Geweldige Prijsverlaging
JAVAAN KOFFIE
EN THEE
TIJDELIJKE
LETTINGA'S
Nog nimmer Kocht U zoo GOEDKOOP!
ijn laatste Ijstocht in Friesland
KOFFIE EN THEEHANDEL
\jxmcuMiee?iefic(e
Blauw Bamboe Theeservies Cadeau
HAARLEM - TELEFOON 11503.
Betrekt Uw brood uit'
\^NDER!INDENtS
bakkerijen,
I dan bezuinigt U beslist:
Winkels
WINTERJASSEN EN -MANTELS
NAAR MAAT
GEBR. P. J. SCHUURING
ALLE Salons
ALLE Huiskamers
ALLE Slaapkamers
ALLE Heerenkamers
ALLE Tapijten
ZIE ETALAGES
U staat verbaasd over onze
WINTERNUMMER DONDERDAG 27 OCTOBER 1932
DERDE BLAD.
Een hardriederijvan vrouwen.
Het is al weer eenige jaren geleden, dat ik
ior het laatst naar Friesland ben geweest
n er nog eens van de geneugten van het ijs
genieten. Althans, dat was de bedoeling
in mijn tocht, maar het bleek een roeke-
oze daad te zijn. Ik wilde met de herin
ging aan mijn jongensjaren mijn jeugd
eens opnieuw beleven. Ik had in de
anten aankondigingen gelezen van hard-
jderijen" in Grouw, in Akkrum, in Leeuwar-
n, in Dragten en mijn oud-Friesche hart
as opgesprongen van vreugde bij de ge-
ichte, dat ik zoo'n nationaal feest nog een
aal zou bijwonen, zooals ik het als kind
o dikwijls en met zoo vurig enthousiasme
iel gedaan. Ik zag mij zelf weer rijden op
n ijsbaan tusschen andere Friezen en ik
telde mij met dat vooruitzicht alleen plots
jaar jonger. Dies haalde ik dienzelfden
ig nog mijn schaatsen van den zolder en
rtrok ik uit Haarlem met de bedoeling om
het Noorden op het ijs nog eens eenmaal
lelemaal jong te zijn.
Ik had het niet moeten doen. Het was een
ivoorzichtigheid, die op een desillusie moest
tloopen. Maar had ik één oogenblik kun-
>n vermoeden, dat er den volgenden dag
a halve Oosterstorm zou waaien. De zon
heen immers stralend, toen ik mijn besluit
im, het was het heerlijkste winterweer en
it bloed stroomde mij bij het verlangen
leen krachtiger door de aderen. Hoe had ik
nnen vermoeden, dat ik den volgenden dag-
zoo pijnlijke wijze moest ondervinden,
ik veertig jaar ouder was geworden.
He had van de vele wedstrijden in Friesland
a „hardriederij" voor vrouwen in Dragten
bgekozen. Het was niet louter toeval, dat
juist naar Dragten ging; familiebanden
>kken mij naar dit welvarende Friesche
rp, waaraan ik zoo vele prettige herinne-
ïgen uit mijn jeugd had bewaard. Zoo
ram het dus, dat ik op een middag met
jn schaatsen onder den arm langs een
artje in Dragten liep op weg naar een
rdriederij voor vrouwen.
Mijn overmoedige, jeugdige stemming van
n vorigen dag was reeds geheel verdwe-
si. Ik had een heelen morgen in een on-
rwannde, tochtige stoomtram gezeten en
n ieder, die Friesland kent, weet zoo onge-
er wat dat bij een vorst van 20 graden be
ekent. Mijn botten waren stijf, mijn ooren
lf bevroren, mijn verlangen naar de ge-
ugten van het ijs was tot nul gereduceerd.
wind woei fel uit het Oosten, het was
na een storm, Een moment dacht ik er
er terug te keeren en bij een warme pot-
chel te gaan zitten, maar valsche schaam-
hield mij daarvan terug. Wat zou men
zegd hebben, als ik terug kwam zonder op
t ijs geweest te zijn? Ik wilde geen ouwe
rel schijnen 'en daarom trok ik moedig
rder.
Twee jongens van 'n jaar of veertien lie-
n voor mij uit.
.Jongens waar is de hardriederij?"
„Op de Langster Ee!" was het antwoord.
i.Is het ver van het dorp?"
„Nee, niet ver zoo wat anderhalf uur!"
Niet ver! Zoo wat anderhalf uur! De wind
srde langs mijn ooren. Anderhalf uur? Er-
ien, zoo voor den wind weg, nee, dat was
st erg, maar straks terug, tegen dien Oos-
storm op. Ik rilde bij de gedachte alleen.
,Gaat meneer d'er ook heen?"
tk zei, dat ik het voorrecht had. Dan moes
wij maar samen gaan, vond een der jon-
ns en zoo gingen wij gedrieën op stap: ik
met de jeugd. Al dadelijk merkte ik het on
derscheid; zij liepen zoo hard ze konden, ter
wijl ik „op m'n dooie gemak" wilde gaan. Zij
hadden maar 4 uren om te rijden en moes
ten zich dus haasten, ik had „wel" 4 uren
en had dus den tijd.
