Stel U eens voor, dat Over den Atlantischen Oceaan. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD I VIJFDE BLAD. ZATERDAG 5 NOV. 1932 9 9 9 U weer eens terug moest naar school? Hoe zou u dat bekomen? Het is een vreemde vraag, en niettemin: in aanmerking genomen de honderden vreemde dingen, die er dagelijks op dit wereldrond gebeuren, en die we slikken voor zoete koek, is zij nog zoo vreemd niet. U bent volwas sen, het is waar; en het is de gewoonte van volwassenen aan te nemen, dat zij volgroeid en volleerd en zelfstandig zijn, en een ding als een school niet meer van noode hebben. De hemel geve alleen, dat van geen van ons, volleerden, plotseling verlangd zal worden, dat. wij het eindexamen van een middelbare school afleggen, want misschien één op de honderd zou er, en dan waarschijnlijk nog bij ongeluk doorkomen. De hemel, die ge lukkig goedertieren is, geve zelfs, dat wij geen van allen ooit het toelatingsexamen tot een middelbare school meer hoeven af te leggen, want zelfs dat, vrees ik, zou velen niet te onderschatten kopzorgen brengen. Waarom dan ook. zou het zoo vreemd zijn, dat wij er nog eens toe gedwongen zouden worden, het schoolleven van weleer weer op te vatten? Laat er eens een ministerie ko men, dat het heil van den staat en zijn on derdanen op een nieuwe, iet of wat originee- le manier inziet, en van alle mannen en vrouwen boven den dertigjarigen leeftijd' eischt, dat zij, ter schepping van een gezon den, nederigen geest in plaats van de oude van wij'-zijTi-groot-en-weten-alles, zich al len nogmaals drie maanden naar school be geven. Toelatingsexamens 'dienen dan na tuurlijk afgeschaft te worden, omdat het percentage der bevolking, dat ze met goed gevolg zou afleggen, te klein zou zijn, en het bovendien zeer onverstandig tegenover de jeugd zou zijn, hun vaders en moeders in de gelegenheid 'te stellen, expres minder waardige examens af te leggen, en na uit reiking van het brevet „gewogen en te licht bevonden" juichend door de straten huis waarts te snellen: ..Goddank, ik ben ge zakt! En jij? Jij ook? Maar heb je dat ge hoord van dien. armen Piet, die is er doorLaat het werkelijk eens gebeu ren. dat de school ons allen weer in haar veilige schoot terug roept, des morgens om half negen te beginnen, tot klokslag twaalf uur. en dan alle middagen behalve den Woensdag- en Zaterdagmiddag, 'te beginnen om half twee, te eindigen om tien over drie gewoonlijk en soms om vier uur? Met briefjes van de kinderen', waarin ze getuigen dat vader werkelijk ziek was en dat 'het geen aanstellerij van wege een slecht geleerde proef was, als we eens een dag verzuimen? Met straffen van „een middag 'terugkomen" als we meer dan drie keer te laat zijn ge weest, en tien wiskundesommen extra, en alsjeblieft keurig te anaken op een net pa piertje, als we, tot het uiterste gebracht, met propjes zijn gaan zitten schieten, of dropjes rond de klas zijn gaan moffelen, onder het met een onschuldig gezicht te berde gebrach te, maar niet geaccepteerde excuus, dat we verkouden waren? Hoe zoudt u u voelen, als u dat eens over kwam? Zooals gezegd, de ver onder stelling is heusch zoo dwaas niet, en de uitvoering ervan zou misschien van verstrekkend nut voor zekere lagen van de maatschappij zijn. Bovendien het hoeft geen wet op den leerplicht gedurende zes maanden voor hen, die den leeftijd van dertig jaar bereikt heb ben of daarboven zijn, te wezen: er hoeft maar een hoogere macht te komen, die ge gehoorzamen moet, en die tegen u zegt: „Gij. onwetende, die u uitgeeft voor een we tende. kom tot het besef van uw nietswaar digheid! Ga naar school!" Hoogere mach ten doet