LETTEREN EN KUNST Radiomaziek der week. EEN VOORBESPREKING KANTTEEKENINGEN. EEN ECHTE ARRESTATIE OP DE PLANKEN. Litteraire Fragmenten. dooi KAREL DE JONG, Van tijd tot tijd gebeurt het, dat een werk op meerdere programma's tegelijk verschijnt, zonder dat er bepaalde oorzaken aan te wij zen zijn, die zulk een plotselinge voorkeur zouden kunnen verklaren. We zullen 't dus maar op rekening van het toeval moeten zet ten. In de eerste dagen der komende week nu schijnt Beethoven's 2de symphonie favoriet: ze gaat Zondagmiddag in 't Concertgebouw. Dinsdagavond met een tijdsverschil van 25 minuten te Weenen en Boekarest. Een uit verkoren lieveling van !t publiek, als b.v. Eroïca, Vijfde of Zevende is de Tweede nooit geweest; reeds bij de première viel ze slechts matig in den smaak en had men er nogal wat op aan te merken. Vergelijkingen met de Eerste, die gemaakt werden, vielen grooten- deels ten gunste van deze uit. De reden zal misschien zijn, dat de Tweede de latere groo- tere symphonieën wel in omvang evenaart, waar wat inhoud, wat diepte der gedachten betreft zich weinig boven de Eerste verheft. Een enqrme kloof gaapt tusschen haar en de Derde, de Eroïca. De Tweede sluit zich nog aan bij de periode van Haydn en Mozart, de Eroïca opent een nieuw tijdperk: dat van het volstrekte invidualisme. De Eroïca is revolu- tionnair, de Tweede ondanks de daaxdn ver vatte pogingen om met de conventie te bre ken, in hoofdzaak conservatief. Zij is eenigs- zins halfslachtig; haar taal spreekt tot de verbeelding der groole massa evenmin als die eener gematigde politieke middenpartij. Met de Vierde is dit ook eenigszins het geval, hoe wel deze overeenkomstig den lateren tijd van haar ontstaan, een veel meer specifiek- Beethovensch cachet draagt dan de Tweede. Men heeft wel eens gewezen op punten van thematische overeenkomst in Tweede en Ne gende. Als zoodanig worden genoemd het in scherp rhythme dalende d. mineur accoord uit de Introductie dat met het hoofdthema van het Allegro der Negende gelijkenis bezit en de Trios van de Scherzi, die dezelfde no tenopvolging vertoonen. Het wil mij voor komen, dat die overeenkomst toevallig is; dat dus Beethoven in de Negende niet opzettelijk herinneringen aan vroegeren tijcl heeft wil len te pas brengen. Het Concertgebouwprogramma vermeldt verder het eerste pianoconcert van Chopln, voor te dragen door den Chopin-prijswinnaar Uninsky en het symphonisch gedicht „Les Préludes" van List. De beide concerten van Chopin zijn nog steeds een bestanddeel van het repertoire der meeste concerteerende kla vierspelers Zij hebben dat te danken aan de voortreffelijke pianistische eigenschappen der solopartijen, die het klavier en zijn be speler in een zoo gunstig mogelijk licht plaat sen. Men vindt er mooie melodieën, door sier lijke fiorituren omrankt, brillante passages, bekoorlijke rondo-themas. Maar concerten, waarin het orkest als min of meer gelijk waardig klanklichaam tegenover de piano mededingt, zijn die van Chopin niet. De or kestpartij is, op de „tutti" na, zuiver bege leidend en kan over heele einden zonder scha de gemist worden. Van een thematische ont wikkeling der gedachten, zooals men die reeds zoo prachtig in de concerten van Mo zart, (v.v. in diens c. mineur-concert) vindt, is bij Chopin geen sprake en er is niets in de begin-Allegro dat den uitgesponnen quasi- s.ymphonischen vorm motiveert. We hebben dus bii het beluisteren onze aandacht uitslui tend bij den solist te bepalen, en ik vermoed, dat dit in het geval Uninsky wel de moeite zal loonen. Over „Les Préludes" behoef ik we'l niet uit te weiden. Het is verreweg het meest gespeel de van Liszt's 