WAT HEINTJE KREEG... WA T DE HYA CINTHEN BEDACHTEN BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD Vrijdag 2 Dec. 1932 AAN ALLEN. Bijna ontbladerd staan daar langs wegen, op pleinen en in parken onze boomen. Dood zijn ze niet. Let maar goed op, dan zie je de nieuwe knopjes reeds. Herfst en winter zul len onze boomen niet doodcn. Of 't moest zijn een reuze-storm, waartegen niets be stand is. Eén woest geblaas en daar ligt de trotsche eik. Boomen zijn sterk. Ze kunnen eeuwen leven. Maar ze kunnen ook onge- .merkt sterven. Ze hebben vijanden, die ver raderlijker zijn dan de storm. Ik bedoel de kevers, die hun verborgen gangen graven in de bast en in het hout. Rusteloos knagen ze, het eene geslacht na het andere. Niet alleen dat ze knagen, ze zijn ook overbrengers van de schimmelsporen, waardoor bijv. iepen on geneeslijk ziek worden. Jaren heeft men niet geweten, waaraan iepen stierven bij menigte. Thans weet men, dat deze sporen de oorzaak zijn. De bladeren verwelken lang voor de herfst is ingetreden en de nieuwe, jonge knoppen verschijnen niet. Toen men wist, dat de schimmel deze ziekte voortbracht, wist men nog niet, wie de overbrenger was. Thans is men er van overtuigd, dat de iepenspint- kever de schuldige is. Van regeeringswege worden nu verschil lende maatregelen genomen om 't kwaad den kop in te drukken. Aangetaste iepen worden geveld en verbrand. Al die tunnels zijn na tuurlijk bezaaid met eitjes- Deze moeten in de eerste plaats vernietigd worden. De larfjes die daaruit ontstaan graven weer opnieuw gangen, voordat ze zich verpoppen. Deze gangen noemt men geboortegangen en daar in juist heeft men de sporen van den iepen schimmel aangetroffen. In de dennenwouden -van Duitschland is de zoogenaamde boek drukker de groote vernieler. In de 18de eeuw zijn in 't district Zellerfeld in 15 jaar tijd 3 inillioen stammen gedood. Krachtige stam men. die door den storm gespaard waren, werden totaal uitgeput. In 't Bohemerwoud werd 105.000 H. A. bosch bedreigd. 8000 arbeiders zijn toen aangesteld om het -kwaad te keeren. De vernielende macht van 't kleine wordt ons hier wel heel duidelijk aangetoond. Je bemerkt nu al, dat 't niet alleen de iepen zijn, die op dubbel moorddadige wijze door den kleinen bastkever bestookt worden. De dennenmoorder veroorzaakt bij den den de zelfde schimmelziekte. De schimmeldraden banen zich een weg door de tunnels heen en vernielen het jonge, binnenste hout. Ze zijn zoo taai, dat ze ieder klimaat trotseeren. Te vens zijn ze zoo mooi. Ik heb er verschilleaa- de foto's van gezien. De schimmeldraden ge leken net sierlijk gevormde stralen, die ein digen in sterren. Sommige vertakken zich zoo fijn dat je aan marmer moet denken. En daar tusschen door is het, of een graveur met zijn gra-veernaald de grilligste figuren heeft neergeschreven. De graveur is de spint kever. En schimmel èn kever leven ten koste van den boom. Ze zuigen zijn levenssappen op, vernielen zijn teerste organen, zoodat hij tenslotte ten doode gedoemd is. W. B.—Z. EEN VREEMD PORTRET. Moeder ging met Liesje naar den foto graaf om een portretje van het kleine meis je te laten maken. Maar onderweg had de wind erg met Liesje's haar gespeeld en moe der deed er wat haarwater op, om het wat gemakkelijker te kunnen kammen. „Hé. moeder, riep Liesjes ineens, wat ruikt dat lekker. Kun je nu aan het portret ook ruiken, dat er zulk heerlijk haarwater op m'n haar is gedaan?" POSTZECELRUBRIEK. NOORWEGEN /o# /S4 204 204 2S-4 2S4 304 JS4 40-&- Óo4 24 ro-o- /S-& 224 304 4o4 Ó04 /fz;-2cP-~ 10 2.24 JO fff 454 30 424- Gedurnede 1926—29 verscheen een serie in het type van 1922—24 (leeuwtje). Ze zijn in precies dezelfde teekening, doch missen het horizontale streepje tusschen „ore" en „post". Uitgegeven werden: 10 ore (groen). 