in Sktq&A;
DE WINTERTIJD OP KOMST.
Waar het hart vol van is
Daar loopt de mond van over
r
DE IJSTIJD
Als de winter komt...
WINTERNUMMER EERSTE BLAD DONDERDAG 27 OCTOBER 1932
als de winter komt.
Aanmeldingen:
Groote Houtstr. 93
Telefonisch
10724 of 14825
De bekende dichter Otto Zegers
is zoo vervuld van de superieure
kwaliteit onzer brandstoffen en
over de prompte bediening welke
bij ons gebruikelijk is, dat hij er
niet over uitgepraat raakt.
Z.Ed, was zoo vriendelijk ons
dezer dagen eenige korte ge
dichtjes te doen toekomen welke
wij met zijh verlof heden publi-
ceeren.
Men vindt ze in dit nummer
verspreid tusschen de gewone ad
vertenties.
Wij danken den Heer Zegers
ten zeerste voor zijn gewaardeer
de medewerking.
N.V. HOENDERDOS'
Brandstoffenhandel
Leidsche Plein. Tel. 11979
(2 lijnen)
De tuin in wintertooi:
Het Naardermeer in wintertijd.
INHOUDSOPGAVE
Winter hier, winter daar.
t5e blad, 2e pag.)
Het licht in den winter.
(5e blad, 4e pag.)
v. O.: De fotografie als icinterbczig-
heiïl.
(4e blad, 2e pag.)
Een praatje over sneeuw, hagel en O's.
(4e blad, le p&g.)
Het verwarmen der huizen.
(4e blad, 4e pag.)
Etty LealBridge.
(le blad, 2e pag.)
J. W. van Dartelen: Het damspel.
(le blad, 3e pag.)
A. K. van Oef fel: Hockey.
(le blad, 4c pag.)
Jan P. Strljbos: De Winter op komst.
(le blad, le pag.)
Korfbal.
(4e blad. le pag.)
Voetbal.
(2e blad, le pag.)
Weer een nieuwe tak van sport in
Haarlem..
(2e blad, 3e pag.)
Sinte Maarten.
(2e blad. 2e pag.)
Van onzen verkeersmedewerkerDe
winter in zicht.
(2e blad. 4e pag.j
J. B. Schuil: Mijn laatste ijstocht in
Friesland.
(3e blad. Ie pag.)
Willy van der Tak: Toen ik de wind
was
(3e blad. 2e pag.)
J. C. E.: Wij hebben radio.
(3e blad, 3e pag.)
Wintervermaken.
(3e blad. 4e pag.)
T. Schelling: Kamerplanten.
(5e blad, 2e pag.)
De ijs- of Glaciaaltijd. een periode van den
ouderen diluvialen tijd, omvat het tijdvak
waarin de gletschers de grootste verbreiding
hadden. Uit onderzoekingen is gebleken, dat
de geweldige ijsmassa's, die in de hoogge
bergten en de poolstreken aanwezig zijn, bij
het afsmelten blijvende sporen achterlaten in
den vorm van moraines, gletscherkrassen,
leemlagen enz. Zoo moeten de groote errati
sche blokken in het land tusschen de Alpen
en de Jura beschouwd worden als een pro
duct van den ijstijd. In dien tijd waren de
gletschers in de Alpen en de Pyreneeën veel
uitgestrekter dan thans. Voorts werden toen
gletschers gevonden in Zweden, Finland,
Schotland, de Vogezen, het Zwarte Woud enz.,
waar zij nu niet meer zijn.
De Rh-'-ne-gletschcr strekte zich In den ijs
tijd uit over het Meer van Genève tot aan de
Jura. De Aargletscher vulde de dalen van het
Berner Oberland, de Rijngletscher bedekte
het Boder.meer en zijn omgeving en drong
door tot aan de Donau.
zaden of zaadjes van berk en els en beuk
voeden. Een ander zaadetertje van de win
termaanden is de sneeuwgors. deze moet ge
echter weer zoeken aan het strand en zee
dijken, evenals de vrij zeldzame strand-
leeuwerik.
Bij plotseling invallende vorst of sneeuw
val gaat het er bulten weer geheel anders
uitzien. Langs de kust volgen we de bewegin
gen van duizenden strandloopers en ple
vieren, van allerlei soorten eenden, duikers,
ganzen en zwanen, naar milder oorden ge
dreven door de vorst, boven de vale landen
ijlen de kieviten voort, zioh reppend op de
zwart-witte vleugels en aan den bosclinand
is weer verteer van koperwieken en krams
vogels. Houdt de vorst aan dan zoeken de
blauwe reigers en ijsvogels het open water
op van wakken en bijten, groote troepen
meerkoeten, futen en bonte eenden uit het
verre Oosten verzamelen zich bij de ha
vens en voor de kust. Op de voedertafel in
onzer <oiin is het een gedrang van je welste;
allerlei meezen, roodborstjes, soms zelfs
boomklevers en spechten. In dergelijke
periode gaat het er naar uitzien dat er be
langrijk meer vogels binnen onze landspalen
huizen, dan in den weeldentijd van Mei.
