirigeerd door Fritz Busch. Regie van Karl
Heinz Martin uit Belijn. De uitvoering vindt
in het Festspielhaus plaats. Madam? Ritter-
Clampi uit Parijs en Karl Norbert werken
mede.
Op den achtsten Augustus om 21 uur
hoort men een orkest-serenade op het plein
voor het historische vorstaartsbissdhoppelijk
paleis. Dirigent is Bemhard Paumgartner.
Op den twaalfden Augustus om 19 uur
Carl Maria von Webers „Oberon". Wederom
het philharmonische orkest uit Weenen.
Dirigent Bruno Walter. Regie van Heinz
Tietjen. Medewerking van Maria Müiler,
Lotte Schone, Helge Roswaenge en Karl Ham
mes. Uitzending uit het Festspielhaus.
Op den zestienden Augustus om 19 uur
alweer het Weensche philharmonische or
kest in het Festeplelhaus. Uitvoering van
Mozarts ..Die Zauberflöte". Dirigent Bruno
Walter, régisseur Kar! Heinz Martin. Mede
werking van Lotte Schone. Helge Roswaenge,
Karl Hammes en Richard Mayr.
Op den eenentwintigden Augustus om 11
uur onder leiding van Richard Strauss een
uitvoering van diens ,-Alpensinfonle" door het
Weensohe philharmonische orkest in het
Festspielhaus en last not least op den een
en dertigsten Augustus om 19 uur Beetho-
vens .Fidelio" in heta Festspielhaus. Richard
Strauss dirigeert het Weensche philharmoni
sche orkest, regisseur is Lothar Wallerstein
van d? Weensche opera en als zangers en
zangeressen treden Lotte Lehmann. Richard
Mayr. Wilhelm Rede en Franz Völker op.
Knipt u dit lijstje maar eens uit en be
waart u hetl.
Hoe wij die plek kennen.
Verlichting noodig
weggebruikerof
oan den weg
uan de overheid
van den
(Door onzen Verkeersmedewerker)
De proeven, die eenigen tijd geleden in
Zuid-Limburg genomen zijn inzake wegver-
lichting met natrium-lampen hebben, be
halve voor de organiseerende bedrijven ook
voor het algemeen nut afgeworpen. Want bij
die gelegenheid is er weder eens de aan
dacht gevestigd op het feit, dat een b e-
h o o r 1 ij k e wegverlichting in ons land nog
slechts bij hooge uitzondering aangetroffen
wordt. Ook op dit gebied blijkt heel sterk de
invloed van den leek op de verkeersregeling
en alles wat daarmede annex is: welnu, voor
een leek is een weg of straat behoorlijk ver
licht, wanneer de omgeving er „verlicht uit
ziet" en wanneer men een reeks lichtpunten
zien kan. Onder volkomen negeering van
vaststaande physiologische begrippen gaat
men rustig voort met het verkeersveiligheid
(langs onze wegen tóch al zoo in 't gedrang
gebracht!) te bedreigen.
Iedereen weet, dat, wanneer men uit het
felle zonlicht komende een halfduisteren
kelder binnengaat, in de eerste oogenblikken
de nawerking van het felle licht zóó sterk
is, dat het halfdonker gelijk staat met vol
slagen duisternis. Wanneer men een donke
ren kamer van een fotograaf binnengaat,
kan men in het begin evenmin iets van het
interieur onderscheiden. Dit zijn de gevolgen
van z.g. adaptatie van het oog.
In lichte ruimten stelt ons gezichtsor
gaan zich in op een bepaalde groote licht
intensiteit. De pupil vernauwt zich en op
het netvlies (de „gevoelige laag") onstaan
zekere chemische veranderingen: het oog
verkeert in 'n toestand van licht-adaptatiet.
