HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. ENGELAND AAN DE ZEE. DE GEVAARLIJKE DUISTERNIS. De Bakenessergracht. Hoe het eens was. Hoe het geworden is. Gezicht op de Bakenessergracht omstreeks 1768. DE ENCELSCHE BADPLAATS EN HAAR EIGENAARDIGHEDEN. (Van onzen correspondent). jONDEN, 27 Juli. Het EngeLschc badplaatslevcn kenmerkt zich in het algemeen door eenvoud en onge kunsteldheid. Dat verandert weinig met de jaren. Dc menschen gaan bij voorkeur naar de keltjesatranden van de zuidkust omdat die keitjes den tijd helpen verdrijven. Na de ochtendvreugde in de zilte baren zitten wij op de keitjes en binnen het bereik van keitjes in overvloed om ter hand te nemen en te plonsen in het water of mee te mikken op een paaltje op eenigen afstand met sixpence voor den gooier met de meeste treffers. Zoo is dc ochtend en zoo is de mid dag. En na de roastbecf of Old England en de koek van Yorkshire of na het gezouten vleesch met de worteltjes en deeg gekookt in een balletje (het is het een of het ander in een pension aan de kust van Engeland), dat wil zeggen na het avondeten trekken wij een schoone flanellen broek en de beste „blazer" of sportcoat aan en gaan wij luis teren naar de follies of dc Pierrot-troep of „the concert party" (drie termen voor een zelfde meewarig verschijnsel). Als men er nog een wandeling in den omtrek of een rit zoo nu en dan met een char-a-banc naar oorden in dc omgeving aan toevoegt, dan heeft men het vacantic-leven van wellicht tachtig percent van de bevolking van Enge land. Spreek me niet van Blackpool of Brighton. Het zijn zoogezegd de populairste vacantieplaatscn van Groot Brittannië: Brighton is Londen aan de zee en Blackpool is Lancashire heel Lancashire aan deze zee. Tk kan niet ontkennen dat deze op zichtige oorden menschen trekken bij hon derdduizenden. Maar de zee is er maar een bijkomstige omstandigheid. Het zijn zoozeer verzamelplaatsen van grove cultuurgewor- den dat de gemeentebesturen het er noodig hebben gevonden er binnen een steenworp van de zee luxueuse bad- en zweminrichtin gen in Romclnschen trant aan te leggen. Southport, de meer selecte zeebadplaats van Lancashire, heeft dat ook gedaan. Maar daar kan het worden verontschuldigd want de zee is er het toch zoo vriendelijk stadje on trouw geworden. Het strand, dat er nimmer door de branding wordt bcspoeld, is er breeder dan de Westerschelde .Wanneerge de westelijke randen van Southport hebt be reikt, dan moet ge nog eens den trein nemen om de zee te bereiken. Brighton en Blackpool daarentegen verheugen zich in de innigste aanraking met respectievelijk de wateren van het Kanaal en die van den Oceaan of de Iersche Zee. Men heeft er nochtans in letterlijken zin water naar de zee gedragen om de gasten uit Londen en Lancashire, die de zee ongetwijfeld in haar natuurlijkheid en uitbundigheid een te ruwen klant vinden, te behagen. De zee is er bijna een noodzake lijk kwaad geworden. De aanduiding Londen aan de Zee voor Brighton is niet alleen juist voor de kenschetsing van de ambulante be volking. De stad zelf lijkt als twee druppels water op het gemiddelde grijze en norsche Londen. En de bezoekers verwachten er een dubbele dosis van de ontspanning, welke de Tottenham Court Road en de heide van Hampstead bieden Brighton is een luister rijke kermis, als Blackpoal waar men een soort Eiffeltoren heeft en waar een „ruize"- rad den passagier oplicht naar hooge regi onen. Dit zijh niet de kustoorden voor den gemiddelden Engelschman van de gemid delde klasse, wiens gevoelens al jaren ge leden zijn uitgedrukt door John Masefield, den gelauwerdcn dichter, maar toen nog niet gelauwerd, die heeft gewaagd van „den roep van de zee" in de borst van den Brit, „a wild call which must not be denied". De roep mag wild zijn maar 's Engelschman oor neemt geen wilde manifestaties aan. Hij zit op het strand, wanneer hij niet in het water is. en zijn oogen zijn vast gelijmd aan de zee. wanneer ze niet zijn vastgelijmd aan het paaltje, waarop hij mikt met de keitjes. Margate is een