LETTEREN EN KUNST
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
KANTTEEKENINCEN.
DE TOONEELCRISIS.
Nieuwe Uitgaven.
dooi KAREL DE JONG.
Het dirigeeren Is Iets dat velen aantrekt
en het is geen wonder, dat in 't bijzonder
zij, di? gewend zijn, dagelijks geleid te
worden zich geprikkeld voelen op hun beurt
ook eens de leidersstaf te zwaaien. Voort
durende serviliteit zit den meesten men-
schen niet in het bloed. Zegt niet. de dUna&r
van Don Juan, Leporello in zijn beroemde
aria: ,.Ick will selbst den Meester machen.
will nicht langer Diener sein". Zco kan het
ons niet verwonderen dat concertmeester
Sam Swaap Zondag in het Kurhaus ook
eens zelf de le;dsels of, om een meer mo
dern b?eld te gebruiken: het stuurwiel van
het Residentie-orkest wil vasthouden. Als
het mechanisme ln goede orde is, zooals in
dit geval, is daar geen gevaar bij; zeker
niet bij de vertolking van repertoirestuk
ken als de Euryoute-Ouverture, het eerste
viool-concert van Bach, de Casse-Noisette-
Suite en de Marche Lougroise.
Het vioolconcert zal de leider natuurlijk
bijzonder goed kennen. De Baron Hopsuite
ken ik niet uit ondervinding, zoodat ik om
trent deze Haagsche Hopjes geen inlichtin
gen kan verschaffen. Laten we hopen, dat
ze goed smaken.
De kamermuziek met medewerking van
een of meer blaasinstrumenten heeft in de
laatste jaren weer een sterke belangstelling
van de zijde der componisten. Ik behoef
slechts de namen Hindemith en Milhaud te
noemen. Voor Zondagavond annonceert
Berlijn twee klarinet kwintetten: een van
Keert (niet te verwarren met Franz) Schu
bert en het heerlijke zonnige van Mozart.
Het beluisteren van dit werk kan een troost
in crisis-misère geven. Wat ik in een vorig
overzicht omtrent het ontbreken van samen
werking tusschen omroepvereenigingen
meende te moeten opmerken is niet speciaal
op Nederlandsche toestanden van toepas
sing. België geeft ons Zondag ook een schoon
•voorbeeld, zulle: immers zoowel Brussel VI.
als Brussel Fr. zenden 's avonds de Taun-
hauserouverture uit en we kunnen bestu-
deeren of ze op z'n Vlaamsch dan wel op
z'n Fransch het best klinkt. Iets soortge
lijks zal Brussel Vrijdag a.s. leveren, maar
dan binnen de sfeer van één station. Dan
komt Beethoven's 5de pianoconcert 's na
middags te Ostende en 's avonds t? Knocke,
voor de microfoon om via den Franschen
zender door den aether gestuurd te worden.
We hopen dat de Knocksch? uitzending
geen knokpartij tusschen de solisten ten ge
volge heeft, want Arthur de Greef is reeds
hoogbejaard en vast niet tegen den nog
jongen en krachtigen Robert Casadesus op
gewassen. Evenmin moeten Woensdag Hui
zen en Daventry gaan ruziën, omdat ze al
lebei de Suite in D van Bach gaan uit
zenden. Maar „mme om nes vesanitates in
baculo!" .zooals ik indertijd een talentvol
oud-litterator hoorde zeggen als klassieke
vertaling van „nu alle gekheid op een
stokje''! Ik wil opmetrkzaam maken op de
Langenberg-uit-zending van Dinsdagavond,
die den 42s,ten Psalm van Mendelssohn zal
brengen. Onder de Psalmcantates van Men
delssohn is de compositie van den 42sten,
die toevalligerwijze ook het opusgetal 42
draagt, de meest bekende.