14 ore (oranje), 15 ore (olijfgeel), 20 ore (lila) 20 ore (rood). 25 ore (rood), 25 ore (donker oranje), 30 ore (blauw), 35 ore (olijfbruin), 40 ore (lichtblauw) 40 ore (grijsgroen) 50 ore (wijnrood) en 60 ore (groenblauw). Grootte van de vakjes 2.8 bij 2.3 c.M. In 1926 werd een serie dienstzegels uitge geven. Midden op de zegel is het wapen aan gegeven, waarboven in een bocht „Tjeneste- frimerke". Onder het wapen staat de waarde. Deze zijn: 5 ore (roodlila), 10 ore (groen). 15 ore (violetblauw), 20 ore (lila), 30 ore (grijs groen), 40 ore (ultramarijn) en 60 ore (groen blauw)- Grootte van de vakjes 2.8 bij 2.3 c.M. Op de zegels van het leeuwtjes type ver schenen in 1927-28 eenige opdrukken n.l. 20 op 25 ore (rood). 30 op 45 ore (blauw"" en 30 op 45 ore «blauw-Svalbord 1925). Grootte van de vakjes 2.8 bij 2.3 c.M. Zie voor de in- jüeeling het schetsje. Een S int-Nicol aas vertelling. De Sint reed over de dakenHet was vijf December en alle schoorsteenen in de stad kregen een beurt. Sommige kinderen lagen al in bed, die zouden hun cadeautjes dus 's morgens vinden, anderen weer moch ten opblijven om het oogenblik van Sint Ni- colaas' komst af te wachten. Bij de héél zoete en de héél stoute kinderen bracht de Sint persoonlijk een bezoek. En Heintje, van wien ik jullie wat ver tellen ga. was toch zóó benauwd, dat Sint Nicolaas op bezoek zou komenJullie be grijpen wel, dat er dan meestal wat aan ha pert, niet? Eerlijk gezegd, voelde Hteimtje zich inderdaad heel erg schuldig. Hij lag al in bed en daarom leek alles nog akeliger. 's Morgens was hij naar school gegaan met zijn nieuwe schoenen. Dat is iets, waar je gewoonlijk erg trotsch op bent en Heintje moest ook voortdurend kijken naar de mooie glimmende punten. Moeder had zijn oude schoenen zuchtend bekeken en gezegd, dat ze nu wéér gerepareerd moesten worden. Heintje begreep best, wat moeder daarmede bedoelde en waarom ze zoo zuchtte. Ondanks moeder's herhaald verbod had Heintje de gewoonte iederen middag na schooltijd een balletje te trappen, soms in de straat en soms op de omliggende bouwterreinen. Als hij. net als zijn vriendje, misschien in de Zaterdagsche voetbalclub had mogen spelen, zou hij 't niet gedaan hebben, maar neen, hij mocht ook nooit wat en heelemaal zonder voetballen kon hij niet leven. Toch be keek Heintje na zoo'n spelletje steeds zijn schoen, en dan zag hij dat ze vreeselïjk vlug- sleten en de neuzen grijs en kaal waren. En hij wist het wel, zóó royaal had moeder het niet. Maar wat er nu vandaag gebeurd was, hemeltje lief! Eerst was hij trotsch op zijn Zondagsche bruintjes geweest en had ze telkens langs zijn kous geveegd om ze maar te laten glanzen. Na schooltijd had hij dade lijk naar huis willen gaan, maar op aandrin gen van de jongens had hij. eerst argeloos, wat meegedaan.Jullie weet zelf, hoe dat gaat! Je komt van kwaad tot erger en eindelijk, toen Heintje zijn schooltasch opnam, om naai' huls te gaan, bekeek hij schuldbewust zijn schoenen. Wat zagen die er uit! De mooie, glimmende neuzen waarin je je eerst kon spiegelen, waren nu afzichtelijk kaal en al