LETTEREN EN KUNST
Radiomaziek der week.
EEN VOORBESPREKING
KANTTEEKENINGEN.
EEN ECHTE ARRESTATIE OP DE PLANKEN.
Litteraire Fragmenten.
dooi KAREL DE JONG,
Van tijd tot tijd gebeurt het, dat een werk
op meerdere programma's tegelijk verschijnt,
zonder dat er bepaalde oorzaken aan te wij
zen zijn, die zulk een plotselinge voorkeur
zouden kunnen verklaren. We zullen 't dus
maar op rekening van het toeval moeten zet
ten. In de eerste dagen der komende week nu
schijnt Beethoven's 2de symphonie favoriet:
ze gaat Zondagmiddag in 't Concertgebouw.
Dinsdagavond met een tijdsverschil van 25
minuten te Weenen en Boekarest. Een uit
verkoren lieveling van !t publiek, als b.v.
Eroïca, Vijfde of Zevende is de Tweede nooit
geweest; reeds bij de première viel ze slechts
matig in den smaak en had men er nogal wat
op aan te merken. Vergelijkingen met de
Eerste, die gemaakt werden, vielen grooten-
deels ten gunste van deze uit. De reden zal
misschien zijn, dat de Tweede de latere groo-
tere symphonieën wel in omvang evenaart,
waar wat inhoud, wat diepte der gedachten
betreft zich weinig boven de Eerste verheft.
Een enqrme kloof gaapt tusschen haar en de
Derde, de Eroïca. De Tweede sluit zich nog
aan bij de periode van Haydn en Mozart, de
Eroïca opent een nieuw tijdperk: dat van het
volstrekte invidualisme. De Eroïca is revolu-
tionnair, de Tweede ondanks de daaxdn ver
vatte pogingen om met de conventie te bre
ken, in hoofdzaak conservatief. Zij is eenigs-
zins halfslachtig; haar taal spreekt tot de
verbeelding der groole massa evenmin als die
eener gematigde politieke middenpartij. Met
de Vierde is dit ook eenigszins het geval, hoe
wel deze overeenkomstig den lateren tijd
van haar ontstaan, een veel meer specifiek-
Beethovensch cachet draagt dan de Tweede.
Men heeft wel eens gewezen op punten van
thematische overeenkomst in Tweede en Ne
gende. Als zoodanig worden genoemd het in
scherp rhythme dalende d. mineur accoord
uit de Introductie dat met het hoofdthema
van het Allegro der Negende gelijkenis bezit
en de Trios van de Scherzi, die dezelfde no
tenopvolging vertoonen. Het wil mij voor
komen, dat die overeenkomst toevallig is; dat
dus Beethoven in de Negende niet opzettelijk
herinneringen aan vroegeren tijcl heeft wil
len te pas brengen.
Het Concertgebouwprogramma vermeldt
verder het eerste pianoconcert van Chopln,
voor te dragen door den Chopin-prijswinnaar
Uninsky en het symphonisch gedicht „Les
Préludes" van List. De beide concerten van
Chopin zijn nog steeds een bestanddeel van
het repertoire der meeste concerteerende kla
vierspelers Zij hebben dat te danken aan de
voortreffelijke pianistische eigenschappen
der solopartijen, die het klavier en zijn be
speler in een zoo gunstig mogelijk licht plaat
sen. Men vindt er mooie melodieën, door sier
lijke fiorituren omrankt, brillante passages,
bekoorlijke rondo-themas. Maar concerten,
waarin het orkest als min of meer gelijk
waardig klanklichaam tegenover de piano
mededingt, zijn die van Chopin niet. De or
kestpartij is, op de „tutti" na, zuiver bege
leidend en kan over heele einden zonder scha
de gemist worden. Van een thematische ont
wikkeling der gedachten, zooals men die
reeds zoo prachtig in de concerten van Mo
zart, (v.v. in diens c. mineur-concert) vindt,
is bij Chopin geen sprake en er is niets in de
begin-Allegro dat den uitgesponnen quasi-
s.ymphonischen vorm motiveert. We hebben
dus bii het beluisteren onze aandacht uitslui
tend bij den solist te bepalen, en ik vermoed,
dat dit in het geval Uninsky wel de moeite
zal loonen.