Kretschmar schrijft dienaangaaande o.a.
het volgende: „De eerste componist van de
19de eeuw, wiens Psalmen weer een diepe
ren en meer duurzamen indruk bereikten,
was Felix Mendelssohn. Van verschillende
zijden is in den tijd, toen zijn Psalmen voor
het eerst verschenen, de meening uitge
sproken, of niet op het gebied der kerke
lijke compositie Mendelssohn's grootste
kracht te zoeken was. En deze meening
mag wel de juiste zijn. We staan, vermoeid
het ijveren van een maieloozen schaar na
volgers, ook tegenover die composities iets
koeler dan de muzikale wereld van omstreeks
de helft der vorige eeuw. Een korte tijd
van rust zal ze weer in haar volle frisch-
heid doen opstaan. Zij zijn zeker van een
lange toekomst, evenals alle kunstwerken,
waarin zich een werkelijke individualiteit,
zij het, ook een beperkte, op meesterlijke
wijze weet te uiten. In M's Psalmen dringt
de weeke grondtoon wellicht al te sterk naar
voren, de uitingen der vroomheid bedienen
zich ietwat dikwijls van dezelfde wendingen,
en voor de uitdrukking van de verhevenste,
van de duistere en vreeselijke denkbeelden
schijnen hun tonen eenigszins mat. Maar
M's smeeken en bidden dn de bekentenis van
zijn Godsvertrouwen berusten niet op koude
muziekformuies: een warme stroom van har
tslijk gevoel doordringt zijn muzikale ge
beden en als hij God looft en dankt stijgt
zijn muziek tot een kracht en bezieling,
die ons verheffen en ons dwingen tot in
stemming." De compositie van den 42sten
Psalm is op M's huwelijksreis ontstaan. Zij
is, volgens Kretschmar, onder de grootere
vocale werken van M. diegene die de sen
timenteel-romantische grondtrekken van
zijn aard het sterkst openbaart. In alle
kleuren van deze muziek, zegt hij, is een
gemeenschappelijke bijklank van zachte
dweperei gemengd en de hartstochtelijke,
de" uiterste zielsnood verkondigende stem
ming van den tekst is tot een gevoelvol
elegische gedempt.
De tekstwoorden: i
't Hijgend hert, der jacht ontkomen enz.
mag ik natuurlijk bekend veronderstellen
De verschillen in de uitingen der gevoelens
verlangen, boetvaardigheid en 'hoop zijn door
die der muzikale vormgeving uitgedrukt.
Naar het voorbeeld der oude psalmcompo
sities. die M. dank zij zijn groote kunst
historische ontwikkeling kende, zijn recitatie
ven ingelascht, wisselen vrouwen- en man
nenkoren en is ook de vereeniging van solo
en koorgezang aangewend.
Ook de toevoeging van het slotgedeelte
„Preis sei dem Herrn" aan den tekst is tot
een navolging van de oude traditie terug te
brengen; van oudsher werden psalmen en
hymnen met het „Gloria Patri" besloten:
een gebruik, dat in den loop der tijden door
een "deel der kerkelijke richtingen uit het
oog was verloren. Van de koorgedeelten is
het eerste meestbeteekenende. Het slotkoor
slaat energische vreugdetonen aan. zoodat
de hoorder door een frisschen en feestelijken
indruk verheven van het werk afscheid
neemt.
Van de andere door Mendelssohn gecom
poneerde psalmen noemen re den 95sten
.(op. 46).
Die pianokwartetten van M. zijn Jeugdwer
ken. Een er van wordt. Dinsdag door Huizen
uitgezonden. Het daaropvolgende trio van
Bramms is zooals men weet eigenlijk voor
piano, viool en hoorn geschreven; de jacht-
fanfares der finale zijn klaarblijkelijk voor
het blaasinstrument gedacht. Het trio is
een der gemakkelijkst aansprekende en
mooiste kamermuziekwerken van Brahms.
Uitkomst of zelfmoord?
Naar aanleiding van de Kunst
tentoonstelling in „Suasso".