het wrijven langs zijn kous hielp niet. En toentoen bedacht hij opeens, dat het 5 December was. Dus moest hij vanavond z'n schoen neerzetten en de oudjes waren im mers bij den schoenmaker. En als hij de nieuwe, maar verwaarloosde schoenen neer zette, zouden moeder en Sint Nicolaas di rect ontdekken, wat hij had uitgehaald. O, o, o. had hij het toch maar niet gedaan. Zijn schoolrapporten waren goed, voor de rest had moeder niet te klagen, en nu had hij alles in de war geschopt, alleen voor dat lamme spelletje voetbal 1 's Avonds bleef Heintje zooveel mogelijk aan tafel zitten en omdat er meer broertjes en zusjes waren, lette moeder niet zoo op zijn voeten. Maar Heintje piekerde toch voortdu rend, want welke schoenen moest hij nu neerzetten? In de keuken hadden de kinderen allemaal hun schoenen om den open haard staan en toen bedacht Heintje een plannetje. In de rommelkast vond hij tusschen oude sloffen en vaders laarzen, ook een paar pantoffels van zijn oudsten broer. Omdat Heintje maar een jochie van negen jaar was kun je be grijpen dat deze pantoffels nogal groot wa ren. zijn broer was namelijk al een heele kerel. Als Heintje nu nog maar kleine schoentjes had neergezet, bijv. van zijn jon gere zusje Jettie. dan was het nog niet zoo erg geweest, doch nu leek het, alsof hij nog inhalig was ook.... Enfin, 't was nu eenmaal gebeurd maar in bed kreeg Heintje toch spijt- Hij bibberde van angst en wel zes keer wilde hij uit bed stappen en eindelijk, den zevenden keer deed hij het ook. Hij zou dapper alles aan moeder gaan vertellen, maar toen hij in de gang was durfde hij niet de huiskamer binnen te gaan en bleef dus maar op de trap zitten.En daar zat Heintje nu! Je zou vast niet in dit huilende, kleine jochie den voetbalheld van dien middag hebben herkend. En Heintje bibberde nu nog harder dan straks in bed, want 't was aardig koud in de gang en hij zat in zijn nachtgoed. Misschien was dat dan ook wel de reden, waarom moeder zoo'n me delijden met hem had, toen ze plotseling de deur opendeed en daar den kleinen, berouw- vollen zondaar vond. En Heintje begon in eens nog harder 1 te huilen en vertelde aan moeder, wat hij" voor stouts had uitgehaald. Ja ja, moeder vond zooiets ook lang niet aardig, maar wat een geluk, dat de goede Sint er nog niet geweeset was! Nu kon alles nog gauw in orde worden gebracht. Geluk kig kon hij zijn daagsche schoenen neer zetten, daar die nog juist op tijd door den schoenmaker waren afgeleverd en ze zagen er keurig gepoetst uit. Heintje legde een brief in zijn schoen, waarin hij bij wijze van spreken al zijn leed uitdrukte. Hij verleide ronduit aan den Sint, hoe hij hem had wil len foppen met de pantoffels. En ook dat hij nooit meer zóó zou behoeven te voetballen, als hij 's Zaterdags in de echte club zou mo gen spelen, met échte voetbalschoenen aan. Want het voetballen heelemaal opgeven, dat zou hij niet kunnen. Daarna moest Heintje naar bed. Moeder stopte hem nog een boi'stplaatje toe en kuste hem toen goeden nacht. Ze was wat blij dat Heintje nog te elfder ure zijn daad ongedaan had gemaakt, al be keek ze ook met een bezorgd gezicht zijn Zondagsche schoenen, die zoo leelijk waren toegetakeld. En hoe Heintje sliep? Als een roos, hoor! Toch stond hij met een beetje bonzend hartje op. om zijn cadeautjes te be kijken! Stel je eens voor, dat de Sint toch boos was geworden! Maar dat Sint-Nicolaas een echte, goede, lieve kindervriend is, die