12 Poèmes symphonïques, toon- dichten, geïnspireerd door een bepaald poëem of poëtisch onderwerp. Dit laatste was niets nieuws, getuige de vele „karakteristieke" of van titels voorziene werken van vroegere com ponisten; wèl nieuw was dat bij Liszt het poëtische onderwerp vormgevend voor het muziekstuk werd. Zoodoende werd Liszt de vader der eigenlijke programmamuziek. Een zusterstuk van „Les Préludes", het evenals deze in 1354 geschreven ...Orpheus", wordt Woensdag door Miinchen uitgezonden. In de gestalte van den mythischenGriekschen zanger en lierspeler heeft Liszt de ontroeren de macht der muziek zelve willen schilderen. Een uitzending van hooge voornaamheid belooft ons Berlijn op Donderdagavond. Dan komt een echte Pruisische prins als dirigent van eigen werken voor de microfoon. Ik had een paar maanden geleden gelegenheid Prins Joachim Albreeht als gastdirigent in het Kur- haus te Scheven in gen te zien en een drietal zijner werken onder zijn leiding' te hooren. Belangrijk waren die in geen enkel opzicht; ze deden meer aan een onschuldig dilettan tisme dan aan ernstige kunstbeoefening den ken, maar zooals ik toen ook schre'ef, in elk geval is het voor de wereld beter dat Pruisi sche prinsen hun tijd en belangstelling aan muziek of een andere kunst wijden dan aan militair vertoon of aan oorlogzuchtigen rede voeringen. Bedenkt men daarbij dat Prins Joachim volgens de meening van allen die met hem in aanraking kwamen, een sympa thieke hoogst correct en daarbij bescheiden optredende persoonlijkheid is. dan zal men er des te eerder t>re komen om zijn werken met welwillendheid te beoordeelen. Twee van Back.? ..Brandenburgsche Con eer ten" kunnen we deze week hooren: het Eerste (in F. voor strijkers en continuo. 1 hoorns. 3 hobo's, fagot en concerteerende vio- lino piccolo, die een terts hooger gestemd was dan de gewone viool) Zaterdag in de Rad. Suisse Rom, het Tweede (ook in F, voor strij kers en continuo, trompet, fluit, hobo en soloviool) Vrijdag uit München. De Branden burgsche concerten dateeren uit de jaren van Bachs werkzaamheid te Cöthen als ka pelmeester en kamermuziekleider van prins Leooold van Anhalt, dus uit den tijd van 1 (17 —1723. Bach ontmoette daar den markgraaf Christiaan Ludwig van Brandenburg, een geestdriftig muziekvrier.d die hem de toezen ding van eenige composities verzocht. Bach voldeed daaraan en zord den markgraaf in 1721 zes aan bem opgedragen concerten. In vijf daarvan komen meerdere concerteerende (solistisch behandelde) instrumenten voor Een, het Derde bestaat uit slechts twee dee- len en is alleen voor strijkers geschreven: het is een z.g. Concerto grosso. Op het terrein der kamermuziek wil ik de aandacht vestigen on de Huizer uitzending van Donderdag a.s. die ons o.a. het verrukke lijke kwintet voor piano, viool. alt. cello en contrabas oo. 114 van Schubert belooft. We gens de daarin voorkomend? variaties op de melodie van Schuberts lied ..Die Forellc draagt dat kwintet den r.aam .Forellenkwin- tet". Zorgeloos zonder den schijn van inte ressantheid te willen aannemen stroomt hier de muzikale bron, overvloedig en van een weldadige frischheid. In formeel opzicht hee'ft Schubert het zich hier en daar nog al gemakkelijk gemaakt. Zoo geven de twee dee- len der Finale tweemaal precies hetzelfde, behouden de transpositie in een andere toon soort. De hoorder zal er niet minder om ge nieten 1 Net Houwïnk. De verzwegen zonde, Amsterdam. Em. Querido, U.M. Onder de „Boeken van Vrouwen", door den ondernemenden Amsterdamschen uit gever in het licht gezonden, zal dit jongste werk van Net Houwink een goede plaats blijven innemen. Deze schrijfster heeft