Een kunsttentoonstelling als die welke in
het Amsterdamsche Suasso-museum dezen
zomer te zien is ze blijft tot 4 September
geopend en is dus twee en een halve maand
lang gaande geeft aanleiding tot velerlei
overweging. Terwijl de belangstelling voor
dingen van schoonheid en geest, naar men
veilig constateeren kan, omgekeerd evenredig
is aan den ijver, waarmee kunstenaars voort
gaan aan een productie te arbeiden, die aan
zulk een belangstelling zou moeten voldoen,
zien wij het onafwendbaar resultaat in een
reeks volgehangen zalen waarin zich hier en
daar een enkele bezoeker beweegt. Laat dit
beeld voor de Zondagmiddagen niet geheel
en al juist zijnvoor de overige dagen
der week is het vrijwel typeerend. Het is
een droef verschijnsel dat echter verklaar
baar en te voorzien was. Zoo de stad Amster
dam, als organisatrice dezer onderneming,
gemeend heeft, een vermoeide belangstelling
te kunnen verfrisschen door een zoo groot
mogelijk quantum kunstwerken bijeen te
brengen, dan heeft ze gefaald en zich de les
der oude vierjaarlijksche die zich zelf over
leefde, niet herinnerd. Bovendien heeft haar
democratisch gericht beleid haar in dezen
parten gespeeld. Het is natuurlijk prachtig
viri onpartijdigheid eenvoudig alle namen
lijsten van kunstenaarsvereenigingen af te
schrijven en aan een ieder daarop vermeld
kunstenaar een invitatie ter deelneming toe
te zenden, maar het was, artistiek gesproken,
van een ontstellende onbenulligheid, die zich
wreken moest. Men zegt dat vier duizend
..kunstwerken" de reis naar de Paulus Pot
terstraat ondernamen. Er werden bij de vier
honderd geplaatst en er zouden dus 3yS dui
zend geretourneerd zijn. Alles voor rekening
der gemeente. Welk een verspilling van tijd
en geld niet alleen, maar ook hoevele on-
noodige teleurstelling bezorgd aan velen die
met de „invitatie" al bijster gecoiffeerd wa
ren. AI zouden er slechts duizend niet ge
plaatste kunstobjecten zijn geweest, ware het
systeem al veroordeeld. Voor mijn gevoel is
deze manifestatie van wanbegrip een gaarne
gegrepen gelegenheid nog eens op eenlge
dingen te wijzen, die zeker ook voor de artis-
ten van belang zijn. Voor diegenen onder
hen die werkelijk iets meer zijn en prestee-
ren dan de gemiddelde schilder van een
stilleven of een spoedig-op-iets-lijkend lino-
leumsneetje kan het van belang zijn te over
wegen of zij in dergelijke massale kunstver-
tooningen een kans op uitkomst kunnen
zien, dan wel zich zelfmoorden door vrijwil
lig in het moeras der middelmatigheid te
springen. Nu schijnt het vrij zeker, dat deze
tijd van zeer geringe belangstelling er tevens
een is van purificatie, van zuivering en op
ruiming en dat op dit terrein voor het mid
delmatige weinig bestaansmogelijkheid over
blijft. Waar dus het betere en het minder
goede hutje-bij-mutje bijeenkomt en gelijk
berechtigd schijnt, lijkt voor 't betere de aan
gewezen weg in de onthouding te liggen. Wat
onpartijdigheid lijkt, wordt op kunstgebied
artistieke onverschilligheid, waardoor het be
langrijke door het alledaagsche in den weg
geloopen wordt. Kunst is nu eenmaal iets
zóó individueels, dat een daarmee niet reke
nende bemoeienis altijd op een inferieur re
sultaat uitdraait. Het scheppen van kunst is
iets sterk persoonlijks, maar niet minder de
wil er zich mee te omgeven, en de capaciteit
de kunstproducten te ordenen en te presen
teeren. Waar dat ontkend wordt en de vak-
vereeniging de plaats van de erkende artis
tieke beteekenis gaat innemen, doet de ar
tist het best de plaat te poetsen. In zijn iso
lement kan dan zijn kracht liggen, die ver
loren gaat als hij. bijna onvindbaar tusschen
honderden collega's om dat nu maar opti
mistisch uit te drukken moet paradeeren.
Wat zeggen ons een paar honderd namen
van kunstenaren er zijn er een paar do
zijn bij van wien we nog nimmer gehoord
hadden als de totaal-prestatie van zulk
een kleurlooze verveling is! Er zijn een aan
tal werken, natuurlijk, die er uit springen,
die in het oeuvre van hun maker van be
lang zijn. Maar het meerendeel is te verve
lend om er kwaad van te spreken zelfs, en
als de Nederlandsche schilderkunst van he
den door deze expositie juist geportretteerd
werd, zou zij wel tot een tamme burgerlijk
heid afgezakt zijn. Wie zijn de groote man
nen van vandaag? Men moet ze hier zoeken
Is het Sluyters, Harmen Meurs of Ernst
Leijden? Bij Bauer's dood memoreerde ik
reeds dat deze groote wel ruim, doch zeer
zwak vertegenwoordigd werd: drie opper
vlakkige en losse aquarellen, waar natuurlijk
altijd nog wel iets van den leeuwenklauw in
te herkennen valt, maar die toch beneden
zijn gemiddelde blijven. Er zijn toch nog
„figuren" in de kunst van vandaag die hier
alleen door afwezigheid schitteren en waar
voor men graag een aantal non-valeurs zou
hebben zien opgeofferd. Ik ben niet eenzijdig
en heb mijn waardeering voor alle kampen.