men beter met te gehoorzamen, want er tegen op kan men toch niet. Daar zijn het hoogere machten voor en het doet er niet. toe, of het de wet, uw vrouw, of des noods uw chef op kantoor is. Laat een hoo gere macht het in zijn hooger hoofd halen, en ge zit er aan vast. Zoo ook ik. Daar was een hoogere macht, en die zeide tegen mij: „Ga naar school!" En ik ging, onmiddellijk, gedwee. Ik ging, en ik zat in de klas, en om u de waarheid te zeggen, het was weer precies als vroeger. Van het begin tot het einde.... Want het begon met een geeuw en een uitgerek, dat de heele kamer vulde, en een stem, die van beneden riep: „Ben je nou nog al niet op! Je moet je tasch ook nog pak ken, en je hebt wind tegen straks kom je weer te laat!" Mijn hemel, te laat! Stel je voor, dat ik Woensdagmiddag terug moet komen, en dan moeten de hockeyen tegen het Lyceum, en.... o, groote grutten, neen, dat kan nietIn 's hemelsnaam dan maar er uit. Is me dat ook een tijd om een mensch te laten beginnen, half negenRoef- was- schen! Roef - kleeren aan! Roef - tasch pak ken! Roef - naar beneden, alwaar plechtige en ietwat ontstemde ontvangst in den schoot der familie, die zich sceptisch be toont met het van ouds bekende: ..wanneer jij ooit. eens leeren zult om op „tijd te ko men!" In zoo'n geval is het verreweg het beste de familie, die geen hoogere mach ten heeft en die niet naar school hoeft, maar te laten praten, want verontwaardiging tij dens het ontbijt, belemmert de spijsvertering, die toch al te lijden heeft onder het vol gende proces: ..Ai, m'n band staat leeg waar is de fietspomp waaaar is de fieieieietspomp?" Pompen, en met een rood hoofd weg. Bij het hek gegil, weer terug. drijkskundeboeken vergeten en een stren ge stem die zegt: „Die lagen op de venster bank in de voorkamer. Als je je boel niet eeuwig en altijd zoo liet slingeren, en je tasch behoorlijk den vorigen avond pakte, dan Je bent al weg. Dat is geen optreden tegen iemand die naar school moet. die bijna over zijn zenuwen heen is. omdat hij nog maar tien minuten den tijd heeft, terwijl het in een gemiddeld tempo twintig minuten fiet sen is; en nu bovendien tegenwind, en de eeuwige hindernis: de spoorboomen, die dicht kunnen zijn. probeeren hem oud voor zijn tijd te maken! De wind valt meedaar gaan er ook nog een paar. die blijkbaar naar school moeten, cn gelukkig, de boomen zijn openIk arriveer bij school eenigszins rood opgcloopen, maar volmaakt gelukkig: de poort gaapt nog uitnood igend o, de tioodelijkc slag, die het dicht zijn van die groene deuren kan toebrengen op een arm, jaohtig menschenhoofd, waardoor teleur gesteld de gedachte gaat. dat al die haast nu eigenlijk tot niets gediend heeft; en al na peinzend over dat excuus van die spoorboo men, dat zoo lamlendig is, en te lamlendi ger omdat ze werkelijk bestaan, was het dik wijls vuige laster, dat ze dicht waren, ter wijl ze met vriendelijk opgeheven armen tot doorrijden noodden, betreed ik sereen van stemming, opgewekt links en rechts knikkend als een veldheer, die minstens tien revoluties bedwong voor hij ingehaald werd door de ju belende bevolking van zijn vaderstad, de klas. Ik zet mij, en tracht door me zeer kalm te houden, het donderende kloppen van mijn hart een beetje tot rust te krijgen en met een vredig gemoed zie ik toe, terwijl de pa piertjes voor de traditioneele schriftelijke aardrijkskundige overhooring rondgaan en wacht vriendelijk glimlachend, de eerste vraag af. Mijn aardrijkskundeboeken lagen niet voor niets 'daar op de vensterbank in de eetkamer! Zoet en wel, tot in de laatste mi nuut voor het naar bed gaan, leerde ik mijn les. Maar de vraag