Stel U eens voor, dat
Over den Atlantischen Oceaan.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
I
VIJFDE BLAD.
ZATERDAG 5 NOV. 1932
9 9 9
U weer eens terug moest naar school?
Hoe zou u dat bekomen?
Het is een vreemde vraag, en niettemin: in
aanmerking genomen de honderden vreemde
dingen, die er dagelijks op dit wereldrond
gebeuren, en die we slikken voor zoete koek,
is zij nog zoo vreemd niet. U bent volwas
sen, het is waar; en het is de gewoonte van
volwassenen aan te nemen, dat zij volgroeid
en volleerd en zelfstandig zijn, en een ding
als een school niet meer van noode hebben.
De hemel geve alleen, dat van geen van ons,
volleerden, plotseling verlangd zal worden,
dat. wij het eindexamen van een middelbare
school afleggen, want misschien één op de
honderd zou er, en dan waarschijnlijk nog
bij ongeluk doorkomen. De hemel, die ge
lukkig goedertieren is, geve zelfs, dat wij
geen van allen ooit het toelatingsexamen tot
een middelbare school meer hoeven af te
leggen, want zelfs dat, vrees ik, zou velen
niet te onderschatten kopzorgen brengen.
Waarom dan ook. zou het zoo vreemd zijn,
dat wij er nog eens toe gedwongen zouden
worden, het schoolleven van weleer weer op
te vatten? Laat er eens een ministerie ko
men, dat het heil van den staat en zijn on
derdanen op een nieuwe, iet of wat originee-
le manier inziet, en van alle mannen en
vrouwen boven den dertigjarigen leeftijd'
eischt, dat zij, ter schepping van een gezon
den, nederigen geest in plaats van de oude
van wij'-zijTi-groot-en-weten-alles, zich al
len nogmaals drie maanden naar school be
geven. Toelatingsexamens 'dienen dan na
tuurlijk afgeschaft te worden, omdat het
percentage der bevolking, dat ze met goed
gevolg zou afleggen, te klein zou zijn, en
het bovendien zeer onverstandig tegenover
de jeugd zou zijn, hun vaders en moeders
in de gelegenheid 'te stellen, expres minder
waardige examens af te leggen, en na uit
reiking van het brevet „gewogen en te licht
bevonden" juichend door de straten huis
waarts te snellen: ..Goddank, ik ben ge
zakt! En jij? Jij ook? Maar heb je dat ge
hoord van dien. armen Piet, die is er
doorLaat het werkelijk eens gebeu
ren. dat de school ons allen weer in haar
veilige schoot terug roept, des morgens om
half negen te beginnen, tot klokslag twaalf
uur. en dan alle middagen behalve den
Woensdag- en Zaterdagmiddag, 'te beginnen
om half twee, te eindigen om tien over drie
gewoonlijk en soms om vier uur? Met
briefjes van de kinderen', waarin ze getuigen
dat vader werkelijk ziek was en dat 'het geen
aanstellerij van wege een slecht geleerde
proef was, als we eens een dag verzuimen?
Met straffen van „een middag 'terugkomen"
als we meer dan drie keer te laat zijn ge
weest, en tien wiskundesommen extra, en
alsjeblieft keurig te anaken op een net pa
piertje, als we, tot het uiterste gebracht, met
propjes zijn gaan zitten schieten, of dropjes
rond de klas zijn gaan moffelen, onder het
met een onschuldig gezicht te berde gebrach
te, maar niet geaccepteerde excuus, dat we
verkouden waren?
Hoe zoudt u u voelen, als u dat eens over
kwam? Zooals gezegd, de ver onder stelling is
heusch zoo dwaas niet, en de uitvoering
ervan zou misschien van verstrekkend nut
voor zekere lagen van de maatschappij zijn.
Bovendien het hoeft geen wet op den
leerplicht gedurende zes maanden voor hen,
die den leeftijd van dertig jaar bereikt heb
ben of daarboven zijn, te wezen: er hoeft
maar een hoogere macht te komen, die ge
gehoorzamen moet, en die tegen u zegt:
„Gij. onwetende, die u uitgeeft voor een we
tende. kom tot het besef van uw nietswaar
digheid! Ga naar school!" Hoogere mach
ten doet men beter met te gehoorzamen,
want er tegen op kan men toch niet. Daar
zijn het hoogere machten voor en het doet
er niet. toe, of het de wet, uw vrouw, of des
noods uw chef op kantoor is. Laat een hoo
gere macht het in zijn hooger hoofd halen,
en ge zit er aan vast.