En mis daarom een Isaac Israels evengoed
als Wiegersma uit Deurne. Van Konijnenburg
evenzeer als Matthieu Wiegman en uit de
tenten der Amsterdamsche jongeren zoowel
Schumachers als den extremist Jacob Ben
dien. Dat zijn tenminste allen kopstukken,
waarover te praten de moeite loont. Deelden
zij misschien reeds mijn bezwaren en moes
ten zij van het gemeentelijk allegaartje niets
hebben? Misschien kozen zij het beste deel
en bleven thuis.
Toch moet men ook deze tentoonstelling
gezien hebben en zich dan maar de moeite
getroosten voor zich zelf uit te maken wat
boeit en wat koud laat. Ikzelf acht mij be
loond door dat ik een tweetal groote wer
ken van Martin Monnlckendam er tegen
kwam. die nieuw voor mij waren. Zijn ..Ana
tomische Les" een portretstuk van Amster
damsche chirurgen is eigendom der ge
meente en zal wel reeds vroeger geëxposeerd
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
zijn. Het groote „San Marco-plein te Venetië"
is nieuw en onbesproken. Als alles wat -M.
maakt is ook dit een felkleurig werk: er is
vooral m den achtergrond een overdaad van
verguld détail waardoor ge aan een dure car-
roessel van de kermis denkt: de blauwe lucht
is hard als staal en de klusjes witte duiven
vallen er af als propjes watten en ondanks
dat alles moet het zien van schilderijen voor
ieder een gesloten boek blijven die niet voelt
dat hier een schilder van ras, een artist, aan
den gang geweest is. Als ge u rustig over al
die eerst opgemerkte bezwaren hebt heen-
gezet en daarna het „geheel" in u opneemt,
versmelt alles tot één machtige visie op een
zuidelijk zonlichtspel waarin de in het- zwart
gekleede vrouwen, dc bontgepluimde mili
tairen. de licht gekleede bezoekers der café
terrassen, het in de schaduw vallend pla
veisel op den voorgrond, alles ten slotte in
de juiste valeurs komt te staan en het geheel
maken tot een boeiend tafreel, dat, picturaal
ondergaan steeds weer nieuwe schoone
vondsten openbaart. Monnickendam is in de
Hollandsche kunst een éénling, men waar
deert hem nog weinig en scheldt voor eigen
wijs wat slechts zijn eigen wijze is. Voor
mij was hij steeds een der belangrijksten der
vijftigers, een kerel, een pooteling al van
den akademietijd af en die reeds een rijk en
vooral niet eentonig, oeuvre achter zich
heeft.
J. H. DE BOIS
HET TOONEEL
Fluiten in den Schouwburg.
Het is al jaren geleden, dat ik eens een
voorsteileng van de opera L'Africaine te
Lyon bijwoonde. Wanneer het precies ge
beurde, in welke acte of welke scène, weet ik
niet meer. maar plotseling werden wij in
onze muzikale genieting die overigens in
L'Africaine nu niet zoo bijzonder groot was
ruwweg gestoord door een oorverscheurend,
scherp gefluit' Waar het vandaan kwam?
Van alle kanten! Van de stalles, de loges en
de balcons even goed als van het „paradis"
klonk het snerpend gefluit. Ik zag mannen
rechtstaande in de zaal als straatjongens
met twee vingers in den mond, anderen met
een sleutel, weer anderen met een signaal-
fluitje en allen floten zij om het hardst.
Maar bij dit fluitconcert, bleef het niet. Een
groot deel van het publiek vond het noodig
een tegenmanifestatie te beginnen en in
minder dan geen tijd was de zaal in twee
kampen verdeeld; de eene helft floot, de
andere helft schreeuwde: ..Vive Calami!
Vive Calami!" Midden op het tooneel stond
onbewegelijk de bas of misschien was het
de tenor, dat weet ik niet meer monsieur
Calami. Wat de arme man had misdaan? Hij
had een beroemde aria gezongen naar zijn
beste kunnen, dat was heel zijn misdaad ge
weest. Maar dit was voor een deel van het
publiek reden genoeg om een fluitconcert te
beginnen. Want Lyon was in die dagen in
twee kampen verdeeld, de pro-Calami's en
de anti-Calami's en eiken avond, als hij op
trad. was er zooals men ons vertelde
weer dezelfde strijd.