Bij een brug buiten het dorp was er weer
groot verschil. Ik vond het ijs miserabel en
stelde voor nog ,,'n eindje te loopen", zij von
den de baan puik en waren dus tegelijk op
het ijs. En omdat ik mij nu eenmaai aan
hen had overgegeven, bond ik met mijn twee
nieuwe jonge vrienden mijn schaatsen aan.
Wij begonnen te rijden.
„Meneer kan 't nog best!"
Even was mijn ij delheid gestreeld een
mensch is nooit ijdeler dan op het ijs ik
deed een paar stevige slagen, de Oostenwind
kreeg mij te pakken, ik schoot vooruit, Mijn
jonge vrienden waren een en al verbazing
over den plotseling zoo jong geworden ouwen
heer, zagen mij bewonderend na.
Pats!daar lag ik lang uit op het ijs.
Het zand op de baan had mijn vaart zoo
plotseling gestuit. Mijn lorgnet vloog van
mijn neus, mijn hoed sprong voortgedre
ven door den feilen wind hobbelend, bob
belend over het ijs. De jongens hem schate
rend achterna. Ik, ridder van de droevige fi
guur, krabbelde langzaam en voorzichtig op,
gore, vuile sneeuwman gelijk. Ik betastte mijn
stijve knie, mijn pijnlijken pols. De wind
blies snerpend langs mijn ooren, al mijn ple
zier in schaatsenrijden was geheel en al ver
dwenen.
Vijf minuten later reden wij weer verder.
Minder overmoedig, reed ik nu heel voor
zichtig, slagje na slagje, achter mijn jonge
kornuiten aan.
„Pas op, meneer, n scheur!"
Het was nauwelijks gezegd, of ik zat er
met mijn rechterschaats natuurlijk al in, lag
al weer lang uit op het ijs.
„Wat valt meneer gauw" lachte de jongste
van de twee.
„Meneer moet wat steviger op z'n beenen
•staan", meende de oudste.
Langzaam krabbelde ik op.
„Als jullie eens vijftig bent en dan met 'n
stijve knie", verweerde ik mij.
.Zij lachten mij vierkant in mijn gezicht
uit. 'n Stijve knie? Wie voelde er nou wat
van 'n stijve knie op het ijs? En zij? Zij ble
ven immers eeuwig jong. Voor hen zouden
nooit scheuren bestaan, nooit zand op het ijs,
nooit stijve knieën of pijnlijke polsen, er was
voor hen alleen maar ijs, ijs, en nog eens ijs.
al werden zij ook 80 jaar. Och, had ik ook
niet eenmaal zoo gedacht? Nu dacht ik al
leen maar aan de scheuren in het ijs, het
zand, den snijdenden wind. de felle kou, den
pijnlijken pols, de stijve knie en aan mijn
tocht terug van anderhalf uur lang tegen
een harde Oosterbries. Zoo is het verschil
tusschen oud en jong op het ijs.
Wij reden door. en kwamen aan een sluis,
waar wij moesten afstappen van het ijs. Ik
wilde, al afbinden.
„Wat gaat meneer nou doen?" vroeg de
jongste verbaasd.
„Mijn schaatsen afdoen", antwoordde ik.
„Voor dat lietse (1) enidsje?"
„Dat kan meneer toch wel klunen?" (2)
Zij spronge'n mij beiden al vooruit op het
land, de schaatsen onder de voeten; ik kreu
pelde achter hen aan. Au! Wat mijn rechter
knie* 'n pijn deed en mijn linker pols en
mijn beide enkels! Ik voelde mijn heele li
chaam.
Wij waren op een zeer breede vaart met
prachtig zwart ijs. Even vergat ik al de el
lende en liet mij door den Oostenwind mee
nemen Wij vlogen nu over de baan. mijn
jonge vrienden en ik. Krits, krats, krits, krats
het was even 5 minuten misschien net
als vroeger.
„We zijn d'er bijna", riepen mijn jeugdige
makkers.
Ik keek op. In de verte een zwarte, be
wegende mierenhoop en daarboven wapper
den vlaggen; 't was de Friesche „hardriede
rij", zooals ik haar van vroeger nog kende.
Muziek klonk tot mij door, het ge'tjingel van
een bel, een roffel op de trom, ik zag twee
kleine donkere figuren, „klauwende" naast
elkaar, ik was weer „thuis".
