Over den Atlantischen Oceaan. Van alles en nog wat. Met den Nachtveiligheidsdienst er op uit. Nog eens: Trinidad. Noordkust van Trinidad. Van Curacao vertrekkende met de Colon- lijn. kan men vaak eenige dagen in Trinidad blijven om dan met de Surinamelijn verder te gaan naar Paramaribo en dat is dan een prachtige gelegenheid om eens nader kennis te maken met dit buitengewoon mooie eiland, dat voor vele West-Indiëvaarders de eerste gelegenheid is om kennis te maken met werkelijk tropischen plantengroei. Dan zal meestal eerst blijken, dat de eerste indruk er aardig naast was. Wat menigeen voor oerbosch aanziet in Trinidad ontpopt zich bij nadere beschouwing vaak als een cacaoplan tage met haar wonderlijken groei van scha- duwboomen er boven. En die „Mother of Cacao" of ook wel immertel, zooals de In dische dadap hier genoemd wordt, is een reuzeboom, waarvan men de grootte ziet, omdat ze oprijst te midden van cacao- boompjes, die de grootte hebben van ouder- wetsche lage appel- of pereboomen. Maar het wild-bosch-karakter ontstaat vooral dooi den overweldigenden groei van epiphyten, van allerlei planten die op stam en takken van deze schaduwboomen leven. Een tak van een arm dik draagt meterlange bladeren van lelie-achtige planten, die in dichte blad- rozetten bijeen staan en waaruit karmijn- roode bloeiwijzen oprijzen. Langs stam en takken groeien allerlei klim- en slinger planten, van de groote Monstera deliciosa en allerlei aronskelken af tot de teere Salaginel- la's toe. En dan hangt er van de takken nog een gordijn van luchtwortels maar ook van cactusplanten neer. Zoo'n nachtcactus met een kleine honderd bloemknoppen. Dat is toch wel iets om van te watertanden. Een nachtwandeling lijkt hier ook best de moeite waard Alleen jammer, dat al die schoonheid meestal zoo hoog boven den grond blijft. Ook van buiten af. aan den overkant van een dal, van zee uit is het de boven de koffie en cacao uitgroeiende schaduwboom, die het landschap beheerscht.. Daarbij komen dan overal verspreid staande palmen, groote bamboestoelen aan den oever van elk beekje of stroompje en de „rimboe" ziet- er al heel aardig uit. Pas bij nader toezien, kijkt ge door de heggen van wilden plantengroei rond de boschen in de thans natuurlijk slecht on derhouden plantages, ziet de regelmatige plaatsing der boomen, de afwisseling van koffie, cacao en de prachtige cocospalmen. die hier ook op zeer groote plantages ge kweekt worden en die ge dadelijk als zoo danig herkent, omdat hierbij geen schaduw boom noodig is. De cacao-oogst loopt op zijn laatst. Slechts hier en daar worden de roode vruchten, die direct aan den stam van den boom hangen nog ingezameld, doorgehakt en de cacao- boonen er met de vingers uitgehaald. Ze lig gen ingebed in een slijmerige massa, die in fermenteerbakken moet loslaten en dan be hoeft de boon nog slechts te worden ge droogd. Gewoonlijk ondergaat ze dan eerst nog een eigenaardige bewerking, die men hier ..dansen" noemt. De boonen worden daartoe handdik op een houten vloer uitge spreid en dan gaat er een aantal inboorlingen in staan rondtrappelen. Dat brengt de mooie glans er op. Vooral als het dansen gebeurt in halfronde ijzeren schalen, waarin de Span jaarden indertijd hun suikersap indikten, dan verkrijgt men een mooi roodbruin glanzend product. Een klein beetje oker moet de na tuur af en toe helpen Wie- als toerist op Trinidad de gewone autotochten naar Blue Basin of round the saddle gemaakt heeft, zal niet vermoeden, dat- suiker een der belangrijkste uitvoerpro- ducten van dit eiland is. Zoodra wij echter het