Over den Atlantischen Oceaan.
Van alles en nog wat.
Met den Nachtveiligheidsdienst er op uit.
Nog eens: Trinidad.
Noordkust van Trinidad.
Van Curacao vertrekkende met de Colon-
lijn. kan men vaak eenige dagen in Trinidad
blijven om dan met de Surinamelijn verder
te gaan naar Paramaribo en dat is dan
een prachtige gelegenheid om eens nader
kennis te maken met dit buitengewoon mooie
eiland, dat voor vele West-Indiëvaarders de
eerste gelegenheid is om kennis te maken
met werkelijk tropischen plantengroei. Dan
zal meestal eerst blijken, dat de eerste indruk
er aardig naast was. Wat menigeen voor
oerbosch aanziet in Trinidad ontpopt zich bij
nadere beschouwing vaak als een cacaoplan
tage met haar wonderlijken groei van scha-
duwboomen er boven. En die „Mother of
Cacao" of ook wel immertel, zooals de In
dische dadap hier genoemd wordt, is een
reuzeboom, waarvan men de grootte ziet,
omdat ze oprijst te midden van cacao-
boompjes, die de grootte hebben van ouder-
wetsche lage appel- of pereboomen. Maar het
wild-bosch-karakter ontstaat vooral dooi
den overweldigenden groei van epiphyten, van
allerlei planten die op stam en takken van
deze schaduwboomen leven. Een tak van een
arm dik draagt meterlange bladeren van
lelie-achtige planten, die in dichte blad-
rozetten bijeen staan en waaruit karmijn-
roode bloeiwijzen oprijzen. Langs stam en
takken groeien allerlei klim- en slinger
planten, van de groote Monstera deliciosa en
allerlei aronskelken af tot de teere Salaginel-
la's toe. En dan hangt er van de takken nog
een gordijn van luchtwortels maar ook van
cactusplanten neer. Zoo'n nachtcactus met
een kleine honderd bloemknoppen. Dat is
toch wel iets om van te watertanden. Een
nachtwandeling lijkt hier ook best de moeite
waard Alleen jammer, dat al die schoonheid
meestal zoo hoog boven den grond blijft. Ook
van buiten af. aan den overkant van een dal,
van zee uit is het de boven de koffie en
cacao uitgroeiende schaduwboom, die het
landschap beheerscht.. Daarbij komen dan
overal verspreid staande palmen, groote
bamboestoelen aan den oever van elk beekje
of stroompje en de „rimboe" ziet- er al heel
aardig uit. Pas bij nader toezien, kijkt ge
door de heggen van wilden plantengroei rond
de boschen in de thans natuurlijk slecht on
derhouden plantages, ziet de regelmatige
plaatsing der boomen, de afwisseling van
koffie, cacao en de prachtige cocospalmen.
die hier ook op zeer groote plantages ge
kweekt worden en die ge dadelijk als zoo
danig herkent, omdat hierbij geen schaduw
boom noodig is.
De cacao-oogst loopt op zijn laatst. Slechts
hier en daar worden de roode vruchten, die
direct aan den stam van den boom hangen
nog ingezameld, doorgehakt en de cacao-
boonen er met de vingers uitgehaald. Ze lig
gen ingebed in een slijmerige massa, die in
fermenteerbakken moet loslaten en dan be
hoeft de boon nog slechts te worden ge
droogd. Gewoonlijk ondergaat ze dan eerst
nog een eigenaardige bewerking, die men
hier ..dansen" noemt. De boonen worden
daartoe handdik op een houten vloer uitge
spreid en dan gaat er een aantal inboorlingen
in staan rondtrappelen. Dat brengt de mooie
glans er op. Vooral als het dansen gebeurt
in halfronde ijzeren schalen, waarin de Span
jaarden indertijd hun suikersap indikten, dan
verkrijgt men een mooi roodbruin glanzend
product. Een klein beetje oker moet de na
tuur af en toe helpen
Wie- als toerist op Trinidad de gewone
autotochten naar Blue Basin of round the
saddle gemaakt heeft, zal niet vermoeden,
dat- suiker een der belangrijkste uitvoerpro-
ducten van dit eiland is. Zoodra wij echter
het stuur Zuidwaarts wenden naar San Fer
nando of nog verder, zien we in de groote
vlakten bijna niet anders dan suikerrietvel
den. die alleen dichter bij de kust door
en-—ülantages worden onderbroken. Riet en
fabrieken zijn kleiner dan in onze Oost. al
wordt, hier veel werk door tractoren gedaan.
