LETTEREN EN KUNST Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING KANTTEEKENINCEN. DE TOONEELCRISIS. Nieuwe Uitgaven. dooi KAREL DE JONG. Het dirigeeren Is Iets dat velen aantrekt en het is geen wonder, dat in 't bijzonder zij, di? gewend zijn, dagelijks geleid te worden zich geprikkeld voelen op hun beurt ook eens de leidersstaf te zwaaien. Voort durende serviliteit zit den meesten men- schen niet in het bloed. Zegt niet. de dUna&r van Don Juan, Leporello in zijn beroemde aria: ,.Ick will selbst den Meester machen. will nicht langer Diener sein". Zco kan het ons niet verwonderen dat concertmeester Sam Swaap Zondag in het Kurhaus ook eens zelf de le;dsels of, om een meer mo dern b?eld te gebruiken: het stuurwiel van het Residentie-orkest wil vasthouden. Als het mechanisme ln goede orde is, zooals in dit geval, is daar geen gevaar bij; zeker niet bij de vertolking van repertoirestuk ken als de Euryoute-Ouverture, het eerste viool-concert van Bach, de Casse-Noisette- Suite en de Marche Lougroise. Het vioolconcert zal de leider natuurlijk bijzonder goed kennen. De Baron Hopsuite ken ik niet uit ondervinding, zoodat ik om trent deze Haagsche Hopjes geen inlichtin gen kan verschaffen. Laten we hopen, dat ze goed smaken. De kamermuziek met medewerking van een of meer blaasinstrumenten heeft in de laatste jaren weer een sterke belangstelling van de zijde der componisten. Ik behoef slechts de namen Hindemith en Milhaud te noemen. Voor Zondagavond annonceert Berlijn twee klarinet kwintetten: een van Keert (niet te verwarren met Franz) Schu bert en het heerlijke zonnige van Mozart. Het beluisteren van dit werk kan een troost in crisis-misère geven. Wat ik in een vorig overzicht omtrent het ontbreken van samen werking tusschen omroepvereenigingen meende te moeten opmerken is niet speciaal op Nederlandsche toestanden van toepas sing. België geeft ons Zondag ook een schoon •voorbeeld, zulle: immers zoowel Brussel VI. als Brussel Fr. zenden 's avonds de Taun- hauserouverture uit en we kunnen bestu- deeren of ze op z'n Vlaamsch dan wel op z'n Fransch het best klinkt. Iets soortge lijks zal Brussel Vrijdag a.s. leveren, maar dan binnen de sfeer van één station. Dan komt Beethoven's 5de pianoconcert 's na middags te Ostende en 's avonds t? Knocke, voor de microfoon om via den Franschen zender door den aether gestuurd te worden. We hopen dat de Knocksch? uitzending geen knokpartij tusschen de solisten ten ge volge heeft, want Arthur de Greef is reeds hoogbejaard en vast niet tegen den nog jongen en krachtigen Robert Casadesus op gewassen. Evenmin moeten Woensdag Hui zen en Daventry gaan ruziën, omdat ze al lebei de Suite in D van Bach gaan uit zenden. Maar „mme om nes vesanitates in baculo!" .zooals ik indertijd een talentvol oud-litterator hoorde zeggen als klassieke vertaling van „nu alle gekheid op een stokje''! Ik wil opmetrkzaam maken op de Langenberg-uit-zending van Dinsdagavond, die den 42s,ten Psalm van Mendelssohn zal brengen. Onder de Psalmcantates van Men delssohn is de compositie van den 42sten, die toevalligerwijze ook het opusgetal 42 draagt, de meest bekende. Kretschmar schrijft dienaangaaande o.a. het volgende: „De eerste componist van de 19de eeuw, wiens Psalmen weer een diepe ren en meer duurzamen indruk bereikten, was Felix Mendelssohn. Van verschillende zijden is in den tijd, toen zijn Psalmen voor het eerst verschenen, de meening uitge sproken, of niet op het gebied der kerke lijke compositie Mendelssohn's grootste kracht te zoeken was. En deze meening mag wel de juiste zijn. We staan, vermoeid het ijveren van een maieloozen schaar na volgers, ook tegenover die composities iets koeler dan de muzikale wereld van omstreeks de helft der vorige