Monsieur Calami stond met een onver
stoorbare glimlach de zaal in te zien ..En
core! Encore! Encore!" schreeuwden de pro-
Calami's; de antl-Calami's floten nog wat
harder.
Toen gaf Calami een teeken aan den diri
gent, deed 'n paar passen naar voren en met
den moed der wanhoop slingerde hij de eer
ste noten de zaal in. Opeens werd het tot
onze niet geringe verbazing stil in de zaal,
zóó lang, totdat Calami zijn aria had uitge
zongen, maar daarop begon de herrie van
voren af aan en het duurde zoo lang, totdat
de prima-donna op het tooneel verscheen
en te zingen aanving.
In mijn meer dan 20-jarlge loopbaan van
tooneelrecencent is het fluitconcert te Lyon
mijn eenige óndervinding van dien aard ge
weest. ja, ik heb het zelfs nog nooit meege
maakt. dat het publiek zijn misnoegen door
gefluit of door andere luidruchtige manifes
taties kenbaar maakte. Is dit een bewijs van
fijner gevoel en meer beschaving bij ons pu
bliek of enkel van minder temperament?
Ik geloof het laatste, want het Is wel opmer
kelijk. dat het publiek bij ons in politieke
vergaderingen, wanneer het warm loopt, wél
door fluiten zijn afkeuring te kennen geeft,
in een schouwburg echter zoo goed als nooit.
Voor mij is dit laatste niet een bewijs van
meer beschaving waarom zou het Hol-
landsch publiek in den schouwburg zoo vee!
beschaafder zijn dan op politieke vergade
ringen? maar alleen, dat het tegenover
het tooneel onverschilliger, althans niet zoo
fel-hartstochtelijk staat. Het is feitelijk even
verklaarbaar, dat toeschouwers, die in hun
kunstgevoelens pijnlijk gekweld of beleedigd
worden, hun ergernis lulde uiten als dat zij
van hun bewondering blijk geven door luid
applaus of gejuich.
In landen, waar men fel meeleeft met het
tooneel en er een zeer groote belangstelling
voor heeft zooals in Duitschland. Italië
Frankrijk, is het fluiten bij premières vol
strekt. geen uitzondering. Zou men daarom
willen beweren, dat het. publiek daar minder
beschaafd is dan bij ons? Absoluut niet»
Men leeft er alleen heviger mee en stelt
zich daarom meer partij Het klinkt, mis
schien vreemd, maar soms zou ik wenschen.
<iat het- publiek bij ons floot liever dan dat
het zooals gewoonte is geworden altijd
maar domweg na elk bedrijf applaudisseert,
hoe gruwelijk slecht het stuk. of hoe onvol
doende het spel ook moge zijn. Het zou met
dat gefluit althans het bewijs geven van
liefde voor het tooneel en zou daarmee too-
nen. dat het niet lauw en onverschillig is.
Beter nog gefluit dan applaus bij een moord
op de kunst.
Of ik hiermee een pleidooi voor het bar-
baarsche gefuit in den schouwburg bedoel?
Volstrekt niet. Maar wel wil ik protesteeren
tegen het domme, kritieklooze applaus ook
na het meest onbeduidende stuk of de slecht
ste vertooning. Waarom niet de veroordee
ling door een ijzige stilte, die minstens even
vernietigend kan zijn ais gefluit?
Ik heb In mijn leven zeker eenige honder
den premières bijgewoond, maar slechts
eens ben ik getuige geweest van een ont
vangst door het publiek zóó afwijzend, dat
van een absolute val gesproken kon worden.
Het was bij de opvoering van „De Dood en
dc Dwaas", een eenacter van Hugo von Hoff-
mannsthal ln den Hollandschen Schouwburg
te Amsterdam onder regie van Verkade. In
dat stukje dat heel ernstig bedoeld was
moesten achtereenvolgens 4 geesten opko
men en de verschijning van eiken nieuwen
geest ging met homerisch gelach ln de zaal
gepaard, ja. de laatste geest werd zelfs met
een hoeratje door het publick ontvangen. Na
dit échec liet men het doek na afloop wijse
lijk gesloten. Met de geboorte werd het stuk
tegelijk begraven.
Dit is mij altijd bij gebleven, omdat het
mijn eenige ondervinding op dat gebied was
na een ïooneelervaring van ruim 20 jaar.