Over „Les Préludes" behoef ik we'l niet uit
te weiden. Het is verreweg het meest gespeel
de van Liszt's 12 Poèmes symphonïques, toon-
dichten, geïnspireerd door een bepaald poëem
of poëtisch onderwerp. Dit laatste was niets
nieuws, getuige de vele „karakteristieke" of
van titels voorziene werken van vroegere com
ponisten; wèl nieuw was dat bij Liszt het
poëtische onderwerp vormgevend voor het
muziekstuk werd. Zoodoende werd Liszt de
vader der eigenlijke programmamuziek.
Een zusterstuk van „Les Préludes", het
evenals deze in 1354 geschreven ...Orpheus",
wordt Woensdag door Miinchen uitgezonden.
In de gestalte van den mythischenGriekschen
zanger en lierspeler heeft Liszt de ontroeren
de macht der muziek zelve willen schilderen.
Een uitzending van hooge voornaamheid
belooft ons Berlijn op Donderdagavond. Dan
komt een echte Pruisische prins als dirigent
van eigen werken voor de microfoon. Ik had
een paar maanden geleden gelegenheid Prins
Joachim Albreeht als gastdirigent in het Kur-
haus te Scheven in gen te zien en een drietal
zijner werken onder zijn leiding' te hooren.
Belangrijk waren die in geen enkel opzicht;
ze deden meer aan een onschuldig dilettan
tisme dan aan ernstige kunstbeoefening den
ken, maar zooals ik toen ook schre'ef, in elk
geval is het voor de wereld beter dat Pruisi
sche prinsen hun tijd en belangstelling aan
muziek of een andere kunst wijden dan aan
militair vertoon of aan oorlogzuchtigen rede
voeringen. Bedenkt men daarbij dat Prins
Joachim volgens de meening van allen die
met hem in aanraking kwamen, een sympa
thieke hoogst correct en daarbij bescheiden
optredende persoonlijkheid is. dan zal men
er des te eerder t>re komen om zijn werken
met welwillendheid te beoordeelen.
Twee van Back.? ..Brandenburgsche Con
eer ten" kunnen we deze week hooren: het
Eerste (in F. voor strijkers en continuo. 1
hoorns. 3 hobo's, fagot en concerteerende vio-
lino piccolo, die een terts hooger gestemd was
dan de gewone viool) Zaterdag in de Rad.
Suisse Rom, het Tweede (ook in F, voor strij
kers en continuo, trompet, fluit, hobo en
soloviool) Vrijdag uit München. De Branden
burgsche concerten dateeren uit de jaren
van Bachs werkzaamheid te Cöthen als ka
pelmeester en kamermuziekleider van prins
Leooold van Anhalt, dus uit den tijd van 1 (17
—1723. Bach ontmoette daar den markgraaf
Christiaan Ludwig van Brandenburg, een
geestdriftig muziekvrier.d die hem de toezen
ding van eenige composities verzocht. Bach
voldeed daaraan en zord den markgraaf in
1721 zes aan bem opgedragen concerten. In
vijf daarvan komen meerdere concerteerende
(solistisch behandelde) instrumenten voor
Een, het Derde bestaat uit slechts twee dee-
len en is alleen voor strijkers geschreven:
het is een z.g. Concerto grosso.
Op het terrein der kamermuziek wil ik de
aandacht vestigen on de Huizer uitzending
van Donderdag a.s. die ons o.a. het verrukke
lijke kwintet voor piano, viool. alt. cello en
contrabas oo. 114 van Schubert belooft. We
gens de daarin voorkomend? variaties op de
melodie van Schuberts lied ..Die Forellc
draagt dat kwintet den r.aam .Forellenkwin-
tet". Zorgeloos zonder den schijn van inte
ressantheid te willen aannemen stroomt hier
de muzikale bron, overvloedig en van een
weldadige frischheid. In formeel opzicht
hee'ft Schubert het zich hier en daar nog al
gemakkelijk gemaakt. Zoo geven de twee dee-
len der Finale tweemaal precies hetzelfde,
behouden de transpositie in een andere toon
soort. De hoorder zal er niet minder om ge
nieten 1
Net Houwïnk. De verzwegen zonde,
Amsterdam. Em. Querido, U.M.