San Fernando zelf. ook een flink stadje, van
een 30.000 inwoners, ligt weer op het einde
van een heuvelrug, die midden door het
eiland loopt en hier de kust nadert- Nog wat
Zuidelijker ligt het beroemde Pitch Lake
of wel Asphaltmeer, waar nu al 15 jaar asfalt
gegraven wordt in zeer groote hoeveelheden
en waar nog voor ettelijke honderden jaren
voorraad ligt. Toch is de onpervlakte door
het voortdurend uitgraven al een meter of
vijf gezakt-. Overigens een veel minder in
teressant voorkomen dan bijv. de asfalt-
bronnen bij M?na Grande, al zijn die door
hun ongunstige ligeing. van veel minder
financieel belang. Evenals daar zit hier ook
aardolie, ook weer meer midden in het eiland
en daar is nog een eigenaardig natuurver
schijnsel te vinden, dat een bezoek over
waard is. Daar liggen namelijk midden in
werkelijk wild bosch eenige moddervulka-
nen. Het schijnt, dat onder dezen heuvelrug
een ophooping van vulkanische gassen
plaatsvindt, die op een gegeven oogenblik een
uitweg zoeken door de spleten, die met mod
der gevuld zijn. Dan opent zich plotseling
midden in het bosch een spuitende heete
bron, die in enkele dagen tijd de geheele om
geving met- kokende modder overdekt en dus
alle plantengroei doet afsterven. Eigenlijk
niet alle Wat in den grond wortelt wordt
onverbiddelijk gedood, maat wat op de tak
ken leeft, en dat is zeer veel in het oerbosch
van Trinidad, dat blijft leven en wanneer
dan na eenige maanden die boomen omval
len is dat een extra buitenkansje voor de or
chideeën- en cactusverzamelaar. Ik heb er
genoten, dat kan ik wel zeggen. Het mooiste
oerwoud van Trinidad heb ik echter gevon
den in de Northern Range. Rijdt ge over
Sangre Grande naar Toco en Sans Souci. dan
ziet ge er iet-s van, maar het zijn meest
Moorah bosschen, een geplant bosch van
prachtig zwaar hout, rechter van stam dan
onze Indische djatti. Maar als ge by Valen
cia het Noorden in 'gaat en dan bijv. eens
wandelt naar de Oropuche bron, dat is mooi
terrein. Dat doet sterk denken aan het oer
woud in de Padangsche bovenlanden! Bergen
tot een duizend meter hoogte, bestaande uit
een gemakkelijk verweerend oergesteente,
waarin de door tropische regens gevoedde ri
vieren diepe steile dalen hebben uitgesleten.
De hellingen zoo steil, dat men door de krui
nen der lager staande boomen den overkant
der ravijnen kan zien en bewonderen. Af en
toe een opengeknapt stuk, waar een paar
Inlanders wat mais en ananas hebben ge
plant en vanwaar uit ons oog ver kan uitzien
over de aan onze voeten liggende zwaar be-
boschte valleien en hellingen. In den onder
groei van het bosch tal van oude bekenden,
varens zooals Gleïchenia en Seloginella. waar
wij in het oerwoud van Nieuw Guinea mee
worstelden, kleine palmen en enkele boom
varens. Op den grond weer begonia's en tal
van paddestoelen Uren lang gaat het zoo
langs de hellingen over lage heuvelruggen
tot beneden ons tusschen de boomen hier en
daar de Oropucho rivier glinstert. Maar wij
blijven hoog langs de helling tot een cacao
plantage bereikt- is. gelegen in een keteldal,
waar de gezochte bron moet liggen. Een jonge
cocosnoot- geeft een welkome verfrissching en
dan gaat het weer verder langs den oever
van het smalle riviertje, tot de steile berghel
ling steeds nader komt en wij eindelijk staan
voor een smalle kloof in een loodrechten
rotswand. Daaruit stroomt met vrij groote
snelheid ons riviertje te voorschijn onder
een paar forsche druipsteenpegels door, kou
sen en schoenen zijn gauw uitgetrokken, de
pantalon wordt tot ongeveer een Meter hoog
te opgesjord en dan gaat het naar binnen.