Toch was het niet alles precies als in mijn
jeugd. De kampende vrouwen zagen er net
ter, moderner en vooral decenter uit dan
vroeger. Toen ik jongen was. reden de vrou
wen op wedstrijden nog in hun onderrokken
en onderlijfjes en wanneer het heel erg
spande, dan gebeurde het wel eens, nu ja.
dat zelfs het onderrokje verdween. Heel-
esthetisch is het gezicht van twee naast el
kaar hardrijdende. klauwende vrouwen nooit
maar er was nu bij den wedstrijd meer „de
corum" dan vroeger. De strijdsters zagen er
in haar blauwe lijfjes of in haar witte wollen
jerseys en zwarte korte rokjes aardig uit en
een wedstrijd van vrouwen zal tegenwoordig
op een vreemdeling niet meer zoo sterk den
indruk meer van een voorwereldlijke gebeur
tenis maken als in vroeger dagen. Overigens
was er weinig veranderd. Ik zag weer de
mannen met de „kleeren over den arm", rij
dend in lange, breede streken voor eiken rit
over de baan, de keurmeesters, als koningen
van één dag, met hun bordpapieren lijsten,
de sleede met de nummers, de aanwijsvlag-
gen, den man bij de bel, den tamboer, alles,
alles was nog precies, zooals ik het in mijn
jonge jaren had gezien.
Alleen ik was veranderd. Ik hing niet meer
als in. mijn jongensjaren met mijn lichaam
over de lijn om de kampende vrouwen van
het begin tot het eind te volgen, de namen
van de hardrijdsters kende ik niet-, heel de
wedstrijd liet- mij totaal onverschillig; ik
voelde mij min of meer als een vreemdeling
tusschen al die Friezen. En toen ik daar zoo
met mijn stijve knie. mijn pijnlijke pols. mijn
vermoeide enkels over de baan reed. telkens
een maal vóór en een maal tegen den wind
had ik er in tien minuten al meer dan ge
noeg van. Toen besloot ik in arrenmoede
om maar terug te keeren. Maar om ander
half uur tegen een felle Oosterbries in te rij
den. daartoe ontbrak mij de moed. Dies bond
ik mijn schaatsen af en maakte mij ge'reed
den tocht terug te voet te maken.
Daar kwamen mijn twee jeugdige makkers
aanrijden.
„Gaat meneer nou al terug?" vroegen zij
stom-verbaasd.
„Ja, ik heb 't nou gezien".
De verbazing groeide zichtbaar.
„En meneer is er pas?"
Ik moest wel een heel wonderlijk mensch
in hun oogen schijnen.
Toen begon ik den terugtocht, anderhalf
uur lang tegen den feilen Oosterwind, een il
lusie armer, een ondervinding rijker.
Twee uur later zat ik bij den wannen haard
in den familiekring.
„En?" vroeg mijn oom.
..'n Mensch moet nooit probeeren zijn jeugd
nog eens te „beleven"! was mijn antwoord.
„Ik heb nooit pijnlijker gevoeld, dat ik vijftig
ben dan vanmiddag op het ijs!"
J B. SCHUIL.
(1) Kleine.
(2) Klunen is de Friesche uitdrukking voor
het met „schaatsen onder" over 't land loopen
om van de eene baan op de andere te ko
men. Een echte Friesche jongen bindt zijn
schaatsen bij een tocht bijna nooit af.
Dit is een reproductie van een teekening
an C. van Nooirte, uit het archief der ge-
Beente Haarlem. Zij geeft ons een blik op het
linnen Spaarne in den winter van 1765. En-
ele oude huizen aan het Spaarne tusschen
urfsteeg en den Kampervest zijn nog wel
te herkennen. Op den achtergrond ziet men
de Eendjespoort en de Kampei-singel,
In dien tijd werd er dus op liet Binnen
Spaarne schaatsen gereden. Dit kon omdat
toen alleen zeilschepen door het Spaarne
voeren, zoodat toen de scheepvaart spoedig
gestremd was, Als het nu vriest wordt het
Spaarne door stoombooten en ijsbrekers open
gehouden, waardoor vooral het Binnen-
Spaame een verzameling schotsen wordt,
die geen ijspret toelaten.
Heeft U reeds geprofiteerd van onze
groote KOFFIE en THEERECLAME
Wij geven bij inlevering van 14 ledige
Javaan koffiezakken of 28 ledige
Javaan theezakjes een prachtig
Op aanvraag
cadeauxlijsten
uerkrijgb aar.
Tevens diverse nuttige en luxe
geschenken.
JAVAAN KOFFIE JAVAAN THEE
per v? pond 0.50 per ons 0.36
Ons devies luidt: geen reclame ten
koste van de kwaliteit. En iedere
fijnproever komt tot de erkenning
Dat is koffie! Dat is thee!
Indien niet bij Uw Winkelier verkrijg-
baar dan: BROUWERSVAART 122,
~fcz>LUCf/>eÉx TJCLTL.
TO/o in Contanten*!.
DA COSTASTRAAT 46
KAMPERSTRAAT 15
Broodfabriek OUDE WEG
Telefoon
13522
IN ELKEN PRIJS WORDEN PRIMA GELEVERD DOOR
KLEERMAKERS KAMPERSTRAAT 20-22 TELEFOON 12474
VRAAGT EERST ONZE STALEN S.V.P.
I
GIERSTRAAT 16-22-24
TELEFOON 10342