Onder de „Boeken van Vrouwen", door
den ondernemenden Amsterdamschen uit
gever in het licht gezonden, zal dit jongste
werk van Net Houwink een goede plaats
blijven innemen. Deze schrijfster heeft het
bestaan, een eenigszins drakerig gegeven in
een zóó voortreffelijk passend modern cos-
tuum weten te steken, dat wij die gelijkenis
met de oude roman Fauna eerst aan het slot
bemerken, en dan nog onze bewondering niet
voelen zakken; al treedt ons veel lectuur uit
prille jeugd voor den geest, in welke lectuur
ook „het geheim eener geboorte" de spil was
waarom alles draaide.
Ik ben niet van zins, lezer, u het genot
van dit mooie boek te vergallen, door U het
geheim der geboorte van Mieke te ont
sluieren. Er is, aan het slot de brief,
de onmisbare brief, die alle sluiers oplicht,
als degene die hem schreef, in dood gegaan
is. En zijn taak zal ik niet overnemen. Eerlijk
gezegd vind ik dien brief en zijn auteur het
minst belangrijke en het minst geslaagde
van dit boek. Het werkelijk bijzondre zit
ergens ander. Maar ter afwisseling der loo-
pende zaken was hij noodig. natuurlijk.
Het werk is in den ik-toon geschreven en
Mieke vertelt haar leven via Net Houwink:
„ik ben een moderne, werkende Vrouw"
„ik ben zes en twintig jaar oud. Ik ben
geen kind meer. Ik ken. in theorie al tans,
alle ervaringen in geluk en leed die voor
een mens gedurende zijn bestaan op aai-de
kunnen zijn weggelegd".
Miek heeft socialen arbeid bestudeerd en
heeft gedurende het verhaal, een betrekking
in een Observatiehuis voor verwaarloosde
kinderen. De schrijfster moet Miek's arbeid
daar, wel goed geobserveerd hebben; wat
daaraan vast zit en de sfeer waarin die
arbeid plaats vindt, zijn scherp en met zin
voor nieuwe zakelijkheid geteekend. Maar
ook dat is voor mijn gevoel bijwerk. De
kern, en een zeer mooie kern van dit ver
haal zit in Mieke's verhouding tot haar
vader, die dorpsdokter is in de buurt van de
stad waar Mieke werkt, zoodat zij iederen
Zaterdag naar huis kan gaan om er den
Zondag als ze vrij is, door te brengen. Die
innerlijke harmonie tusschen vader en doch
ter (in gesprekken op autoritjes, of thuis in
de apotheek, zich uitend) is vooral voor
Mieke zelf klaar, wanneer ze in eenzaamheid
over haar vader denktDat alles is met
een prachtige vastheid door de schrijfster
geschetst en ontwikkeld. Voor haar moeder
voelt Mieke niet dan een zeker respect; in
haar is iets dat zij niet begrijpt, terwijl haar
vader haar een open boek is. Diens breede
menschelijkheid. waaraan alle zoetigheid
vreemd is, die zich zelfs pleegt te uiten ver
mengt met een tikje onboosaardige ironie,
heeft zij zich zoozeer tot eigen bezit ge
maakt, dat zij elkander met een blik ver
staan en het antwoord gereed hebben, voor
dat de ander de vraag' heeft uitgesproken.
Als de vader sterft is met hem ook alles wat
het woord „liefde" voor Mieke representeert,
verdwenen. Andere „liefde" heeft ze nog niet
leeren kennen. Er nimmer behoefte aan ge
voeld, óf, zoo al de natuur haar spel met
haar speelde, in Vader's aanwezig-zijn ge
nezing gevonden. Over die prachtig innige
verhouding gaat door dien zooeven bedoel
den brief nog een geheel nieuw licht vallen;
zij wordt er nog subtieler door en de figuur
der moeder treedt geheel terug in onze
belangstelling die ze toch al niet al te sterk
geboeid had. De door van den vader heeft
Mieke den omvang van hun wederzijdsche
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
'SHy
genegenheid doen beseffen; de dood dei-
Moeder verwijdde de mogelijkheid dier ge
negenheid tot ongedroomde grenzen. Gren
zen die Mieke niet trekken kan. noch wil:
(.ik weet alleen dat, wat er tussen ons
beiden, al die jaren geweest is, het aller-
subliemste was; het mooiste, teerste en
innigste dat in deze wereld tussen twee
mensen kan bestaan"
Van onzen kant weten wij alleen maar
dat Net Houwink dat allersubliemste op reer
suggestieve wijze in haar verhaal heeft
vorm gegeven. En aan een dramatische po
sitie. die in den tijd van Lazaro den Vee
hoeder tot heftige sentimentaliteit zou aan
leiding gegeven hebben, heeft zij nieuw en
modern leven ingeblazen door een mogelijk
heid ook psychologisch-waarschijnlijk in haar
ontwikkeling te schilderen. De verzwegen
Zonde is een knap en boeiend stuk werk.