badplaats voor de Londe- naars. die ook bezig is te ontaarden, indien men Cliftonville. dat er deel van uitmaakt, uitschakelt. Tweeledigheid is overigens ken merk van zooveel zeeoorden in Engeland. Bijna als zee vac antieoord aan de zeekust heeft een select en een rommelig stuk strand met daarmee overeenstemmende hotel- en andere gevels. De „snobbishness" welke het Engclsche leven zoo potsierlijk maakt in veel van zijn aspecten, is met zulke verdeeling, welke ook twee namen geeft aan een zelfde oord, gediend. Menschen. die voor hun buren en kennissen niet willen weten dat zij naar Margate gaan. vertellen dat zij naar Cliftonville gaan. South End staat be ken als het East End aan de Zee. Maar de menschen van de westelijke voorsteden van Londen, wier vacantiebeurs niet verder reikt dan South End. kunnen aan den smaad hunner medeburger min of meer ontkomen door te vertellen dat zij naar Westcliff gaan; dat is de naam van het beschaafder deel van South End. De pieren der Engclsche zeebadplaatsen zijn bij een eerste bezoek een diepe teleur stelling cn ontgoocheling voor den Nederlan der. die een zeepier van een badplaats in ge dachten verbindt aan het cachet van de pier van Scheveningen. De pieren van Mar gate. van Brighton, van Hastings, van Blackpool zijn voor de overheerschende op vattingen in Engeland voor het grauw. Be vestiging voor de juistheid van die opvat tingen krijgt men bij een bezoek De Engel- sche badplaatspier is een gallerij van het kleingoed in kermisvermaak. Er staan sterke batterijen kijk- of liever loer-automaten, die rosse levende beelden verschaffen van bakken, die het moeten hebben van grofheid en lichtzinnigheid. Men loopt er hachelijk over een met bananen- en sinaasappelschil len bestrooide plankier. Snelphotografen en tombola-houders hebben er hun tenten. Men kan er schieten op de poppen die voorstellin gen zijn van de misdadigers van de wereld. Attracties van een bijna antiek verleden worden aan het strand van de zee rond Engeland aangeboden of weer aangeboden. Juist is gebleken dat de kunst van honge ren nieuwe discipelen heeft gevonden en nieuwe bewonderaars. Maar evenzeer is ge bleken dat deze kunst van hooger hand niet wordt aangemoedigd. In Blackpool had een ondernemer van openbare vermakelijkheden een meisje bewogen een hongerkuur te on dernemen in een ton. De autoriteiten, blijk baar van meening dat zulk een woning, zelfs al was ze tijdelijk en al was ze bestemd voor een enkel persoon, die weinig noodig had, niet paste bij de marmeren badpaleizen en de rijke hotels, dagvaardden den ondernemer om voor den politierechter te verschijnen teneinde zich te verantwoorden wegens over treding van de bouwverordeningen. De man had verzuimd de plannen van de woning der hongerkuYi sten arcs aan de bouwinspectie voor te leggen. Het bestuur van Blackpool dat wellicht niet ten onrechte in demonstra ties van de eenvoudige levenswijze een be dreiging zag voor de welvaart van de stad, nam dit listig juridisch middel te baat om den honger-exploitant, te ontmoedigen. De man werd beboet omdat hij in gebreke was gebleven de plannen van zijn ton aan de autoriteiten voor te leggen. Wat zou er van Diogenes en zijn moraal zijn overgebleven indien de bouwpolitle in het oord van zijn domicilie in het oude Hellas even strikt was geweest als die van dit Blackpool, dat ove rigens voor zijn meer opzichtige architectuur zooveel bezieling heeft gezocht en gevonden ln klassieken bouwtrant? Margate heeft ook zijn hongerkunstenares gehad en die, zij het op andere wijze, ook een tragedie is ge worden. De „show-man" daar was er een van het echte hout. Een waarschuwing, ge plakt op de glazen kast waarin het vastende dametje veertig dagen zou verblijven,' legde uit, dat de kijkers geen voedsel moesten laten zien aangezien de hongerige honge rende dan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de ruiten van haar kooi stuk zou slaan en naar het voedsel zou grij pen. Het gevaar bestond niet; want de vastentijd werd twee maal per dag onder broken door