Eerst zoekend, glijdend, soms struikelend,
nog niet gewend aan het tastend loopen en
aan de groote schaduwen, die om ons hoofd
zweven, geluidloos en spookachtig, klap
wiekend in het licht van onze electrisc'ne
lamp. Een getikkel op mijn hoed verraadt,
dat de vleermuizen boven aan het gewelf
zenuwachtig worden. De lamp omhoog ge
richt et daar weerklinken rauwe kreten, die
het gesuis der groote vleugels overstemmen.
Bij tientallen vliegen groote vogels op van
rotsrichels en druipsteencascaden. Een dub
bele torenvalk zou je ze kunnen noemen,
wacharo-birds zeggen ze hier. Nachtvogels,
die diep in deze grotten broeden en tegen den
avond uitvliegen om de zaden te verzamelen,
waarmee zij zich en hun jongen heeten te
voeden en die bij duizenden opgehoopt liggen
in de drogere gedeelten der grot.
Wij zijn zeker al een 500 M. naar binnen,
steeds het bochtige riviertje volgend en niet
tegenstaande reeds lang geen spoor van
licht, uit de buitenwereld meer tot ons door
dringt, jaagt onze lamp van eiken richel nog
eenige vogels op. Hoe kan dat toch. Dringen
hier nog ultraviolette of andere stralen door,
waai'voor ons oog ongevoelig is en die door
deze dieren wel worden waargenomen? Het
lijkt haast onmogelijk, dat deze snelle dieren
heelemaal op het gevoel hun weg zouden
vinden ook al blijkt, als wij er een weten te
vangen, dat ze groote lange snorharen heb
ben ah een kat. Ik voor mij geloof liever, dat
ze voor ons onzichtbare stralen gebruiken.
Vliegen kunnen dat immers ook en zijn daar
entegen ongevoelig voor lichtstralen uit be
paalde deelen van het spectrum, die voor ons
wel licht zijn, zij het dan ook gekleurd. Wij
bereiken de eigenlijke bron niet. Plotseling
wordt het gewelf lager, zoo laag, dat het
bijna den waterspiegel raakt. Wij moeten nog
een uur of drie loopen terug ook en dus houd
ik mijn kleeren liever droog en zonder huid-
bescherming zwemmen gaan in dien onder-
aardschen snellen stroom, lacht mij niet toe.
Bovendien hebben wij behalve een petroleum-
vlammetje maar één electrische lamp en als
die nat wordt kun je in hardstikke donker fce-
rugzwemmen. Neen, dat zullen wij een vol-
kende keer wel eens doen. Bovendien, oude
Incaschatkamers zijn hier toch niet te wach
ten, Wij waden dus terug onder luid protest-
der' wacharo's en vleermuizen en wandelen
weer langs de prachtig berghellingen door
het zware bosch. En genieten weer van de
prachtige zonsondergang op onzen rit langs
de Noordelijke bergrug van Trinidad, een
klein paradijs op aarde. Waar aardige vroo-
lijke menschen wonen. Niet alleen Euro
peanen of afstammelingen der eerste kolo
nisten. maar ook veel vrijgelaten slaven en
contractarbeiders. Hier ontmoet ge Hindoe
vrouwen. beladen met armbanden en met
twee gouden broches plus een hangslot in den
neus net als in den Himalaya. Hier dreigt de
Brahmaan u met- den stok als ge hem foto
grafeert, evenals in Colombo. Ook hier vluch
ten Mahomedanen voor uw camera, die een
stukje van hun ziel zou meenemen. Maar de
Trinidadneger. die hier de oudste rechten
heeft-, die blijft staan en lacht eens. Een
gulle lach en een prettig antwoord als ge
hem een grap toewerpt. En vaak een geestig
antwoord. Daar schijnt overal wat Hindoe of
Europeesch bloed in te zitten. Flinke kerels
en vrouwen zijn het, niet. bang om te werken,
zelfs niet om zwaar werk te doen op akker
en veld, als ze weten, dat dc opbrengst hun
en hun vrouwen en kinderen ten goede zal
komen. Ook onder elkaar spreekt, alles dat
langzame voorzichtige Engclsch en soms een
patois. 75% Fransch, 15% Engelsch en 10%
Spaansch. Ze verstaan haast allen Fransch.