eeuw. Een korte tijd van rust zal ze weer in haar volle frisch- heid doen opstaan. Zij zijn zeker van een lange toekomst, evenals alle kunstwerken, waarin zich een werkelijke individualiteit, zij het, ook een beperkte, op meesterlijke wijze weet te uiten. In M's Psalmen dringt de weeke grondtoon wellicht al te sterk naar voren, de uitingen der vroomheid bedienen zich ietwat dikwijls van dezelfde wendingen, en voor de uitdrukking van de verhevenste, van de duistere en vreeselijke denkbeelden schijnen hun tonen eenigszins mat. Maar M's smeeken en bidden dn de bekentenis van zijn Godsvertrouwen berusten niet op koude muziekformuies: een warme stroom van har tslijk gevoel doordringt zijn muzikale ge beden en als hij God looft en dankt stijgt zijn muziek tot een kracht en bezieling, die ons verheffen en ons dwingen tot in stemming." De compositie van den 42sten Psalm is op M's huwelijksreis ontstaan. Zij is, volgens Kretschmar, onder de grootere vocale werken van M. diegene die de sen timenteel-romantische grondtrekken van zijn aard het sterkst openbaart. In alle kleuren van deze muziek, zegt hij, is een gemeenschappelijke bijklank van zachte dweperei gemengd en de hartstochtelijke, de" uiterste zielsnood verkondigende stem ming van den tekst is tot een gevoelvol elegische gedempt. De tekstwoorden: i 't Hijgend hert, der jacht ontkomen enz. mag ik natuurlijk bekend veronderstellen De verschillen in de uitingen der gevoelens verlangen, boetvaardigheid en 'hoop zijn door die der muzikale vormgeving uitgedrukt. Naar het voorbeeld der oude psalmcompo sities. die M. dank zij zijn groote kunst historische ontwikkeling kende, zijn recitatie ven ingelascht, wisselen vrouwen- en man nenkoren en is ook de vereeniging van solo en koorgezang aangewend. Ook de toevoeging van het slotgedeelte „Preis sei dem Herrn" aan den tekst is tot een navolging van de oude traditie terug te brengen; van oudsher werden psalmen en hymnen met het „Gloria Patri" besloten: een gebruik, dat in den loop der tijden door een "deel der kerkelijke richtingen uit het oog was verloren. Van de koorgedeelten is het eerste meestbeteekenende. Het slotkoor slaat energische vreugdetonen aan. zoodat de hoorder door een frisschen en feestelijken indruk verheven van het werk afscheid neemt. Van de andere door Mendelssohn gecom poneerde psalmen noemen re den 95sten .(op. 46). Die pianokwartetten van M. zijn Jeugdwer ken. Een er van wordt. Dinsdag door Huizen uitgezonden. Het daaropvolgende trio van Bramms is zooals men weet eigenlijk voor piano, viool en hoorn geschreven; de jacht- fanfares der finale zijn klaarblijkelijk voor het blaasinstrument gedacht. Het trio is een der gemakkelijkst aansprekende en mooiste kamermuziekwerken van Brahms. Uitkomst of zelfmoord? Naar aanleiding van de Kunst tentoonstelling in „Suasso". Een kunsttentoonstelling als die welke in het Amsterdamsche Suasso-museum dezen zomer te zien is ze blijft tot 4 September geopend en is dus twee en een halve maand lang gaande geeft aanleiding tot velerlei overweging. Terwijl de belangstelling voor dingen van schoonheid en geest, naar men veilig constateeren kan, omgekeerd evenredig is aan den ijver, waarmee kunstenaars voort gaan aan een productie te arbeiden, die aan zulk een belangstelling zou moeten voldoen, zien wij het onafwendbaar resultaat in een reeks volgehangen zalen waarin zich hier en daar een enkele bezoeker beweegt. Laat dit beeld voor de Zondagmiddagen niet geheel en al juist zijnvoor de overige dagen der week is het vrijwel typeerend. Het is een droef verschijnsel dat echter verklaar baar en te voorzien was. Zoo de stad Amster dam, als organisatrice dezer onderneming, gemeend heeft, een vermoeide belangstelling te kunnen