POSTZEGELRUBRIEK.
noorwegen
iv
/aar-
J/>--»-
-0>
4-<f
7"
J-J
NJ3. Nog niet alle groepen zijn weer te
rug. Zorgen jullie voor vlugge doorzending
dan kunn ener weer spoedig nieuwe porte
feuilles verzonden worden. Houd dus de
boekjes in geen geval langer dan drie dagen
Van enkele rubriekers ontving ik dubbel
materiaal, maar ik verzoek je vriendelijk
afgeweekte postzegels in te zenden en voor
al geen beschadigde. Die verhuizen meteen
naar de prullemand want niemand wil die
gebruiken.
Meer on beter ruilmateriaal is welkom.
WIE WIL LEEREN TOOVEREN?
1
5
f-0-
AO 77
/X i'
7f&-
20*
26 0
30*
3S*
-rt
Gedurende 190508 verschenen ecnige op
drukken op zegel van de serie 186172 (post
hoorn type in shilling waarden). Het waren
15 ore op 4 sk. (violet) 30 ore op 7 sk. (bruin)
1 kr. op 2 sk. (oranje), l kr. 50 op 2 sk. (oran
je) en 2 kr. op 2 sk. (oranje). Grootte van de
vakjes 2.8 bij 2.3 c.M.
In 1907 krijgen we de hoogere waarden in
'nieuwe teekening met de beeltenis van ko
ning Haakon VII naar links. Zooals ik reeds
eerder vertelde, was deze koning in 1905 ge
kozen en Jiegeert thans nog. De beeltenis is
betrekkelijk klein in een boogvormige ruimte.
Boven de boog staat de landsnaam, in de
benedenhoeken het waardecijfer, waartus-
schen de waarde nogmaals is aangegeven
benevens het woord ..Post". De opstaande zij
den zijn sierlijk bewerkt. Uitgegeven werden
1 krone (geel-groen), 11/2 krone (ultrama
rijn) en 2 kronen (rood). Grootte van de
vakjes 2.8 bij 2.3 cM.
o n
In 1909 verschenen deze drie waarden nog
maals. waarbij echter de sierlijk bewerkte
opstaande zijden eenigszins afwijken (Zie
fig. li. De waarden zijn weer 1 krone (geel
groen». 112 krone «ultramarijn) en 2 kro
nen (rood). Grootte van de vakjes 2.8 bij
2.3 c.M.
Gedurende 191020 verscheen wederom een
serie in het posthoorntype in de teekening
van de serie 1894—1907 evenwel met dit ver
schil dat het verbindingslijntje in den bo
venrand van de hoorn onder de kroon ont
breekt 'zie fig. 2». Er werden uitgegeven: 1
ore (olijfgeel), 2 ore (lichtbruin), 3 ore
(oranje). 5 ore (groen). 10 ore «rood». 12 ore
(violet), 15 ore (lichtbruin). 15 ore (donker
blauw». 20 ore (ultramarijn), 25 ore 'rood-
lila», 30 ore 'grijs). 35 ore (oüjfgrijs), 40 ore
(olijfgroen), 50 ore (karmijnbruinen 60 ore
(groen-blauw. Grootte van de vakjes 2.3 bij
2.3 c.M. Zie voor de indeeling 't schetsje.
Nieuwe deelnemer:
55. g. H. Terink, Haemstedeplcin 11, Heem
stede.
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
November
1932
AAN ALLEN.
Een eenvoudig man bezocht eens in 't
Noorden van ons land een provinciestadje,
waar juist kermis was. Uit een geheimzinnig
tentje kwam een zigeunerin op hem toe, die
hem staande hield en zei: ..Kom binnen, hier
vertoon ik U een wereldwonder."
De man lachte en antwoordde: „Daar voor
behoef ik niet naar binnen te gaan en na
tuurlijk mijn geld uit te geven, want om mij
heen zijn wereldwonden? voor 't grijpen."
Jullie weten nu wel, dat deze man groot
gelijk had. De wereld is vol wonderen, maar
wij moeten er oog voor hebben.
In menschen-, dieren- en plantenwereld
zijn wonderen te aanschouwden. Een paar we
ken geleden vertelde ik jullie hoeveel won
derbaars er in één waterdroppel schuilt.