stuur Zuidwaarts wenden naar San Fer nando of nog verder, zien we in de groote vlakten bijna niet anders dan suikerrietvel den. die alleen dichter bij de kust door en-—ülantages worden onderbroken. Riet en fabrieken zijn kleiner dan in onze Oost. al wordt, hier veel werk door tractoren gedaan. San Fernando zelf. ook een flink stadje, van een 30.000 inwoners, ligt weer op het einde van een heuvelrug, die midden door het eiland loopt en hier de kust nadert- Nog wat Zuidelijker ligt het beroemde Pitch Lake of wel Asphaltmeer, waar nu al 15 jaar asfalt gegraven wordt in zeer groote hoeveelheden en waar nog voor ettelijke honderden jaren voorraad ligt. Toch is de onpervlakte door het voortdurend uitgraven al een meter of vijf gezakt-. Overigens een veel minder in teressant voorkomen dan bijv. de asfalt- bronnen bij M?na Grande, al zijn die door hun ongunstige ligeing. van veel minder financieel belang. Evenals daar zit hier ook aardolie, ook weer meer midden in het eiland en daar is nog een eigenaardig natuurver schijnsel te vinden, dat een bezoek over waard is. Daar liggen namelijk midden in werkelijk wild bosch eenige moddervulka- nen. Het schijnt, dat onder dezen heuvelrug een ophooping van vulkanische gassen plaatsvindt, die op een gegeven oogenblik een uitweg zoeken door de spleten, die met mod der gevuld zijn. Dan opent zich plotseling midden in het bosch een spuitende heete bron, die in enkele dagen tijd de geheele om geving met- kokende modder overdekt en dus alle plantengroei doet afsterven. Eigenlijk niet alle Wat in den grond wortelt wordt onverbiddelijk gedood, maat wat op de tak ken leeft, en dat is zeer veel in het oerbosch van Trinidad, dat blijft leven en wanneer dan na eenige maanden die boomen omval len is dat een extra buitenkansje voor de or chideeën- en cactusverzamelaar. Ik heb er genoten, dat kan ik wel zeggen. Het mooiste oerwoud van Trinidad heb ik echter gevon den in de Northern Range. Rijdt ge over Sangre Grande naar Toco en Sans Souci. dan ziet ge er iet-s van, maar het zijn meest Moorah bosschen, een geplant bosch van prachtig zwaar hout, rechter van stam dan onze Indische djatti. Maar als ge by Valen cia het Noorden in 'gaat en dan bijv. eens wandelt naar de Oropuche bron, dat is mooi terrein. Dat doet sterk denken aan het oer woud in de Padangsche bovenlanden! Bergen tot een duizend meter hoogte, bestaande uit een gemakkelijk verweerend oergesteente, waarin de door tropische regens gevoedde ri vieren diepe steile dalen hebben uitgesleten. De hellingen zoo steil, dat men door de krui nen der lager staande boomen den overkant der ravijnen kan zien en bewonderen. Af en toe een opengeknapt stuk, waar een paar Inlanders wat mais en ananas hebben ge plant en vanwaar uit ons oog ver kan uitzien over de aan onze voeten liggende zwaar be- boschte valleien en hellingen. In den onder groei van het bosch tal van oude bekenden, varens zooals Gleïchenia en Seloginella. waar wij in het oerwoud van Nieuw Guinea mee worstelden, kleine palmen en enkele boom varens. Op den grond weer begonia's en tal van paddestoelen Uren lang gaat het zoo langs de hellingen over lage heuvelruggen tot beneden ons tusschen de boomen hier en daar de Oropucho rivier glinstert. Maar wij blijven hoog langs de helling tot een cacao plantage bereikt- is. gelegen in een keteldal, waar de gezochte bron moet liggen. Een jonge cocosnoot- geeft een welkome verfrissching en dan gaat het weer verder langs den oever van het smalle riviertje, tot de steile berghel ling steeds nader komt en wij eindelijk staan voor een smalle