alles en alles van ons begrijpt ja. dat. zag Heintje 's morgens ook wel. Want naast zijn speculaas, zijn chocoladeletter, en zijn mar- sepeinworst, stond daar een paar fonkel nieuwe voetbalschoenen, en er lag een splin ternieuw truitje naast, in de kleuren van de club! Dol, dol blij was Heintje en hij raakte niet uitgepraat over de knapheid van Sinterklaas, die zoo precies de kleuren van de voetbal club wist. Maar ja, als we dat allemaal maar op tijd bedachten! Sint-Nicolaas weet alles, hoort alles en ziet alles. En doen jullie daarom geen domme stre ken, want het is best mogelijk, dat het niet bij ieder kind zoo goed afloopt als bij Heintje. JONY MERKWAARDIGE HAGEDISSEN. In Mexico leeft een eigenaardige hagedis- sensoort, dïej „Basilisk" wordt genoemd. Deze interessante, kleine diertjes zijn, on danks de talrijke sagen en sprookjes waar in zij een rol spelen volkomen ongevaarlijk. Als men ze schrik aanjaagt nemen ze een grappige houding aan tenminste in onze oogen is het grappig. Het diertje probeert zijn tegenstander tot andere gedachten te brengen, door met den kam die zich op rug en staart, bevindt zoo heftig mogelijk te schudden, zich op te blazen en zijn oogen met de prachtige, gele regenbooghuid toornig te laten lichten. Gelukt het ze niet, op deze wijze den vijand op de vlucht te jagen., dan gaan ze er zelf maar vandoor. Met één sprong verheffen zij zich in de lucht, om in het dichtstbijzijnde water te dalen. Daal de Basilisken uitstekende zwemmers zijn, noemen de Amerikanen ze „veermannen". Toch wordt de zwemkunst van de Basilisken nog verre overtroffen door de zeehagedis, die het oceaanstrand bewoont. De zeehagedis is bovendien nog een prima duikster. Ze kan zich minuten lang onder het water houden. Minder handig zijn de vliegende hagedissen of z.g. vliegdraken. De diertje bewoont hoofd zakelijk de Soendaeilandcn. Ze leven, net als de vogels, tusschen het loover van de boomen Terzijde van het lichaam heeft de kleine vliegster een stuk huid uitgespannen, dat wordt ondersteund door ribben, die uit het lichaam zijn gegroeid. Hierdoor is zij in staat in benedenwaartsche richting door de lucht te glijden. Onderweg pakt zij dan meteen haar voedsel, dat uit insecten bestaat. Is het diertje eindelijk na zijn glijvlucht op de aarde aangekomen, dan zoekt- het een boom stam op en klimt weer naar boven, om het kunstje te herhalen. De derde van deze sprookjesachtige dieren is de kameleon Urenlang zit. ze onbewegelijk op dezelfde plaats en verschalkt dan muggen en vliegen, die in haar nabijheid komen en waarvan zij een geweldige massa verteert. Daar het diertje zich gemakkelijk aan men- schen went wordt het ook wel gebruikt als levende insecten-verdelger. De vliegen zien in het beweginglooze, groene lichaam blijk baar geen levend, en nog wel voor hen ge vaarlijk wezen. Argeloos zoemen ze om de kameleon heen, maar zoodra ze deze te dicht naderen, vliegt een kleverige tong naar bui ten grijpt den buit en schiet op hetzelfde oogenblik weer naar binnen. Missen doet zoo'n vanginstrument nooit. De tong is eigen lijk een slingerapparaat, dat tot wel halve lichaamslengte uit den bek kan worden ge stoken. Geen wonder dus, dat er aan ontko men voor het insect niet te denken valt. Het meest wonderlijke echter aan dit dier tje is het steeds wisselend kleurenspel van de huid. De grondkleur is groen, bij opwin ding, honger of dorst wordt de huid zwart, blauw, wit of bruin. Dan laat "t onophoude lijk ook de groote oogen rollen en let op alles wat er in de omgeving gebeurt. Niets ontgaa: de kleine vliegenvangster. W, MAZUR. Nu legde Grootvader zijn courant neer. nam den bril van zijn neus en zuchtte zoo diep. dat Grootmoeder naar hem opkeek, dc wenkbrauwen boven haar brilleglazen tot vraagteekens opgetrokken. „Ja." knikte Grootvader. ..ze gaan 20.000 mud hyacinthenbollen vernietigen met onge- bluschte kalk. „Waarom dat?" vroeg Grootmoeder, „heb ben die een besmettelijke ziekte?" .