een maal van worst, melk, vleeschaxtract, eieren, whisky en cigaretten. Het meisje zag er dan ook uit als Holland's welvaren. En daarvoor kreeg de ondernemer in tien dagen 140 van de goedgeloovige menigte. Het moge een les zijn voor al die dwalenden, die naar de zee komen voor den Eiffeltoren en het kolossale rad, voor de kijkmachines en de tombola's om terug te keeren naar het eenvoudig vermaak der keitjes aan den rand van de zee. JOURNAAL COSTUUMS IN DUPLO. Van alle costuums, die in de film gedragen worden, moet steeds minstens één volkomen gelijk exemplaar in reserve zijn. Meestal worden zelfs de costuums ln drie-voud ge maakt. Ditzelfde geldt ook voor hoeden, das sen, schoenen enz. Komt in. de rol een scène, voor. waarbij gevochten moet worden of de speler een - ongeluk krijgt, dan worden als regel nog meer costuums ln reserve gehou den. Buster Keaton, die voor zijn acrobati sche rollen steeds bijzondere schoenen draagt, laat altijd zes paar volkomen het zelfde maken. De reden hievoor is, dat men geen kans loopt tijd te verliezen, als gedurende de op namen iets met de kleeding van een der me despelenden gebeurt. Het maken van een nieuw costuum, vooral indien dit naar een bijzonder ontwerp van speciaal materiaal gemaakt is, zou dagen kunnen duren. Stan Laurel en Oliver Hardy zijn den 16en Juli met het ss. Aquitania uit New-York naar Engeland vertrokke. Zij worden 24 Augustus per s.s. Paris terugverwacht In Hollywood. Ook Joan Crawford en Douglas Fairbanks Jr. brengen hun vacantie in Europa door. Momenteel vertoeven zij in Londen en zullen waarschijnlijk nog Parijs, Berlijn en enkele nadere steden op het vasteland bezoeken. Ook de Bakenessergracht is veel ver anderd. doordat in den loop der eeuwen vele trapgeveltjes door huizen in nieuwen stijl vervangen zijn. Anita Loos, de schrijfster van Gentlemen prefer Blondes (Blondjes genieten de voor keur), heeft een nieuw contract met Metro- Goldwyn-Mayer voor het schrijven van scenario's en dialogen. „In het ijs en de zon gaat niet meer onder" luidde het telegram, dat de studio'es ontvin gen van den regisseur W. S. van Dyke, die met een expeditie van negentien technici naar Point Barrow (Alaska) op weg is voor het maken van opnamen voor de verfilming van het boek „Eskimo" door Peter Freuchen. Deze film zal gespeeld worden door Eskimo's, die van Dyke ter plaatse zal eng age eren. In de Metro-Goldwyn-Mayer studio's wor den bijna dagelijks dag- en weekbladen ge drukt. die niemand buiten de studio's in handen krijgt. Millioenen over de geheele wereld zien deze bladen, doch alleen op het witte doek. Een complete drukkerij is hier voor ingericht en uitgaven van kranten ln vrijwel alle talen worden hier nagedrukt. Voor een enkel artikeltje, advertentie of foto wordt een compleet blad afgedrukt, daar dikwijls een blad in handen van een mede spelenden geefotografeerd wordt. In haar nieuwe film „Prosperity" speelt Marie Dressier een groote scène met Polly Mor an, terwijl zij druk bezig is op een naai machine. De scène werd verschillende malen gerepeteerd voor den dlaloogen voor de juiste opstelling van de camera's. Toen men met de opnamen gereed was, liet Marie zien, wat zij gedaan had. 2ii had op de naai machine een schort geheel afgewerkt. Dit schort gaf zij aan Anita Page, die het in een andere scène draagt. DE FEESTEN TE SALZBURG EN DE RADIO. (Vaal onzen Weenschen correspondent) Weenen, 23 Juli. Dit jaar zullen er tengevolge van de wereld crisis en tengevolge van de vele moeilijkheden welke men reizigers bij het passeeren van de grenzen der diverse Middeleuropeesche staten in den weg legt, wel minder vreemdelingen dan vroeger gedurende de internationale feesten te Salzburg te zien zijn. Dit neemt eohter niet weg, dat Max Relnhardt, onder wiens leiding de feesten als gewoonlijk staan en de andere kunstenaars, welke hun mede werking verleenen, er voor zorg dragen, dat alle concerten, opera-uitvoeringen en tooneel- voorstellingen op een buitengewoon hoog artistiek niveau zullen staan. Gelukkig heb ben