DAGAVOND
Over den Atlantischen Oceaan.
HAARLEM'S DAGBLAD
EEN REISJE VAN HONDERD JAAR
GELEDEN.
Van alles en nog wat.
ZATERDAG 10 DEC. 1932
„Reistochtje gedaan in den Zomer van 1835
van Weesp naar Cleve", beschreven naar de'
aanteekeningen. die ik vroeger van dat reisje
gemaakt had" door A. Noorbergh.
Reisbeschrijvingen zijn tegenwoordig aan
de orde van den dag: de wereld lijkt steeds
ruimer te worden, de afstanden worden steeds
kleiner. Men reist naar IJsland, naar Ame
rika en de Sahara, men zoekt het in Grieken
land, op Sicilië, bij de Sovjets of achter de
Pyreneeën. Hoe verder, hoe beter, hoe onge-
meener, hoe li'ever. Men wil in Rome de Ita-
liaansche wijnkarretjes hebben zien rijden, en
de tarantella zien dansen in Palermo of
Taormina; men wil in Njmes een stierenge
vecht hebben meegemaakt en in de Cam argue
de zigeuners zien dansen op het feest van de
Saints Maries de la Mer: en als men in Ham
burg niet het Alcazar, in Schotland niet- de
lochs en in Weenen niet die lustigen Weiber
von Wien kent, die nog beroemder zijn aan
de Parisiennes. dan is men tegenwoordig maar
een half mensch. In de oogen van hen, die
dat alles wel kennen althans. De wereld is
groot en ligt voor u open. geniet haar! en
het is niet "te ontkennen, dat een beetje va
riatie den mensch het leven dierbaarder
maakt. Intusschen —dit laatste geldt alleen
voor hen, die geboren reizigers zijn, die in
elk land, in elke nieuwe stad. zich gretig on
derdompelen in den geest van dat land, in
de sfeer van de. stad en er weer uit opduiken
als nieuwe menschen. Die in Napels Napo.i-
tanen zijn, in Letland Letten, in de Sahara
Toearegs en in Monte Carlo Monegaskers. Zij
die overal, waar ze komen, blijven wat ze zijn.
Duitschers. Engelschen. Hottentotten of Hol
landers, hebben maar een armzalig aandeel
aan de vreugde, die er voor het grijpen ligt..
De Engelschman. die nergens leven kan zon
der zijn ham and eggs en zijn thee. ïs er een
droevig voorbeeld van, en de Hollander, die
alle kunstschatten van Florence voorbijloopt
op zijn tocht door de stad, waarbij hij zich
tot eenig doel gesteld heeft; een restaurant,
waar hij geen spaghetti krijgt en geen
ohnochhi en geen macaroni'
Intusschen is een uitweiding over den geest,
1 waarin men reizen kan, mijn doel niet, en
het is eerder de geest, waarin men reizen kon,
die mijn onderwerp wordt. Honderd jaar ge
leden reisde men ook, honderd jaar geleden
schreef men ook reisbeschrijvingen, al dacnt
de gemiddelde mensch toen nog niet over
Zwitserland en al waren Italië en Spanje
landen, die evenzeer aan het andere eind van
1 de wereld lagen als Australië en China.