Maar ik kan u niets garandeeren. Dat 2ai
afhangen van de weersgesteldheid der
komende weiken. Maar als de winter komt....
JAN P. STRIJBOS.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
Reclame Anthraciet 20/30 p H.L. 1.95
Willem Sophia (Baby Anthraciet) 1.40
Wales (Stovesse) 20/40 2.85
B0UMA, Telefoon 13028
RANDSTOFFEN, Saenredamstr. 48
Ja, wij naderen den winter
En wat is eraan te doen?
't Is nu eenmaal weer de toerbeurt
Van het ijselijk seizoen.
U wilt zeker van mij weten,
Of de winter streng zal zijn,
Wel, het toekomstthermometen
Is nou niet zoo in mijn lijn.
Maar ik durf toch wel wat zeggen
Waar ik vast voor in kan staan,
Het kan vriezen en 't kan dooien,
Daarop kunt u stellig aan.
Of de winter, die zal komen,
U de ijsvermaken gunt
Van 't figuurlijk kunstig rijden,
Zooals u dat immers kunt,
Of 't den heelen tijd zal blijven.
Zooals 't nu op aarde giet,
Waarlijk, aan dat koude water
Brand ik mij maar liever niet.
Sneeuwen zal het niet, begrijpt u,
Dat feit staat tenminste vast,
't Ruimen is op de begrooting
Met één (sneeuw) pop slechts belast.
Leg u verder, strict figuurlijk,
Bij de wintertoekomst neer.
Met de enkle troost: na afloop
Komt de beurt der lente weer.
Luister goed naar de profeten,
Sprekende in dezen geest:
Deze winter zal zoo streng zijn
Als hij zelden is geweest.
't Heele IJsselmeer zal dicht zijn
En wellicht zelfs de Noordzee,
Kies als voorspel die voorspelling,
Want dan valt het zeker mee.
P. GASUS
Een blik in het vogelleven.
Een troep Meerkoeten voor de kust in wintertijd.
De tijd gaat snel. Een dikke maand ge
leden zwommen we nog in de zee en toen
gisteren Aat bij het afscheid riep.... „ik
kom weer gauw bij jelui, tot over een week
of vijfdan is het weef Sint...." toen
klonk het als een koud stortbad. Vandaag
was het nog zomersch buiten, zong de rood-
borst nog alsof het Juni was en morgen aan
den dag draag je met plezier je zware win
terjas. En zoo zijn we zoetjes aan, nog ge
heel vervuld van de rijpe pracht van den zo
mer, al via de fijne waarden van het Hol-
landsche najaar, als de geheele sfeer buiten
"HWsef-MlïteTt van den stervenden zomer,-on
gemerkt verzeild geraakt in die periode dat
de winter voor de deur staat. Een tijd die as
sociaties wakker roept aan dagen van flod-
dersneeuw, van mist en kille, vochtige en
zonloozê Decemberdagen, maar ook aan de
mogelijkheden van gezonde ijspret en schaat
senrijden. Tjonge, dat is nog zoo kwaad niet.
Een fijne tocht op de gladde ijzers over het
gezonde, bikkelharde ijs. Je ziet; het dam
pende bord met snert, de kluif niet vergeten.
En 's avonds met een goed vriend bij den
haard; een 'beetje rozig, maar intens genie
tend bij het herkauwen van de belevingen
van den tocht. De wind tegen op de heenrit,
die verraderlijke scheur, het.gebroken hak-
keleertje, die aardige struisohe boerendoch
ter bij het „Koek en zoopie" en heb je nog
opgelet op dat ijsvogeltje aan die bijt bij dat
lage spoorbrugge'tje, waar ik mijn hoofd zoo
ongenadig stootteInderdaad, dat
schaatsenrijden geeft wel heel bijzondere
sensaties, is wel een zeer bijzondere wijze van
zich verplaatsen Het is echte sport en boven
dien milieu-verruiming. En dat laatste is
vooral een belangrijke factor, die ons onge
kende vreugde verschaffen kan. We zien de
wereld eens van een andere, weinig belichte
zijde, je kijkt onder de 'bruggen, beschouwt
het landschap van uit een anderen hoek,
evenals bij roeien en zeilen. En de bijzondere
opstelling van den schaatsenrijder ten op
zichte van het landschap en het levende na
tuurschoon dwingt hem vaak tot een juiste
instelling ten opzichte van het natuurobject.