verfrisschen door een zoo groot mogelijk quantum kunstwerken bijeen te brengen, dan heeft ze gefaald en zich de les der oude vierjaarlijksche die zich zelf over leefde, niet herinnerd. Bovendien heeft haar democratisch gericht beleid haar in dezen parten gespeeld. Het is natuurlijk prachtig viri onpartijdigheid eenvoudig alle namen lijsten van kunstenaarsvereenigingen af te schrijven en aan een ieder daarop vermeld kunstenaar een invitatie ter deelneming toe te zenden, maar het was, artistiek gesproken, van een ontstellende onbenulligheid, die zich wreken moest. Men zegt dat vier duizend ..kunstwerken" de reis naar de Paulus Pot terstraat ondernamen. Er werden bij de vier honderd geplaatst en er zouden dus 3yS dui zend geretourneerd zijn. Alles voor rekening der gemeente. Welk een verspilling van tijd en geld niet alleen, maar ook hoevele on- noodige teleurstelling bezorgd aan velen die met de „invitatie" al bijster gecoiffeerd wa ren. AI zouden er slechts duizend niet ge plaatste kunstobjecten zijn geweest, ware het systeem al veroordeeld. Voor mijn gevoel is deze manifestatie van wanbegrip een gaarne gegrepen gelegenheid nog eens op eenlge dingen te wijzen, die zeker ook voor de artis- ten van belang zijn. Voor diegenen onder hen die werkelijk iets meer zijn en prestee- ren dan de gemiddelde schilder van een stilleven of een spoedig-op-iets-lijkend lino- leumsneetje kan het van belang zijn te over wegen of zij in dergelijke massale kunstver- tooningen een kans op uitkomst kunnen zien, dan wel zich zelfmoorden door vrijwil lig in het moeras der middelmatigheid te springen. Nu schijnt het vrij zeker, dat deze tijd van zeer geringe belangstelling er tevens een is van purificatie, van zuivering en op ruiming en dat op dit terrein voor het mid delmatige weinig bestaansmogelijkheid over blijft. Waar dus het betere en het minder goede hutje-bij-mutje bijeenkomt en gelijk berechtigd schijnt, lijkt voor 't betere de aan gewezen weg in de onthouding te liggen. Wat onpartijdigheid lijkt, wordt op kunstgebied artistieke onverschilligheid, waardoor het be langrijke door het alledaagsche in den weg geloopen wordt. Kunst is nu eenmaal iets zóó individueels, dat een daarmee niet reke nende bemoeienis altijd op een inferieur re sultaat uitdraait. Het scheppen van kunst is iets sterk persoonlijks, maar niet minder de wil er zich mee te omgeven, en de capaciteit de kunstproducten te ordenen en te presen teeren. Waar dat ontkend wordt en de vak- vereeniging de plaats van de erkende artis tieke beteekenis gaat innemen, doet de ar tist het best de plaat te poetsen. In zijn iso lement kan dan zijn kracht liggen, die ver loren gaat als hij. bijna onvindbaar tusschen honderden collega's om dat nu maar opti mistisch uit te drukken moet paradeeren. Wat zeggen ons een paar honderd namen van kunstenaren er zijn er een paar do zijn bij van wien we nog nimmer gehoord hadden als de totaal-prestatie van zulk een kleurlooze verveling is! Er zijn een aan tal werken, natuurlijk, die er uit springen, die in het oeuvre van hun maker van be lang zijn. Maar het meerendeel is te verve lend om er kwaad van te spreken zelfs, en als de Nederlandsche schilderkunst van he den door deze expositie juist geportretteerd werd, zou zij wel tot een tamme burgerlijk heid afgezakt zijn. Wie zijn de groote man nen van vandaag? Men moet ze hier zoeken Is het Sluyters, Harmen Meurs of Ernst Leijden? Bij Bauer's dood memoreerde ik reeds dat deze groote wel ruim, doch zeer zwak vertegenwoordigd werd: drie opper vlakkige en losse aquarellen, waar natuurlijk altijd nog wel iets van den leeuwenklauw in te herkennen valt, maar die toch beneden zijn gemiddelde blijven. Er zijn toch nog „figuren" in de kunst van vandaag