I Men maakte „een reistochtje van Weesp
naar Cleve" en vond dat al een geweldige
prestatie in dien zomer van het jaar 1835,
I waaruit de ouderwetsohe reisbeschrijving, die
voor mij ligt, stamt. Heel wat vellen papier
keurig volgeschreven, en gebonden tot een
boekje; een minutieuze detailleering van eiken
dag, bijna van ieder uur, vult bladzij na blad
zij. en "laat bij den lezer, nadat hij aangeland
is 'bij het slot. waarbij wij de goede voorzie-
j nigheid dankten, dat zij ons zoo gelukkig en
gezond in onze woning weer had terugge
voerd", een gevoel van verbazing na om de
zorgvuldige manier, waarop de persoonlijk
heden van schrijver en reisgenooten door een
alles verbergend scherm van keurige volzin
nen aan het oog van de wereld zijn onttrok
ken. Een enkel, een hèèl enkel sarcastisch,
ironisch, komisch opmerkinkje springt zoo af
en toe uit den band, zooals de lakonieke qua-
lificatie van een toevallig ontmoetten van
anderen reiziger in de trekschuit tusschen
den Haag en Rotterdam; „die Heer, die in
Amsterdam, waar hij woont, misschien wei
nig notitie van ons genomen zou hebben, was
zeer vriendelijk en beleefd en scheen recht in
j zijn schik om ons te mogen ontmoeten." En
i onder de andere, gewoonlijk buitengewoon
uitgesponnen persoonsbeschrijvingen, waarbij
alles, relaties, verwanten, en afkomst, wordt
I opgesomd, de korte, maar krachtige mededee-
1 ling, omtrent de echtgenoote van een anderen
I medereiziger, die eene zeer belangrijke, lieve
vrouw" was,' welke opmerking toen niets bij
zonders gehad zal hebben, maar nu maakt,
dat men zich afvraagt, of dat belangrijk slaat
1 op het intellect, dan wel op den omvang dei-
dame in kwestie. En het is alleen in de na
tuurbeschrijvingen, dat de blijkbaar zeer even
wichtige schrijver van dit alles enthousiast
wordt, dc afkomst van zijn medegasten,
vrouw, kinderen, ongevallen met krakende
rijtuigen en maaltijden, die niet naar zijn zin
I waren vergeet, en op papier nog eens het
heele landschap, boom voor boom. met rivie-
ren en beekjes en „stoffeerende" mensch en-
groepen en al, en in lyrische bewoordingen,
waar hij zelf kennelijke vreugde aan beleeft.
I beschrijft. De tijd. waarin de reisbeschrijving
valt, i's overigens allang niet meer die van het
rationalisme, waarin de soms bijna ongeloof
lijke nuchterheid, waarmee alles beschreven
wordt, logisch zou zijn geweest; in 1835 bloeit
de romantiek al weelderig, en ook in Holland
j was het ..bon ton" om sentimenteel of vuri;
te worden, zoodra de gelegenheid zich maar
even voordeed.
De schrijver van dit alles. A. Noorbergh. des
tijds predikant te Weesp, begint met zijn
vrouw en twee kinderen zijn reis. zooals hij
i zelf beschrijft, onder de gunstigste omstan
di'gheden;
„Maandag den 27en July 1835, de klok had
j nauwelijks half drie ure geslagen, of het
rytuig stond voor ons huis op de Nieuw-
straat, waarmede wij naar dc Haarlemmer
schuit te Amsterdam zouden worden gebragt.
Het was een zeer schoone dag. met blijdschap
zeiden wij aan Weesp voor een tijdlang vaar
wel, in de hoop van in hetzelve zoo gezond en
zoo gelukkig, dat dan ook gebeurd is. te zuilen
terugkeeren, als wij hetzelve verlieten. Wij
hadden één der beste knechts van den stal
houder George Eysman tot voerman, evenwel,
I ofschoon hij voorzigtig reed, en onder andere
in Amsterdam overal zooveel mogelijk de sluï-
I zen ontweek, zoo reed hij naar mijn zin toch
hard genoeg, zoo dat ik blij was. toen wii wel
en behouden buiten de Haarlemmer Poort,
waar de schuit afvaai-t, st.il hielden."
Hier moet meteen gezegd worden, dat den
heer cn z'ir» g°"«ehe r°i<: een on
gelooflijke pech wat betreft de rijtuigen, die
hij zich koos, vervolgde, en waarover hij zich
dan ook stelselmatig en in steeds somberder
bewoordingen, bliift verontwaardigen. In Nü-
I megrn achterhaalt hem zijn noodlot weer:
..Het rijtuig, dat ik gehuurd had van een
stalhouder, die niet ver van ons Logement af
woonde, viel ons intusschen geheel niet mee,
hoe zeer de man mij verzekerd had, dat ik
zoowel op dat rijtuig, als op den voerman, die.