Zoo ook ik. Daar was een hoogere macht,
en die zeide tegen mij: „Ga naar school!"
En ik ging, onmiddellijk, gedwee. Ik ging, en
ik zat in de klas, en om u de waarheid
te zeggen, het was weer precies als vroeger.
Van het begin tot het einde....
Want het begon met een geeuw en een
uitgerek, dat de heele kamer vulde, en een
stem, die van beneden riep: „Ben je nou nog
al niet op! Je moet je tasch ook nog pak
ken, en je hebt wind tegen straks kom je
weer te laat!"
Mijn hemel, te laat! Stel je voor, dat ik
Woensdagmiddag terug moet komen, en
dan moeten de hockeyen tegen het Lyceum,
en.... o, groote grutten, neen, dat kan
nietIn 's hemelsnaam dan maar er uit.
Is me dat ook een tijd om een mensch te
laten beginnen, half negenRoef- was-
schen! Roef - kleeren aan! Roef - tasch pak
ken! Roef - naar beneden, alwaar plechtige
en ietwat ontstemde ontvangst in den
schoot der familie, die zich sceptisch be
toont met het van ouds bekende: ..wanneer
jij ooit. eens leeren zult om op „tijd te ko
men!" In zoo'n geval is het verreweg het
beste de familie, die geen hoogere mach
ten heeft en die niet naar school hoeft, maar
te laten praten, want verontwaardiging tij
dens het ontbijt, belemmert de spijsvertering,
die toch al te lijden heeft onder het vol
gende proces: ..Ai, m'n band staat leeg
waar is de fietspomp waaaar is de
fieieieietspomp?" Pompen, en met een rood
hoofd weg. Bij het hek gegil, weer terug.
drijkskundeboeken vergeten en een stren
ge stem die zegt: „Die lagen op de venster
bank in de voorkamer. Als je je boel niet
eeuwig en altijd zoo liet slingeren, en je tasch
behoorlijk den vorigen avond pakte, dan
Je bent al weg. Dat is geen optreden tegen
iemand die naar school moet. die bijna over
zijn zenuwen heen is. omdat hij nog maar
tien minuten den tijd heeft, terwijl het in
een gemiddeld tempo twintig minuten fiet
sen is; en nu bovendien tegenwind, en de
eeuwige hindernis: de spoorboomen, die dicht
kunnen zijn. probeeren hem oud voor zijn
tijd te maken! De wind valt meedaar
gaan er ook nog een paar. die blijkbaar naar
school moeten, cn gelukkig, de boomen zijn
openIk arriveer bij school eenigszins
rood opgcloopen, maar volmaakt gelukkig:
de poort gaapt nog uitnood igend o, de
tioodelijkc slag, die het dicht zijn van die
groene deuren kan toebrengen op een arm,
jaohtig menschenhoofd, waardoor teleur
gesteld de gedachte gaat. dat al die haast nu
eigenlijk tot niets gediend heeft; en al na
peinzend over dat excuus van die spoorboo
men, dat zoo lamlendig is, en te lamlendi
ger omdat ze werkelijk bestaan, was het dik
wijls vuige laster, dat ze dicht waren, ter
wijl ze met vriendelijk opgeheven armen tot
doorrijden noodden, betreed ik sereen van
stemming, opgewekt links en rechts knikkend
als een veldheer, die minstens tien revoluties
bedwong voor hij ingehaald werd door de ju
belende bevolking van zijn vaderstad, de klas.
Ik zet mij, en tracht door me zeer kalm te
houden, het donderende kloppen van mijn
hart een beetje tot rust te krijgen en met
een vredig gemoed zie ik toe, terwijl de pa
piertjes voor de traditioneele schriftelijke
aardrijkskundige overhooring rondgaan en
wacht vriendelijk glimlachend, de eerste
vraag af. Mijn aardrijkskundeboeken lagen
niet voor niets 'daar op de vensterbank in de
eetkamer! Zoet en wel, tot in de laatste mi
nuut voor het naar bed gaan, leerde ik mijn
les. Maar de vraag valt, als een bom, en doo-
delijk verward kijk ik naar mijn papier,
naar den leeraar. de klas rond, en beknauw
mijn pennehouder ik, och arme, heb de
verkeerde les geleerd!