die hier alleen door afwezigheid schitteren en waar voor men graag een aantal non-valeurs zou hebben zien opgeofferd. Ik ben niet eenzijdig en heb mijn waardeering voor alle kampen. En mis daarom een Isaac Israels evengoed als Wiegersma uit Deurne. Van Konijnenburg evenzeer als Matthieu Wiegman en uit de tenten der Amsterdamsche jongeren zoowel Schumachers als den extremist Jacob Ben dien. Dat zijn tenminste allen kopstukken, waarover te praten de moeite loont. Deelden zij misschien reeds mijn bezwaren en moes ten zij van het gemeentelijk allegaartje niets hebben? Misschien kozen zij het beste deel en bleven thuis. Toch moet men ook deze tentoonstelling gezien hebben en zich dan maar de moeite getroosten voor zich zelf uit te maken wat boeit en wat koud laat. Ikzelf acht mij be loond door dat ik een tweetal groote wer ken van Martin Monnlckendam er tegen kwam. die nieuw voor mij waren. Zijn ..Ana tomische Les" een portretstuk van Amster damsche chirurgen is eigendom der ge meente en zal wel reeds vroeger geëxposeerd INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. zijn. Het groote „San Marco-plein te Venetië" is nieuw en onbesproken. Als alles wat -M. maakt is ook dit een felkleurig werk: er is vooral m den achtergrond een overdaad van verguld détail waardoor ge aan een dure car- roessel van de kermis denkt: de blauwe lucht is hard als staal en de klusjes witte duiven vallen er af als propjes watten en ondanks dat alles moet het zien van schilderijen voor ieder een gesloten boek blijven die niet voelt dat hier een schilder van ras, een artist, aan den gang geweest is. Als ge u rustig over al die eerst opgemerkte bezwaren hebt heen- gezet en daarna het „geheel" in u opneemt, versmelt alles tot één machtige visie op een zuidelijk zonlichtspel waarin de in het- zwart gekleede vrouwen, dc bontgepluimde mili tairen. de licht gekleede bezoekers der café terrassen, het in de schaduw vallend pla veisel op den voorgrond, alles ten slotte in de juiste valeurs komt te staan en het geheel maken tot een boeiend tafreel, dat, picturaal ondergaan steeds weer nieuwe schoone vondsten openbaart. Monnickendam is in de Hollandsche kunst een éénling, men waar deert hem nog weinig en scheldt voor eigen wijs wat slechts zijn eigen wijze is. Voor mij was hij steeds een der belangrijksten der vijftigers, een kerel, een pooteling al van den akademietijd af en die reeds een rijk en vooral niet eentonig, oeuvre achter zich heeft. J. H. DE BOIS HET TOONEEL Fluiten in den Schouwburg. Het is al jaren geleden, dat ik eens een voorsteileng van de opera L'Africaine te Lyon bijwoonde. Wanneer het precies ge beurde, in welke acte of welke scène, weet ik niet meer. maar plotseling werden wij in onze muzikale genieting die overigens in L'Africaine nu niet zoo bijzonder groot was ruwweg gestoord door een oorverscheurend, scherp gefluit' Waar het vandaan kwam? Van alle kanten! Van de stalles, de loges en de balcons even goed als van het „paradis" klonk het snerpend gefluit. Ik zag mannen rechtstaande in de zaal als straatjongens met twee vingers in den mond, anderen met een sleutel, weer anderen met een signaal- fluitje en allen floten zij om het hardst. Maar bij dit fluitconcert, bleef het niet. Een groot deel van het publiek vond het noodig een tegenmanifestatie te beginnen en in minder dan geen tijd was de zaal in twee kampen verdeeld; de eene helft floot, de andere helft schreeuwde: ..Vive Calami! Vive Calami!" Midden op het tooneel stond onbewegelijk de bas of misschien was het de tenor, dat weet ik niet meer monsieur Calami. Wat de arme man had misdaan? Hij had een beroemde aria gezongen naar zijn beste kunnen, dat was heel zijn misdaad ge weest. Maar dit was voor een deel