valt, als een bom, en doo- delijk verward kijk ik naar mijn papier, naar den leeraar. de klas rond, en beknauw mijn pennehouder ik, och arme, heb de verkeerde les geleerd! „Wat zijn de gedeelten van Indië, die niet vulkanisch zijn?" Lezer, ik vraag het u: wat zijn de gedeelten van Indië die niet vulka nisch zijn? Ik kan me alleen maar de ge deelten te binnen brengen, die wel vulka nisch zijn: Java is het wel, Sumatra is het dat geloof ik ten minste, maar nu ik het op den keper beschouw weet ik het niet zeker ook wel is Celebes het? En Borneo? Zijn de Soenda-eilanden het? Woedend en verslagen tegelijk beknauw ik mijn penhou der, en kijk om mij heen, waar een ieder schrij'ft en pennen krassen in de stilte. Mijn hemel wat een pech! En wat een begin! Ter sluiks kijk ik naar den leeraar en vang zijn bestraffenden blik op, terwijl hij kijkt naar mijn leege velletje papierEn terwijl de tweede vraag valt: „Waarom zijn op Celebes geen tijgers?" en ik nijdig overpeins, dat de mensch een bemoeial is, en niet moest gaan wroetettt in de smaken van tijgers, besef ik met ontstellende duidelijkheid opeens, dat het weer precies is als van ouds: ik ken mijn les niet-, ik heb zelfs geen notie van mijn les, en zoo dadelijk zal ik een schamel, leeg papier moeten inleveren, waarop alleen, bij wijze van garneering, do vragen pronken, zoo groot en breed mogelijk geschreven om tenminste wat van al die armzalige naakt heid te bedekken! Hoe zoudt u u voelen als u weer eens te rug moest naar school? Zoo zoudt u u voelen, o waarde lezer, o mede-volwassene, o volleerd groot mensch! Het is naar, maar waar! U zoudt uw aardrijkskundeles niet kennen, u zoudt er geen woord, geen enkele kleinigheid ook maar van kennen, en bij de derde vraag, die nog volgde: ..Geef een getal dat aan geeft- de vermoedelijke diepte van de Java- zee en zet er de agumentatie. waarom die zee zoo diep is. bij.... zoudt u heelemaal uw hoofd voelen duizelen, terwijl u in u een ge voel van bewondering voeldet groeien, om dat ge vroeger zoo knap waart, om dat alle maal te weten. En u zoudt de rest van de voorgeschreven vijftig minuten aardrijks kunde doorbrengen in volkomen beduusden toestand en ontwaken bij de bel. die als van ouds door de gangen schalt cn nog wel een heele minuut nazingt door de holle ruimten. En beseffen, dat in allen gevalle de aard rijkskundeles u wel dat gevoel van groote bescheidenheid en nederigheid gaf. dat dat nieuwe origineele ministerie met zijn leer plicht voor heeren en dames boven de dertig beoogde u te geven. Tot heil van den staat.... Ge neemt dus uw boeken op en wandelt Ge wandelt van Aardrijkskunde naar Neder- landsch, en daar komt ge weer een beetje bij omdat Nederlandsch uw fort was vroeger, èn omdat er een proef wordt teruggegeven, die ge nog niet meemaakte, zoodat u. onder het uitdeelen van vrij wat vermaan, en nog meer slechte cijfers, u gelukkig prijst, omdat ge dien dans nog net ontsprongen zijt Stel je overigens voorEn er groeit een nieuwe angst in u.Ge hebt nog een hee- len dag van zes uren voor den boeg, stel je voor, dat een leeraar op het onzalig idee kwam een proef te geven! Wiskunde bijvoorbeeld, natuurkunde, scheikunde, coc- mografie, mechanica! Mijn hemel! En ter wijl uw haren u van angst prikken op het Aroeba. Landschap op Aroeba. 