„Wat zijn de gedeelten van Indië, die niet
vulkanisch zijn?" Lezer, ik vraag het u: wat
zijn de gedeelten van Indië die niet vulka
nisch zijn? Ik kan me alleen maar de ge
deelten te binnen brengen, die wel vulka
nisch zijn: Java is het wel, Sumatra is het
dat geloof ik ten minste, maar nu ik het op
den keper beschouw weet ik het niet zeker
ook wel is Celebes het? En Borneo?
Zijn de Soenda-eilanden het? Woedend en
verslagen tegelijk beknauw ik mijn penhou
der, en kijk om mij heen, waar een ieder
schrij'ft en pennen krassen in de stilte. Mijn
hemel wat een pech! En wat een begin! Ter
sluiks kijk ik naar den leeraar en vang zijn
bestraffenden blik op, terwijl hij kijkt naar
mijn leege velletje papierEn terwijl de
tweede vraag valt: „Waarom zijn op Celebes
geen tijgers?" en ik nijdig overpeins, dat de
mensch een bemoeial is, en niet moest gaan
wroetettt in de smaken van tijgers, besef ik
met ontstellende duidelijkheid opeens, dat
het weer precies is als van ouds: ik ken
mijn les niet-, ik heb zelfs geen notie van
mijn les, en zoo dadelijk zal ik een schamel,
leeg papier moeten inleveren, waarop alleen,
bij wijze van garneering, do vragen pronken,
zoo groot en breed mogelijk geschreven om
tenminste wat van al die armzalige naakt
heid te bedekken!
Hoe zoudt u u voelen als u weer eens te
rug moest naar school? Zoo zoudt u u voelen,
o waarde lezer, o mede-volwassene, o volleerd
groot mensch! Het is naar, maar waar! U
zoudt uw aardrijkskundeles niet kennen, u
zoudt er geen woord, geen enkele kleinigheid
ook maar van kennen, en bij de derde vraag,
die nog volgde: ..Geef een getal dat aan
geeft- de vermoedelijke diepte van de Java-
zee en zet er de agumentatie. waarom die
zee zoo diep is. bij.... zoudt u heelemaal uw
hoofd voelen duizelen, terwijl u in u een ge
voel van bewondering voeldet groeien, om
dat ge vroeger zoo knap waart, om dat alle
maal te weten. En u zoudt de rest van de
voorgeschreven vijftig minuten aardrijks
kunde doorbrengen in volkomen beduusden
toestand en ontwaken bij de bel. die als van
ouds door de gangen schalt cn nog wel een
heele minuut nazingt door de holle ruimten.
En beseffen, dat in allen gevalle de aard
rijkskundeles u wel dat gevoel van groote
bescheidenheid en nederigheid gaf. dat dat
nieuwe origineele ministerie met zijn leer
plicht voor heeren en dames boven de dertig
beoogde u te geven. Tot heil van den staat....
Ge neemt dus uw boeken op en wandelt
Ge wandelt van Aardrijkskunde naar Neder-
landsch, en daar komt ge weer een beetje bij
omdat Nederlandsch uw fort was vroeger,
èn omdat er een proef wordt teruggegeven,
die ge nog niet meemaakte, zoodat u. onder
het uitdeelen van vrij wat vermaan, en nog
meer slechte cijfers, u gelukkig prijst, omdat
ge dien dans nog net ontsprongen zijt
Stel je overigens voorEn er groeit een
nieuwe angst in u.Ge hebt nog een hee-
len dag van zes uren voor den boeg, stel je
voor, dat een leeraar op het onzalig
idee kwam een proef te geven! Wiskunde
bijvoorbeeld, natuurkunde, scheikunde, coc-
mografie, mechanica! Mijn hemel! En ter
wijl uw haren u van angst prikken op het
Aroeba.
Landschap op Aroeba.
's Nachts om twee uur uit Maracaibo. Net
vóór de eerste binnenkomende tankers over
de Bar. een heelen dag op zee en om 8 uur
meert, de Eagle tanker aan den steiger der
Maatschappij, waar de gezagvoerder onge
duldig staat te wachten, want om half negen
moet. ik spreken. Daar ik met eigen projec
tielantaarn werken moet, wordt het vijf mi
nuten later en dan zijn zestig Nederlanders,
waaronder verscheidene daar geboren Kolo
nisten, voor het eerst op Aroeba bijeen. Een
aardig succes voor het Alg. Ned. Verbond,
dat ook dit zaakje in orde maakte: een
Hollandsche lezing in het clubgebouw van
een Amerikaansche Maatschappij!