van het publiek reden genoeg om een fluitconcert te beginnen. Want Lyon was in die dagen in twee kampen verdeeld, de pro-Calami's en de anti-Calami's en eiken avond, als hij op trad. was er zooals men ons vertelde weer dezelfde strijd. Monsieur Calami stond met een onver stoorbare glimlach de zaal in te zien ..En core! Encore! Encore!" schreeuwden de pro- Calami's; de antl-Calami's floten nog wat harder. Toen gaf Calami een teeken aan den diri gent, deed 'n paar passen naar voren en met den moed der wanhoop slingerde hij de eer ste noten de zaal in. Opeens werd het tot onze niet geringe verbazing stil in de zaal, zóó lang, totdat Calami zijn aria had uitge zongen, maar daarop begon de herrie van voren af aan en het duurde zoo lang, totdat de prima-donna op het tooneel verscheen en te zingen aanving. In mijn meer dan 20-jarlge loopbaan van tooneelrecencent is het fluitconcert te Lyon mijn eenige óndervinding van dien aard ge weest. ja, ik heb het zelfs nog nooit meege maakt. dat het publiek zijn misnoegen door gefluit of door andere luidruchtige manifes taties kenbaar maakte. Is dit een bewijs van fijner gevoel en meer beschaving bij ons pu bliek of enkel van minder temperament? Ik geloof het laatste, want het Is wel opmer kelijk. dat het publiek bij ons in politieke vergaderingen, wanneer het warm loopt, wél door fluiten zijn afkeuring te kennen geeft, in een schouwburg echter zoo goed als nooit. Voor mij is dit laatste niet een bewijs van meer beschaving waarom zou het Hol- landsch publiek in den schouwburg zoo vee! beschaafder zijn dan op politieke vergade ringen? maar alleen, dat het tegenover het tooneel onverschilliger, althans niet zoo fel-hartstochtelijk staat. Het is feitelijk even verklaarbaar, dat toeschouwers, die in hun kunstgevoelens pijnlijk gekweld of beleedigd worden, hun ergernis lulde uiten als dat zij van hun bewondering blijk geven door luid applaus of gejuich. In landen, waar men fel meeleeft met het tooneel en er een zeer groote belangstelling voor heeft zooals in Duitschland. Italië Frankrijk, is het fluiten bij premières vol strekt. geen uitzondering. Zou men daarom willen beweren, dat het. publiek daar minder beschaafd is dan bij ons? Absoluut niet» Men leeft er alleen heviger mee en stelt zich daarom meer partij Het klinkt, mis schien vreemd, maar soms zou ik wenschen. <iat het- publiek bij ons floot liever dan dat het zooals gewoonte is geworden altijd maar domweg na elk bedrijf applaudisseert, hoe gruwelijk slecht het stuk. of hoe onvol doende het spel ook moge zijn. Het zou met dat gefluit althans het bewijs geven van liefde voor het tooneel en zou daarmee too- nen. dat het niet lauw en onverschillig is. Beter nog gefluit dan applaus bij een moord op de kunst. Of ik hiermee een pleidooi voor het bar- baarsche gefuit in den schouwburg bedoel? Volstrekt niet. Maar wel wil ik protesteeren tegen het domme, kritieklooze applaus ook na het meest onbeduidende stuk of de slecht ste vertooning. Waarom niet de veroordee ling door een ijzige stilte, die minstens even vernietigend kan zijn ais gefluit? Ik heb In mijn leven zeker eenige honder den premières bijgewoond, maar slechts eens ben ik getuige geweest van een ont vangst door het publiek zóó afwijzend, dat van een absolute val gesproken kon worden. Het was bij de opvoering van „De Dood en dc Dwaas", een eenacter van Hugo von Hoff- mannsthal ln den Hollandschen Schouwburg te Amsterdam onder regie van Verkade. In dat stukje dat heel ernstig bedoeld was moesten achtereenvolgens 4 geesten opko men en de verschijning van eiken nieuwen geest ging met homerisch gelach ln de zaal gepaard, ja. de laatste geest werd zelfs met een hoeratje door het publick ontvangen. Na dit échec liet men het