kloof in een loodrechten rotswand. Daaruit stroomt met vrij groote snelheid ons riviertje te voorschijn onder een paar forsche druipsteenpegels door, kou sen en schoenen zijn gauw uitgetrokken, de pantalon wordt tot ongeveer een Meter hoog te opgesjord en dan gaat het naar binnen. Eerst zoekend, glijdend, soms struikelend, nog niet gewend aan het tastend loopen en aan de groote schaduwen, die om ons hoofd zweven, geluidloos en spookachtig, klap wiekend in het licht van onze electrisc'ne lamp. Een getikkel op mijn hoed verraadt, dat de vleermuizen boven aan het gewelf zenuwachtig worden. De lamp omhoog ge richt et daar weerklinken rauwe kreten, die het gesuis der groote vleugels overstemmen. Bij tientallen vliegen groote vogels op van rotsrichels en druipsteencascaden. Een dub bele torenvalk zou je ze kunnen noemen, wacharo-birds zeggen ze hier. Nachtvogels, die diep in deze grotten broeden en tegen den avond uitvliegen om de zaden te verzamelen, waarmee zij zich en hun jongen heeten te voeden en die bij duizenden opgehoopt liggen in de drogere gedeelten der grot. Wij zijn zeker al een 500 M. naar binnen, steeds het bochtige riviertje volgend en niet tegenstaande reeds lang geen spoor van licht, uit de buitenwereld meer tot ons door dringt, jaagt onze lamp van eiken richel nog eenige vogels op. Hoe kan dat toch. Dringen hier nog ultraviolette of andere stralen door, waai'voor ons oog ongevoelig is en die door deze dieren wel worden waargenomen? Het lijkt haast onmogelijk, dat deze snelle dieren heelemaal op het gevoel hun weg zouden vinden ook al blijkt, als wij er een weten te vangen, dat ze groote lange snorharen heb ben ah een kat. Ik voor mij geloof liever, dat ze voor ons onzichtbare stralen gebruiken. Vliegen kunnen dat immers ook en zijn daar entegen ongevoelig voor lichtstralen uit be paalde deelen van het spectrum, die voor ons wel licht zijn, zij het dan ook gekleurd. Wij bereiken de eigenlijke bron niet. Plotseling wordt het gewelf lager, zoo laag, dat het bijna den waterspiegel raakt. Wij moeten nog een uur of drie loopen terug ook en dus houd ik mijn kleeren liever droog en zonder huid- bescherming zwemmen gaan in dien onder- aardschen snellen stroom, lacht mij niet toe. Bovendien hebben wij behalve een petroleum- vlammetje maar één electrische lamp en als die nat wordt kun je in hardstikke donker fce- rugzwemmen. Neen, dat zullen wij een vol- kende keer wel eens doen. Bovendien, oude Incaschatkamers zijn hier toch niet te wach ten, Wij waden dus terug onder luid protest- der' wacharo's en vleermuizen en wandelen weer langs de prachtig berghellingen door het zware bosch. En genieten weer van de prachtige zonsondergang op onzen rit langs de Noordelijke bergrug van Trinidad, een klein paradijs op aarde. Waar aardige vroo- lijke menschen wonen. Niet alleen Euro peanen of afstammelingen der eerste kolo nisten. maar ook veel vrijgelaten slaven en contractarbeiders. Hier ontmoet ge Hindoe vrouwen. beladen met armbanden en met twee gouden broches plus een hangslot in den neus net als in den Himalaya. Hier dreigt de Brahmaan u met- den stok als ge hem foto grafeert, evenals in Colombo. Ook hier vluch ten Mahomedanen voor uw camera, die een stukje van hun ziel zou meenemen. Maar de Trinidadneger. die hier de oudste rechten heeft-, die blijft staan en lacht eens. Een gulle lach en een prettig antwoord als ge hem een grap toewerpt. En vaak een geestig antwoord. Daar schijnt overal wat Hindoe of Europeesch bloed in te zitten. Flinke kerels en vrouwen zijn het, niet. bang om te werken, zelfs niet om zwaar werk te doen op akker en veld, als ze weten, dat dc opbrengst hun en hun vrouwen en kinderen ten goede zal komen. Ook onder elkaar spreekt, alles dat langzame voorzichtige Engclsch en soms een patois. 