's Nachts om twee uur uit Maracaibo. Net vóór de eerste binnenkomende tankers over de Bar. een heelen dag op zee en om 8 uur meert, de Eagle tanker aan den steiger der Maatschappij, waar de gezagvoerder onge duldig staat te wachten, want om half negen moet. ik spreken. Daar ik met eigen projec tielantaarn werken moet, wordt het vijf mi nuten later en dan zijn zestig Nederlanders, waaronder verscheidene daar geboren Kolo nisten, voor het eerst op Aroeba bijeen. Een aardig succes voor het Alg. Ned. Verbond, dat ook dit zaakje in orde maakte: een Hollandsche lezing in het clubgebouw van een Amerikaansche Maatschappij! Den volgenden dag weer vroeg op stap. Eerst naar het „Bloemenlaantje". De naam doet weldadig aan en doet. veel verwachten. En er was veel. natuurlijk dank zij het regen- rijke voorjaar, zelfs voor deze droge streken. Overal klommen blauwkelk (Haagwinde) en passiebloem over de scherpe stekels der or gelcactussen of zij heelemaal geen zachte teere bladen hadden. Divi divi en Cassia- soorten bloeiden hier en daar volop, evenzoo de vijgencactus en zelfs de groote oi'gelcac- teeën. Aroeba maakt een bloemenrijkeren indruk dan Curacao, maar een verschil van 10 m.M. in regenval kan veel doen. Wel lijkt de oud-vulkanische bodem van Aroeba het water beter vast te houden dan de koraal- kalken van Curacao: in de lagere gedeelten althans, want toen wij den Kristalberg be klommen, bleek ook daar bijna niéts anders te groeien dan dc drie gewone cactussoorten, waarvan de meioencactus ons thans ver gastte op heerlijke peervormige roode vruch ten. Net kruisbessen! Verder wemelde het er van prachtige glasheldere kwartskristalle- tjes. losgekomen bij de goudgraverij. die hier in vroeger jaren den bodem tot- tientallen meters diepte doorwoeld heeft. Men zegt, dat het eiland zijn naam aan vroeger gevonden goud te danken heeft. 's Middags maken wij een rit naar den Zuidpunt van het eiland, waar in twee jaar tijds een stad verrees om de Amerikaansche petroleumraffinaderij. de Lago. die juist door de S:andard Oil is overgenomen Een flink bedrijf ook alweer met een mooie groote club. aardige huizen en nog een onaardig groot aantal kroegen en danshuizen, waar de politie nogal eens wat mee te doen heeft. Maar dat- wordt ook al weer beter, nu veel Amerikaansche metaalbewerkers door Hol landers uit Curacao vervangen worden. Deze olie-industrie is een de voornaamste bronnen van inkomsten voor het West-Indische Gou vernement en het heet. dat er groote uitbrei ding te wachten staat. Maar thans reeds be taalt Aroeba het tekort in de kassen van Curacao en Bonaire. Ondertusschen wordt er overal geïnfor meerd naar sporen van oude Indiaansche nederzettingen, maar er is blijkbaar weinig van terug te vinden. Wij bezoeken dan eerst de streek waar Pater van Koolwijk vijftig jaar geleden opgravingen heeft gedaan, steeds warmer wordend hoofd, en de hand. die ge over uw voorhoofd strijkt, klam cn ijskoud aanvoelt omdat het angstzweet u aan alle kanten uitbreekt, zegt een stem koel en berispend „Wil jij alsjeblieft even vervolgen waar ik gebleven ben?" Wiskunde, in geval het tenminste bijvoor beeld beschrijvende meetkunde of stereo metrie is. zou nog gaan, maar stel, dat het een scheikunde proef „Ik vroeg je of je even door wilde gaan..." Het. is tegen mij! Doorgaan? O ja! Lezen we dan iets? O ja! Waar zouden we zcowat De klas om mij heen zoemt gedienstig, ik vang een woord op. mijn oogen vliegen haas tig de regels langsdaar. nee daar Stel u voor. dat. dat u zelf overkomt, lezer! De moed der wanhoop geeft u een oogon- blik steun, u begint, een hoonend gescha ter klinkt op uit de klasvijf bladzijden verder, strafwerk. Ook nog strafwerk en ge stelt u voor, wat u oudste zoon of jongste dochter zeggen zal. als hij vader 's avonds zwoegen ziet, kwartier na kwartier, op het overschrijven van bladzijden Nederlanösche litteratuur, en hij ervaart na herhaaldelijk gevraag zijnerzijds en verscheidene ontwij kende antwoorden