doek na afloop wijse lijk gesloten. Met de geboorte werd het stuk tegelijk begraven. Dit is mij altijd bij gebleven, omdat het mijn eenige ondervinding op dat gebied was na een ïooneelervaring van ruim 20 jaar. Zelfs de grootste „sof" wordt bij een pre mière in Nederland vriendelijk: op zijn aller slechtst gematigd onverschillig ontvangen. Twee op drie maal „halen" aan het slot mag men altijd wel verwachten. Wij, critici, voe len natuurlijk door jarenlange ondervinding zeer goed aan. of een stuk succes heeft bij het publiek of niet. maar ik kan mij begrij pen, dat een willekeurig bezoeker, die de stemming van een première-publiek minder goed weet te peilen, absoluut In onzekerheid over den uitslag verkeert. Ik ben er getuige van geweest, dat aan het slot ovaties aan de spelers werden gebracht onder anderen na Cagliostro van Defresne en het stuk nauwelijks 3 opvoeringen kon halen. Van hoorbare teekenen van afkeuring was nooit en te nimmer sprake. Zoo ver mij bekend is. heeft ons publiek behalve dan bij de op voering van De Dood en de Dwaas in deze 25 jaar slechts 3 maal bij een première een voorstelling door een ostentatieve houding met beslistheid afgewezen, n.l. van Het Pa leis van Cirëe van Fred van Êeden door de Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel. van Shakespeare's Julius Caesar onder regie van Verkade eenige jaren geleden in den Stads schouwburg te Amsterdam en de groote vergissing van Heyermans' Uitkomst. De val van Uitkomst lag betrekkelijk aan een kleinigheid. Heyermans had voorgeschreven, dat in den droom van Jantje 64 brooden ten tooneele moesten worden gebracht. Dit op stapelen van de brooden wekte bij het pu blick van de première, dat het stuk niet be greep, uitbundige vroolijkheid en toen eenigen der toeschouwers hardop begonnen te „turven" was het lot van deze eerste voor stelling beslist. Het stuk viel als een „bak steen", om later de geschiedenis is meer voorgekomen een groot succes te worden. Maar dat zijn uitzonderingen geweest. Regel is het, dat ook de meest onheteeke- nende stukken en slechtere voorstellingen met applaus worden ontvangen en dat in ons land van hoorbare afkeuring laat staan van fluiten nooit sprake is. Ook in de vorige eeuw behoorde afkeuring door fluiten in den schouwburg tot de zeer hooge uitzonderingen. De vader van Prof. J. A. Alderingk Thijm de grootvader dus van Lod. van Deyssel heeft eens in den schouwburg zijn verontwaardiging door flui ten geuit, toen in een tooneelstuk een non in een nis werd gemetseld, maar dat werd zoo hoog opgenomen, dat de tooneelspeler Reinier Engelman het fluitje uit de hand van den heer Thijm sloeg en hem op zeer hard handige wijze de zaal uitzette. Het fluitje werd jaren daarna nog als stuk van over tuiging" door dc actrice, mevrouw Albregt— Engelman, bewaard. En in oude tooneel- herinneringen las ik. dat eens ook een toe schouwer in den „Bak" ren acteur uitfloot, waarop deze tooneelspeler verontwaardigd naar het voetlicht trad en zeer ad rem de zaal inriep: Wat fluit gij. ezel. zonder oordeel! Uw fluiten brengt mij scha noch voordeel. J. B. SCHUIL. Het oordeel van den Russischen regisseur Charow. Een redacteur van de Tel. had een onder houd met den Russischen tooncelregisseur Peter Charow over de tooneelcrisis. Aan het verslag van dit onderhoud ontlee- nen wij het volgende: „Is er overal tooneelmadalse?" vroeg de in terviewer. Geen sprake van. In Italië ls géén theater crisis, in Rusland ls géén theatercrLsis. In Duitschland, in Frankrijk, in Engeland ls ze wel. En de reden? Ik voor mij. zegt Charow. geloof na jaren internationale ervaring, dat er geen economische tooneelcrisis is. Er is een toeschouwers-crisis. In Duitschland bijvoorbeeld Ls het tooneel - publiek