degenen, die persoonlijk niet naar de wondermooie oud? stad aan de Salzach kun nen. komen, een trouwen vriend ,die radio heet. De Ravag, de Oostenrijksohe radio- omroepmaatsdhappij, zal ook dit jaar tal van voroname kunstgebeurtenissen te Salzburg in een microfoon opvangen, teneinde heel de wereld in staat te stellen er van te ge nieten. Zij vormen tezamen een lange reeks Op den eersten Augustus reeds des avonds om 20.30 denkt u erom, dat heit in Nederland, waar men zomertijd heeft, tegenwoordig twin tig minuten later is dan in Oostenrijk en wanneer het te Salzburg dus half negen is, staat de klok m Nederland al op tien minu ten voor negen! zendt de Oostenrijksche radio een concert uit den dom te Salzburg uit, waarbij door het koor en het orkest van deze kathedraal Mozart's „Krönungsmesse" ten gehoore wordt gebracht. Op den derden Augustus om 20 uur kan men in de radio een uitvoering van moderne Fransohe muziek in het Mozarteum te Salzburg hooren. Het WeensChe phiihanno- nisch orkest speelt onder de leiding van Fhillippe Gaubert. Als solist treedt de be roemde Fransdhe violist Jacques Thibaud op. Op den vijfden Augustus om 20 uur hoort men wederom een concert van het Weensohe philharmonische orkest, dat nu onder leiding van den directeur der Weensche opera Cle mens Krauss staat en in het Festspielhaus werken van Johan Strauss ten gehoore brengt. Weensdhe musici, neen méér nog, het ver- maardste Weensche orkest, welks leden al len aan de beroemde groote Weensche opera verbonden zijn, die de muziek van dezen grooten Weenschen walskoning op w?er- galooze wijze zullen weten weer te geven! Op den zevenden Augustus om 20.30 eer. uitvoering van Mozart's operawerk „Die Entführung aus dem Serail". Wederom het Weensdhe philharmonische orkest, thans ge dirigeerd door Fritz Busch. Regie van Karl Heinz Martin uit Belijn. De uitvoering vindt in het Festspielhaus plaats. Madam? Ritter- Clampi uit Parijs en Karl Norbert werken mede. Op den achtsten Augustus om 21 uur hoort men een orkest-serenade op het plein voor het historische vorstaartsbissdhoppelijk paleis. Dirigent is Bemhard Paumgartner. Op den twaalfden Augustus om 19 uur Carl Maria von Webers „Oberon". Wederom het philharmonische orkest uit Weenen. Dirigent Bruno Walter. Regie van Heinz Tietjen. Medewerking van Maria Müiler, Lotte Schone, Helge Roswaenge en Karl Ham mes. Uitzending uit het Festspielhaus. Op den zestienden Augustus om 19 uur alweer het Weensche philharmonische or kest in het Festeplelhaus. Uitvoering van Mozarts ..Die Zauberflöte". Dirigent Bruno Walter, régisseur Kar! Heinz Martin. Mede werking van Lotte Schone. Helge Roswaenge, Karl Hammes en Richard Mayr. Op den eenentwintigden Augustus om 11 uur onder leiding van Richard Strauss een uitvoering van diens ,-Alpensinfonle" door het Weensohe philharmonische orkest in het Festspielhaus en last not least op den een en dertigsten Augustus om 19 uur Beetho- vens .Fidelio" in heta Festspielhaus. Richard Strauss dirigeert het Weensche philharmoni sche orkest, regisseur is Lothar Wallerstein van d? Weensche opera en als zangers en zangeressen treden Lotte Lehmann. Richard Mayr. Wilhelm Rede en Franz Völker op. Knipt u dit lijstje maar eens uit en be waart u hetl. Hoe wij die plek kennen. Verlichting noodig weggebruikerof oan den weg uan de overheid van den (Door onzen Verkeersmedewerker) De proeven, die eenigen tijd geleden in Zuid-Limburg genomen zijn inzake wegver- lichting met natrium-lampen hebben, be halve voor de organiseerende bedrijven ook voor het algemeen nut afgeworpen. Want bij die gelegenheid is er weder eens de aan dacht gevestigd op het feit, dat een b e- h o o r 1 ij k e wegverlichting in ons land nog slechts bij hooge uitzondering aangetroffen wordt. Ook op dit gebied blijkt heel sterk de invloed van den leek op de verkeersregeling en alles wat daarmede annex is: welnu, voor een leek is een weg of straat behoorlijk ver licht, wanneer de omgeving er „verlicht uit ziet" en wanneer men een reeks lichtpunten zien kan. Onder volkomen