75% Fransch, 15% Engelsch en 10% Spaansch. Ze verstaan haast allen Fransch. Een goed land. dat. Trinidad. U moet eens gaan kijken. In 1934 samen? VAN DER SLEEN. RIJKDOM EN AMERIKAANSCHE FANTASIE. Groote rijkdom laat in het menschelijke brein dikwijls de avontuurlijkste ideeën rij pen, maar om een leeuwenjacht naar Ame rika „te laten komen", mag toch wel Iets hécl buitengewoons heeten. En dit is kort geleden gebeurd. De Amerikaansche groot industrieel Denver Wright zag geen moge lijkheid naar Afrika te gaan, daar zijn zaken en zijn gezondheid zu'.k een verre reis niet veroorloofden. Hij had echter den niet te onderdrukken wensch eens de opwinding van een jacht op groot wild te beleven en kwam ten slotte op de gedachte, zich dit genoegen aan de oevers van de Missouri te verschaf fen. Hij kocht zich derhalve twee leeuwen en liet deze in de wouden aan den oever der Missouri in vrijheid Nadat hij nog een kolo nie negers, die in het opsporen van wilde dieren waren bedreven, had geëngageerd, zette hij een echte drijfjacht, op touw. Tot dusver waren dc wenschen van Mr. Denver Wright vervuld; nu echter begonnen de menschen in de buurt zich te weren: de twee, in vrijheid gestelde volwassen leeuwen hadden een panischen schrik onder de be volking verspreid. Men stelde de politie met- de zaak in kennis en deze arresteerde den overmoedigen jager op grof wild. nadat men hem eerst gedwongen had de beide beesten te vangen en te dood en. Nu zal Mr. Wright ervaren, dat men zich voor geld wel veel, maar niet alles kan aanschaffen en dat de Amerikanen zich geen leeuwen als bewoners van hun bosschen wenschen. KINDERROOF IN AMERIKA. In Amerika werden in de laatste elf maan den niet minder dan 160 kinderen geroofd, door wier ontvoering losgelden van 1000 tot 40.000 dollars konden worden afgeperst. Geen wonder, dat de Amerikanen een groot aantal voorzorgsmaatregelen hebben genomen en zelfs de meeste slaapkamers van tralies heb ben voorzien, terwijl voor de bedden inrich tingen zijn aangebracht, die alarmsignalen geven. DIEVENTAAL. Onder de woorden uit het bargoensch, die onlangs m de Amerikaansche woordenboeken zijn opgenomen, behooren: „pineapple" (ananas) dat een bom beteekent; „racket", dat elke bezigheid is. wettig of onwettig, waarmee geld gemaakt wordt; en ..racke teer". een man. die een verboden vak uit oefent, zooals dranksmokkelen. EEN BISSCHOP LEERT VLIEGEN Onder de Katholieke geestelijken in Ame rika bevinden zich tal vair jonge priesters, die, naar het voorbeeld van den hulp-bis schop van Boston, momenteel in de vlieg- school van Ceniocelle hun vliegbrevet trach ten te halen. De bisschop zelf heeft reeds de voorgeschreven honderd eigen vluchten ge maakt en het vliegbrevet verworven. DE KLEINE WERELD. Op Brownie-Island, in de nabijheid der En- gelsche kust bij Bournemouth, wonen in to taal acht menschen. Hoe klein net eiland ook is, toch bezit het nog een slot en een kerk in Gotischen stijl, waarvan echter slechts de bezitster van het slot en het- eiland den sleutel heeft. Deze vrouw is 60 jaar oud; zij bewoont niet het slot. doch een hutje in de nabijheid. Eiken nacht doorkruist zij met een lantaarn het eiland', eerst des namid dags staat zij op Zondags speelt, zij in de kerk het orgel. De eenige tot wie zij spreekt, is de dochter van den opzichter van het slot. Niemand weet, hoe deze geheimzinnige vrouw