het bestaan, een eenigszins drakerig gegeven in een zóó voortreffelijk passend modern cos- tuum weten te steken, dat wij die gelijkenis met de oude roman Fauna eerst aan het slot bemerken, en dan nog onze bewondering niet voelen zakken; al treedt ons veel lectuur uit prille jeugd voor den geest, in welke lectuur ook „het geheim eener geboorte" de spil was waarom alles draaide. Ik ben niet van zins, lezer, u het genot van dit mooie boek te vergallen, door U het geheim der geboorte van Mieke te ont sluieren. Er is, aan het slot de brief, de onmisbare brief, die alle sluiers oplicht, als degene die hem schreef, in dood gegaan is. En zijn taak zal ik niet overnemen. Eerlijk gezegd vind ik dien brief en zijn auteur het minst belangrijke en het minst geslaagde van dit boek. Het werkelijk bijzondre zit ergens ander. Maar ter afwisseling der loo- pende zaken was hij noodig. natuurlijk. Het werk is in den ik-toon geschreven en Mieke vertelt haar leven via Net Houwink: „ik ben een moderne, werkende Vrouw" „ik ben zes en twintig jaar oud. Ik ben geen kind meer. Ik ken. in theorie al tans, alle ervaringen in geluk en leed die voor een mens gedurende zijn bestaan op aai-de kunnen zijn weggelegd". Miek heeft socialen arbeid bestudeerd en heeft gedurende het verhaal, een betrekking in een Observatiehuis voor verwaarloosde kinderen. De schrijfster moet Miek's arbeid daar, wel goed geobserveerd hebben; wat daaraan vast zit en de sfeer waarin die arbeid plaats vindt, zijn scherp en met zin voor nieuwe zakelijkheid geteekend. Maar ook dat is voor mijn gevoel bijwerk. De kern, en een zeer mooie kern van dit ver haal zit in Mieke's verhouding tot haar vader, die dorpsdokter is in de buurt van de stad waar Mieke werkt, zoodat zij iederen Zaterdag naar huis kan gaan om er den Zondag als ze vrij is, door te brengen. Die innerlijke harmonie tusschen vader en doch ter (in gesprekken op autoritjes, of thuis in de apotheek, zich uitend) is vooral voor Mieke zelf klaar, wanneer ze in eenzaamheid over haar vader denktDat alles is met een prachtige vastheid door de schrijfster geschetst en ontwikkeld. Voor haar moeder voelt Mieke niet dan een zeker respect; in haar is iets dat zij niet begrijpt, terwijl haar vader haar een open boek is. Diens breede menschelijkheid. waaraan alle zoetigheid vreemd is, die zich zelfs pleegt te uiten ver mengt met een tikje onboosaardige ironie, heeft zij zich zoozeer tot eigen bezit ge maakt, dat zij elkander met een blik ver staan en het antwoord gereed hebben, voor dat de ander de vraag' heeft uitgesproken. Als de vader sterft is met hem ook alles wat het woord „liefde" voor Mieke representeert, verdwenen. Andere „liefde" heeft ze nog niet leeren kennen. Er nimmer behoefte aan ge voeld, óf, zoo al de natuur haar spel met haar speelde, in Vader's aanwezig-zijn ge nezing gevonden. Over die prachtig innige verhouding gaat door dien zooeven bedoel den brief nog een geheel nieuw licht vallen; zij wordt er nog subtieler door en de figuur der moeder treedt geheel terug in onze belangstelling die ze toch al niet al te sterk geboeid had. De door van den vader heeft Mieke den omvang van hun wederzijdsche INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. 