langzaam aan in een staat van onze kerheid en onrust gekomen, zóó sterk, dat het thans niet meer weet wat het wil. Zij trachten te raden wat het publiek wil. Wat het publiek niet weet, en zoo ontstaat de vi cieuze cirkel. Een jong publiek, een re serve. is er niet: de Jeugd is bedorven door experimenten en pathologisch modern isme. ze Ls stuurloos. De oplossing? Geeft tooneel zooals onze meester StanLsIawski het. gaf en geeft: echt. zuiver, bezield tooneelspel Geef niet toe aan alles wat zich modernisme noemt, aan den slechten smaak van het publiek, aan een re pertoire dat ongeveer niets dan de zelfkant des levens toont in zijn onsmakelijke ge daanten, speel geen laffe kluchten en vage blijspelen. De Dultsche tooncelleiders zijn in het nauw gekomen omdat zij geen leiding aan het publiek gaven; zij hebben het pu bliek bedorven, verwend, verintcllectualiseerd vermoderniseerd. In Italië is geen tooneelcrisis. Het publiek is frisch. niet intellectueel. Het fluit hard en het juicht hard. het ls geestdriftig voor en tegen. Het komt om tooneel te zien spelen, net om problemen te zien. In Duitschland is tooneel-crisis. Het pu bliek is vermoeid. Geef het zuiver, hoog- staan. goed tooneelspel en de Jeugd zal naar het theater terugkeeren. Ook In Italië gaat het van tijd tot tijd de acteurs slecht: maar het toon eel publiek lééft. Het tooneel staat er niet eens zeer hoog. Het ster-systeem ver giftigt het tooneel. Maar wij hebben, met een Jong ensemble groote successen gehad. Waarmee? Met Tschechow's „Oom Wan ja" en Schnitzler's .Liebelei". Men zegt. de crisis komt ook voort uit het gebrek aan goede tooneelstukken. Dat is een factor, zeer zeker. Maar Stanislawskl hield altijd vol, dat het bij een tooneelopvoering meer om het „hoe" dan om het „wat" gaat. Een voort re ff el jke opvoering van een stuk me vele gebreken zal altijd succes hebben, meer dan een opvoering met vele gebreken van 'n voortreffelijk stuk. En daarom geloof :k niet dat het zoo zeer aan den tooneel- schrtjver te wijten is. Rusland heeft op het oogenblik slechts enkele toonelschrijvers. Het tooneel bloeit er er ls geen crisis. Men spéélt er goed en het publiek lééft er. Niet de experlmenteele stuk ken 'nebben succes, niet het publieke theater, niet dc fotografie van hc: hedcndaagsche le ven. Neen. de oude stukken van Tolstoi, Tschechow. de Dostojewskl-bewerklngen trek ken cle toeschouwers nog altijd. En nog iets. Het is een vergissing het he- dendaagsche leven als het ware ln tooneelfo- tografleën te vertoonen. Het leven is véél sterker dan het tooneel! Ik zet mijn raam open: ik zie de straat leven. Dat kan het too neel nooit bereiken; zijn kracht ligt elders: in een zuiverder sfeer, in die van de kunst. En wie interesseert zich eigenlijk voor het alledaagsche leven op het tooneel. voor de vele stukken met pathologisch en inhoud, waarin al de ellende van oen mensch ver toond wordt? Wie waren Plscator's toeschou wers? De rijke Berlijners. Het volk kwam er niet. Het beleeft de ellende aan den lijve, het wil ze niet nog eens beleven. De rijke Ber- lijner kende die ellende niet, voor hem was het een sensatie. Waar Ls Piscator gebleven? Neen, het tooneel mag geen pathologische kliniek zijn. Het mag geen experimenteer- laboratorium zijn. Het is het te lang ge weest. Waar zijn do toeschouwers gebleven? Zie een der begaafdste Berlljnsche regis seurs. Jürgen Felling. Hij experimenteert tot in het absurde, om modern te blijven hee- ten. Men schrijft stukken zoo. dat ze expe rimenten elschen! De omgekeerde wereld. Een stuk is er desnoods om op te cxperlmon- teeren. maar een experiment ls er toch niet om een stuk voor te schrjven? Trouwens: Ik hoor dat men in Amsterdam een goede opvoering gaf van Brückner's „Misdadigers", voorbeeld van pathologisch en experimenteel tooneel. Zijn de menschen ge komen? Men zegt mij van niet. Geeft tooneelstukken waarin de bezieling zuiver, het leven natuurlijk en menschelijk Is. Spoel ze goed en de toeschouwers-crisis is voorbij. De Nederlandsche toeschouwer is voor mij de ideale toeschouwer. Hij heeft een groote reserve aan geestdrift cn bewondering, geef hem zuiver, goed tooneel en de tooneel-crisis ls voorbij. Ook hij is in onrust en onzeker heid gebracht. Het Nederlandsche acteurs-materiaal is zéér groot; Ik ken zeer vele voortreffelijke acteurs, tallooze talenten. Er zou alles te be reiken zijn. Zoo men wilde..M Tuinen in Holland. „Tuinen ln Holland" door lr. J. P. Fokker, architect B. N. A. en tuinarchitect B N. T. heet het boek. dat in de serie Moderne Schoonheid bij de N.V. Uitgevers Mij. Kos mos te Amsterdam versohenen is. Sctar. ver telt in dit bijzonder fraai uitgevoerd werkje wat de vercischten zijn voor goeden tuin aanleg. En hij wekt de belangstelling op voor tuinarchitectuur. Ruim 60 uitmuntende foto's met uitvoerige onderschriften zijn opgenomen, waarbij foto's van ontwerpers in Santpoort., Acrden- hout cn Haarlem wonend; en afbeeldingen uit deze omgeving. De Heilige Proletariër. Het Nederlandsche Boekhuis te Tilburg deed de tweed? druk van ce Heilige Proleta riër het licht zien, een legende van Franz Herwig, vertaling van het Boekhuis met een inleiding van Cor Hesseiing cn teekeningen van H. Sohoonbrood. Duczika. Verschenen is bij de N.V. Em. Quertdo's Uitgevers Mij. te Amsterdam de vijfde goeö- koope druk van dit nagelaten meesterwerk van Herman Heyermans. de roman die in Berlijn speelt. Het bo?k bezit een inleiding van J. F. Ankersmit en een voorwoord van Annie Heyermans—Jurgens. üet eene noodige. Twaalf preeken van d.s. A. Binnortsz Sr., zijn door hem gebundeld en uit/gegeven bij H. D. TJcenk WUltnk en Zoon N.V. te Haar lem. De schrijver bedoelt niet anders dan trouwen toehoorders een herinnering aan te bieden aan zijn prediking. Dc wetenschap en bet onzienlijke. N.V. Tjecnk Willink te Haarlem gaf een vertaling uit van Science and the Unseen World door S;r Arthur Stanley Eddington. n.l. De wetenschap en het onzienlijke door dr. J. C. Proosi-Thoden van Velsen. Dr. J. H. Oort, conservator aan de Leidsche Sterren wacht schreef een inleidend woord. Deze zegt dat het boek ln de eerste plaats geschreven is voor leeken op natuurkundigen (cn philo- sophisdhgebied; het Ls wellicht van belang iets over het wetenschappelijk werk van don schrijver te weten. Want het is juist om don persoon van don schrijver, dat deze uitlatin gen speciale belangstelling waard zijn. Na feilen strijd. Joan Sutherland vertelt in dezen roman van Alex Oarlyon, den man wiens vrouw hem niet begrijpt en die hem niet kan geven wat hij verlangt en verwacht, cn van Phillppa dochter van Alex' vriend. En Sutherland ver telt van hun strijd tegen d^ groeiende liefde voor elkander, totdat tenslotte na dien feilen strijd een nieuwe dag gloort. J Philip Kruseman te Den Haag gaf dit boek, door L. D. A. P. van Son vertaald, uit. Wandclkaart Beverwijk, Heemskerk. Wijk aan Zee en Duin Door G. Eikclen'ooom te Haar'.cm Ls uit gegeven een War.delkaart en off'cleele plat tegrond der gemeenten Beverwijk. Heemskerk en Wijk aan Zee en Duin, samengesteld met medewerking der gemeentebesturen. Bij de groote en duidelijke kaart op schaal 110.00 behoort een handige lijst van straten, wegen lanen en paden. o Aanvullingen. Voorts verschonen aanvullingen op verschil lende wetten, als lager- cn hoog er onderwijs wei. veewet, zadonwt. visscherijwet enz., be nevens een a'phaóetisohe lijst (1—110j van ae Ned. Staatswetten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 11