Den volgenden dag weer vroeg op stap.
Eerst naar het „Bloemenlaantje". De naam
doet weldadig aan en doet. veel verwachten.
En er was veel. natuurlijk dank zij het regen-
rijke voorjaar, zelfs voor deze droge streken.
Overal klommen blauwkelk (Haagwinde) en
passiebloem over de scherpe stekels der or
gelcactussen of zij heelemaal geen zachte
teere bladen hadden. Divi divi en Cassia-
soorten bloeiden hier en daar volop, evenzoo
de vijgencactus en zelfs de groote oi'gelcac-
teeën. Aroeba maakt een bloemenrijkeren
indruk dan Curacao, maar een verschil van
10 m.M. in regenval kan veel doen. Wel lijkt
de oud-vulkanische bodem van Aroeba het
water beter vast te houden dan de koraal-
kalken van Curacao: in de lagere gedeelten
althans, want toen wij den Kristalberg be
klommen, bleek ook daar bijna niéts anders
te groeien dan dc drie gewone cactussoorten,
waarvan de meioencactus ons thans ver
gastte op heerlijke peervormige roode vruch
ten. Net kruisbessen! Verder wemelde het er
van prachtige glasheldere kwartskristalle-
tjes. losgekomen bij de goudgraverij. die hier
in vroeger jaren den bodem tot- tientallen
meters diepte doorwoeld heeft. Men zegt, dat
het eiland zijn naam aan vroeger gevonden
goud te danken heeft.
's Middags maken wij een rit naar den
Zuidpunt van het eiland, waar in twee jaar
tijds een stad verrees om de Amerikaansche
petroleumraffinaderij. de Lago. die juist door
de S:andard Oil is overgenomen Een flink
bedrijf ook alweer met een mooie groote
club. aardige huizen en nog een onaardig
groot aantal kroegen en danshuizen, waar de
politie nogal eens wat mee te doen heeft.
Maar dat- wordt ook al weer beter, nu veel
Amerikaansche metaalbewerkers door Hol
landers uit Curacao vervangen worden. Deze
olie-industrie is een de voornaamste bronnen
van inkomsten voor het West-Indische Gou
vernement en het heet. dat er groote uitbrei
ding te wachten staat. Maar thans reeds be
taalt Aroeba het tekort in de kassen van
Curacao en Bonaire.
Ondertusschen wordt er overal geïnfor
meerd naar sporen van oude Indiaansche
nederzettingen, maar er is blijkbaar weinig
van terug te vinden. Wij bezoeken dan eerst
de streek waar Pater van Koolwijk vijftig
jaar geleden opgravingen heeft gedaan,
steeds warmer wordend hoofd, en de hand.
die ge over uw voorhoofd strijkt, klam cn
ijskoud aanvoelt omdat het angstzweet u
aan alle kanten uitbreekt, zegt een stem
koel en berispend
„Wil jij alsjeblieft even vervolgen waar ik
gebleven ben?"
Wiskunde, in geval het tenminste bijvoor
beeld beschrijvende meetkunde of stereo
metrie is. zou nog gaan, maar stel, dat het
een scheikunde proef
„Ik vroeg je of je even door wilde gaan..."
Het. is tegen mij! Doorgaan? O ja! Lezen we
dan iets? O ja! Waar zouden we zcowat
De klas om mij heen zoemt gedienstig, ik
vang een woord op. mijn oogen vliegen haas
tig de regels langsdaar. nee daar
Stel u voor. dat. dat u zelf overkomt, lezer!
De moed der wanhoop geeft u een oogon-
blik steun, u begint, een hoonend gescha
ter klinkt op uit de klasvijf bladzijden
verder, strafwerk. Ook nog strafwerk en
ge stelt u voor, wat u oudste zoon of jongste
dochter zeggen zal. als hij vader 's avonds
zwoegen ziet, kwartier na kwartier, op het
overschrijven van bladzijden Nederlanösche
litteratuur, en hij ervaart na herhaaldelijk
gevraag zijnerzijds en verscheidene ontwij
kende antwoorden uwerzijds, dat vader
ahem strafwerk heeft wegens verre
gaande onoplettendheid in de klas.