negeering van vaststaande physiologische begrippen gaat men rustig voort met het verkeersveiligheid (langs onze wegen tóch al zoo in 't gedrang gebracht!) te bedreigen. Iedereen weet, dat, wanneer men uit het felle zonlicht komende een halfduisteren kelder binnengaat, in de eerste oogenblikken de nawerking van het felle licht zóó sterk is, dat het halfdonker gelijk staat met vol slagen duisternis. Wanneer men een donke ren kamer van een fotograaf binnengaat, kan men in het begin evenmin iets van het interieur onderscheiden. Dit zijn de gevolgen van z.g. adaptatie van het oog. In lichte ruimten stelt ons gezichtsor gaan zich in op een bepaalde groote licht intensiteit. De pupil vernauwt zich en op het netvlies (de „gevoelige laag") onstaan zekere chemische veranderingen: het oog verkeert in 'n toestand van licht-adaptatiet. Daarbij worden bepaalde, kleine lichtver schillen niet waargenomen. Komen we nu met een aldus ingesteld oog in een half donkere ruimte, dan is de veel geringere licht intensiteit aldaar niet genoeg, om waarge nomen te worden. Pas, wanneer het oog zich aan de gewijzigde omstandigheden aange past heeft (z.g. in den toestand van donker adaptatie is gekomen) wordt de „gevoelig heid" van ons gezichtsorgaan weer zooveel vergroot, dat die zwakkere lichtindrukken tot ons gaan spreken. De overgangen gaan snel, maar zij vorderen toch een zekeren tijd. Wanneer wij nu over een weg rijden, die door de algemeen gebruikelijke vrij stra lende lantaarns verlicht wordt, kijken wij voortdurend in die lichtbronnen. Dienten gevolge geraakt ons oog ingesteld op een be paalde, vrij groote lichtintensiteit. Onder deze omstandigheden kan het gemakkelijk ge beuren, dat zeer kleine intensiteitsverschil- len (flauwe coixtrasten dus als het ware) géén indruk meer maken. Zij vallen beneden de waameembaai-heidsgrens. Wanneer deze contrasten nu afkomstig zijn van een voet ganger, die den weg nadert of van een kruisend voertuig, kunnen ongelukken niet uitblijven. De allereerste eisch, die wij aan een rationeele wegvei-lichting stellen mogen (en: moeten!) is dan ook, dat een lichtbron afgeschermd moet zijn. Iedereen zal zich wel eens afgevraagd heb ben, wanneer hij 's avonds met een schemer lampje in den tuin zat, waarom die domme insecten toch steeds maar weer naar dit licht vliegen, om tenslotte na een onzachte aanraking met de gloeiend heete lichtbron dood of bedwelmd neer te vallen. Deze „ver- hangnisvolle Anziehungskraft" van het licht is echter niet alleen insecten eigen: ook de mensch kan eraan ten gronde gaan. Het is n.l. heel merkwaardig om te moeten vast stellen, dateen lantaarn dikwijls (om niet te zeggen als regel) als baken werkt. Wanneer langs een weg de lichtpuntensporadisch voorkomen en de rijbaan maakt een bocht naar links (zie de figuur), dan wordt deze bocht bij avond bijna steeds „afgesneden". De bestuurder richt zich namelijk op het lichtpunt A en rijdt volgens de stippellijn. In een ander geval kan een onjuist geplaatste lantaarn tot doodelijke ongelukken aanlei ding geven. In bijgaande afb. werkt het lichtpunt A nauwelijk eveneens als baken, wanneer het in een bocht van een weg, die aan een zijde door water begrensd wordt, den tegenoverliggenden oever staat. Wan neer het uitzicht belemmerd wordt door mist of regen, geldt die alles in verdubbelde mate. Een ander bewijs, dat een lichtenrij onwille keurig als beken fungeert is de ervaring, die men opgedaan heeft op wegen, die ver licht werden door één enkele rij lantaarns, welke midden boven den weg hangen. Onder deze omstandigheden rijden de weggebrui kers nog meer dan anders midden, pp den weg. Fataal zijn daarom ook de witte strepen op het midden van de buitenwegen, want bij mist gaan de automobilisten als het ware automatisch op of vlak bij dien streep rijden en dan wordt -de „white line of safety" tot een ongelukkenoorzaak. Het feit, dat men ondanks nog steeds doorgaat met het schil deren van deze zeer gevaarlijke beveiligin gen" bewijst eens te meer, datons ver keer goeddeels door leeken „in orde gebracht wordt". Dat er wegbakens noodig zijn, staat vast, maar deze be hooren zóó geplaatst te worden, dat de rechterberm ook bij minder helder weer steeds duidelijk gevolgd kan worden. De bepalingen voor de verlichting van voertuigen kunnen ook aangehaald worden als bewijs voor de officieel bevorderde ver keersonveiligheid. Hoe is het mogelijk, dat men „rij- en voertuigen, geen motorrijtuigen zijnde", dat zijn dus alle soorten paarden- karren, handwagens, e.d. vrijgesteld heeft van het voeren van een lamp aan de rech terzijde! Door allerlei omstandigheden kan de linkerlantaam achter lading of voerman verborgen geraken, en dan rijdt de wagen practisch onverlicht. Evenmin is het vast gesteld, dat dergelijke voei-tuigen aan de achterzijde kenbaar moeten zijn. Weliswaar zegt het Motor- en Rijwielreglement, dat deze wagens van een verticaal geplaatsten rooden reflector voorzien moeten zijn, maar dat komt in de practijk neer op het aanbrengen van een i-ood stukje glas, dat misschien onder héél gunstige omstandig heden weieens een lichtstraaltje terugkaatst, maar dat bijna steeds als een doelloos orna ment beschouwd kan worden. Ondeugdelijke voorschriften cn gebrek aan toezicht hebben, ten dezen al menig ongeluk veroorzaakt. Wanneer onze wetgevende machine niet zoo hopeloos stroef werkte, zou in deze la cunes reeds lang voorzien zijn. Dat voorts ook het onverlicht laten staan van auto's hoogst gevaarlijk is, behoeft niet in het bijzonder naar voren te worden gebracht. Door een „slip of the pen" ten departemente bleek de betreffende verplichting waardeloos te zijn. Echtrr bedreigt het Strafwetboek dengeen. die aldus handelt met een boete van vijf en twintig gulden. Aangezien evenwel een voldoende vei-keei*stoezicht langs de wegen nog ontbreekt, wordt deze bepaling op gi'ootc schaal overtreden. Dit zijn natuurlijk maar enkele voorbeel den, die de onveiligheid van de duisternis illustreeren kunnen. In een volgend artikel zullen wij nagaan, wat er aan de voor schriften inzake auto-vei'lichtlng ontbreekt en tevens bespreken óf wegverlichting in de huidige constellatie nuttig en noodig is. DE GROENE PAPEGAAI. Tobias had een erftante en die tante had een groene papegaai, waar ze erg trotsch op was. want hij kon zonder fouten de eerste verzen opzegge van Piet Paaltjens onsterfe lijk lied: In het diepst van het woud. 't Was al herfst en erg koud, Liep een heer op zijn eentje te dwalen,..- enz. Toen tante voor een week of zes op reis ging gaf zij den papegaai aan haar neef, met de strenge vermaning hem goed te verzorgen en goed op 'm te passen. Maar, zooals het meermalen gaatna drie dagen werd de vogel ziek misschien wel van verdriet en stierf, tot groote ont zetting van Tobias, die op zich had genomen zijn beste zorgen aan den voordrager te wij den. Eerst zat Tobias met zijn handen in zijn haar en toen ging hij uit om een anderen groene papegaai te zoeken, die de eerste cou pletten zonder fouten kon opzeggen. Na veertien dagen had hij wel een vogel gevonden, die sprekend op dien van tante ge leek, maar zoo stom was als een goudvisch. En met een week zou tante terugkomen! Tobias nam verlof wegens ziekte, zette zich veertien uur per etmaal voor de kool, legde de „Snikken en Glimlachjes" van Piet Paaltjens naast zich en las den vogel de eerste strophen van het bedoelde gedichtje voor. Naar schatting wel twaalf honderd cn zeventig keer per dag. Twee uur voor tante's thuiskomst had hij het „voor mekaar". De nieuwe papegaai sprak nauwkeurig en zonder fouten, als zijn voor ganger. zoodat tante niets merkte Maar To bias was zoo mager geworden als een ske let. .Lieve Tobias" zeide tante, ik dank je har telijk voor je goede zorgenmaar. weetje.. ik heb op reis een prachtige Angorapoes ge kochten die zal den papegaal wel niet kunnen uitstaan.... maar omdat Jij hem nu zoo uitstekend verzorgd heb geef ik den vo gel tot aandenken aan Jou" Sedert kort draagt Tobias' vriendin ver rukkelijke yeeren op haar hoed.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 12