Een goed land. dat. Trinidad. U moet eens
gaan kijken. In 1934 samen?
VAN DER SLEEN.
RIJKDOM EN AMERIKAANSCHE
FANTASIE.
Groote rijkdom laat in het menschelijke
brein dikwijls de avontuurlijkste ideeën rij
pen, maar om een leeuwenjacht naar Ame
rika „te laten komen", mag toch wel Iets
hécl buitengewoons heeten. En dit is kort
geleden gebeurd. De Amerikaansche groot
industrieel Denver Wright zag geen moge
lijkheid naar Afrika te gaan, daar zijn zaken
en zijn gezondheid zu'.k een verre reis niet
veroorloofden. Hij had echter den niet te
onderdrukken wensch eens de opwinding van
een jacht op groot wild te beleven en kwam
ten slotte op de gedachte, zich dit genoegen
aan de oevers van de Missouri te verschaf
fen. Hij kocht zich derhalve twee leeuwen en
liet deze in de wouden aan den oever der
Missouri in vrijheid Nadat hij nog een kolo
nie negers, die in het opsporen van wilde
dieren waren bedreven, had geëngageerd,
zette hij een echte drijfjacht, op touw.
Tot dusver waren dc wenschen van Mr.
Denver Wright vervuld; nu echter begonnen
de menschen in de buurt zich te weren: de
twee, in vrijheid gestelde volwassen leeuwen
hadden een panischen schrik onder de be
volking verspreid. Men stelde de politie met-
de zaak in kennis en deze arresteerde den
overmoedigen jager op grof wild. nadat men
hem eerst gedwongen had de beide beesten
te vangen en te dood en. Nu zal Mr. Wright
ervaren, dat men zich voor geld wel veel,
maar niet alles kan aanschaffen en dat de
Amerikanen zich geen leeuwen als bewoners
van hun bosschen wenschen.
KINDERROOF IN AMERIKA.
In Amerika werden in de laatste elf maan
den niet minder dan 160 kinderen geroofd,
door wier ontvoering losgelden van 1000 tot
40.000 dollars konden worden afgeperst. Geen
wonder, dat de Amerikanen een groot aantal
voorzorgsmaatregelen hebben genomen en
zelfs de meeste slaapkamers van tralies heb
ben voorzien, terwijl voor de bedden inrich
tingen zijn aangebracht, die alarmsignalen
geven.
DIEVENTAAL.
Onder de woorden uit het bargoensch, die
onlangs m de Amerikaansche woordenboeken
zijn opgenomen, behooren: „pineapple"
(ananas) dat een bom beteekent; „racket",
dat elke bezigheid is. wettig of onwettig,
waarmee geld gemaakt wordt; en ..racke
teer". een man. die een verboden vak uit
oefent, zooals dranksmokkelen.
EEN BISSCHOP LEERT
VLIEGEN
Onder de Katholieke geestelijken in Ame
rika bevinden zich tal vair jonge priesters,
die, naar het voorbeeld van den hulp-bis
schop van Boston, momenteel in de vlieg-
school van Ceniocelle hun vliegbrevet trach
ten te halen. De bisschop zelf heeft reeds de
voorgeschreven honderd eigen vluchten ge
maakt en het vliegbrevet verworven.
DE KLEINE WERELD.
Op Brownie-Island, in de nabijheid der En-
gelsche kust bij Bournemouth, wonen in to
taal acht menschen. Hoe klein net eiland
ook is, toch bezit het nog een slot en een
kerk in Gotischen stijl, waarvan echter
slechts de bezitster van het slot en het- eiland
den sleutel heeft. Deze vrouw is 60 jaar oud;
zij bewoont niet het slot. doch een hutje in
de nabijheid. Eiken nacht doorkruist zij met
een lantaarn het eiland', eerst des namid
dags staat zij op Zondags speelt, zij in de
kerk het orgel. De eenige tot wie zij spreekt,
is de dochter van den opzichter van het slot.
Niemand weet, hoe deze geheimzinnige
vrouw heet en wat de beweegredenen van
haar zonderling gedrag is
Op zoek naar inbrekers en open deuren.