„Waarom lette je niet op. vader?"
„Eh!" liegt vader, omdat hij gewoonweg
nog voor geen millioen zou willen bekennen,
dat de angst voor een wiskundeproef hem
bezeten had. „er ging een draaiorgel voor
bij
„Goeie genade", zegt de zoon minachtend,
„laat jij je nog afleiden door draaiorgels?
Ik kan ook wel merken, dat je ndet veel ge
wend bent.Ja. ja!
En steeds op diezelfde manier worstelt ge
den dag door, en het groote mensch wordt
steeds kleiner. Des morgens hebt. ge nog wis
kunde en hoe dankbaar waart ge niet. toen
de sombere proef-voorgevoelens niet be
waarheid worden en Engelsch gehad, cn
na in die laatste les „een beurt" gehad te
hebben die ge er, naar uw eigen opgelucht
idee, toen het achter den rug was, niet al to
dwaas afbracht; zijt ge zooals dat. heet in
iederen rechtgeaarden roman, „uitgeput maar
gelukkig" naar huis gegaan. Gelukkig! Het
heet geluk te beseffen, dat. men een niets
maar daar zijn alleen wat. potscherven over.
Dan klauteren wij een rotsklip rond. waar in
grotten hier en daar met oker geschilderde
rotsteekeningen voorkomen. Kringetjes en
streepjes. Niets begrijpbaars. Maar prachtige
parkieten en een groote havik, die jacht op
hen maakte en ze nogal eens ving ook. zoo
als uit door ons gevonden veerenkransen
bleek. Wat zijn die veeren mooi. groen, geel,
rood en blauw. En felle tinten allemaal
Dan gaat het- dwars door de heuvels heen
naar de Noordkust, waar op de plantage
Fontein nog veel duidelijker teekeningen te
vinden zijn, en waar ik ook een zeer ruw af
gewerkte steenen bijl opraapte. Verder cac
tussen en leguanen, een paar aardige bron
nen en een prachtig panorama over de Lago
als wij de waterleiding weer kruisen.
En toch zou ik nog aardige dingen vinden.
Aroeka heeft op verscheidene plaatsen duin
gebieden, waar kwartszand, door de zee los-
gespoeld, door den wind opgeworpen en
vastgehouden wordt door helm en zandzegge
net als bij ons. Daar zou het heen, naar de
Noordkust van het eiland, waar ook veel In
dianen afstammelingen moeten wonen. Ik
moet toch eens door Noord-Ainerika -ook,
want wat men mij hier als Indianen aan
wijst. heeft vaak een uitgesproken mon-
gooisch type. Daarbij zitten hier onder de
Aroebanen veel afstammelingen van Span
jaarden en Italianen. Negerbloed is er zoo
wat heelemaal niet. en dat valt- buitengewoon
sterk op. Bijna alle inwoners zijn veel blan
ker dan ikzelf na zoo zes weken tropenzon!
Wij zwerven dus langs de Noordkust, eerst
langs het zandstrand, dat hier nu eindelijk
eens rijk aan aardige schelpjes blijkt te zijn.
De zon begint al te dalen en werpt prachtige
lichteffecten op zand en golven. Dus klaute
ren wij boven op een duintop om het land
schap te overzien cn daar valt dadelijk op
dat er eilandjes van steenen of zoo iets lig
gen midden in de groote stuifzand vlakt en.
Even er naar toe en warempel: het zijn
schelphoopen. allerlei soorten door elkaar,
allemaal stukgeslagen om het dier er uit te
krijgen en niet op de handige manier van
Bonairee maar heelemaal aan gruzelemen
ten, een veel primitievere methode. En de
voorwerpen, waarmee dat is geschied 1!"gen
er ook nog. Granietkeien, die rand-""age
vertoonen, soms met een kunstmatige ui'bol
ling als houvast voor den duim of met een
scherpen kant door afslaan van scherven
verkregen. Helaas geen spoor van aardewerk
of andere mogelijke indicatie van meer of
minder hoogen ouderdom. Maar nu de vind
plaats eenmaal bekend is zullen wij er bin
nenkort wel meer van hooren. Dat is in goede
handen.