Brood! Een revolutieroman, door
Maurits Dekker. Dezelfde Uitgevers.
Het is niet wel doenlijk over een revolutie
roman te schrijven zonder over revolutie te
spreken. En wanneer zulk een roman dan
een duidelijk uitgesproken voorkeur voor de
aanstichters van zulk een revolutie aan den
dag legt, dan behoort die roman anders
dan als puur litterair kunstproduct behan
deld te worden. Men is dan l'ormcel genood
zaakt levensinzichten te toetsen, psychische
motieven van den auteur te con fronteeren
met den vorm waarin hij ze in een boek ver
werkte, in één woord het kunstwerk te zien
in verband met zijn maker en diens tijd en
geaardheid. Dit kan zijn bezwaren hebben
en ik moeL mij er hier dus toe beperken te
zeggen dat Maurits Dekker, wiens vroegere
boeken ..Reflex" en „Amsterdam" hem in
de voorste rijen onzer schrijvers geplaatst
hebben, met „Brood" de reputatie van een
knap. origineel Hollandsch schrijver te zijn,
niet te niet doet. Vooral in het zuiver des
criptieve deel. waar hij de ellende der ma
laise beschrijft, toont hij zijn materie door
en door te beheerschen. Op het oeuvre van
dezen schrijver valt bij gelegenheid nog wel
eens terug te komen.
Voor heden moet ik nog eenige werken
voorloopig vermelden, en wel van J. G.
Schoup, In Vlaanderen heb ik gedood,(Rotter
dam, Brusse). van Lion Feuchtwanger, den
schrijver van Der Jud Siiss een nieuwen
roman De Jood van Rome getiteld, welke
door Nico Rost bezorgde vertaling, nog vóór
het Duitsche origineel door Querido werd
uitgegeven.
Dan een bloemlezing uit de mooie gedich
ten van A. van Collem, waarvoor mevrouw
Roland Holst een voorwoord schreef. Een
nieuw Ivans, door Scheltens en Giltav in het
licht gezonden en „Een man zonder toe
komst" getiteld.
Een drama in vijf bedrijven door onzen
stadgenoot Dr. J. B. Schepers vervaardigd en
Radbout getiteld (Tjeenk Willink. Haarlem)
en van drie Nederlandsche schrijfsters nieuwe
boeken, waarop wij zeer binnenkort terug
komen. te weten: Huwelijk door Eva Raedt
de Canter, Muggendans van mevr. Zoomers
Vermeer en Dubbele Bart van mevr. Van Nes
Milkens. Bij dit alles heb ik. den Hemel zij
dank, geen enkel „gevaarlijk" boek kunnen
ontdekken, waardoor mijn zoo aangename
taak U te mogen inlichten belangrijk ver
licht wordt.
J. II. DE BOIS.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Voor ieder een bril, voor weinig geld.
Ook volgens recepten.
Bij Opticien FEDERMANN, Gr. Houtstraat 37,
bij de Anegang, Telef. 11059.
HET RUSSISCH BALLET
VAN
MONTE CARLO.
Neen, de Haarlemmers hebben niet de
ware liefde voor de danskunst. Wanneer zij
dit wel hadden, dan had toch onze Stads
schouwburg gisterenavond te klein moeten
zijn. Nu waren er. helaas, meer leege dan be
zette plaatsen. En dat. terwijl er toch van
ballet-dans viel te genieten, zóó als wij het
na Anna Pavlova niet meer hebben gezien en
wij misschien in jaren ook niet meer in
Haarlem te zien zullen krijgen. Want dit Rus
sisch ballet is van een even groote gedisci
plineerdheid en. volmaakte techniek als dat
van Pavlova en het heeft daarenboven de
charme van de alles veroverende jeugd.
O. ik weet wel. wat men mij weer zal tegen
werpen: de hooge prijzen en de malaise.