'SHy genegenheid doen beseffen; de dood dei- Moeder verwijdde de mogelijkheid dier ge negenheid tot ongedroomde grenzen. Gren zen die Mieke niet trekken kan. noch wil: (.ik weet alleen dat, wat er tussen ons beiden, al die jaren geweest is, het aller- subliemste was; het mooiste, teerste en innigste dat in deze wereld tussen twee mensen kan bestaan" Van onzen kant weten wij alleen maar dat Net Houwink dat allersubliemste op reer suggestieve wijze in haar verhaal heeft vorm gegeven. En aan een dramatische po sitie. die in den tijd van Lazaro den Vee hoeder tot heftige sentimentaliteit zou aan leiding gegeven hebben, heeft zij nieuw en modern leven ingeblazen door een mogelijk heid ook psychologisch-waarschijnlijk in haar ontwikkeling te schilderen. De verzwegen Zonde is een knap en boeiend stuk werk. Brood! Een revolutieroman, door Maurits Dekker. Dezelfde Uitgevers. Het is niet wel doenlijk over een revolutie roman te schrijven zonder over revolutie te spreken. En wanneer zulk een roman dan een duidelijk uitgesproken voorkeur voor de aanstichters van zulk een revolutie aan den dag legt, dan behoort die roman anders dan als puur litterair kunstproduct behan deld te worden. Men is dan l'ormcel genood zaakt levensinzichten te toetsen, psychische motieven van den auteur te con fronteeren met den vorm waarin hij ze in een boek ver werkte, in één woord het kunstwerk te zien in verband met zijn maker en diens tijd en geaardheid. Dit kan zijn bezwaren hebben en ik moeL mij er hier dus toe beperken te zeggen dat Maurits Dekker, wiens vroegere boeken ..Reflex" en „Amsterdam" hem in de voorste rijen onzer schrijvers geplaatst hebben, met „Brood" de reputatie van een knap. origineel Hollandsch schrijver te zijn, niet te niet doet. Vooral in het zuiver des criptieve deel. waar hij de ellende der ma laise beschrijft, toont hij zijn materie door en door te beheerschen. Op het oeuvre van dezen schrijver valt bij gelegenheid nog wel eens terug te komen. Voor heden moet ik nog eenige werken voorloopig vermelden, en wel van J. G. Schoup, In Vlaanderen heb ik gedood,(Rotter dam, Brusse). van Lion Feuchtwanger, den schrijver van Der Jud Siiss een nieuwen roman De Jood van Rome getiteld, welke door Nico Rost bezorgde vertaling, nog vóór het Duitsche origineel door Querido werd uitgegeven. Dan een bloemlezing uit de mooie gedich ten van A. van Collem, waarvoor mevrouw Roland Holst een voorwoord schreef. Een nieuw Ivans, door Scheltens en Giltav in het licht gezonden en „Een man zonder toe komst" getiteld. Een drama in vijf bedrijven door onzen stadgenoot Dr. J. B. Schepers vervaardigd en Radbout getiteld (Tjeenk Willink. Haarlem) en van drie Nederlandsche schrijfsters nieuwe boeken, waarop wij zeer binnenkort terug komen. te weten: Huwelijk door Eva Raedt de Canter, Muggendans van mevr. Zoomers Vermeer en Dubbele Bart van mevr. Van Nes Milkens. Bij dit alles heb ik. den Hemel zij dank, geen enkel „gevaarlijk" boek kunnen ontdekken, waardoor mijn zoo aangename taak U te mogen inlichten belangrijk ver licht wordt. J. II. DE BOIS. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Voor ieder een bril, voor weinig geld. Ook volgens recepten. Bij Opticien FEDERMANN, Gr. Houtstraat 37, bij de Anegang, Telef. 11059. HET RUSSISCH BALLET VAN MONTE CARLO. Neen, de Haarlemmers hebben niet de ware liefde voor de danskunst. Wanneer zij dit wel hadden, dan had toch onze Stads schouwburg gisterenavond te klein moeten zijn. Nu waren er. helaas, meer leege dan be zette plaatsen. En dat. terwijl er toch van ballet-dans viel te genieten, zóó als wij het na Anna Pavlova niet meer hebben gezien en wij misschien in jaren ook niet meer in Haarlem te zien zullen krijgen. Want dit Rus sisch ballet is van een even groote gedisci plineerdheid en. volmaakte techniek als dat van Pavlova en het heeft daarenboven de charme van de alles veroverende jeugd. O. ik weet wel. wat men mij weer zal tegen werpen: de hooge prijzen en de malaise. Maar in de Duitsche steden waar men toch ook onder de crisis lijdt veel meer zelfs nog dan in