De man, die z'n huis niet in durfde.
Er zijn dichters, die den nacht hebben ver
heerlijkt in ongetwijfeld schoone vaerzen. Zij
laten den nacht aanzweven en aanruischen.
zij doen hem zijn vleugels uitspreiden en la
ten zijn schaduwen neerstrijken en zijn zoele
adem over het menschdom varen, die ver
kwikkende rust na dear vermoeienden arbeid
brengt. En dan zingen zij, dat de boomen
zachtkens in het windje fluisteren, dat de
bloemkens sluim'ren en de maan haar
zilv'ren licht giet over bosch en beemd. Dit
laatste dan bij voorkeur voor verliefde jon
gelingen.
Zoo zijn er vele dichters. Zij hebben deze
dichtregelen geschreven aan hun bureau, ter
wijl zij droomden of hunne spreekwoordelijk»
fantasie den vrijen loop lieten, misschien in
een toestand, waarin ze, als boven even aan
gestipt, verliefd waren, althans zich waan
den, Maar ze zijn nog nooit een gemiddelden
Nederlandse hen nacht op pad geweest, ze
hebben nooit in dienst op wacht- gestaan of
gekampeerd in ons gezegende klimaat. En ze
hebben ook nimmer eenige ronden gemaakt
met een waker van den nachtveiiigheids-
dienst. Want dan zouden ze anders gespro
ken hebben.
Toen ik mijn tocht, met den waker zou ma
ken één van de vele van den veiligheids
dienst. kon weliswaar Dij 't naderen van den
nacht inderdaad van ruischen gesproken
worden, maar dan in den door den dichter
niet bedoelden zin van het ruischen van een
wat je noemt plensbui. Daar begon het mee.
Later kwam dc ..zoele adem" in den vorm
van een ijzig kouden wind. En in den morgen
zweefden de vleugels aan. mistig en vochtig
en veranderden het zilv'ren maanlicht in 'n
waterig en kil schijnsel.
„We hebben geboft", zei m'n geleider bij
het afscheid, 't Had net zoo goed den heelen
tijd door kunnen regenen".
Het is gelukkig, dat er nog zulke optimisten
bestaan.
Met de eerste ronde begonnen we om 10
uur zooals trouwens altijd gedaan wordt.
Netjes werd ik gehaald op de afgesproken
Dlaats ereens in Bennebroek en daar ging
het. Per fiets. Want in de buitenwijken doen
de wakers hun werk per rijwiel. Ze zijn uit
gerust met een controle-klok en een signaal-
fluit, terwijl faciliteiten verleend zijn voor
bewapening, zoodat. ze, wanneer ze 's nachts
stuiten op verdachte en mogelijk gevaarlijke
individuen niet weerloos tegenover hen
staan.
We reden langs de huizen der abonné's,
Overal werden dc deuren en ramen nagezien,
de deurknoppen betast, om te controlecren of
de toegangen gesloten waren, op de raam-
pennen gelet, nauwkeurig. En bij deze eerste
ronde aileen wordt, een korte stoot op de
signaalfluit gegeven tenzij de abonné dit
anders wensch t om de bewoners er van te
verwittigen, dat. de geluiden buiten van den
waker afkomstig zijn.
Od de eerste ronde gebeurde niet veel ver
meldenswaardigs. Want meestal is dan nog wel
iemand op. zoodat. er voor den waker geen
reden bestaat te waarschuwen voor 'n bran
dende lamp of open keukendeur. Ergens
stond 'n fiets buiten en ofschoon er nog be
weging in huis was. beide mijn begeleider.
„Gunst!" zei de juffrouw, die open deed.
verschrikt. „Die had ik heelemaal vergoten!"
En met een dankwoord zette ze het rijwiel
onmiddellijk binnen.
„Hier heb ik'cens een kerel weggejaagd, die
aan de keukendeur zat te prutsen", zei m'n
gids toen wc bij een groote villa stonden. „Ik
heb er nog vaak en lang dien nacht het oog
op gehouden, maar hij is niet teruggekomen".
Het was beginnen te regenen. Gestaag
ruischten de stralen door de boomen en strui
ken.