heet en wat de beweegredenen van haar zonderling gedrag is Op zoek naar inbrekers en open deuren. De man, die z'n huis niet in durfde. Er zijn dichters, die den nacht hebben ver heerlijkt in ongetwijfeld schoone vaerzen. Zij laten den nacht aanzweven en aanruischen. zij doen hem zijn vleugels uitspreiden en la ten zijn schaduwen neerstrijken en zijn zoele adem over het menschdom varen, die ver kwikkende rust na dear vermoeienden arbeid brengt. En dan zingen zij, dat de boomen zachtkens in het windje fluisteren, dat de bloemkens sluim'ren en de maan haar zilv'ren licht giet over bosch en beemd. Dit laatste dan bij voorkeur voor verliefde jon gelingen. Zoo zijn er vele dichters. Zij hebben deze dichtregelen geschreven aan hun bureau, ter wijl zij droomden of hunne spreekwoordelijk» fantasie den vrijen loop lieten, misschien in een toestand, waarin ze, als boven even aan gestipt, verliefd waren, althans zich waan den, Maar ze zijn nog nooit een gemiddelden Nederlandse hen nacht op pad geweest, ze hebben nooit in dienst op wacht- gestaan of gekampeerd in ons gezegende klimaat. En ze hebben ook nimmer eenige ronden gemaakt met een waker van den nachtveiiigheids- dienst. Want dan zouden ze anders gespro ken hebben. Toen ik mijn tocht, met den waker zou ma ken één van de vele van den veiligheids dienst. kon weliswaar Dij 't naderen van den nacht inderdaad van ruischen gesproken worden, maar dan in den door den dichter niet bedoelden zin van het ruischen van een wat je noemt plensbui. Daar begon het mee. Later kwam dc ..zoele adem" in den vorm van een ijzig kouden wind. En in den morgen zweefden de vleugels aan. mistig en vochtig en veranderden het zilv'ren maanlicht in 'n waterig en kil schijnsel. „We hebben geboft", zei m'n geleider bij het afscheid, 't Had net zoo goed den heelen tijd door kunnen regenen". Het is gelukkig, dat er nog zulke optimisten bestaan. Met de eerste ronde begonnen we om 10 uur zooals trouwens altijd gedaan wordt. Netjes werd ik gehaald op de afgesproken Dlaats ereens in Bennebroek en daar ging het. Per fiets. Want in de buitenwijken doen de wakers hun werk per rijwiel. Ze zijn uit gerust met een controle-klok en een signaal- fluit, terwijl faciliteiten verleend zijn voor bewapening, zoodat. ze, wanneer ze 's nachts stuiten op verdachte en mogelijk gevaarlijke individuen niet weerloos tegenover hen staan. We reden langs de huizen der abonné's, Overal werden dc deuren en ramen nagezien, de deurknoppen betast, om te controlecren of de toegangen gesloten waren, op de raam- pennen gelet, nauwkeurig. En bij deze eerste ronde aileen wordt, een korte stoot op de signaalfluit gegeven tenzij de abonné dit anders wensch t om de bewoners er van te verwittigen, dat. de geluiden buiten van den waker afkomstig zijn. Od de eerste ronde gebeurde niet veel ver meldenswaardigs. Want meestal is dan nog wel iemand op. zoodat. er voor den waker geen reden bestaat te waarschuwen voor 'n bran dende lamp of open keukendeur. Ergens stond 'n fiets buiten en ofschoon er nog be weging in huis was. beide mijn begeleider. „Gunst!" zei de juffrouw, die open deed. verschrikt. „Die had ik heelemaal vergoten!" En met een dankwoord zette ze het rijwiel onmiddellijk binnen. „Hier heb ik'cens een kerel weggejaagd, die aan de keukendeur zat te prutsen", zei m'n gids toen wc bij een groote villa stonden. „Ik heb er nog vaak en lang dien nacht het oog op gehouden, maar hij is niet teruggekomen". Het was beginnen te regenen. Gestaag ruischten de stralen door de boomen en strui ken. Een raam op de eerste verdieping was