uwerzijds, dat vader ahem strafwerk heeft wegens verre gaande onoplettendheid in de klas. „Waarom lette je niet op. vader?" „Eh!" liegt vader, omdat hij gewoonweg nog voor geen millioen zou willen bekennen, dat de angst voor een wiskundeproef hem bezeten had. „er ging een draaiorgel voor bij „Goeie genade", zegt de zoon minachtend, „laat jij je nog afleiden door draaiorgels? Ik kan ook wel merken, dat je ndet veel ge wend bent.Ja. ja! En steeds op diezelfde manier worstelt ge den dag door, en het groote mensch wordt steeds kleiner. Des morgens hebt. ge nog wis kunde en hoe dankbaar waart ge niet. toen de sombere proef-voorgevoelens niet be waarheid worden en Engelsch gehad, cn na in die laatste les „een beurt" gehad te hebben die ge er, naar uw eigen opgelucht idee, toen het achter den rug was, niet al to dwaas afbracht; zijt ge zooals dat. heet in iederen rechtgeaarden roman, „uitgeput maar gelukkig" naar huis gegaan. Gelukkig! Het heet geluk te beseffen, dat. men een niets maar daar zijn alleen wat. potscherven over. Dan klauteren wij een rotsklip rond. waar in grotten hier en daar met oker geschilderde rotsteekeningen voorkomen. Kringetjes en streepjes. Niets begrijpbaars. Maar prachtige parkieten en een groote havik, die jacht op hen maakte en ze nogal eens ving ook. zoo als uit door ons gevonden veerenkransen bleek. Wat zijn die veeren mooi. groen, geel, rood en blauw. En felle tinten allemaal Dan gaat het- dwars door de heuvels heen naar de Noordkust, waar op de plantage Fontein nog veel duidelijker teekeningen te vinden zijn, en waar ik ook een zeer ruw af gewerkte steenen bijl opraapte. Verder cac tussen en leguanen, een paar aardige bron nen en een prachtig panorama over de Lago als wij de waterleiding weer kruisen. En toch zou ik nog aardige dingen vinden. Aroeka heeft op verscheidene plaatsen duin gebieden, waar kwartszand, door de zee los- gespoeld, door den wind opgeworpen en vastgehouden wordt door helm en zandzegge net als bij ons. Daar zou het heen, naar de Noordkust van het eiland, waar ook veel In dianen afstammelingen moeten wonen. Ik moet toch eens door Noord-Ainerika -ook, want wat men mij hier als Indianen aan wijst. heeft vaak een uitgesproken mon- gooisch type. Daarbij zitten hier onder de Aroebanen veel afstammelingen van Span jaarden en Italianen. Negerbloed is er zoo wat heelemaal niet. en dat valt- buitengewoon sterk op. Bijna alle inwoners zijn veel blan ker dan ikzelf na zoo zes weken tropenzon! Wij zwerven dus langs de Noordkust, eerst langs het zandstrand, dat hier nu eindelijk eens rijk aan aardige schelpjes blijkt te zijn. De zon begint al te dalen en werpt prachtige lichteffecten op zand en golven. Dus klaute ren wij boven op een duintop om het land schap te overzien cn daar valt dadelijk op dat er eilandjes van steenen of zoo iets lig gen midden in de groote stuifzand vlakt en. Even er naar toe en warempel: het zijn schelphoopen. allerlei soorten door elkaar, allemaal stukgeslagen om het dier er uit te krijgen en niet op de handige manier van Bonairee maar heelemaal aan gruzelemen ten, een veel primitievere methode. En de voorwerpen, waarmee dat is geschied 1!"gen er ook nog. Granietkeien, die rand-""age vertoonen, soms met een kunstmatige ui'bol ling als houvast voor den duim of met een scherpen kant door afslaan van scherven verkregen. Helaas geen spoor van aardewerk of andere mogelijke indicatie van meer of minder hoogen ouderdom. Maar nu de vind plaats eenmaal bekend is zullen wij er bin nenkort wel meer van hooren. Dat is in goede handen. Wij kijken nog even aan het Zuiderstrand ook Elke hoek heeft toch zijn