Maar in de Duitsche steden waar men toch
ook onder de crisis lijdt veel meer zelfs
nog dan in ons land waren de schouw
burgen telkens stampvol, overal, waar dit
Russisch ballet optrad. De Haarlemmers, die
weg bleven, hebben zich een zeldzaam hoog
kunstgenot laten ontgaan. Het was een avond
van superieure danskunst, waaraan wij. die
er waren met dankbaarheid zullen blijven
denken.
Het eerste nummer „De Sylphiden" een
romantische droomerij op muziek van Cho
pin, is nog geheel het klassieke ballet, „het
ballet blanc" zooals ook Anna Pavlova dat
gaf: solo-dansen met omlijsting van het
corps de ballet. Welk een aanbiddelijke gratie
in dit dansen! Het is zoo frêle, zoo teer en
poëtisch, zoo vederlicht, dat het als los van
de aarde schijnt. Het werd in deze ijle. lichte
sfeer een wonder-teere droom, geheel een met
de walsen, préludes en mazurka's, zooals
Chopin die gecomponeerd heeft. Ik schrijf
hier opzettelijk gecomponeerd, want in do
orchestratie van Vittorie Rieti klonken zij
veel te log en te zwaar en de uitvoering door
het orkest liet bovendien veel te wenschen
over.
Maar in het pure, muzikale dansen was
de geest van Gbopin wel volkomen.
Wie durft nog smalen op her ouderwctsche
ballet, als hij zoo ziet dansen?
Hoe prachtig was dit alles van telkens
veranderende groepeering. hoe mooi werden
steeds de groepen losgewikkeid. zwermden <ie
witte figuren als donzige blanke vogels uit
een om daarna elkander weer in rust terug
te vinden. Het was teer en immaterieel als een
droom.
Wie van de twee solo-danseressen de beste
is. de donkere Tamara Toumanova. de kun
stenares nuat de onfeilbare techniek en het
expressieve gezichtje, of de veder-lichte blon
de Riabonchinska, wier dansen van een be
schroomde owtroeendie virginiteit is....
ik zou het niet durven zeggen. Het was van
beiden van een betooverende gracte en
jeugd
In de twee volgende balletten Kinder
spelen van Bizet en Concurrentie van Georges
Auric stonden wij weer in dezen tijd.
Vooral het geestige Concurrentie is de zuivere
ballet-pantomime, waarin de muziek i.xpres
voor het. baHieit is gecomponeerd en met die
decors, costuums, ensceneering en choreo
grafie volkomen een is.
In de Kinderspelen, bekorend door speel-
sche fantasie, waren het weer Tamara Tou
manova en Riabouchinska, die verrukkelijke
danskunst lieten zien, maar thans van oen
heel ander genre. Hoe geestig was Riabou
chinska in haar hoekige grillige bewegingen
als het kind! Het was technisch verwonder
lijk knap en het bleef aldoor ook in zijn
meest groteske uitingen volmaakte en ex
pressieve danskunst. Hoe verbluffend zeker
was Tourmanova in haar meest woeste rond-
wenteiingen. Bij deze danseressen is het niet
de danskunst, die wij bewonderen, het is
de ziel, die zich in dit dansen aan ons open
baart.
En welke prachtige groepen dansen kregen
wij ook in dit ballet te zien. Hoe forscli en
krachtig die sterk rhytmLsche zwaarddans
van de vechtende amazones, hoe licht en
teer en ijl die dans der zeepbellen. Welk een
voortreffelijk danser toonde zich David Li-
chine. En wat een gespierde athletische
kracht in de plastiek van een Leon Woizi-
kowsky. wiens dans met het kind en den
draaitol wel tot een der hoogtepunten van
den avond werd.
En toen tegen het slot allen als door
de muziek in een wilde toonneilooze vaart
werden opgenomen en wentelend, draaiend
en kolkend daar ronddansten, toen werd dat
een zoo prachtig geheel van kleur en be-
Hoe Ignaz Strasnoff werd ingerekend.
De oplichter die „zichzelf speelde".
(Van onzen Weenschen correspondent.)
Weenen, 6 November.