ons land waren de schouw burgen telkens stampvol, overal, waar dit Russisch ballet optrad. De Haarlemmers, die weg bleven, hebben zich een zeldzaam hoog kunstgenot laten ontgaan. Het was een avond van superieure danskunst, waaraan wij. die er waren met dankbaarheid zullen blijven denken. Het eerste nummer „De Sylphiden" een romantische droomerij op muziek van Cho pin, is nog geheel het klassieke ballet, „het ballet blanc" zooals ook Anna Pavlova dat gaf: solo-dansen met omlijsting van het corps de ballet. Welk een aanbiddelijke gratie in dit dansen! Het is zoo frêle, zoo teer en poëtisch, zoo vederlicht, dat het als los van de aarde schijnt. Het werd in deze ijle. lichte sfeer een wonder-teere droom, geheel een met de walsen, préludes en mazurka's, zooals Chopin die gecomponeerd heeft. Ik schrijf hier opzettelijk gecomponeerd, want in do orchestratie van Vittorie Rieti klonken zij veel te log en te zwaar en de uitvoering door het orkest liet bovendien veel te wenschen over. Maar in het pure, muzikale dansen was de geest van Gbopin wel volkomen. Wie durft nog smalen op her ouderwctsche ballet, als hij zoo ziet dansen? Hoe prachtig was dit alles van telkens veranderende groepeering. hoe mooi werden steeds de groepen losgewikkeid. zwermden <ie witte figuren als donzige blanke vogels uit een om daarna elkander weer in rust terug te vinden. Het was teer en immaterieel als een droom. Wie van de twee solo-danseressen de beste is. de donkere Tamara Toumanova. de kun stenares nuat de onfeilbare techniek en het expressieve gezichtje, of de veder-lichte blon de Riabonchinska, wier dansen van een be schroomde owtroeendie virginiteit is.... ik zou het niet durven zeggen. Het was van beiden van een betooverende gracte en jeugd In de twee volgende balletten Kinder spelen van Bizet en Concurrentie van Georges Auric stonden wij weer in dezen tijd. Vooral het geestige Concurrentie is de zuivere ballet-pantomime, waarin de muziek i.xpres voor het. baHieit is gecomponeerd en met die decors, costuums, ensceneering en choreo grafie volkomen een is. In de Kinderspelen, bekorend door speel- sche fantasie, waren het weer Tamara Tou manova en Riabouchinska, die verrukkelijke danskunst lieten zien, maar thans van oen heel ander genre. Hoe geestig was Riabou chinska in haar hoekige grillige bewegingen als het kind! Het was technisch verwonder lijk knap en het bleef aldoor ook in zijn meest groteske uitingen volmaakte en ex pressieve danskunst. Hoe verbluffend zeker was Tourmanova in haar meest woeste rond- wenteiingen. Bij deze danseressen is het niet de danskunst, die wij bewonderen, het is de ziel, die zich in dit dansen aan ons open baart. En welke prachtige groepen dansen kregen wij ook in dit ballet te zien. Hoe forscli en krachtig die sterk rhytmLsche zwaarddans van de vechtende amazones, hoe licht en teer en ijl die dans der zeepbellen. Welk een voortreffelijk danser toonde zich David Li- chine. En wat een gespierde athletische kracht in de plastiek van een Leon Woizi- kowsky. wiens dans met het kind en den draaitol wel tot een der hoogtepunten van den avond werd. En toen tegen het slot allen als door de muziek in een wilde toonneilooze vaart werden opgenomen en wentelend, draaiend en kolkend daar ronddansten, toen werd dat een zoo prachtig geheel van kleur en be- Hoe Ignaz Strasnoff werd ingerekend. De oplichter die „zichzelf speelde". (Van onzen Weenschen correspondent.) Weenen, 6 November. Het gebeurt niet al te vaak. dat een tooneel- speler midden in zijn spel op de planken van een schouwburg door de politie in hechtenis wordt genomen. Het publick, dat deze dagen een tooneelvoorstelling