Wij kijken nog even aan het Zuiderstrand
ook Elke hoek heeft toch zijn eigenaardig
heden. Hier ligt het voor de variatie eens vol
met sponsen, meest in den vorm van aller
aardigste langwerpige bekertjes. Blocmen-
vaasjes noemen ze ze hier. Dus den volgen
den morgen met don havenmeester er op lilt
en een blikje sardientjes. Enkele druppeltjes
olie op het water laten zien. dat ook in den
havenmond tusschen en op de koralen zeer
veel sponsen groeien. Opvallend arm aan
visch schijnen de koraalbanken hier te zijn.
Of wij hebben te kort gezocht, want de van
Nes lag weer onder stoom om ons naar Cu
racao terug te brengen. Van boord af kunnen
wij het aardige stadie nog eens rustig be
kijken. Wat maken onze eilanden daar toch
een netten verzorgden indruk. De Gezagheb
berswoning en de paar huizen daarnaast zijn
splinternieuw en modern, maar de pasan-
grahan, de gouvernementskantoren, het
vuurtorentje, dat zijn weer echt gezellige
oud-Hoilandsche hoekjes, zij het dan ook
aangepast aan het licht- en lucht-leven in
de tropen. En als wij wegstoomen langs dc
schoenertjcs. die aan de kade liggen te laden
en wij zien de masten voorbijrijden langs de
met roode daken voorziene huizen lanes den
waterkant, dan komen camera cn filmtoestel
weer voor den dag om nok van dit ho«kle
van ons Rljksgrondgobiod een paar aardige
indrukken vast te leggen.
VAN DER SLEEN.
waardig vod is: en in dat besef zegt go u dan
ook inderdaad aan de koffietafel, verzwijgt
zorgvuldig uw schriftelijk aardrijkskundig
fiasco en wuift verder de vragen uwer huis-
genooten met een oonchalunt gebaar en een
krampachtig en met veel moeite te voor
schijn geroepen vroolijken glimlach van u
weg. Ge drinkt, nu koffie, of zij het alsjeblieft
willen beseffen; en ge hebt maar anderhalf
uur respijt om te bekomen en nieuwe krach
ten te verzamelen; indien mogelijk ook
nog want er is een wonderlijke ijver in
uw dorre hoofd beginnen te blaken uw
plantkundeles van den middag de spijs
vertering bij den mensch. 6 lozer, wat weet
ge er van. hoewel ge iederen dag minstens
drie maaltijden verslind? even in té zien.
En ge verbaast- uw zoons en dochters, die
het geval pa-met-een-plan tkundeles-on-
der-de-koffie" met opgetrokken wankbrau-
wen en een scheeve mond bekijken, door hen
hardop te vergasten op een uitvoerige speech
over de menschelüke tanden en kiezen, de
speekselklieren, de maag bij de vogels en laat
u ten slotte door uw vrouw haastig nog even
de les overhoorenGetroost en gesterkt
gaat ge dan weer, moreel gesteund door haar
innige verzekering, dat ge hem nu tot in ce
puntjes kent
Hoe groot is dus niet uw teleurstelling, als
de leeraar besluit haar ditmaal niet te over
hooren. en 't gansche uur te vullen met de
bespreking van de volgende! Mokkend cn
verongelijkt zit ge daar. en hebt. hoewel ge u
van vroeger de mededeeling herinnert, dat
ge niet voor de leeraren, maar voor uzelf
werkt, het gevoel, alsof al uw moeite voor
niets is geweestNu eindelijk had ge de
kans en hij wordt u ontnomen! De druk
blijft het geheele uur op u liggen, en met een
sarcastisch gezicht schrijft ge in uw agenda
de les voor den volgenden keer op: de functie
van het bloed, terwijl ge, verstandig groot
mensch dat ge zijt, besluit er nog eens een
nachtje over te slapen, of ge misschien de
goedheid zult hebben haar te leeren
De cosmografie van het laatste uur neemt
ge tot u als een geslagen mensch. die zelfs
mededeelingen over de poolshoogte, en het
zenith niet meer uit zijn lethargie vermogen
op te wekken. Ip uw vingers telt ge den dag
af; en besluit, dat er van het begin af aan
een noodlot op u rustte: hoe anders kunt
ge zooveel wanboffen verklaren, die inzet
ten met de ongelukkige aardrijkskundeles?