Het gebeurt niet al te vaak. dat een tooneel-
speler midden in zijn spel op de planken van
een schouwburg door de politie in hechtenis
wordt genomen. Het publick, dat deze dagen
een tooneelvoorstelling in een theater te
Boedapest bijwoonde, heeft van zulk een zeld
zaam geval getuige mogen zijn. En nee-
mooiste van het geval was, dat het publiek
er nie'.s van snapte en in de meening ver
keerde. dat hetgeen men op de planken te
zien kreeg, werkelijk tot het stuk behoorde-
De man, die gearresteerd werd. heet Ignaz
Strasnoff. Misschien kent u zijn naam niet
meer. Er zijn ook al weer een paar jaren
voorbijgegaan sedert men voor het laatst zijn
naam in de kranten las. Maar Strasnoff is
een gevaarlijke oplichter geweest, een bui
tengewoon handige kerel en een geslepen
bedrieger, die er heel wat menschen heeft
laten invliegen. Hij trad meestal als aristo
craat en als officier of diplomaat op en hij
wist steeds zulk een keurigen en voornamen,
en bovendien een zeer betrouwbaren indruk
te maken, dat niemand ook maar een ver
moeden had een oplichter voor zich te heb
ben. Hij scheen het vooral op bisschoppen
gemunt te hebben, bij voorkeur koos hij
kerkvorsten uit om ais slachtoffer dienst te
doen en zijn bijnaam was dan ook ,.de schrik
der bisschoppen"in Duitsch-sprekende
landen Jieette hij „der Bischofschreck!"
Hij begon zijn carrière ongeveer dertig jaar
geleden. Zijn eerste slachtoffer is niemand
minder dan de „vorst-primas" van Hongarije
het hoofd van de Roomsch-Katholieke kerk
in het land der Hongaren, kardinaal Vas-
zary. geweest. Strasnoff bracht een bezoek
aan den kardinaal hij had de uniform van
een huzarenritmeester aan, die hem bijzon
der goed stond. Hij zag er buitengewoon
gedistingeerd in uit., en vertelde den kar
dinaal. dat hij juist vierduizend kronen bij
het kaartspel verloren had. Hij jammerde
ontzettend en zei, dat hij zich nu van kant
moest maken, want hij had dat geld niet en
een speelschuld is een eereschuld! De kar
dinaal had medelijden met den armen, onge-
lukkigen officier en gaf hem dat geld.
Een ander slachtoffer was de aartsbisschop
van Agram. Strasnoff stelde zich als „graaf
Esterhazy" aan hem voor en vertelde hem,
dat hij in opdracht van het ministerie van
buiter.Iandsche zaken te Weenen en van het
keizeriijk huis kwam. Ilij wist verschillende
groote bedragen van den aartsbisschop los
te krijgen. Nog driester trad hij bij den
bisschop van Neutra op. Hij vertelde, dat hij
gezantschapsraad was en dat hij aan het
ministerie van buitenlandsclie zaken werk
zaam was en hij wist den prelaat zoo ver te
krijgen, dat deze zelfs geloofde zijn eigen
neef voor zich te zien. Hij hield ook de vor
stelijke aartsbisschoppen van Weenen en van
Parijs voor den gek en lichtte hen op. Later
trok hij zich eenigszins uit 't drukke leven
terug en in die periode heeft hij een boek
over zijn eigen oplichterijen geschreven, dat
den fraaien titel „Ik Ignaz Strasnoff
droeg. Hij ging zich in Mateszalka, in de
streek, waar hij geboren was, vestigen. En
tevoren was hij met een meisje getrouwd, dat
veel jonger was dan hij.
Strasnoff telt thans vijfenzestig jaren. Een
paar weken geleden verscheen hij opeens in
Boedapest. Hij ging veel met tooneelspelers
om er. kwam ook in aanraking met den di
recteur van een theater. Deze schepte veel
behagen in de bonte en interessante verha
len. dit de avonturier hem deed en vond.
dat een bewerking van diens levensloop voor
het tooneel nu eens echt iets voor het mo
derne schouwburgpubliek zou zijn. Ergo:
er werd een stuk geschreven, dat Strasnoffs
oplichterijen tot onderwerp had. En. opdat
het publiek nog meer belang in de opvoerin
gen ervan zou stellen, besloot men, dat
Strasnoff zelf op het tooneel zou verschijnen.
Hij zou een rol in het voorspel vertolken.
Nu bleek echter, dat Strasnol'f wel een
handige oplichter in het werkelijke leven was
geweest en dat hij daar zijn rollen altijd op
meesterlijke wijze had weten te spelen, doch
dat hij slechts weinig tooneelspelerstalenl op
de planken had. Hij speelde miserabel. De
directeur was vertwijfeld en op de generale
repetitie leek zijn spel op niets. Misschien,
dat het bij de première beter zou gaan!