Een raam op de eerste verdieping was nog
verlicht. Ik stelde me voor. dat daarachter
iemand was. die het gedicht van Adama van
Scheltema kende:
„Het regent o wat regent het!
Ik hoor het uit mijn warme bed,
Ik hoor den regen zingen,
Het regent, regent dat het giet
Dat niemand daar nou iets van ziet.
Van al die donkre dingen!"
We zagen die donkere dingen wel degelijk.
Tenminste de waker. Ik minder goed. Want
toen we onder de druipende boomen uitkwa-
wen, struikelde ik over 'n paar steenen. De
regen drupte petsend op onze jassen.
„Wat is dat gek en leuk geluid!
Wat is het lekker om dat uit
Je donker bed te hooren".
Dat leek het mij ook. Maar onze tocht was
pas begonnen en we bestogen onze stalen
rossen weer.
Op oen hoek van een laan stond een oude
heer ons op te wachten, die als een kind zoo
blij was, dat hij ons zag. Hij was, alleen
wonend, om 7 uur het huis uitgegaan en tien
minuten geleden ('t liep tegen half twaalfi
thuis gekomen, waar hij de voordeur open
vond! En hij wist zeker, dat hij haar bij zijn
vertrek gesloten had. Eerst moest de waker
toen het geheele huis doorzoeken of er niet
ergens een onverlaat verborgen zat.
Er was niemand.
Daarna maakten ze samen de bewoner
en de waker nog eens een rondgang. En toen
pas was het werk van den laatste daar al
thans afgeloopen. Later bleek, dat een dienst
bode de deur had open laten staan.
Dit nu was vrijwel het eenige. waar we op
de eerste ronde mee te doen hadden. Deze
was voor mij dan ook meer als oriënteering
te beschouwen.
Een vertrek van een villa, waar zich de
stookplaats voor de centrale verwarming be
vond. die door -den nachtdienst verzorgd
werd. was ons schaftlokaal, waar we om een
uur of een onze broodjes oppeuzelden. M'n
gids schreef z'n rapporten over het gebeurde,
die hij den volgenden morgen aan de Raaks
moest inleveren
Toen we om half twee aan de tweede rondo
begonnen, was de regen opgehouden en twin
kelden de sterren. Ditmaal bezochten we
onze clientele in geheel andere volgorde, op
dat eventuccle inbrekers niet op kunnen ma
ken. wanneer zij vrij spel hebben.
De waker draagt een klok met zich mee.
zooals ik reeds schreef. Aan vele woningen
nu zijn busjes bevestigd, die een sleuteltje
bevatten, waarmee de waker in 2ijn klokje
een nummer op een papiertje drukt en waar
mee tevens de tijd aangeteekend wordt. Ten
kantore kan men dan zien op welk uur de
waker bij de sleuteltjes d.z. de abonnés ge
controleerd heeft.
Er is nog een andere controle en wel door
controleurs die zich bij een bepaalde woning
posieeren of een waker gedurende eenigen tijd
ongemerkt volgen om te zien of deze z'n plicht
goed doet.
„En hier", zei m'n gids. „hier zit nu een
klokje, waarmee de abonné's ons kunnen con
troleeren. Het klokje is aan den binnenkant
van het kozijn vastgemaakt en mondt alleen
met een buisje naar buiten. Als ik nu dit
stiftje in dat buisje druk. wordt in het. klokje
op een papiertje het oogenblik aangeduid,
waarop ik hier geweest ben".
We reden verder en kwamen op oen groofc
landgoed. Het grint knerpte onder dc fiets
banden. liet huis lag daar stil en verlaten. In
een blecken cirkel schoof de lichtbundel uit
de lantaarn van m'n begeleider langs den
gevel.
„Sstt! Wat is dat?" fluisterde ik plotseling
en greep hem bij den arm. „Daar op den hoek
staat een man!".
Onmiddellijk richtte hij zijn lamp op de
aangegeven plaats: een klimroos klemde zich
aan den hoek van het huis vast. Ik her
ademde. Stel je voor. dat er werkelijk een
man gestaan had. wiens kameraad misschien
achter die rhododendrons verborgen was!