Eeuwen moesten verloopen, eer de groote
Leeuwenhoek ons dat meedeelde. Zoo zullen
er telkens meer wonderbaarlijke dingen ont
huld worden. En dan gaat 't er dikwijls zoo
mee, dat we er 't wondere niet meer van zien
De ontkieming vair zaad tot plant, van knop
tot bloem, van larve tot vlinder, we zijn het
de gewoonste dingen van de wereld gaan
vinden, en toch zijn het wereldwonderen.
.Thans zien de geleerden iets wonderlijks
in de ontwikkling van de aal.
Dit gladde diertje schijnt opgewassen te
zijn tegen de gladheid der diepzee-onderzoe
kers.
Hoe leven ze en waar leven ze? Deze beide
vragen hebben den geleerden al heel wat
hoofdbrekens gekost. Jullie kunt je natuur
lijk wel indenken, hoe moeilijk het is vis
schen te volgen op hun tocht door de groote
wereldzeeën. Want 't is wel zeker, dat deze
(dieren reuze-reizen ondernemen.
.Toch is men al veel gewaar geworden. In
de eerste plaats dit: dat ze een gedaante
verwisseling ondergaan. Ze zijn in hun prille
jeugd platte larfjes, net bladen van een wilg.
De vorm wordt bij 't ouder worden smaller
maar dikker. In verschillende zeeën worden
ze aangetroffen, maar op zeer groote diepte.
Vroeger dacht men, dat deze platte vischjes
een bepaald soort visch was. Men noemde ze
glasaaltjes, omdat ze zoo doorschijnend wa
ren. Het duurt ook wel ruim een jaar, voor ze
ër uitzien als gewone alen. Eerst, dan verlaat
hij de zeeën en trekt naar 't zoete water. Dit
geschiedt in groote scharen, miliiarden in aan
tal. Duizenden sterven, omdat ze niet opge
wassen zijn tegen de talrijke hindernissen.
Dammen en" sluizen moeten beklommen
worden, dan weer zijn *t watervallen, waar
door- en overheen gezwommen moet worden
Rotsen en berghellingen moeten overgespron
gen worden, om ten slotte in beek of rivier
terecht te komen. Daar zullen zij het wer
kelijke alenleven lijden gaan.
Men zou' nu zeggen: 't is al heel wat waard
dat men dit weet aangaande 't eerste jeugd
leven van de aal. Maar waar komen nu de
talrijke aaltjes vandaan, die in modderpoelen
en vijvertjes rondzwemmen en die dus vol
komen afgesloten zijn van de groote zee?
De natuurvorschers geven hierop dit ant
woord.: Misschien heeft men hier te doen met
alen, die op geheimzinnige wijze door onder -
grondsche kanalen toch hun doel hebben
weten te bereiken.
Wij kennen de aal als een echte roofvisch.
Neem hem niet met ander gedierte in je
aquarium, want insecten, wormen, vischjes
en ook vischkuit slokt hij naar binnen. Als
ze 6 a 8 jaar oud zijn, dan worden ze onrus
tig, dan krijgen ze datzelfde trekgevoel over
zich, wat een ooievaar b.v. begin Augustus
of eind Juli altijd weer krijgt. Tegen t najaar
als de wind loeit en de zee golven van
schuim omhoog doet spatten, trekken zij in
scharen van millioenen zeewaarts. De Euro-
peesche alen keeren terug naar hun geboor
teplaats den Atlantischen Oceaan. Daar
schieten ze kuit. En verder? Ja, dat is ook
iets wonderlijks, verder kan men him leven
niet meer gadeslaan. Hebben ze hun levens
taak nu verricht en trekken ze naar den bo
dem der zee om daar te sterven? Men ver
moedt van wel. In de insectenwereld heeft
men immers ditzelfde verschijnsel.
De jonge aaltjes beginnen straks hetzelfde
trekleven en dat gaat zoo voort.
In het alenleven is wel een tip van
den sluier der geheimzinnigheid, die deze
dieren omgeeft, opgelicht, maar veel blijft
nog onverklaarbaar. Daarvoor is een aal ons
nog te glad at
W. B.—Z.
ONZE BIBLIOTHEEK.
Opgericht 2 October 1928
Groote Houtstraat 93.