Zelfs de grootste „sof" wordt bij een pre
mière in Nederland vriendelijk: op zijn aller
slechtst gematigd onverschillig ontvangen.
Twee op drie maal „halen" aan het slot mag
men altijd wel verwachten. Wij, critici, voe
len natuurlijk door jarenlange ondervinding
zeer goed aan. of een stuk succes heeft bij
het publiek of niet. maar ik kan mij begrij
pen, dat een willekeurig bezoeker, die de
stemming van een première-publiek minder
goed weet te peilen, absoluut In onzekerheid
over den uitslag verkeert. Ik ben er getuige
van geweest, dat aan het slot ovaties aan de
spelers werden gebracht onder anderen
na Cagliostro van Defresne en het stuk
nauwelijks 3 opvoeringen kon halen. Van
hoorbare teekenen van afkeuring was nooit
en te nimmer sprake. Zoo ver mij bekend is.
heeft ons publiek behalve dan bij de op
voering van De Dood en de Dwaas in deze
25 jaar slechts 3 maal bij een première een
voorstelling door een ostentatieve houding
met beslistheid afgewezen, n.l. van Het Pa
leis van Cirëe van Fred van Êeden door de
Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel. van
Shakespeare's Julius Caesar onder regie van
Verkade eenige jaren geleden in den Stads
schouwburg te Amsterdam en de groote
vergissing van Heyermans' Uitkomst. De
val van Uitkomst lag betrekkelijk aan een
kleinigheid. Heyermans had voorgeschreven,
dat in den droom van Jantje 64 brooden ten
tooneele moesten worden gebracht. Dit op
stapelen van de brooden wekte bij het pu
blick van de première, dat het stuk niet be
greep, uitbundige vroolijkheid en toen
eenigen der toeschouwers hardop begonnen
te „turven" was het lot van deze eerste voor
stelling beslist. Het stuk viel als een „bak
steen", om later de geschiedenis is meer
voorgekomen een groot succes te worden.
Maar dat zijn uitzonderingen geweest.
Regel is het, dat ook de meest onheteeke-
nende stukken en slechtere voorstellingen
met applaus worden ontvangen en dat in ons
land van hoorbare afkeuring laat staan
van fluiten nooit sprake is.
Ook in de vorige eeuw behoorde afkeuring
door fluiten in den schouwburg tot de zeer
hooge uitzonderingen. De vader van Prof. J.
A. Alderingk Thijm de grootvader dus van
Lod. van Deyssel heeft eens in den
schouwburg zijn verontwaardiging door flui
ten geuit, toen in een tooneelstuk een non
in een nis werd gemetseld, maar dat werd
zoo hoog opgenomen, dat de tooneelspeler
Reinier Engelman het fluitje uit de hand van
den heer Thijm sloeg en hem op zeer hard
handige wijze de zaal uitzette. Het fluitje
werd jaren daarna nog als stuk van over
tuiging" door dc actrice, mevrouw Albregt—
Engelman, bewaard. En in oude tooneel-
herinneringen las ik. dat eens ook een toe
schouwer in den „Bak" ren acteur uitfloot,
waarop deze tooneelspeler verontwaardigd
naar het voetlicht trad en zeer ad rem de
zaal inriep:
Wat fluit gij. ezel. zonder oordeel!
Uw fluiten brengt mij scha noch voordeel.
J. B. SCHUIL.
Het oordeel van den Russischen
regisseur Charow.
Een redacteur van de Tel. had een onder
houd met den Russischen tooncelregisseur
Peter Charow over de tooneelcrisis.
Aan het verslag van dit onderhoud ontlee-
nen wij het volgende:
„Is er overal tooneelmadalse?" vroeg de in
terviewer.
Geen sprake van. In Italië ls géén theater
crisis, in Rusland ls géén theatercrLsis. In
Duitschland, in Frankrijk, in Engeland ls ze
wel. En de reden? Ik voor mij. zegt Charow.
geloof na jaren internationale ervaring, dat
er geen economische tooneelcrisis is. Er is
een toeschouwers-crisis.
In Duitschland bijvoorbeeld Ls het tooneel -
publiek langzaam aan in een staat van onze
kerheid en onrust gekomen, zóó sterk, dat
het thans niet meer weet wat het wil. Zij
trachten te raden wat het publiek wil. Wat
het publiek niet weet, en zoo ontstaat de vi
cieuze cirkel. Een jong publiek, een re
serve. is er niet: de Jeugd is bedorven door
experimenten en pathologisch modern isme.
ze Ls stuurloos.