„Ach. wel neen. integendeel, omdat, er te veel zijn." zei Grootvader en hij schoof zijn stoel achteruit. „Vreeseüjk! 't Is zonde!" zei Grootje. En omdat ze altijd deed, wat Grootvader deed. schoof ze eveneens haar stoel achteruit en ging net als hij, zitten nadenken. En. daar het teeketeltje zong achter de kachel, poes spinde in haar schoot en de pen van Armie. haar kleindochter voortkraste over liet schriftpapier, kwam het vanzelf dat Grootje in slaap sukkelde. En ze droomde: dat ze liep in de velden van de hyacinthen. die er nu te veel waren volgens de menschen De maan scheen helder over de vlakten en bollenschuren. Wat was dat daar voor een drukte op de velden? Kleine dingetjes be wogen zich bij duizenden en duizenden voort over de vlakte. „Wat zijn dat toch?" dacht Grootmoeder, „kikkers of kuikens?" En daar ze nu heelemaal niet oud en stijf was zooals anders, bukte ze zich snel en greep een van de dingetjes en bezag het op de hand in het maanlicht. Het zonderlinge dingetje had een dik rood kopje en een grappig lichtblauw rokje en een franje van wortelbeentjes om op voort te gaan als een duizendpoot. Het spartelde ermee en wrong zich om los te ko men. „Laat me toch gaan!" riep het boos. „ik moet. naar dc hyacint hen vergadering, ik zal nog te laat komen!" Nu zag Grootmoeder, dat ze een hyacintlienbol in haar hand had en ze liet het wezentje los. Maar uit nieuws gierigheid liep ze mee met den stroom van wezentjes op franjepootjes in hun grappige rokjes. Alle gingen eenzelfde richting uit naar een paar wilgen aan den slootkant die de bloembollenvelden begrensde. Daar had de vergadering plaats van de duizenden en duizenden bolletjes in haar mooiste kleedjes. Haar burgemeesteres zat op een wortel knoest en om haar heen stonden witte hya cinthen, haar ambtenaren blijkbaar. Toen ze alle bijeenwaren, vertelde ze aan haar ge meente, dat de menschen besloten hadden 20.000 mud hyacinthen te vernietigen met ongebluschte kalk. omdat er te veel hyacin then waren, die ze niet konden verkoopen dit jaar. „Toch," zei ze „hebben wij onze kleuren en geuren gegeven naar ons beste weten. Ons treft geen schuld en geen fout. die we zouden kunnen verbeteren. Doch bij het besluit van onze tuinbazen zullen we ons niet neerlcgen: we zullen heengaan, zusters! Ik heb jullie daarom verzocht om uw beste goed aan te doen; niets belet U. ons van nacht te volgen en nimmer meer hier terug te komen. Wie ons volgt die zal leven en liefhebben en bewonderd en bemind worden als nóóit tevoren!" „Hoera!" riep de hyacin- thengemeente. hoera voor onze burgemees teres!'' En ze volgden haar en' vroegen niet waarheen. Alles was immers beter aan ver brand te worden, nietwaar?" Buiten de velden gekomen werden ze ver deeld in vele kleinere groepen en iedere groep kreeg een geleidster: een van die wit ten. die om de burgemeesteres hadden ge staan. Iedere geleidster ging haars weegs met haar groep achter zich