zooals hij zich uitdrukte, een oude gediende
was. mij verlaten kon. Behalve dat het rijtuig
bestendig klepperde, en kraakte, zoo brak er
één van deszelfs riemen nog eer wij te Cleef
waren, gelukkig, dat dit midden in het stadje
Kranenburg gebeurde, waar gelegenheid was,
om dit te herstellen.'-
Later treft hij op den terugweg van Cleef
naar Nijmegen een derde vehikel, dat alles
behalve waterdicht scheen te zijn, immers:
•,Toen wij onderweg waren, nam de regen
nog meer toe; en dit maakte dezen togt
eenigszins onaangenaam, omdat de wagen
niet zeer digt was, dat wij na veel sukkelens
te Beek aankwamen", maar de grootste cata
strofe vindt toch pas plaats bij het vertrek
uit Beek;
..Maar toen wij goed en wel op ons rijtuigje
zaten, en zouden afrijden, kregen wij bij het
zekeren met die krakende wagen, die wij had
den nog een ongeluk, daar het wagentje om
sloeg. Tot ons geluk bleef het paard spoedig
stilstaan, en wij waren ook spoedig allen uit
het rijtuig geklommen, behalve onze Anna
Keetje, die het onderste lag, en op 't glas van
het rijtuig was te land gekomen, en zich het
meest van ons vieren had bezeerd...." Zoo
dat bij aankomst, in Nijmegen de gemoederen
blijkbaar eenigszins nerveus, en ook de klee-
ren „zeer morsig en gehavend" bleken te zijn.
en het hoofd van het gezin opmerkt; „en
nadat ieder van ons weer zijn toilet had ge
maakt. was het tijd om aan tafel te gaan,
daar wij aan de gemeene tafel verkozen te
eeten. Ik begreep, dat dat vooral nu voor ons
het betse zou zijn, om daardoor in een andere
stemming te komen en zoo mogelijk wat op
gevrolijkt te worden." Of men nu met een
rijtuig, of met een auto of desnoods vlieg
machine reist, de kans op ongelukken schijnt
er. in tegenstelling met- veler sombere mee
ning, niet op verminderd te zijn. Terwijl ook
de concun-entie van dit oogenblik, tusschen
treinen en autobusdiensten, toentertijd, in
ietwat anderen vorm, ook al bestaan schijnt
te hebben: de diligence en de trekschuit wed
ijveren om het. hardst: ,.onze trekschippers of
schippers van de trekschuiten schijnen het
erop aan te leggen vooral sedert de diligences
zoo druk overal heenrijden, om hunne schui
ten voor de passagiers wat meer te meubile
ren. Ten minste onze schipper, die een man
was van eenige beschaving, en die vrij wat
van de geschiedenis van ons vaderland wist,
had ook daarvoor gezorgd, dat er in de roef
een klein boekenkastje met boeken was, waar
van de Heeren en Dames, die met hem voeren,
konden gebruik maken, terwijl anderen, die
zulks mogten verkiezen, ook gelegenheid von
den. hier eens een damspelletje met elkander
te doen."
Over de eruditie van de trekschippers is de
schrijver overigens hoogelijk tevreden, en ook
de trekschipper, die de familie, na de tocht
met den te hard rijdenden voerman, van Am
sterdam naar Haarlem, brengt, herdenkt hij
met lof. daar hij vele „rariteiten van dezelve
en haren omtrek wist te vertellen, waartoe
wij hem van tijd tot tijd meer onlokten".
En aan de stad Haarlem besteedt de sight-
seëer van honderd jaar geleden dan ook de
noodige aandacht. Hij onderzoekt haar vrij
wel van top tot teen. De Hout en de Herten
kamp krijgen natuurlijk het eerst van alles
en al ,.in de avondstonde" een beurt, den vol
genden dag staat een wandeling om de stad
op h.et programma, waaraan de vrouw des
huizes zich evenwel onttrekt „maar Ma
maatje vond, dat het voor haar wat warm zou
zijn, om den ganschen morgen op de been te
wezen, en begreep, dat zij zich met het
gezicht, op de Houtpoort best in hare eenzaam
held zou kunnen vermaken, daar zij met het
bestendig gewoel op de straat en vooral het
zien aankomen van de Egmonder visschers
en vischvrouwtjes zich. diverteerde, en dat wij
dus voor haar geen zorg hoefden te hebben."
Dus wandelen de drie anderen .langs een ge
deelte van de singels, aan de Nieuwpoort
voorbij, langs de nieuwe, zoo schoon aange
legde wandeldreven van de stadswallen." De
Groote Markt en omgeving beschrijft hij zeer
precies: ,,Toen wij bij hot uitkomen van de
St. Jansstraat op de Markt kwamen, was
hier weer veel. dat bij afwisseling onze aan
dacht trok. Het beeld van Laurens Koster, de
antieke Vleeschhal. het- raadhuis, waar wij de
trappen opstegen en binnen gingen. Hier was
terstond bij het binnenkomen veel. dat onze
aandacht bezig hield; wij vonden gelegenheid
om verschillende zalen in het stadhuis te
zien. onder andere zagen wij hier de heer
lijke schilderijen en de Vroedschapskamcr.
vervolgens eene schoone afbeelding van L.