De oplossing? Geeft tooneel zooals onze
meester StanLsIawski het. gaf en geeft: echt.
zuiver, bezield tooneelspel Geef niet toe aan
alles wat zich modernisme noemt, aan den
slechten smaak van het publiek, aan een re
pertoire dat ongeveer niets dan de zelfkant
des levens toont in zijn onsmakelijke ge
daanten, speel geen laffe kluchten en vage
blijspelen. De Dultsche tooncelleiders zijn in
het nauw gekomen omdat zij geen leiding
aan het publiek gaven; zij hebben het pu
bliek bedorven, verwend, verintcllectualiseerd
vermoderniseerd.
In Italië is geen tooneelcrisis. Het publiek
is frisch. niet intellectueel. Het fluit hard
en het juicht hard. het ls geestdriftig voor en
tegen. Het komt om tooneel te zien spelen,
net om problemen te zien.
In Duitschland is tooneel-crisis. Het pu
bliek is vermoeid. Geef het zuiver, hoog-
staan. goed tooneelspel en de Jeugd zal naar
het theater terugkeeren. Ook In Italië gaat
het van tijd tot tijd de acteurs slecht: maar
het toon eel publiek lééft. Het tooneel staat
er niet eens zeer hoog. Het ster-systeem ver
giftigt het tooneel.
Maar wij hebben, met een Jong ensemble
groote successen gehad. Waarmee? Met
Tschechow's „Oom Wan ja" en Schnitzler's
.Liebelei".
Men zegt. de crisis komt ook voort uit het
gebrek aan goede tooneelstukken. Dat is een
factor, zeer zeker. Maar Stanislawskl hield
altijd vol, dat het bij een tooneelopvoering
meer om het „hoe" dan om het „wat" gaat.
Een voort re ff el jke opvoering van een stuk
me vele gebreken zal altijd succes hebben,
meer dan een opvoering met vele gebreken
van 'n voortreffelijk stuk. En daarom geloof
:k niet dat het zoo zeer aan den tooneel-
schrtjver te wijten is.
Rusland heeft op het oogenblik slechts
enkele toonelschrijvers. Het tooneel bloeit er
er ls geen crisis. Men spéélt er goed en het
publiek lééft er. Niet de experlmenteele stuk
ken 'nebben succes, niet het publieke theater,
niet dc fotografie van hc: hedcndaagsche le
ven. Neen. de oude stukken van Tolstoi,
Tschechow. de Dostojewskl-bewerklngen trek
ken cle toeschouwers nog altijd.
En nog iets. Het is een vergissing het he-
dendaagsche leven als het ware ln tooneelfo-
tografleën te vertoonen. Het leven is véél
sterker dan het tooneel! Ik zet mijn raam
open: ik zie de straat leven. Dat kan het too
neel nooit bereiken; zijn kracht ligt elders:
in een zuiverder sfeer, in die van de kunst.
En wie interesseert zich eigenlijk voor het
alledaagsche leven op het tooneel. voor de
vele stukken met pathologisch en inhoud,
waarin al de ellende van oen mensch ver
toond wordt? Wie waren Plscator's toeschou
wers? De rijke Berlijners. Het volk kwam er
niet. Het beleeft de ellende aan den lijve, het
wil ze niet nog eens beleven. De rijke Ber-
lijner kende die ellende niet, voor hem was
het een sensatie.
Waar Ls Piscator gebleven?
Neen, het tooneel mag geen pathologische
kliniek zijn. Het mag geen experimenteer-
laboratorium zijn. Het is het te lang ge
weest.
Waar zijn do toeschouwers gebleven?
Zie een der begaafdste Berlljnsche regis
seurs. Jürgen Felling. Hij experimenteert tot
in het absurde, om modern te blijven hee-
ten. Men schrijft stukken zoo. dat ze expe
rimenten elschen! De omgekeerde wereld.
Een stuk is er desnoods om op te cxperlmon-
teeren. maar een experiment ls er toch niet
om een stuk voor te schrjven?
Trouwens: Ik hoor dat men in Amsterdam
een goede opvoering gaf van Brückner's
„Misdadigers", voorbeeld van pathologisch en
experimenteel tooneel. Zijn de menschen ge
komen? Men zegt mij van niet.
Geeft tooneelstukken waarin de bezieling
zuiver, het leven natuurlijk en menschelijk
Is. Spoel ze goed en de toeschouwers-crisis is
voorbij.