nog verlicht. Ik stelde me voor. dat daarachter iemand was. die het gedicht van Adama van Scheltema kende: „Het regent o wat regent het! Ik hoor het uit mijn warme bed, Ik hoor den regen zingen, Het regent, regent dat het giet Dat niemand daar nou iets van ziet. Van al die donkre dingen!" We zagen die donkere dingen wel degelijk. Tenminste de waker. Ik minder goed. Want toen we onder de druipende boomen uitkwa- wen, struikelde ik over 'n paar steenen. De regen drupte petsend op onze jassen. „Wat is dat gek en leuk geluid! Wat is het lekker om dat uit Je donker bed te hooren". Dat leek het mij ook. Maar onze tocht was pas begonnen en we bestogen onze stalen rossen weer. Op oen hoek van een laan stond een oude heer ons op te wachten, die als een kind zoo blij was, dat hij ons zag. Hij was, alleen wonend, om 7 uur het huis uitgegaan en tien minuten geleden ('t liep tegen half twaalfi thuis gekomen, waar hij de voordeur open vond! En hij wist zeker, dat hij haar bij zijn vertrek gesloten had. Eerst moest de waker toen het geheele huis doorzoeken of er niet ergens een onverlaat verborgen zat. Er was niemand. Daarna maakten ze samen de bewoner en de waker nog eens een rondgang. En toen pas was het werk van den laatste daar al thans afgeloopen. Later bleek, dat een dienst bode de deur had open laten staan. Dit nu was vrijwel het eenige. waar we op de eerste ronde mee te doen hadden. Deze was voor mij dan ook meer als oriënteering te beschouwen. Een vertrek van een villa, waar zich de stookplaats voor de centrale verwarming be vond. die door -den nachtdienst verzorgd werd. was ons schaftlokaal, waar we om een uur of een onze broodjes oppeuzelden. M'n gids schreef z'n rapporten over het gebeurde, die hij den volgenden morgen aan de Raaks moest inleveren Toen we om half twee aan de tweede rondo begonnen, was de regen opgehouden en twin kelden de sterren. Ditmaal bezochten we onze clientele in geheel andere volgorde, op dat eventuccle inbrekers niet op kunnen ma ken. wanneer zij vrij spel hebben. De waker draagt een klok met zich mee. zooals ik reeds schreef. Aan vele woningen nu zijn busjes bevestigd, die een sleuteltje bevatten, waarmee de waker in 2ijn klokje een nummer op een papiertje drukt en waar mee tevens de tijd aangeteekend wordt. Ten kantore kan men dan zien op welk uur de waker bij de sleuteltjes d.z. de abonnés ge controleerd heeft. Er is nog een andere controle en wel door controleurs die zich bij een bepaalde woning posieeren of een waker gedurende eenigen tijd ongemerkt volgen om te zien of deze z'n plicht goed doet. „En hier", zei m'n gids. „hier zit nu een klokje, waarmee de abonné's ons kunnen con troleeren. Het klokje is aan den binnenkant van het kozijn vastgemaakt en mondt alleen met een buisje naar buiten. Als ik nu dit stiftje in dat buisje druk. wordt in het. klokje op een papiertje het oogenblik aangeduid, waarop ik hier geweest ben". We reden verder en kwamen op oen groofc landgoed. Het grint knerpte onder dc fiets banden. liet huis lag daar stil en verlaten. In een blecken cirkel schoof de lichtbundel uit de lantaarn van m'n begeleider langs den gevel. „Sstt! Wat is dat?" fluisterde ik plotseling en greep hem bij den arm. „Daar op den hoek staat een man!". Onmiddellijk richtte hij zijn lamp op de aangegeven plaats: een klimroos klemde zich aan den hoek van het huis vast. Ik her ademde. Stel je voor. dat er werkelijk een man gestaan had. wiens kameraad misschien achter die rhododendrons verborgen was! Een kat in het nauw doet rare sprongen! Ik mag er niet a;«n denken „Hebt u wel