Koster, ook een afbeelding van Luther, maar
zooals ik hem liever ni'et zou gewenscht heb
ben afgebeeld te zien. Wie het schilderij ge
maakt heeft, weet ik niet. en wat aanleiding
daartoe gegeven hebbe. dat men hier den
grooten Hervormer als een zeer wulpsch man
doet- voorkomen, heb ik niet kunnen ontdek
ken." En na op deze venijnige manier zijn
afkeuring te hebben uitgesproken, verlaat de
schrijver hoogelijk verbolgen het stadhuis,
gaat zijn vrouw afhalen aan haar logement
bij de Houtpoort-, en begeeft zich vervolgens
naar de Groote Kerk. waar hij het orgel wil
hooren bespelen; en dat pas brengt hem weer
in zijn humeur, en zelfs in vervoering: „Wij
hoorden eerst eenige brokstukken uit een
ouverture, die gevarieerd werden, en daarna
werden wij getracteerd op een heerlijk duet.
waarbij de Vox Humana gebruikt, werd. Het
wai-en klaagtonen, die bij afwisseling vervan
gen werden door een andere stem, welke, of
schoon deelende in het gevoel van den onge
lukkige. hem scheen te willen opbeuren. Dit
alles loste zich eindelijk op m een schoon
fluitconcert." Met welke laatste ietwat vraem-
de opmerking omtrent twee menschelijke
stemmen, die zich oplossen in een fluitcon
cert, de schrijver blijkbaar wil voorkomen,
dat hij al te zeer tot gevoelsuitspattingen ver
leid zal worden, en dus zakelijk en bondig
zn'n beschriïving ten einde brengt.
Over de geschiedenis van hot Paviljoen bil
de Hout licht hij ziin kinderen uitvoert in-
Ik vertelde aan mïin kinderen, dat dit Ps'eis.
'""als h°t t>>"ns s°no"md wox'^f vroeger het
zomerverbliif van een Hollandschen koonman
was geweest: dat deze met. zooveel pracht en
smaak aangelegde buitenwoning voorheen
aan den Heer Hope van Amsterdam had be
hoord. van wien hetzelve door Louis. Koning
van Holland, was gekocht geworden. Zoo ver
haalde ik hun ook, dat er, nadat de tegen
woordige Koning Willem I van dit Pavilloeni
als Domein van de Kroon had bezit genomen,
een proces tusschen oixs Gouvernement en
dien Lodewijk. den voormaligen Koning van
Holland, was ontstaan, dat lang geduurd had
en eindelijk ten nadeele van Louis beslist
was", en na vervolgens „den aaröschen ta
bernakel rijkelijk te goed gedaan te hebben"
bekijken ze de Hout en de Hertenkamp nog
eens over, en brengen den volgenden ochtdcn
door in Teyler's Museum, terwijl de middag
besteed wordt aan een ..toertje naar Zomer-
zorg". De ruïne van Brederode wordt beke
ken, de thee in Zomei-zorg genoten ..onder
het- groen der boomen in den tuin. die een
schoon uitzigt op de duinen heeft" en „om
half acht 's avonds reden wij vandaar door
het Bloemendaalsche Bosch langs den Over-
veenschen weg terug. Om half tien ure waren
wij in ons logement, terug, en den volgenden
dag den 30sten July vertrokken wij met de
schuit van 8 ure op Leyden, om van daar nog
dien eigen dag naar den Haag te vertrekken."
WILLY VAN DER TAK.
In Juni van het volgende jaar zullen twintig
Italiaansche vliegmachines tegelijk een tocht
RomeChicago—New-YorkRome maken
De oude Egyptenaren en Chincezen gebruik
ten reeds tandenstokers van zilver en ivoor
vervaardigd.
In Britsch-Indië worden zekere slangen-
soorten op het vangen van ratten afgericht.