Daarbij worden bepaalde, kleine lichtver
schillen niet waargenomen. Komen we nu
met een aldus ingesteld oog in een half
donkere ruimte, dan is de veel geringere licht
intensiteit aldaar niet genoeg, om waarge
nomen te worden. Pas, wanneer het oog zich
aan de gewijzigde omstandigheden aange
past heeft (z.g. in den toestand van donker
adaptatie is gekomen) wordt de „gevoelig
heid" van ons gezichtsorgaan weer zooveel
vergroot, dat die zwakkere lichtindrukken tot
ons gaan spreken. De overgangen gaan
snel, maar zij vorderen toch een zekeren
tijd. Wanneer wij nu over een weg rijden,
die door de algemeen gebruikelijke vrij stra
lende lantaarns verlicht wordt, kijken wij
voortdurend in die lichtbronnen. Dienten
gevolge geraakt ons oog ingesteld op een be
paalde, vrij groote lichtintensiteit. Onder deze
omstandigheden kan het gemakkelijk ge
beuren, dat zeer kleine intensiteitsverschil-
len (flauwe coixtrasten dus als het ware)
géén indruk meer maken. Zij vallen beneden
de waameembaai-heidsgrens. Wanneer deze
contrasten nu afkomstig zijn van een voet
ganger, die den weg nadert of van een
kruisend voertuig, kunnen ongelukken niet
uitblijven. De allereerste eisch, die wij aan
een rationeele wegvei-lichting stellen mogen
(en: moeten!) is dan ook, dat een lichtbron
afgeschermd moet zijn.
Iedereen zal zich wel eens afgevraagd heb
ben, wanneer hij 's avonds met een schemer
lampje in den tuin zat, waarom die domme
insecten toch steeds maar weer naar dit
licht vliegen, om tenslotte na een onzachte
aanraking met de gloeiend heete lichtbron
dood of bedwelmd neer te vallen. Deze „ver-
hangnisvolle Anziehungskraft" van het licht
is echter niet alleen insecten eigen: ook de
mensch kan eraan ten gronde gaan. Het is
n.l. heel merkwaardig om te moeten vast
stellen, dateen lantaarn dikwijls (om niet te
zeggen als regel) als baken werkt. Wanneer
langs een weg de lichtpuntensporadisch
voorkomen en de rijbaan maakt een bocht
naar links (zie de figuur), dan wordt deze
bocht bij avond bijna steeds „afgesneden".
De bestuurder richt zich namelijk op het
lichtpunt A en rijdt volgens de stippellijn. In
een ander geval kan een onjuist geplaatste
lantaarn tot doodelijke ongelukken aanlei
ding geven. In bijgaande afb. werkt het
lichtpunt A nauwelijk eveneens als baken,
wanneer het in een bocht van een weg, die
aan een zijde door water begrensd wordt,
den tegenoverliggenden oever staat. Wan
neer het uitzicht belemmerd wordt door mist
of regen, geldt die alles in verdubbelde mate.
Een ander bewijs, dat een lichtenrij onwille
keurig als beken fungeert is de ervaring,
die men opgedaan heeft op wegen, die ver
licht werden door één enkele rij lantaarns,
welke midden boven den weg hangen. Onder
deze omstandigheden rijden de weggebrui
kers nog meer dan anders midden, pp den
weg. Fataal zijn daarom ook de witte strepen
op het midden van de buitenwegen, want
bij mist gaan de automobilisten als het ware
automatisch op of vlak bij dien streep rijden
en dan wordt -de „white line of safety" tot
een ongelukkenoorzaak. Het feit, dat men
ondanks nog steeds doorgaat met het schil
deren van deze zeer gevaarlijke beveiligin
gen" bewijst eens te meer, datons ver
keer goeddeels door leeken „in orde gebracht
wordt". Dat er wegbakens noodig zijn, staat
vast, maar deze be hooren zóó geplaatst te
worden, dat de rechterberm ook bij minder
helder weer steeds duidelijk gevolgd kan
worden.