eens dieven betrapt?" infor meerde ik. En ik wil wel bekennen, dat ik het ook voor een klein deel vroeg om wat aanspraak te hebben in dat duistere park, waar de boomen dreigend zuchtten fluiste ren noemt- de dichter dat!) cn de schaduwen spookachtig om me heen lagen. „Eén keer", antwoordde mijn tochtgenoot. „Seringedieven. Maar dan wordt de politie er bij gehaald en dan trekken wij ons terug- Want. dan zouden wij komen op het terrein van de politie". Inderdaad. De nachtveiligheidsdienst is geen verlengstuk van de politie, die voor de openbare veiligheid cn orde waakt. De veilig heidsdienst beweegt zich op een geheel ander gebied, namelijk van de particuliere veilig heid. Hij waakt over de bezittingen van den abonné. En dit is ook de reden, dat de vor standhouding hier tusschen politie on nacht- veiligheidsdienst zoo uitstekend is. Ze helpen elkaar en vullen elkaar aan. Het eene huis na liet andere bezochten wij en ik kon opmerken dat de zorgeloosheid der menschen toch wel grooter is dan toelaat baar mag zijn. Eén garagedeur stond open, drie of vier tuimelraampjes moesten door ons gesloten worden, in een keukendeur stak a=>n den buitenkant een sleutel, waarmee wc den bewoner in kennis stelden. Vriendelijk dank te deze voor de waarschuwing. „Die is nogal welgemutst voor iemand, die uit z'n slaap wordt gewekt", merkte ik op. „Er zijn ook wel anderen", zeide m'n bege leider. Ik zou 't spoedig ondervinden. Want toen we belden aan een woning in welker voorkamer het licht was blijven branden, kregen we van den nog half slapenden eigenaar den wind van voren! ..'L Is ook niet leuk, om uit je slaap opge schrikt to worden", bedacht ik. „Daar abonneert hij zich toch voor bij zulke dingen", oordeelde m'n gids- -.En bovendien, als hij niet gewekt wil wor den voor een brandende lamp, dan kan hij dat immers opgeven. Ik heb ook klanten, bij wie ik net aan. de deur mag raken, Alleen maai' kijken of cie zaak dicht is". En gelijk had-ie. Ook een rommelschuurtje troffen we aan, waarvan de deur wagenwijd openstond. Een kort onderzoek wees uit, dat er vermoedelijk geen ongenoode gasten een bezoek gebracht hadden en derhalve sloten we dc zaak en wierpen den sleutel in de brievenbus. En zoo trokken we rond, speurend en con troleerend. Moet ik nog melding maken van het feit dat bij een huis een hond me bijna aanvloog, omdat hij me niet kende? En dat ik met m'n gezicht tegen droogdraden aan fietste? Maar dat zijn dingen, die je als be ginneling op het moeilijke en gevaarlijke pad van het nachtwaken zonder mankeeren ge beuren. De derde ronde liep ik niet mee. Vier uur Is dunkt me een behoorlijke tijd om op te houden. Ernstige dingen zijn niet voorgevallen. We hebben geen struikroovers ontmoet, noch ontvluchte gevangenen gezien. Gelukkig. Want da-tr hou ik niet van. Wel van de nachtwacht. Van Rembrandt dan vooral. A. J. C. VL. GEEN „SIBERISCHE KOUDE" MEER? Als de plannen van den Russischen inge nieur Awdejew worden uitgevoerd dan zal het begrip „Siberische koude" weldra ver ouderd zijn. Awdejew gelooft namelijk een middel gevonden te hebben, om Siberië te verwarmen. Zooals bekend, neemt de Golf stroom zijn weg langs de kust van Skandl- navië. waarna hij ln de buurt van Nova Zembla zich vermengt met den zeestroom uit de Carische Zee, die zeer koud is. Daardoor verliest de Golfstroom natuurlijk zijn warmte. Awdejew wil nu aan de Carische Poort een dam bouwen, waardoor de Carische Zee wordt, afgesloten. Dan zal de Golfstroom on gehinderd langs dc kust van Siberië kunnen stroomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 15