in een theater te Boedapest bijwoonde, heeft van zulk een zeld zaam geval getuige mogen zijn. En nee- mooiste van het geval was, dat het publiek er nie'.s van snapte en in de meening ver keerde. dat hetgeen men op de planken te zien kreeg, werkelijk tot het stuk behoorde- De man, die gearresteerd werd. heet Ignaz Strasnoff. Misschien kent u zijn naam niet meer. Er zijn ook al weer een paar jaren voorbijgegaan sedert men voor het laatst zijn naam in de kranten las. Maar Strasnoff is een gevaarlijke oplichter geweest, een bui tengewoon handige kerel en een geslepen bedrieger, die er heel wat menschen heeft laten invliegen. Hij trad meestal als aristo craat en als officier of diplomaat op en hij wist steeds zulk een keurigen en voornamen, en bovendien een zeer betrouwbaren indruk te maken, dat niemand ook maar een ver moeden had een oplichter voor zich te heb ben. Hij scheen het vooral op bisschoppen gemunt te hebben, bij voorkeur koos hij kerkvorsten uit om ais slachtoffer dienst te doen en zijn bijnaam was dan ook ,.de schrik der bisschoppen"in Duitsch-sprekende landen Jieette hij „der Bischofschreck!" Hij begon zijn carrière ongeveer dertig jaar geleden. Zijn eerste slachtoffer is niemand minder dan de „vorst-primas" van Hongarije het hoofd van de Roomsch-Katholieke kerk in het land der Hongaren, kardinaal Vas- zary. geweest. Strasnoff bracht een bezoek aan den kardinaal hij had de uniform van een huzarenritmeester aan, die hem bijzon der goed stond. Hij zag er buitengewoon gedistingeerd in uit., en vertelde den kar dinaal. dat hij juist vierduizend kronen bij het kaartspel verloren had. Hij jammerde ontzettend en zei, dat hij zich nu van kant moest maken, want hij had dat geld niet en een speelschuld is een eereschuld! De kar dinaal had medelijden met den armen, onge- lukkigen officier en gaf hem dat geld. Een ander slachtoffer was de aartsbisschop van Agram. Strasnoff stelde zich als „graaf Esterhazy" aan hem voor en vertelde hem, dat hij in opdracht van het ministerie van buiter.Iandsche zaken te Weenen en van het keizeriijk huis kwam. Ilij wist verschillende groote bedragen van den aartsbisschop los te krijgen. Nog driester trad hij bij den bisschop van Neutra op. Hij vertelde, dat hij gezantschapsraad was en dat hij aan het ministerie van buitenlandsclie zaken werk zaam was en hij wist den prelaat zoo ver te krijgen, dat deze zelfs geloofde zijn eigen neef voor zich te zien. Hij hield ook de vor stelijke aartsbisschoppen van Weenen en van Parijs voor den gek en lichtte hen op. Later trok hij zich eenigszins uit 't drukke leven terug en in die periode heeft hij een boek over zijn eigen oplichterijen geschreven, dat den fraaien titel „Ik Ignaz Strasnoff droeg. Hij ging zich in Mateszalka, in de streek, waar hij geboren was, vestigen. En tevoren was hij met een meisje getrouwd, dat veel jonger was dan hij. Strasnoff telt thans vijfenzestig jaren. Een paar weken geleden verscheen hij opeens in Boedapest. Hij ging veel met tooneelspelers om er. kwam ook in aanraking met den di recteur van een theater. Deze schepte veel behagen in de bonte en interessante verha len. dit de avonturier hem deed en vond. dat een bewerking van diens levensloop voor het tooneel nu eens echt iets voor het mo derne schouwburgpubliek zou zijn. Ergo: er werd een stuk geschreven, dat Strasnoffs oplichterijen tot onderwerp had. En. opdat het publiek nog meer belang in de opvoerin gen ervan zou stellen, besloot men, dat Strasnoff zelf op het tooneel zou verschijnen. Hij zou een rol in het voorspel vertolken. Nu bleek echter, dat Strasnol'f wel een handige oplichter in het werkelijke leven