Je moogt dan nimmer oog hebben gehad voor
de waterhoentjes van het eilandje in den
Schotersingel, als er zoo'n waterkipje vlak
voor je overstuift en verdwijnt in het goud
gele, bepluimde winterriet van den oever,
maak je toch ongewild een rare zwaai en als
je een oogenblikje rust om een pijpje geurige
baai te stoppen en een onbekend gakkend
geluid je ooren treft, blik je omhoog en ont
dekt het wonder: vol spanning volg je de
groote V-vormige troep ganzen, die met for-
schen slag, hoog over het wijde winterland
schap koersen. De ganzen trekken naar het
Zuiden, denk je dan, er komt nog meer
vorst....
Maar ook, al gaan we geen ouderwetschen
Kollandschen ijswinter tegemoet en al zullen
we ons--moeten speenen van de geneugten-
en vreugde welke ons de jjssport bieden, kan,
voor den natuurvriend en beschouwenden
wandelaar is de wintertijd een periode die
veel verrassingen brengen kan en stellig niet
de „doode" tijd, waarvoor hij tcch zoo dik
werf versleten wordt. Wë-verzoenen ons met
de gedachten aan wintertijd, omdat we toch-
in ons hart zijn-gaan houden van de con
trasten en tegenstellingen die geboren wor
den door de gebeurtenissen die het wisselen
der seizoenen begeleiden. Dat constante, uit
gezocht mooie weer, met eiken dag een stra-
lenden blauwen hemel, dat continu-bedrijf
van zon en geen wind aan de Riviera kunnen
we op den duur toch eigenlijk niet goed uit
staan. Het verveelt ons, zooals eiken dag
versche spinazie ons gaat vervelen. We zijn
gaan houden van den wind, den regen en de
mist, van het steeds wisselende spel in de
transparante, blonde wolkengevaarten, maar
bovenal stellen wij prijs op de contrasten, de
afwisseling en het ongedurig karakter in het
Hoilandsche klimaat, wijl wij voelen dat dit
meer strookt met de groote verscheidenheid
in de structuur van het Nederlandsche land
schap en met de veelsoortigheid en den vor
menrijkdom van het vaderlandsche natuur
schoon.
Er is dan ook nauwelijks één land te vin
den waar zoo vlak naast elkaar en in zoo'n
klein bestek een zoo groote verscheidenheid
is aan te wijzen: ons landje is in dit op
zicht een waar doorgangshuis en een stalen
kaart, en bijna nergens worden we zoo ge
troffen door de afwisseling, de verschillende
belichtingen welke de seizoenen medebren
gen. We genieten van de opwekkende en
i
frissche stemming in de Lente, als alles weer
tot ndeuw leven gebracht wordit; in het na
jaar wordt weer een geheel andere sfeer be
reikt, dié haar hoogtepunt bereikt aJs de
vogels in drommen naar het zuiden reizen.
Daar ontplooit zich weer liet geheimzinnige
'leven in het herfsitwoud, als de lucht ver
vuld is van de pittige, kruidige geuren van
het dorrende loof, en tal van zwammen. En
bij de eerste herfststormen trek je naar het
strand; vooral voor ons kustbewoners blijft
het spel van wind en golven immer boeiend.
Er spoelen allerlei wonderlijke dingen' aan:
wieren, vijfvoeten, eendenmto&seis. tailloöze
soorten schelpen. We maken er kennis met
de diverse meeuwensoorten, boven den zee-
reep schuimt een groote ruigipootbuizerd. Alle
wintergasten hebben hun wimter-domicilie
betrokken, van trekbewegingen beanerken we
weinig meer. Wel zien we nog weinig uit
gesproken trekverschijnselen, die we in den
regel oaider het „zwerven" rangschikken.
Vandaag is het een troepje staartmeezen,
dat door het hout trekt, morgein hébben we
een ontmoeting met een paar fel gekleurde
pestvogels, dat zich te goed doet aan de
bessen van de cotoheaster. Houtduiven in
groote benden vereenigd zwerven door het
vin terbosch en over de bouwlanden; soms
bestaan deze troepen louter uit kleine bosch
duiven ,die gc gemakkelijk kunt onderschei
den van de houtduif, door het gemis van
wit in vleugelbocht en hals.
De vinken blijven talrijk, soms vertoon en
zioh ook sijsjes, barmsijsjes en troepen
kneutjesi 1 die ach allemaal met on kruid -
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
Een enkel woordje
Gij zult ons zeer welkom zijn.
Niet tot de vele
duizenden die ons
blad reeds dage
lijks ontvangen,
maar tot de wei
nige duizenden die
niet of) Haarlem's
Dagblad zijn ge
abonneerd.
Iiaat nu uw aar
zeling varen. Elke
dag uitstel levert
gemis op.
Abonneert U
op Haarleni's
Dagblad
dat immers iliet
duurder is en wel
veel beter.