aan. Grootmoeder volgde de eerste de beste groep; 't benieuwde haar waar dat wel heenging. Doch geen van de volgelingen vroeg ernaar: ze gehoorzaam den zwijgend, den landweg af. de stad tege moet. Straat in, straat uit ging het de stad door, tot eindelijk word haltgehouden voor een groot gebouw. De geleidster groepeerde allen voor de deur en zei: „opgelet! storm- loopen! een. twee, drie!" en de kudde vloog, met de dikke ronde koppen vooruit, tegen de deur op! en nog" eens! en nog eens! Elk op zichzelf gaf telkens maar een zachte tik togen het hout maar die vele tikjes tegelijk maakten een lawaai van wat ben je mc! Spoedig naderden vlugge voetstappen. Een kijkraampje werd geopend, een verschrikt gezicht, keek naar. buiten en vroeg: „wie is daar?" „Bloemen voor de kleine patientjes!" riep de geleidster hyacinth met haar vroolijk hoog stemmetje. Nu ging dadelijk de deur open en een lief meisje in verpleegstersklee- ren verscheen op den drempel van het kin derziekenhuis. Ze keek en keek. eerst naar al die prachjige bloemen en toen, zoekend, naar de vriendelijke geefster die gesproken moest hebben, maar die meteen hard wegge- loopen scheen te zijn. Toen trad de geleid- ster-hyacinth naar voren en zei met hetzelf de glasheldere stemmetje: „Wij zijn wegge- loopen van onze tuinbazen, omdat zij ons willen verbranden met ongebluschte kalk. Wij willen niet sterven, wij willen bloeien en geuren, zooals God ons heeft bevolen. Daarom heeft onze burgemeesteres ons hier heen gezonden voor de zieke kinderen"*. „O!" riep het meisje verrukt, „is het dat? Komt gauw binnen, de nachtlucht is veel te koud voor jullie! Welkom, lief aardig volkje! Ik zal jullie morgenochtend dadelijk verdoelen over de zalen, hoor!" „Ach neen", protesteer de de geleidster, „laat ons als Ublieft. zelf be gaan; wij gaan stilletjes rond en ieder kiest een goed plaatsje uit: we zijn zoo gewend aan ons vak 't zit ons in het bloed." „Ga je gang dan maar," zei de verpleeg ster en kec-k lachend toe, hoe het holderde bolder de trappen op ging en daarna zacht voortschoof door dc gangen. Bij iedere deur j verdeelden ze zich in kleinere groepjes en toen de morgen aanbrak, trilden de vroege zonncstralc-n van pret en kusten om het hardst de slimme, kleine rakkers, die zich hadden weten te redden. Op alle vensterban ken. tafeltjes en nachtkastjes stonden weg- geloopen hyacinthen met haar zomerkleed jes aan van rose, blauwe, gele en lila klokjes En heel hóóg hieven ze zich op om moeder „Zon" haar morgenkus terug te geven. „O!" riepen dc zieke kindertjes, en de bleeke gezichtjes bloosden van verrukking, .o, wat mooi! dank U, zijn die van Sinter klaas. zuster?" Maar toen ze van zuster hoor den. hoe het gegaan was: dat, de hyacinthen zichzélf hadden cadeau gegeven, toen was hun pret nog véél grooter en kwam er geen eind meer aan, zoodat de dokters zich er over verbaasden zooals al die zieke kinder tjes waren opgeknapt dien dag! Wel! Wat een wonder hè? Als zo toch cok zooiets prachtigs hadden om naar te kijken en om over na te denken. „Waar zouden de andere groepen nu wel heengegaan zijn?" peinsde Grootmoeder, die maar stilletje meegenoot alsof ze daar thuis hoorde. Dadelijk gaf het hooge stemmetje van de gelcldster-hyacinth haar antwoord: „We gingen naar alle ziekenhuizen," zei ze. „en naar alle tehuizen van ouden van dagen ennaar de kerkhovennaar de oude héél oude en vergeten graven." Grootje werd wakker, doordat poes