Nu was de politie te weten gekomen, dat
Strasnoff op de planken nogal erg den draak
met de dienaars van den heiligen Herman
dad stak. En ook wist men nog. dat men
Strasnoff eenendertig jaar geleden verboden
had ooit weer naar Boedapest terug te keo-
ren. Daarom stuurde men twee rechercheurs
naar het theater toe.
De voorstelling was al begonnen. Strasnoff
stond op het tooneel en speelde zichzelf. Hij
speelde erg slecht. Het publiek begon al te
brommen en te mopperen. Had men daarvoor
zijn goede geld betaald? Maar opeens werd
het anders. Strasnoff speelde zóó natuurlijk,
een echte oplichter zou onder de gegeven
omstandigheden geen andere bewegingen
hebben kunnen maken en geen andere ge
zichtsuitdrukking hebben dan die man daar op
het tooneel. De twee rechercheurs waren op
de plankon verschenen en verklaarden, dat
Strafnoff in naam der wet gearresteerd
was. Men zag duidelijk, hoe de man geschrok
ken was. angstig zochten zijn oogen naar 'n
uitweg, hij trachtte een sprong opzij te ma
ken. hij probeerde achter de coulissen te
verdwijnen. Ilij gaf zijn pogingen op. liet het
hoofd zakken en ging gewillig met de twee
mannen mee. Het publiek applaudisseerde.
En het was verbaasd, dat Strasnoff niet
terug kwam om voor het applaus te bedan
ken.
Maar hij kón niet meer terugkomen. Het
was geen spel geweest, Het was bittere ernst.
Strasnoff was niet meer in het gebouw. Ilij
was al met de twee mannen, die heuschelijke
rechercheurs waren, op weg naar een poli
tiebureau.
De directeur verscheen voor het gordijn om
het publiek mede te deeien, wat er eigenlijk
.gebeurd was. Toen begreep men eerst de na
tuurlijkheid van Strasnoffs „spel"!
W. M. BE KAAR.
weging, dat het enthousiaste publiek het
einde niet kon afwachten en plotseling In
een spontaan, frenetiek applaus losbarstte
Na afloop kregen wij „Concurrentie", dat
geheel in den stijl ook In costumeering
van oen 30 jaar terug was gehouden. Het
geheel herinnerde aan een burleske
revue-scène, maar dan ook tot ir. ce
perfectie opgevoerd en door de uitvoering tot
kunst gesublimeerd. Allergeestigst, de hoe
kige m deze pantomime volkomen passende
bewegingen van de verschillende paren, die
soms aan poppen deden denken en overwel
digend in zijn virtuozen, strak-rhythirn-
schen en acrobatischen dans Leon Woizi-
kowsky. Ook in dit ballet toonda Tamara
Toumanova als de Illusie zich een danseres
van subtiele gratie en van superieure tech
niek.
Het publiek opgetogen door deze volmaakte
danskunst, bracht aan het slot den Russen
een geestdriftige ovatie. Laten wij hopen,
dat wij dit ballet hier later nog eens terug
mogen zien.
J. B. SCHUIL.
OVER FILMARCHIEVEN
Een Amerikaansche filmmaatschappij
heeft volgens Ing. W. Helnrich een nieuwe
methode gevonden om te archiveeren. Het te
bewaren materiaal wordt op onbrandbare
filmstrooken vastgelegd en kan later worden
geprojecteerd. De oorspronkelijke documen
ten worden van twintig tot vierhonderd twin
tigmaal verkleind en de gefotografeerde tekst
is bij projectie uitstekend te dezen. Eenvou
dige apparaten, die het mogelijk maken ten
allen tijde een boek of krant „op te slaan"
zijn voor dit doel geconstrueerd. Het geheel
beteekent een belangrijke ruimte- en ener
giebesparing.
UIT ..DE STILLE LACH"
door NICO VAN SUCHTELEN.