eigenaardig heden. Hier ligt het voor de variatie eens vol met sponsen, meest in den vorm van aller aardigste langwerpige bekertjes. Blocmen- vaasjes noemen ze ze hier. Dus den volgen den morgen met don havenmeester er op lilt en een blikje sardientjes. Enkele druppeltjes olie op het water laten zien. dat ook in den havenmond tusschen en op de koralen zeer veel sponsen groeien. Opvallend arm aan visch schijnen de koraalbanken hier te zijn. Of wij hebben te kort gezocht, want de van Nes lag weer onder stoom om ons naar Cu racao terug te brengen. Van boord af kunnen wij het aardige stadie nog eens rustig be kijken. Wat maken onze eilanden daar toch een netten verzorgden indruk. De Gezagheb berswoning en de paar huizen daarnaast zijn splinternieuw en modern, maar de pasan- grahan, de gouvernementskantoren, het vuurtorentje, dat zijn weer echt gezellige oud-Hoilandsche hoekjes, zij het dan ook aangepast aan het licht- en lucht-leven in de tropen. En als wij wegstoomen langs dc schoenertjcs. die aan de kade liggen te laden en wij zien de masten voorbijrijden langs de met roode daken voorziene huizen lanes den waterkant, dan komen camera cn filmtoestel weer voor den dag om nok van dit ho«kle van ons Rljksgrondgobiod een paar aardige indrukken vast te leggen. VAN DER SLEEN. waardig vod is: en in dat besef zegt go u dan ook inderdaad aan de koffietafel, verzwijgt zorgvuldig uw schriftelijk aardrijkskundig fiasco en wuift verder de vragen uwer huis- genooten met een oonchalunt gebaar en een krampachtig en met veel moeite te voor schijn geroepen vroolijken glimlach van u weg. Ge drinkt, nu koffie, of zij het alsjeblieft willen beseffen; en ge hebt maar anderhalf uur respijt om te bekomen en nieuwe krach ten te verzamelen; indien mogelijk ook nog want er is een wonderlijke ijver in uw dorre hoofd beginnen te blaken uw plantkundeles van den middag de spijs vertering bij den mensch. 6 lozer, wat weet ge er van. hoewel ge iederen dag minstens drie maaltijden verslind? even in té zien. En ge verbaast- uw zoons en dochters, die het geval pa-met-een-plan tkundeles-on- der-de-koffie" met opgetrokken wankbrau- wen en een scheeve mond bekijken, door hen hardop te vergasten op een uitvoerige speech over de menschelüke tanden en kiezen, de speekselklieren, de maag bij de vogels en laat u ten slotte door uw vrouw haastig nog even de les overhoorenGetroost en gesterkt gaat ge dan weer, moreel gesteund door haar innige verzekering, dat ge hem nu tot in ce puntjes kent Hoe groot is dus niet uw teleurstelling, als de leeraar besluit haar ditmaal niet te over hooren. en 't gansche uur te vullen met de bespreking van de volgende! Mokkend cn verongelijkt zit ge daar. en hebt. hoewel ge u van vroeger de mededeeling herinnert, dat ge niet voor de leeraren, maar voor uzelf werkt, het gevoel, alsof al uw moeite voor niets is geweestNu eindelijk had ge de kans en hij wordt u ontnomen! De druk blijft het geheele uur op u liggen, en met een sarcastisch gezicht schrijft ge in uw agenda de les voor den volgenden keer op: de functie van het bloed, terwijl ge, verstandig groot mensch dat ge zijt, besluit er nog eens een nachtje over te slapen, of ge misschien de goedheid zult hebben haar te leeren De cosmografie van het laatste uur neemt ge tot u als een geslagen mensch. die zelfs mededeelingen over de poolshoogte, en het zenith niet meer uit zijn lethargie vermogen op te wekken. Ip uw vingers telt ge den dag af; en besluit, dat er van het begin af aan een noodlot op u rustte: hoe anders kunt ge zooveel wanboffen verklaren, die inzet ten met de ongelukkige aardrijkskundeles? De verknoeide