was geweest en dat hij daar zijn rollen altijd op meesterlijke wijze had weten te spelen, doch dat hij slechts weinig tooneelspelerstalenl op de planken had. Hij speelde miserabel. De directeur was vertwijfeld en op de generale repetitie leek zijn spel op niets. Misschien, dat het bij de première beter zou gaan! Nu was de politie te weten gekomen, dat Strasnoff op de planken nogal erg den draak met de dienaars van den heiligen Herman dad stak. En ook wist men nog. dat men Strasnoff eenendertig jaar geleden verboden had ooit weer naar Boedapest terug te keo- ren. Daarom stuurde men twee rechercheurs naar het theater toe. De voorstelling was al begonnen. Strasnoff stond op het tooneel en speelde zichzelf. Hij speelde erg slecht. Het publiek begon al te brommen en te mopperen. Had men daarvoor zijn goede geld betaald? Maar opeens werd het anders. Strasnoff speelde zóó natuurlijk, een echte oplichter zou onder de gegeven omstandigheden geen andere bewegingen hebben kunnen maken en geen andere ge zichtsuitdrukking hebben dan die man daar op het tooneel. De twee rechercheurs waren op de plankon verschenen en verklaarden, dat Strafnoff in naam der wet gearresteerd was. Men zag duidelijk, hoe de man geschrok ken was. angstig zochten zijn oogen naar 'n uitweg, hij trachtte een sprong opzij te ma ken. hij probeerde achter de coulissen te verdwijnen. Ilij gaf zijn pogingen op. liet het hoofd zakken en ging gewillig met de twee mannen mee. Het publiek applaudisseerde. En het was verbaasd, dat Strasnoff niet terug kwam om voor het applaus te bedan ken. Maar hij kón niet meer terugkomen. Het was geen spel geweest, Het was bittere ernst. Strasnoff was niet meer in het gebouw. Ilij was al met de twee mannen, die heuschelijke rechercheurs waren, op weg naar een poli tiebureau. De directeur verscheen voor het gordijn om het publiek mede te deeien, wat er eigenlijk .gebeurd was. Toen begreep men eerst de na tuurlijkheid van Strasnoffs „spel"! W. M. BE KAAR. weging, dat het enthousiaste publiek het einde niet kon afwachten en plotseling In een spontaan, frenetiek applaus losbarstte Na afloop kregen wij „Concurrentie", dat geheel in den stijl ook In costumeering van oen 30 jaar terug was gehouden. Het geheel herinnerde aan een burleske revue-scène, maar dan ook tot ir. ce perfectie opgevoerd en door de uitvoering tot kunst gesublimeerd. Allergeestigst, de hoe kige m deze pantomime volkomen passende bewegingen van de verschillende paren, die soms aan poppen deden denken en overwel digend in zijn virtuozen, strak-rhythirn- schen en acrobatischen dans Leon Woizi- kowsky. Ook in dit ballet toonda Tamara Toumanova als de Illusie zich een danseres van subtiele gratie en van superieure tech niek. Het publiek opgetogen door deze volmaakte danskunst, bracht aan het slot den Russen een geestdriftige ovatie. Laten wij hopen, dat wij dit ballet hier later nog eens terug mogen zien. J. B. SCHUIL. OVER FILMARCHIEVEN Een Amerikaansche filmmaatschappij heeft volgens Ing. W. Helnrich een nieuwe methode gevonden om te archiveeren. Het te bewaren materiaal wordt op onbrandbare filmstrooken vastgelegd en kan later worden geprojecteerd. De oorspronkelijke documen ten worden van twintig tot vierhonderd twin tigmaal verkleind en de gefotografeerde tekst is bij projectie uitstekend te dezen. Eenvou dige apparaten, die het mogelijk maken ten allen tijde een boek of krant „op te slaan" zijn voor dit doel geconstrueerd. Het geheel beteekent een belangrijke ruimte- en ener giebesparing. UIT ..DE STILLE LACH" door NICO VAN SUCHTELEN. En zij danste en sprong. Haar lange haren wapperden in een waas van zonlicht haar