(Bureau: „Haarlem's Dagblad")
Correspondentieadres: Emmastraat 36
Ruiltijden: Woensdags 56 uur n.m. en
Zaterdag 24 uur.
Nieuwe deelnemers betalen bij hun in
schrijving 15 ets., waarvoor zij ontvangen
de volledige boekenlijst 1932 en een opberg-
map, terwijl verder een klein bedragje van
2 cents der deel en per leesweek (d.i.
van WoensdagZaterdag of van Zater
dagWoensdag) moet worden betaald. Van
de ingekomen gelden worden steeds nieuwe
boeken gekocht.
AAN ALLEN
Terwijl ik hier zoo aan jullie schrijf ligt
voor mij een stapeltje boeken en doordat ze
met de ruggen naar mij toe liggen, kan ik
ook de titels lezen.
Er zijn er bij, die een jongenshart doen
openspringen en een meisje in vervoering
brengen.
Noem ik b.v. alleen maar eens De Artapap-
pa's van Schuil, 't Veulen van Top Naeff, en
schrijvers en schrijfsters als Jac. Berghuis,
Tb oude. F. Jehu, Cissy van Mavxveldt.
Dat zullen toekomstige aanvullingen van
O. B. worden, die klinken als een klok en om
er maar meteen mee te beginnen verschijnen
de volgende week:
De radium-diefstal van Jac. Berghuis en
De Kingfordschool, door C. v. Marxveldt..
't Is nu waarschijnlijk onnoodig om nog te
zeggen:
Leest allen mee
Uit O. B.!
O. B.-ATTRACTIE
Week: 22—29 Oct. 1923.
Uitgelote nummer: 22.
Het boek werd niet uitgeleend.
Prijzen: Doos postpapier.
Van 14 Nov.5 Dec. Sint Nicolaas-premie.
Bijzonderheden, betreffende deze attractie
kun je in het ruillokaal vernemen.
O. B. -OVERZICHT
Op 1 November 1932. Aantal deelnemers:
78 (1932: 69) Aantal uitgeleende boeken: 449
(1931: 154). Neiging: steeds vooruit.
O. B.-DEELNEMERSLIJST
56. Eva de Vries, KI. Heiligland 68r. (12 j.)
57. Jaap de Jager, Delftstr. 27r. (11 j.)
58. Marinus Teilegen, Delftstr. 8r. (il j.)
59. Marietje v. d. Wal, Marsstr. 14. (11 j.)
60. Teddy Godijn, Nw. Kerkspl. 24r. (9 j.)
(Wordt in de volgende rubrieken voort
gezet).
De boekenlijst wordt tot een volgende
keer bewaard.
W. F. M. H. LASSCHUIT.
Emmastraat 36.
Haarlem, 4 Nov. 1932.
KLIMT DE VOS OOK?
Er was een tijd, dat men in de meening
verkeerde, dat vossen niet klimmen, tegen
woordig echter weten we wel, dat Reintje
in boomen klimt, als de noodzakelijkheid er
hem toe dwingt. De boom moet. niet te
kaarsrecht staan, want dan gaat het te
moeilijk. Reintje klimt liever in een scheef-
gewaaïden boom. Daar bedient hij zich ook
wel van, om over een beekje te komen.
Staat de boom schuin over het water,
dan maakt- de vos daar een dankbaar ge
bruik van om er in te klimmen en zoo van
uit de takken of de kruin op den anderen
oever te springen. Eigenlijk is het dus ock
weer geen klimmen, zooals van den kat b v.,
wat de vos doet. Het blijft meer een klau
teren en springen. Wel heeft men waarge
nomen, dat de vos schuinstaande boom
stammen en overd en grond hangende tak
ken gebruikt om in moerasland wat vlugger
verder te komen.
EEN KUNSTSTUKJE.
En wel een kaars opeten. Probeer eens uit
een grooten appel een stukje te snijden, dat
den vorm heeft van een eindje kaars. Met
eer. appelboor zal je dat zeker lukken. Neem
nu een klein stukje amandel en steek het
voor je proef even met een lucifer aan, dan
wordt het zwart en lijkt meer op een echte
pit, Plaats je kaars nu op een blaker Is 't
gezelschap bij elkaar .steek dan je kaars aan.
Hij brandt, heusch goed. Beweer nu met 'n sta
len gezicht, dat je deze kaars op zult eten
met pit en al. Je voegt direct maar de daad
bij 't woord.