van haar schoot sprong. Eventjes wist ze niet. of ze wel heelemaal goed wakker waswant. op de tafel stond zoowaar een mandje met hyacinthenbollen. Ze keek verbijsterd rond Maar Annie legde haar vinger op de lippen en weer naar Grootvader, die ook al stevig in den dut was. Ze fluisterde: „Niets zeggen hoor. ik ben eventjes weggeweest om deze tien voor hem te koopen. Ik dacht: voor elke tien verkochte bolletjes bestelt de bloemist weer tien anderen in de plaats en dus: dat zijn er tien die gered zijn dat zal Groot vader pleizier doen!" En toen vertelde Grootje wat ze gedroomd had. L. KNEGTMANS. Montreux 22 Nov. UIT DE NATUUR. DE PALING Vorige week behandelde ik al enkele vis- schen maar van dc paling wil ik nog iets ver tellen. Wist je al dal deze visch mot z'n don kere gladde huid in zijn jeugd plat was? Zelfs de grootste geleerden wisten tot voor ongeveer 40 jaar weinig van dit dier en zijn levensgeschiedenis af. In 1895 ontdekten Grassi en Calandrucio dat de jonge aaltjes ontstaan uit platte visclijes van ongeveer 7 c.M. lengte, die den vorm hebben van 'n wil genblad. Het was wel bekend, dat de paling evenals alle visschen door kieuwen ademt en het liefst in modderig water vertoeft, waar ,hij zich met kleine diertjes voedt. De voort beweging geschiedt met de staartvin en door het kronkelen, zooals de slangen dit doon. Met z'n dik met slijm bekleed schubbenpant ser glijdt bij gemakkelijk over en tusschen oneffenheden en wordt nooit besmet door aanhechting van slijk. Men had echter nog nooit eitjes in de pa ling ontdekt, en wist dus niet hoe de jonge visschen geboren werden. Heel jonge paling werd ook nooit ontdekt, de kleinste, die ge vonden werden waren 'n vinger lang.Latere na sporingen toonden aan dat jonge paling uit de Oceaan kwam en op bepaalde tijden bij millioenen tegelijk dc rivieren en zeegaten inkomen. Als kleine slangetjes kruipen zo tegen dijken en paalwerk op om zoet water op te zoeken, alles trotseeren ze daarvoor. In meren en kanalen groeien ze tot dikke pa ling op. Gebleken is. dat de paling ontstaat uit een voordier, dat heelemaal niet op de paling lijkt. Het is plat en doorzichtig als glas en is daarom glasvischje genoemd. Ver van de kust had men deze vischjes wel eens gevangen en het was ook bekend, dat deze diertjes zeer taai zijn. want droog verpakt en verzonden waren ze meermalen in zeewater gelegd cn gewoon gaan zwemmen. Je weet dat paling in zaagsel ook lang blijft leven. Het zaagsel dient om te voorkomen dat zo bij het spar telen niet door de vingers glijden. Een paar natuurkundigen hebben in een aquarium eenige glasvischjes opgekweekt cn de verandering met eigen oogen kunnen aan schouwen. Het diertje werd smaller cn don kerder tot het een kronkelend aaltje werd zooals er bij duizenden worden gevangen bij den ingang onzer rivier- en kanaalmonden. De paling krijgt, na verloop van eenige ja ren in het binnenwater weer verlangen naar de zee om daar ver weg in de buurt van de Antillen eieren te leggen. Na dien tijd be zoeken ze onze wateren niet meer. Waar de paling dan blijft is zelfs voor de geleerden een raadsel men weet ook niet of ze dan sterven of diep in de Oceaan blijven voort leven. Die hier gevangen worden zijn dus de palingen die hun eerste kindsheid zijn ont groeid, maar nog niet geheel volwassen zijn. Ze worden, zooals Jullie wel bekend zal zijn meest in fuiken gevangen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 19