De verknoeide Engeische beurt volgde erop,
en het fiasco bij Nederlandsch met don na
sleep van ce nog te maken bladzijden straf
werk. waar ge met een gevoel van veront
waardiging aan denkt, omdat ge. het ter
sluiks nazoekend in uw agenda, voor nog drie
andere vakken huiswerk vindt; toen het
feit, ge grijnst sarcasctisch om uw eigen
redeneering. maar zoo redeneeren blijft ge
dat ge uw plantkunde leerde voor niets, cn
numoe. doodmoe zijt ge. En tien tegen
een strekt ge uw lange boenen zoo ver
vooruit, dat de leeraar er over valt, en valt
geestelijk in slaap, terwijl uw lichamelijke
oogen nog half blijven waken, om hot nood
lot geen verdere kansen te geven. Het nood
lot! lacht ge duivelsch en herinnert u weer
uw verdeeling in de week van vroeger: ge
luksdagen en ongeluksdagenZou de
mensch dan nooit veranderen?
Als de bel dezen uw ongeluksdag 'Ion einde
luidt, o waarde lezer, die weer terug moest
naar school, en ge hoort In de gangen bui-
ton uw klas het steeds groeiende geroezemoes
ontstaan, dat zich ontwikkelt tot geloop ge
draaf en geroep, wat is dan de slotsom van
die zes uren. die ge. geboden door hoogere
macht, meegemaakt hebt! De slotsom is,
dat we allemaal zouden blijven zitten, dat wc
geen toelatingsexamen, zouden halen, dat we
misschien een enkele, maar waarschijnlijk
geen voldoende proel zouden halen, en dat we
dus allemaal stozijn.
Ik zwijg; het laatste woord wil me toch
niet wel over ce lippen. Niettemin blijft het
feit bestaan. Mijne heeren. dames, ik wensch
u en ik wensch u niet toe, dat ge dezer
dagen nog eens op school terecht komt, in
een houten bank. waar ge drie togen één uit
gegroeid bent en uw draai niet kunt vinden,
liet is goed voor den mensch om te beseffen,
dat hij niets weet, en het is niet goed voor
hem. om te beseffen, dat hij eigenlijk licht
inferieur is. Wat zult ge kiezen van die
twee? Of zult ge niet kiezen, cn trachten
door redeneering tot een waardiger slotsom
te komen, dan de bovenstaande? Maar met
redeneeren loopt ge onvoorwaardelijk vast,
en bovendien
„Pa?" roept één uwer kinderen onder aan
de trap.
„Ge heft uw hoofd uit uw handen, stijgt
op uit uw eigen gedachten cn zegt droo-
merlg: „Ja?"
„Ma vraagt of je thee komt drinken?"
Ge kijkt scluiMfbewust om u heen cn op uw
vel papier, cn roept dan terug:
„Zeg maar tegen Ma. dat je me een kopje
boven moet brengen, want ik heb mijn straf
werk nog niet af!"
Inderdaad ge hebt uw strafwerk nog
niet af. O, lezer, lipe hoop ik voor u dat cr
nooit een regeering zal komen, die het
spitse idee zal hebben om tot nut van hot
algemeen en tot heil van den staat dames cn
heeren boven de dertig weer leerplichtig ;e
stellen, want éón ding staat onomstootolljk
vast; in al die jaren, die verloopen zijn. se
dert ge met uw diploma In uw zak voor het
laatst de groene poort uittrad, zijt go geen
grein, geen zier veranderd. Binnen een kwar
tier zoudt gc weer dezelfde zijn als vroe
ger.
WILLY VAN DER TAK.
„80 HOOG".
Van gebouwen met 20 en meer verdiepin
gen spreekt te New-York geen mensch meer;
daar is het nieuwtje al jaren lang af. Er be
staan er een 50-tal met 30 en meer verdie
pingen; dat zijn ook nog maar molshoopjes.
Eenig aanïen krijgen er een twintigtal met 40
tot 55 verdiepingen, die beginnen er al iets
op te lijken. Dan is er een met 56 en een met
58 verdiepingen. 204 en 209 meter hoog: die
mogen meespreken. Verder is er Woolworth
met 60 verdiepingen (237 meter), de Bank of
Manhattan, met 71 verdiepingen f277 Meter),
Chrysler Building met 77 verdiepingen <314
meter), en nu ook de Empire State Building,
die het tot 85 verdiepingen (375 meter),
bracht.