WE KUNNEN ALLEMAAL TEEKENEN,
Tenminste, een eenvoudig teekeningetje
kunnen we allemaal wel maken, als we we
ten, hoé we het moeten doen. We zien op het
teekeningetje hier acht gezichten met tel
kens weer een andore uitdrukking. En dat
wordt toch slechts met het. aanbrengen van
een paar lijnen bereikt. Een ontevreden ge
zicht i.s gemakkelijk gemaakt, door naast den
neus een lijntje te trekken dat schuin naar
de mondhoeken loopt. Het effect van ecu
verschrikt gezicht, bereik je door de ooren
rond en naar-vorenstaand te teekenen en wat
rechtopstaande lijntjes te zetten, die het
haar moeten voorstellen. Als je de figuurtjes
goed bekijkt, zul je zien. dat met een paar
lijntjes een lachend, een bedroefd of welk
ander gezicht ook, kan worden geteekend.
Probeer het maar eens, *t is een aardig werk
je en een goede oefening.
MENSCHEN ALS
LASTDRAGERS.
t Was winter, 't was koud, er werd armoe
geleden
En Bruin kroop zijn hol uit- van honger
half dood.
Op jacht kwam Vos Reinaard toevallig
hem tegen.
Die droeg in zijn kaken een net. vol met
visch.
Hallo! riep de beer, de jacht bracht
jou zegen....
Hoe kom je aan die visschen? Zoo'n maal
Is niet mis!
Gevangen! loog Reintje (hij had ze
gestolen!)
Dat's makk'lijk genoeg, hoor! dat doe ik
altijd!
De vos zat vol streken; hij grijnsde verholen)
Ik wil 't je wel leeren! Ga mee naar een
bijt
Daar ginds is de beek. Kom! ik leer je ze
vangen
En Bruin, domme lobbes, sjokte achter
hem aan.
Nu moet je je staart in de bijt laten
hangen,
Belust liet de beer toen zijn pluimstraat
te water
En wachtte geduldig zijn vischmaaltïjd af.
Zijn zolen bevroren. *t Werd kouder.
't werd later.
De bijt ging bevriezen, want 't winterde
straf
Nu bijten de visschen! dacht Bruintje
ten laste,
'k Voel duidelijk scheuten van pijn door
mijn staart
Straks smul ik mijn vischjes. Au, au!
dat 's een beste!
Zoo'n vischkanjer is wel wat pijn lijden
waard.
Maar toen hij ten leste zijn buit op
wou trekken,
Bleek de staart van den stakkerd bevroren
ln 't wak,
Geen visch zat cr aan! De dommen en
gekken
Neemt de listige vos soms geducht, op
den hak.
Met ramm'lende maag en van kou half
bevroren.
Trok droevig de sukkel met nijdige vaart
Weer holwaarts, bleef dom als te voren
En sinds liep hij rond met een kort stompje
staart!
Zijn kind'ren en nazaten hebben het toen,
Voortaan met zoo'n kort eindje staart.
moeten doen!
Het land. waar tegenwoordig nog het meest
wordt gebruik gemaakt van den menschelij-
ken lastdrager, is zeker wei China. Millioenen
Chineezen oefenen het beroep van lastdra
ger uit. Bij het vervoer van rijst of thee in
zakken, die aan de einden van lange bam
boestokken worden opgehangen en vervol
gens door den drager op den schouder ge
nomen. Het gemiddelde gewicht van zoo'n
vrachtje is 50 kilo en daarmede loopt de
Chinees wel 40 kilometer per dag.
Ik denk niet, dat een Europeaan hem dat
zou kunnen nadoen!
De bewoners van Hawaii dragen op de
zelfde manier geweldige hoeveelheden ka
toen, koffie, hout enz. Het dragen van vrach
ten is voor die menschen zoo'n gewoonte ge
worden, dat ze de last. dikwijls nog met stee-
nen bezwaren, als deze onder het gebrui
kelijke gewicht blijft.
Daar de rug het natuurlijke menschelijke
lichaamsdeel is om lasten te dragen, is het
bij sommige wilde volksstammen gewoonte,
het dragen op den rug te vergemakkelijken
door een riem, die aan de mand bevestigd
en om het voorhoofd wordt geslagen, zooals
we dat op de eerste teekening kunnen zien.
