DE VIERDE MAN FEUILLETON. ((Een geval uit de praktijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche) door UDO VAN EWOTJD. Nadruk verboden 1!) Daarbij komt nog, dat de dame. die eer gisteravond eveneens in de coupé heeft ge- Beten, waarin- de heer Leuvensteyn had plaats genomen, mij zooeven verzekerd heeft in u zoo goed als zeker den man te hebben her kend. die als vierde passagier in de bewuste coupé de reis meemaakte. Ik zal haar straks nog eens met u confronteeren en wanneer zij dan bij haar verklaring blijft, zal er wel niets anders opzitten dan u voorloopig in arrest te houden". Hellinger maakte een moedeloos gebaar en staarde daarna eenigen tijd zwijgend voor zich uit. Eindelijk echter scheen hij zich te vermannen en zich tot den commissaris wen dend. zei hij op een toon. welke men van iemand in zijn positie zeker geenszins zou hebben verwacht ,,'t Is goedU kent de wet het recht toe elkeen in een cel te doen opsluiten, die ver dacht wordt direct of indirect bij een mis daad betrokken te zijn en ik ben niet in staat mij daar tegen te verzetten. Ik wil daarom ook met u niet redetwisten over de vraag, of het recht is, dat een man misschien voor dagen van zijn vrijheid wordt beroofd, louter en alleen omdat hij niet in staat is te bewijzen, dat hij niet schuldig is an een moord, die door duizend anderen kan zijn gepleegd. De wet verlangt, althans voor loopig. niet van u mij aan te toonen. dat ik werkelijk schuldig ben. Ik kan daarom slechts hopen, dat u later van dezen stap geen spijt zult hebben „Die verantwoording neem ik gaarne op mij", interrumpeerde de commissaris laconiek en opstaande, gaf hij te kennen, dat hij het verhoor hiermede voorloopig als geëindigd beschouwde. Terwijl het hierboven omschreven onder houd tusschen Hellinger en den hoofdcom missaris plaats had, trachtte Wils in een an der vertrek van het gebouw van de daar aan wezige getuigen in de moordzaak-Leuvensteyn iets meer te weten te komen. In de eerste plaats maakte hij kennis met twee van de drie andere reizigers, die bij den vermoorden bankier in de coupé hadden gezeten, t.w. de forens uit Haarlem, dien hij Van Hagen had hooren noemen en de ver pleegster uit Amsterdam, mej. Robert. Eerstgenoemde bleek een weinig spraak zame man, die vooral journalisten als zijn natuurlijke vijanden scheen te beschouwen en er dientengevolge slechts met de grootste moeite toe te bewegen was eenige bijzonder heden over zijn korte reis in gezelschap van den bankier en diens vermoedelijken moor denaar mee te deelen. Die bijzonderheden waren intusschen van zoo geringe be teekenis, dat Wils er niet veel wijzer door werd en zeker zou hij zijn pogingen om den man aan het praten te krijgen reeds lang hebben op gegeven, wanneer niet Adams er schijnbaar 'n eer in had gesteld om juist van dezen ge tuige iets meer te weten te komen. Daar de procuratiehouder echter niet tot de verslag gevers behoorde, was de heer Van Hagen te gen hem wat mededeelzamer en daaraan was het dan ook voornamelijk te danken, dat Wils nieuwsgierigheid tenslotte althans eenigszins bevredigd werd. Min of meer opvallend was de houding van den heer van Doorn, wijlen Leuvensteyn's compagnon, die maar stil voor zich uit zat te staren en slechts van tijd tot tijd een zij den zakdoek te voorschijn haalde om dan met een nerveus gebaar het voorhoofd af te vflsschen. Schijnbaar was hij zeer onder den indruk van het gebeurde, doch geen der aan wezigen schonk hieraan bijzondere aandacht, want allen hadden genoeg met zichzelf te doen. Reeds spoedig werd het gesprek vrij alge meen. want enkele mededeelingen van den forens lokten natuurlijk aanvullingen en te genspraken uit van de zijde der verpleegster, die zich, zeker niet ten onrechte, als een der voornaamste getuigen in deze zaak beschouw de en. in tegenstelling met haar medereizi ger, zich ook tegenover den reporter aller minst gereserveerd toonde. Zooals vanzelf spreekt, was vooral „de vierde man" op aller lippen. Zuster Robert kwalificeerde hem als „een griezelige vent", dien ze van het eerste oogenbük af, dat ze hem zag al niet vertrouwd had. Ze was blij geweest, dat ook de heer Leuvensteyn zich in hun gezelschap had bevonden, want wanneer ze alleen met dien man naar Den Haag had moeten reizen, zou ze zeker op het perron te Haarlem in een andere coupé zijn gestapt. Overigens had hij zich tijdens de reis vol komen correct gedragen. Zij zelf was verdiept geweest in haar lectuur en had daardoor weinig van hem bemerkt. Slechts bij aan komst in Den Haag had hij nog even van zijn aanwezigheid blijk gegeven, daar hij tegelijk met haar was opgestaan en haar behulpzaam was geweest bij het openen van het portier. Een oogenblik was zij nog bang geweest, dat hij haar zou volgen, omdat