Engeische beurt volgde erop, en het fiasco bij Nederlandsch met don na sleep van ce nog te maken bladzijden straf werk. waar ge met een gevoel van veront waardiging aan denkt, omdat ge. het ter sluiks nazoekend in uw agenda, voor nog drie andere vakken huiswerk vindt; toen het feit, ge grijnst sarcasctisch om uw eigen redeneering. maar zoo redeneeren blijft ge dat ge uw plantkunde leerde voor niets, cn numoe. doodmoe zijt ge. En tien tegen een strekt ge uw lange boenen zoo ver vooruit, dat de leeraar er over valt, en valt geestelijk in slaap, terwijl uw lichamelijke oogen nog half blijven waken, om hot nood lot geen verdere kansen te geven. Het nood lot! lacht ge duivelsch en herinnert u weer uw verdeeling in de week van vroeger: ge luksdagen en ongeluksdagenZou de mensch dan nooit veranderen? Als de bel dezen uw ongeluksdag 'Ion einde luidt, o waarde lezer, die weer terug moest naar school, en ge hoort In de gangen bui- ton uw klas het steeds groeiende geroezemoes ontstaan, dat zich ontwikkelt tot geloop ge draaf en geroep, wat is dan de slotsom van die zes uren. die ge. geboden door hoogere macht, meegemaakt hebt! De slotsom is, dat we allemaal zouden blijven zitten, dat wc geen toelatingsexamen, zouden halen, dat we misschien een enkele, maar waarschijnlijk geen voldoende proel zouden halen, en dat we dus allemaal stozijn. Ik zwijg; het laatste woord wil me toch niet wel over ce lippen. Niettemin blijft het feit bestaan. Mijne heeren. dames, ik wensch u en ik wensch u niet toe, dat ge dezer dagen nog eens op school terecht komt, in een houten bank. waar ge drie togen één uit gegroeid bent en uw draai niet kunt vinden, liet is goed voor den mensch om te beseffen, dat hij niets weet, en het is niet goed voor hem. om te beseffen, dat hij eigenlijk licht inferieur is. Wat zult ge kiezen van die twee? Of zult ge niet kiezen, cn trachten door redeneering tot een waardiger slotsom te komen, dan de bovenstaande? Maar met redeneeren loopt ge onvoorwaardelijk vast, en bovendien „Pa?" roept één uwer kinderen onder aan de trap. „Ge heft uw hoofd uit uw handen, stijgt op uit uw eigen gedachten cn zegt droo- merlg: „Ja?" „Ma vraagt of je thee komt drinken?" Ge kijkt scluiMfbewust om u heen cn op uw vel papier, cn roept dan terug: „Zeg maar tegen Ma. dat je me een kopje boven moet brengen, want ik heb mijn straf werk nog niet af!" Inderdaad ge hebt uw strafwerk nog niet af. O, lezer, lipe hoop ik voor u dat cr nooit een regeering zal komen, die het spitse idee zal hebben om tot nut van hot algemeen en tot heil van den staat dames cn heeren boven de dertig weer leerplichtig ;e stellen, want éón ding staat onomstootolljk vast; in al die jaren, die verloopen zijn. se dert ge met uw diploma In uw zak voor het laatst de groene poort uittrad, zijt go geen grein, geen zier veranderd. Binnen een kwar tier zoudt gc weer dezelfde zijn als vroe ger. WILLY VAN DER TAK. „80 HOOG". Van gebouwen met 20 en meer verdiepin gen spreekt te New-York geen mensch meer; daar is het nieuwtje al jaren lang af. Er be staan er een 50-tal met 30 en meer verdie pingen; dat zijn ook nog maar molshoopjes. Eenig aanïen krijgen er een twintigtal met 40 tot 55 verdiepingen, die beginnen er al iets op te lijken. Dan is er een met 56 en een met 58 verdiepingen. 204 en 209 meter hoog: die mogen meespreken. Verder is er Woolworth met 60 verdiepingen (237 meter), de Bank of Manhattan, met 71 verdiepingen f277 Meter), Chrysler Building met 77 verdiepingen <314 meter), en nu ook de Empire State Building, die het tot 85 verdiepingen (375 meter), bracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 15