Ook de Mexicaansche lastdragers, ten tijde
van het machtige Inca-rijk, bedienden zich
van dit hulpmiddel. Het dragen van zware
lasten op het hoofd, is iets dat bij de natuur
volken. in het bijzonder de vrouwen goed
verstaan. Kruiken van 20 tot 30 Liter in
houd, zooals ze bijv. in de Pyreneeën bij het
water halen worden gebruikt, tot 45 Kilo
gewicht, zijn geen zeldzaamheid.
Interessant is, dat de lastdragers vroeger
een eigen gilde vormden. In de middeleeuwen
genoten ze zelfs bijzondere voorrech'.en. die
de overige soldaten cn burgers werden ont
zegd.
Ook onder de negers is het dragen van
lasten op het hoofd iets heel gewoons.
Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat
ook in ons land in sommige plaatsjes het last
dragen als beroep werd uitgeoefend.
O.a. in de visschersplaatsen zooals Sche-
veningen. vóór dat er een haven was. De ge
vangen visch werd aan het strand door
kleine vischhandelaren gekocht, en de z.g.
..opdragers" brachten de visch dan naar het
dorp. Maar ook daar zal tegenwoordig deze
gewoonte wei verdwenen zijn.
EEN HEEL OUD VERTELSELTJE.
De toovenaar neemt een tamelijk grooten
zakdoek en geeft dien aan de toeschouwers
in handen, opdat zij zich cr van kunnen
overtuigen, dat de doek niet dubbel ls, dat
het geen aangenaaide stukken zijn, in
één woord dat het een heel gewone zakdoek
is. Dan begint hij te vertellen dat hij kan
tooveren cn in verbinding staat met de
geestenwereld. Hij doet daarbij erg geheim
zinnig en beweert dat de geesten hem zelfs
zouden bevrijden, als hij gebonden zou zijn.
Hij biedt aan, om daarvan het bewijs t« le
veren en de kunstenaar neemt daarop den
zakdoek, slaat dezen om zijn been en legt
er een paar stevige knoopen in. ,.De geesten
zullen de knoopen direct losmaken", zegt hij
cn onder het mompelen van enkele onver
staanbare woorden, die een tooverspreuk
moeten beteekenen, staat hij op. pakt den
zakdoek naast de knoopen en houdt hem
met één korten ruk in de hoogte. De toe
schouwers zullen verbaasd zijn, als ze den
kunstenaar van zijn boeien bevrijd zien, hoe
wel toch dc knoopen niet zijn aangeraakt en
nog minder losgemaakt.
Hoe je dat kunstje moet uitvoeren-?
Als we het teekeningetje bekijken, begrij
pen we het al half. Je rolt een zakdoek op.
zooals je een halsdoek doet. cn legt deze dan
op het been, boven de knie. Buiten dc twee
uiteinden die er zijn. zitten er dus twee pun
ten in het midden van den doek. De doek
wordt zoo gelegd, dat het middengedeelte op
het been komt te liggen, dus het gedeelte
waar dc twee punten zitten. Nu wordt een
snelle beweging gemaakt, alsof de doek een
maal om hei been wordt geslagen en de pun
ten aan de bovenzijde worden geknoopt. In
werkelijkheid echter zijn de beide doekpun-
ten onder het boen 1 asjes vastgemaakt en
In de twee punten, die in het midden van
den doek zitten en die we te voorschijn heb
ben gehaald, wordt dc knoop gelogd. Dit
moet natuurlijk vlug gebeuren. Dc knoop is
nu een z.g. valschc knoop. Na ecnige oefe
ning gaat het heel gemakkelijk cn het kunst
stukje mag eerst in het bijzijn van toeschou
wer.- worden uitgevoerd, als het vlug genoeg
en zonder fouten te maken wordt gedaan.
Want het aardige van dergelijke kunstjes is
wel. als het vlot en goed wordt gedaan.
menscheneters!
Moeder, waar ligt Ostende toch? vraagt
kleine Wïm.
Wel. jongen aan dc Belgische kust. ant
woordt moeder.
Maar moeder, wonen daar dan menschen-
cters? Ik las onlangs dat dc bewoners van
Ostende hoofdzakelijk van dc vreemdelin
gen leven!