blauwe rokje fiadderde om haar sierlijke beentjes. Haar wangen gloeiden, haar oogen schitterden, haar voetjes repten en klepten als vlindertjes over hot gras. En het stem metje. waarmee ze haar springwljsjes zong, was fijn en feëeriek. Zij zong de malste lied jes, maar ik geloof niet. dat zij zelf ze ook maar een ooger.biik dwaas vond. of een te genstelling voelde tusschen haar vulgaire zinloosheid en haar eigen harmonieuze gar- lie. Ja, ik zelf vond ze eigenlijk eer zot in herinnering, en het hinderde mij. als oom er nu en dan even om lachte. Zij zong: „Sinaasapple mooie waar. Sinaasapple bom, Messe, schare slijpe, Sinaasapple bom. Jan, sla Je vrouw, Dat doen ik niet, dat doen ik niet. Jan, sla je vrouw, Dat doen ik niet voor jou". En daarna: „Ik heb geen meester meer. Hij loopt met schoenesmeer. Een cent per doos Maak my r.lct boos". O. ik hoor ze nog alle In mijn herinnering: ik ben nog nooit zoo- blU geweest over mijn fenomenaal versgeheugenLeentjc hoefde mij maar weinig te helpen. En nu ik ze op schrijf hoor ik ook de wijsjes weer. Zij zijn eigenlijk van oen verrukkelijke rhytmiek, waarin alle mog»lljke gcvoelsschakcerlngcn kunnen worden uitgedrukt. En zij brengt ze er ook werkelijk in tot uiting. „Mamma sjillip van je hoelasjé, Eenokale hoelasjé, Mamma sjilllo van je danslokaal Eenokale exlokaal Mamma mag ik met u perkeer. Dansen is geen mode meer". Zij danst" het als een lieflijk mcnuctje, met gracelijke ritardo's en lachende acceie- rando's en het „dansen is geen mode meer" klonk als de fijnste ironie van ee"n volmaakte levenswijsheid. En hoe anders deed hetzelfde liedje in de variatie: „Mamma sjillip van je hoelasjé. Me vader het en bochel en me moeder het er twee". Waarvan de woorden oom deden lachen en juffrouw Tersteeg het. hoofd schudden, maar die mij. In hun krachtig openbarstend élan van feilloos veerend rhytme zoo lieflijk aan deden als een oneens te voorschijn dartelend koor van engeltjes: „Meester Mop Heeft geen kop Heeft geen ooren, Zoo werd Meester Mop geboren". Zij stapte het langzaam, fier en kordaat, martiaal haast. Het werd ook niet gezongen, maar gedeclameerd. Maar dit is toch niet haar natuurlijke houding. Zij moet een vrij. spelemeiend elfje zijn. vol llcf-ondeugendc ver ras sir. kies in haar bewegingen, zooals in haar slotdansje: ..Me moeder die is ziek, Ze het de rimmetiek. Me moeder die Is ziek-ziek-ziek. Zo het de rimmetiek-tlek-tiek Me moeder, die is ziek". O die weergalooze. scherzo-achtlge elegance van dat druppelende „tiek-tlek-tiek!" Ja. dat is schoonheid om naar te kijken en te luisteren „als je stil bent Ik zie hem zit ten. Joost; moe van z'n werk. eenzaam, óók „alleen met z'n gedachten", droevig, wie weet om mij ach Oom Edgar, Anneke ik, ik heb hem uit z'n koers geslagen! en ik hoor hem dan zeggen: „Anneke, spring eens wat voor me". En zij springt: haar haren wapperen, haar blauwe rokje fladdert haar gouden stem metje lacht. En zij springt, en springt, tot hij ziin eenzaamheid en verdriet vergeet en weer glimlacht. Zij gingen heen, hand in hand het teere. goudblonde elfje en het grappige, kordate duikel poppetje WIJ keken ze na. zooals ze daar keuvelend weg drentelden en voelden alle drie, dat er iets heel lieflijks bij ons was geweest. Juffrouw Tersteeg stak Oom een takje witte hei on het revers van z'n zwarte ias en zei, vriendelUker dan ik haar ooit Iets heb hooren zeggen: „U hebt ook uw portie aan 't geluk verdiend". Maar oom zuchtte, en zag mij even met een droef-verlenen, hul- pe'oozen blik aan. en wij dachten beiden aan Francoise. die het leven had willen doorhup pelen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 17