En zij danste en sprong. Haar lange haren
wapperden in een waas van zonlicht haar
blauwe rokje fiadderde om haar sierlijke
beentjes. Haar wangen gloeiden, haar oogen
schitterden, haar voetjes repten en klepten
als vlindertjes over hot gras. En het stem
metje. waarmee ze haar springwljsjes zong,
was fijn en feëeriek. Zij zong de malste lied
jes, maar ik geloof niet. dat zij zelf ze ook
maar een ooger.biik dwaas vond. of een te
genstelling voelde tusschen haar vulgaire
zinloosheid en haar eigen harmonieuze gar-
lie. Ja, ik zelf vond ze eigenlijk eer zot in
herinnering, en het hinderde mij. als oom er
nu en dan even om lachte.
Zij zong:
„Sinaasapple mooie waar.
Sinaasapple bom,
Messe, schare slijpe,
Sinaasapple bom.
Jan, sla Je vrouw,
Dat doen ik niet, dat doen ik niet.
Jan, sla je vrouw,
Dat doen ik niet voor jou".
En daarna:
„Ik heb geen meester meer.
Hij loopt met schoenesmeer.
Een cent per doos
Maak my r.lct boos".
O. ik hoor ze nog alle In mijn herinnering:
ik ben nog nooit zoo- blU geweest over mijn
fenomenaal versgeheugenLeentjc hoefde
mij maar weinig te helpen. En nu ik ze op
schrijf hoor ik ook de wijsjes weer. Zij zijn
eigenlijk van oen verrukkelijke rhytmiek,
waarin alle mog»lljke gcvoelsschakcerlngcn
kunnen worden uitgedrukt. En zij brengt ze
er ook werkelijk in tot uiting.
„Mamma sjillip van je hoelasjé,
Eenokale hoelasjé,
Mamma sjilllo van je danslokaal
Eenokale exlokaal
Mamma mag ik met u perkeer.
Dansen is geen mode meer".
Zij danst" het als een lieflijk mcnuctje,
met gracelijke ritardo's en lachende acceie-
rando's en het „dansen is geen mode meer"
klonk als de fijnste ironie van ee"n volmaakte
levenswijsheid. En hoe anders deed hetzelfde
liedje in de variatie:
„Mamma sjillip van je hoelasjé.
Me vader het en bochel en me moeder het
er twee".
Waarvan de woorden oom deden lachen en
juffrouw Tersteeg het. hoofd schudden, maar
die mij. In hun krachtig openbarstend élan
van feilloos veerend rhytme zoo lieflijk aan
deden als een oneens te voorschijn dartelend
koor van engeltjes:
„Meester Mop
Heeft geen kop
Heeft geen ooren,
Zoo werd Meester Mop geboren".
Zij stapte het langzaam, fier en kordaat,
martiaal haast. Het werd ook niet gezongen,
maar gedeclameerd. Maar dit is toch niet
haar natuurlijke houding. Zij moet een vrij.
spelemeiend elfje zijn. vol llcf-ondeugendc
ver ras sir. kies in haar bewegingen, zooals in
haar slotdansje:
..Me moeder die is ziek,
Ze het de rimmetiek.
Me moeder die Is ziek-ziek-ziek.
Zo het de rimmetiek-tlek-tiek
Me moeder, die is ziek".
O die weergalooze. scherzo-achtlge elegance
van dat druppelende „tiek-tlek-tiek!"
Ja. dat is schoonheid om naar te kijken en
te luisteren „als je stil bent Ik zie hem zit
ten. Joost; moe van z'n werk. eenzaam, óók
„alleen met z'n gedachten", droevig, wie weet
om mij ach Oom Edgar, Anneke ik, ik heb
hem uit z'n koers geslagen! en ik hoor hem
dan zeggen: „Anneke, spring eens wat voor
me". En zij springt: haar haren wapperen,
haar blauwe rokje fladdert haar gouden stem
metje lacht. En zij springt, en springt, tot
hij ziin eenzaamheid en verdriet vergeet en
weer glimlacht.
Zij gingen heen, hand in hand het teere.
goudblonde elfje en het grappige, kordate
duikel poppetje WIJ keken ze na. zooals ze
daar keuvelend weg drentelden en voelden
alle drie, dat er iets heel lieflijks bij ons was
geweest. Juffrouw Tersteeg stak Oom een
takje witte hei on het revers van z'n zwarte
ias en zei, vriendelUker dan ik haar ooit Iets
heb hooren zeggen: „U hebt ook uw portie
aan 't geluk verdiend". Maar oom zuchtte,
en zag mij even met een droef-verlenen, hul-
pe'oozen blik aan. en wij dachten beiden aan
Francoise. die het leven had willen doorhup
pelen.