De Nederlandsche toeschouwer is voor mij
de ideale toeschouwer. Hij heeft een groote
reserve aan geestdrift cn bewondering, geef
hem zuiver, goed tooneel en de tooneel-crisis
ls voorbij. Ook hij is in onrust en onzeker
heid gebracht.
Het Nederlandsche acteurs-materiaal is
zéér groot; Ik ken zeer vele voortreffelijke
acteurs, tallooze talenten. Er zou alles te be
reiken zijn.
Zoo men wilde..M
Tuinen in Holland.
„Tuinen ln Holland" door lr. J. P. Fokker,
architect B. N. A. en tuinarchitect B N. T.
heet het boek. dat in de serie Moderne
Schoonheid bij de N.V. Uitgevers Mij. Kos
mos te Amsterdam versohenen is. Sctar. ver
telt in dit bijzonder fraai uitgevoerd werkje
wat de vercischten zijn voor goeden tuin
aanleg. En hij wekt de belangstelling op voor
tuinarchitectuur.
Ruim 60 uitmuntende foto's met uitvoerige
onderschriften zijn opgenomen, waarbij
foto's van ontwerpers in Santpoort., Acrden-
hout cn Haarlem wonend; en afbeeldingen
uit deze omgeving.
De Heilige Proletariër.
Het Nederlandsche Boekhuis te Tilburg
deed de tweed? druk van ce Heilige Proleta
riër het licht zien, een legende van Franz
Herwig, vertaling van het Boekhuis met een
inleiding van Cor Hesseiing cn teekeningen
van H. Sohoonbrood.
Duczika.
Verschenen is bij de N.V. Em. Quertdo's
Uitgevers Mij. te Amsterdam de vijfde goeö-
koope druk van dit nagelaten meesterwerk
van Herman Heyermans. de roman die in
Berlijn speelt. Het bo?k bezit een inleiding
van J. F. Ankersmit en een voorwoord van
Annie Heyermans—Jurgens.
üet eene noodige.
Twaalf preeken van d.s. A. Binnortsz Sr.,
zijn door hem gebundeld en uit/gegeven bij
H. D. TJcenk WUltnk en Zoon N.V. te Haar
lem. De schrijver bedoelt niet anders dan
trouwen toehoorders een herinnering aan te
bieden aan zijn prediking.
Dc wetenschap
en bet onzienlijke.
N.V. Tjecnk Willink te Haarlem gaf een
vertaling uit van Science and the Unseen
World door S;r Arthur Stanley Eddington.
n.l. De wetenschap en het onzienlijke door
dr. J. C. Proosi-Thoden van Velsen. Dr. J. H.
Oort, conservator aan de Leidsche Sterren
wacht schreef een inleidend woord. Deze zegt
dat het boek ln de eerste plaats geschreven
is voor leeken op natuurkundigen (cn philo-
sophisdhgebied; het Ls wellicht van belang
iets over het wetenschappelijk werk van don
schrijver te weten. Want het is juist om don
persoon van don schrijver, dat deze uitlatin
gen speciale belangstelling waard zijn.
Na feilen strijd.
Joan Sutherland vertelt in dezen roman
van Alex Oarlyon, den man wiens vrouw hem
niet begrijpt en die hem niet kan geven wat
hij verlangt en verwacht, cn van Phillppa
dochter van Alex' vriend. En Sutherland ver
telt van hun strijd tegen d^ groeiende liefde
voor elkander, totdat tenslotte na dien feilen
strijd een nieuwe dag gloort.
J Philip Kruseman te Den Haag gaf dit
boek, door L. D. A. P. van Son vertaald,
uit.
Wandclkaart Beverwijk,
Heemskerk. Wijk aan Zee en Duin
Door G. Eikclen'ooom te Haar'.cm Ls uit
gegeven een War.delkaart en off'cleele plat
tegrond der gemeenten Beverwijk. Heemskerk
en Wijk aan Zee en Duin, samengesteld met
medewerking der gemeentebesturen. Bij de
groote en duidelijke kaart op schaal 110.00
behoort een handige lijst van straten, wegen
lanen en paden. o
Aanvullingen.
Voorts verschonen aanvullingen op verschil
lende wetten, als lager- cn hoog er onderwijs
wei. veewet, zadonwt. visscherijwet enz., be
nevens een a'phaóetisohe lijst (1—110j van
ae Ned. Staatswetten.