De bepalingen voor de verlichting van
voertuigen kunnen ook aangehaald worden
als bewijs voor de officieel bevorderde ver
keersonveiligheid. Hoe is het mogelijk, dat
men „rij- en voertuigen, geen motorrijtuigen
zijnde", dat zijn dus alle soorten paarden-
karren, handwagens, e.d. vrijgesteld heeft
van het voeren van een lamp aan de rech
terzijde! Door allerlei omstandigheden kan
de linkerlantaam achter lading of voerman
verborgen geraken, en dan rijdt de wagen
practisch onverlicht. Evenmin is het vast
gesteld, dat dergelijke voei-tuigen aan de
achterzijde kenbaar moeten zijn. Weliswaar
zegt het Motor- en Rijwielreglement, dat
deze wagens van een verticaal geplaatsten
rooden reflector voorzien moeten zijn, maar
dat komt in de practijk neer op het
aanbrengen van een i-ood stukje glas, dat
misschien onder héél gunstige omstandig
heden weieens een lichtstraaltje terugkaatst,
maar dat bijna steeds als een doelloos orna
ment beschouwd kan worden. Ondeugdelijke
voorschriften cn gebrek aan toezicht hebben,
ten dezen al menig ongeluk veroorzaakt.
Wanneer onze wetgevende machine niet
zoo hopeloos stroef werkte, zou in deze la
cunes reeds lang voorzien zijn. Dat voorts
ook het onverlicht laten staan van auto's
hoogst gevaarlijk is, behoeft niet in het
bijzonder naar voren te worden gebracht.
Door een „slip of the pen" ten departemente
bleek de betreffende verplichting waardeloos
te zijn. Echtrr bedreigt het Strafwetboek
dengeen. die aldus handelt met een boete
van vijf en twintig gulden. Aangezien
evenwel een voldoende vei-keei*stoezicht langs
de wegen nog ontbreekt, wordt deze bepaling
op gi'ootc schaal overtreden.
Dit zijn natuurlijk maar enkele voorbeel
den, die de onveiligheid van de duisternis
illustreeren kunnen. In een volgend artikel
zullen wij nagaan, wat er aan de voor
schriften inzake auto-vei'lichtlng ontbreekt
en tevens bespreken óf wegverlichting in de
huidige constellatie nuttig en noodig is.
DE GROENE PAPEGAAI.
Tobias had een erftante en die tante had
een groene papegaai, waar ze erg trotsch op
was. want hij kon zonder fouten de eerste
verzen opzegge van Piet Paaltjens onsterfe
lijk lied:
In het diepst van het woud.
't Was al herfst en erg koud,
Liep een heer op zijn eentje te dwalen,..-
enz.
Toen tante voor een week of zes op reis
ging gaf zij den papegaai aan haar neef, met
de strenge vermaning hem goed te verzorgen
en goed op 'm te passen.
Maar, zooals het meermalen gaatna
drie dagen werd de vogel ziek misschien
wel van verdriet en stierf, tot groote ont
zetting van Tobias, die op zich had genomen
zijn beste zorgen aan den voordrager te wij
den.
Eerst zat Tobias met zijn handen in zijn
haar en toen ging hij uit om een anderen
groene papegaai te zoeken, die de eerste cou
pletten zonder fouten kon opzeggen.
Na veertien dagen had hij wel een vogel
gevonden, die sprekend op dien van tante ge
leek, maar zoo stom was als een goudvisch.
En met een week zou tante terugkomen!
Tobias nam verlof wegens ziekte, zette
zich veertien uur per etmaal voor de kool,
legde de „Snikken en Glimlachjes" van Piet
Paaltjens naast zich en las den vogel de
eerste strophen van het bedoelde gedichtje
voor. Naar schatting wel twaalf honderd cn
zeventig keer per dag.
Twee uur voor tante's thuiskomst had hij
het „voor mekaar". De nieuwe papegaai sprak
nauwkeurig en zonder fouten, als zijn voor
ganger. zoodat tante niets merkte Maar To
bias was zoo mager geworden als een ske
let.
.Lieve Tobias" zeide tante, ik dank je har
telijk voor je goede zorgenmaar. weetje..
ik heb op reis een prachtige Angorapoes ge
kochten die zal den papegaal wel niet
kunnen uitstaan.... maar omdat Jij hem nu
zoo uitstekend verzorgd heb geef ik den vo
gel tot aandenken aan Jou"
Sedert kort draagt Tobias' vriendin ver
rukkelijke yeeren op haar hoed.