ook hij zich geneed maakte om uit te stappen, maar toen zij later op het stationsplein voor zichtigheidshalve nog eens had omgekeken, had ze hem niet meer gezien. Van een korte pauze in den woordenstroom van de verpleegster maakte Wils gebruik haar een vraag te stellen: „Zijn naar uw meening die griezelige vier de man en Hellinger één en dezelfde per soon?" „Absoluut", klonk het gedecideerd uit den mond van zuster Robert. De forens uit Haarlem, die de verklarin gen van de verpleegster met belangstelling scheen te hebben gevolgd, liet een schamper lachje hooren. hetgeen de dame in kwestie aanleiding gaf hem een verbaasden blik toe te werpen. Toen het antwoord uitbleef, vroeg ze min of meer snibbig: „Waarom lacht u?" „Om de beslistheid, waarmee u op de vraag van dien meneer een bevestigend antwoord geeft. U houdt mij ten goede, zuster, maar hoewel ik toch ook eenigen tijd bij dien ge- heimzlnnigen vierden man in de coupé heb gezeten, zou ik voor geen duizend gulden zoo positief durven beweren dat deze en de. thans naar het schijnt, verdachte Hellinger één en dezelfde persoon zijn. Zeker, de mogelijkheid bestaat op het gebied van vermomming schijnt tegenwoordig alles mogelijk maar zóó op het oog zie ik geen andere punten van overeenkomst tusschen beide heeren dan de uilenbril. En dat lijkt me in zijn algemeen heid nu juist niet bepaald een artikel om Iemand te herkennen. De vierde man. die ge zocht wordt, droeg een zwart snorretje, dat zal ook u geconstateerd hebben: Hellinger is clean shaven. Bovendien lijkt me de laatste grooter en forscher dan ce man. die gezocht wordt. Nee zuster, vóór dat u een dergelijke verklaring voor den commissaris aflegt, zou ik u willen adviseeren eerst nog eens goed met uw geheugen te rade te gaan Zuster Robert bloosde na deze terecht wijzing en scheen zich te willen verdedigen, maar van Hagen liet haar niet aan het woord komen. „De menschen vergeten wel eens", aldus vervolgde hij, „dat het buitengewoon lastig is iemand, met wien men slechts korten ttjd samen is geweest en die door geen enkel go- baar of handelwijze speciaal de aandacht heeft getrokken, later positief te herkennen. Ik reis zelf dagelijks met den trein tusschen Amsterdam en Haarlem, bevind me dus ook geregeld tusschen medereizigers, maar denkt u, dat ik in staat zou zijn een uur nadat ik uit den trein ben gestapt positief iemand aan te wijzen, die naast of tegenover me heeft gezeten? Als het er op aan komt, zou ik niet eens graag willen verklaren, dat u dezelfde bent, als de verpleegster, die Maandagavond bij mij in de coupé zat. 1 Mag dan niet bij zonder galant zijn, zuster, maar ook u is niet in staat geweest dusdanig m'n aandacht* te trekken, dat ik een blijvend beeld van u in. m'n herinnering behouden heb. En Juist dat blijvende beeld is. dunkt me, in de eerste plaats noodzakelijk om later desnoods onder cede te kunnen verklaren, dat men werke lijk iemand herkent". „Nou, maar ik herken u anders heel goed". Interrumpeerde zuster Robert haar mederei ziger op een toon. die bewees, dat zij niet be reid was haar verklaring tegenover Wils terug te nemen. «Dat is best mogelijk", antwoordde van Hagen met een gevleid lachje, „maar op mijn zienswijze voortbouwende, zou ik hier dan uit mogen concludeeren. dat u aan mij wel de noodige aandacht geschonken hebt. Ik ben inderdaad zeer vereerd Waarschijnlijk zou de verpleegster op deze. niet geheel van pretentie ontbloote opmerking wederom een vinnig antwoord hebben gege ven, wanneer op dit oogenblik niet een agent was binnengetreden, die haar verzocht had hem naar den commissaris te volgen. (Wordt vervolgd BURGEMEESTER DROOGLEEVER FORTI YN van Rotterdam, heeft een bezoek gebracht aan de Vacantiekinderscho,,l Hoek van Holland. Links de burge meester. WAAR DIT PLEKJE IS? —Het is een der oudste gedeelten van Roermond, de stad, die 700 jaar bestaat en in verband waarmede herdenkingsfeesten zullen plaats hebben. ZOMER IN DE ROTTERDAMSCHE DIERGAARDE. - In EEN WELKOME BIJVERDIENSTE In den crisistijd is voor de bewoners van Kerkdrlel het schoonmaken van zilveruitjes. Per kruiwagen worden de uitjes door de vrouwen vervoerd. DF FFPF.W^HT bij het bezoek van president Lebrun van Frankrijk aan het stadhui» van de stad d'Albcrt waar dc president de plechtige opening verrichtte van het nieuwe gebouw. SCHLEBAUM (met trui 1932) heeft Donderdagavond op dc wielerbaan te Amsterdam den wielerwedstrijd over 100 K.M. achter motoren om het kampioenschap van Nederland gewonnen. den vacantictijd hebben dc bewoners van den dierentuin in Maasstad over gebrek aan belangstelling niet te klagen. MODERN SCHOEISEL? Het zijn klompen van dc Brabantsche Klompenbeurs to St. Oedenrode.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 9