Een kat in het nauw doet rare sprongen! Ik
mag er niet a;«n denken
„Hebt u wel eens dieven betrapt?" infor
meerde ik. En ik wil wel bekennen, dat ik
het ook voor een klein deel vroeg om wat
aanspraak te hebben in dat duistere park,
waar de boomen dreigend zuchtten fluiste
ren noemt- de dichter dat!) cn de schaduwen
spookachtig om me heen lagen.
„Eén keer", antwoordde mijn tochtgenoot.
„Seringedieven. Maar dan wordt de politie er
bij gehaald en dan trekken wij ons terug-
Want. dan zouden wij komen op het terrein
van de politie".
Inderdaad. De nachtveiligheidsdienst is
geen verlengstuk van de politie, die voor de
openbare veiligheid cn orde waakt. De veilig
heidsdienst beweegt zich op een geheel ander
gebied, namelijk van de particuliere veilig
heid. Hij waakt over de bezittingen van den
abonné. En dit is ook de reden, dat de vor
standhouding hier tusschen politie on nacht-
veiligheidsdienst zoo uitstekend is. Ze helpen
elkaar en vullen elkaar aan.
Het eene huis na liet andere bezochten wij
en ik kon opmerken dat de zorgeloosheid der
menschen toch wel grooter is dan toelaat
baar mag zijn. Eén garagedeur stond open,
drie of vier tuimelraampjes moesten door ons
gesloten worden, in een keukendeur stak a=>n
den buitenkant een sleutel, waarmee wc den
bewoner in kennis stelden. Vriendelijk dank
te deze voor de waarschuwing.
„Die is nogal welgemutst voor iemand, die
uit z'n slaap wordt gewekt", merkte ik op.
„Er zijn ook wel anderen", zeide m'n bege
leider. Ik zou 't spoedig ondervinden. Want
toen we belden aan een woning in welker
voorkamer het licht was blijven branden,
kregen we van den nog half slapenden
eigenaar den wind van voren!
..'L Is ook niet leuk, om uit je slaap opge
schrikt to worden", bedacht ik.
„Daar abonneert hij zich toch voor bij
zulke dingen", oordeelde m'n gids-
-.En bovendien, als hij niet gewekt wil wor
den voor een brandende lamp, dan kan hij
dat immers opgeven. Ik heb ook klanten, bij
wie ik net aan. de deur mag raken, Alleen
maai' kijken of cie zaak dicht is".
En gelijk had-ie.
Ook een rommelschuurtje troffen we aan,
waarvan de deur wagenwijd openstond. Een
kort onderzoek wees uit, dat er vermoedelijk
geen ongenoode gasten een bezoek gebracht
hadden en derhalve sloten we dc zaak en
wierpen den sleutel in de brievenbus.
En zoo trokken we rond, speurend en con
troleerend. Moet ik nog melding maken van
het feit dat bij een huis een hond me bijna
aanvloog, omdat hij me niet kende? En dat
ik met m'n gezicht tegen droogdraden aan
fietste? Maar dat zijn dingen, die je als be
ginneling op het moeilijke en gevaarlijke pad
van het nachtwaken zonder mankeeren ge
beuren.
De derde ronde liep ik niet mee. Vier uur
Is dunkt me een behoorlijke tijd om op te
houden.
Ernstige dingen zijn niet voorgevallen. We
hebben geen struikroovers ontmoet, noch
ontvluchte gevangenen gezien.
Gelukkig. Want da-tr hou ik niet van.
Wel van de nachtwacht.
Van Rembrandt dan vooral.
A. J. C. VL.
GEEN „SIBERISCHE KOUDE"
MEER?
Als de plannen van den Russischen inge
nieur Awdejew worden uitgevoerd dan zal
het begrip „Siberische koude" weldra ver
ouderd zijn. Awdejew gelooft namelijk een
middel gevonden te hebben, om Siberië te
verwarmen. Zooals bekend, neemt de Golf
stroom zijn weg langs de kust van Skandl-
navië. waarna hij ln de buurt van Nova
Zembla zich vermengt met den zeestroom uit
de Carische Zee, die zeer koud is. Daardoor
verliest de Golfstroom natuurlijk zijn
warmte.
Awdejew wil nu aan de Carische Poort een
dam bouwen, waardoor de Carische Zee
wordt, afgesloten. Dan zal de Golfstroom on
gehinderd langs dc kust van Siberië kunnen
stroomen.