De Canarische Eilanden hebben een oorlogs-
leening van 100.000 pesetas gesloten om den
strijd met de bijna onmetelijke zwermen
sprinkhanen aan te binden.
Aan één kilogram honing moeten niet min
der dan 80.000 bijen arbeiden.
In afwachting van de opheffing van het
drankverbod in Amerika, heeft een van de
fijnste New-Yorksche restaurants te Bordeaux
een milliocn liter wijn besteld.
In de Philippijnen blazen de inboorlingen de
fluit niet met den mond maar met den neus
en zingen daar meteen een liedje bij.
Duitschland telt 65 verschillende radio-tijd
schriften, die wekelijks door 2.500.000 men
schen gekocht worden.
Sigaretten tot een getal van 5.680 millioen
worden jaarlijks in Australië gerookt, dit zijn
ongeveer 875 stuks per hoofd.
Groote sommen geld verslindt de radio. De
waarde van de particuliere toestellen over de
heele wereld beloopt 200 millioen pond ster
ling, terwijl per jaar 30 ïxxillioen pond besteed
wordt aan de uitzendingen over de wereld
heen.
DE TRAM TE OSLO.
De directie van de tram te Oslo, de Noor-
sche hoofdstad is er op uit haar bedrijf zoo
punctu.-el mogelijk te doen functioneeren. Ook
schijnt een weinig daarbij in het spel te zijn
het voornemen, om het Osioër publiek punc
tueel op te voeden. Dit. geschiedt op tweeër
lei wijze: aan elke halte bevinden zich ronde
borden, die uit ae verte den indruk maken
van cijferplaten van groote klokkenDe
uren indeeling is ook gehandhaafd, maar
naast de urencijfers staan de nuimml.-rs der
tramlijnen en zelfs hoe dikwijls en ihoe laat
precies een tram deze halte aait doet.
In eiken tramwagen bevindt zich bovendien
een nauwkeurig loopende klok. Do directie
heeft zelfs het publiek gevraagd, zijnerzijds
te controleeren of de trams precies op de
aangegeven tijden aankomen. Deze maat
regelen hebben tot dusver het gevolg ge
had, dat wel is komen vast te staan, dat-
de Osioër tram werkelijk zeer punctueel
functioneert.
HET LAND VAN DE OVAMBO'S.
Er zijn in Zuid-Afrika Zuid-West er bij
gerekexxd nog heel wat onbekende streken
Daartoe behoort het land der Ovambo's. He*
ligt buiten het terrein waar nog politietoezicht
kan worden gehouden en feitelijk buiten het
bestuurde gedeelte van Zuid-West. De hoofd
plaats heet Oekoeambi. bijna 200 mijl verwij
derd van Tsoemeb, het laatste station van den
spoorweg, die van Swakopmund naar het Noor
den voert. Dc weg er heen voert door dik zand
en water is er niet. Feitelijk is het voor gewone
wagens oixbereikbaar.
In dit land der Ovambo's werken reeds
sedert 1870 eenige Finsclie zendelingen met
groote toewijding, in 1910 warener tien, die
daar feitelijk de eenige blanken zijn; de eeni-
gen ook. die in aanraking komen met de z.g.
beschaafde wereld.
Dan woont in Odonga. naar het Zuiden,
een naturellen-commissaris, die ecnig toezicht
houdt en den vrede onder de verschillende
stammen handhaaft. Dat is in den laatsten
tijd niet zeer moeilijk geweest, maar tijdens
den wereldoorlog hebben de Oekocnjama's.
een van de stammen die ongeveer 45.000
zielen telt het den Portugeezen in Angola
erg lastig gemaakt met hun strooptochten.
Toen hun hoofd in een gevecht gedood was,
hebben zij besloten geen nieuwen leider te
kiezen en ze zijn tegenwoordig zeer vreedzaam.
Verder wonen er de Odonga's (45.000) onder
Martin, de Oekoealarti's (6.000) onder Moeala,
de Ongandiera's (6.000) onder Sjeka en de
Oekoeambi's (7.000) onder Ipoemboe. Deze
Iooemboc was een lastig man. telkens opstan
dig en in onmin met anderen levend. Hij
heeft het eenige jaren geleden te kwaad ge
had met dc Odonga's onder Martin en loon het
hoofd gebogen. Daarop heeft hij zijn raads
lieden weggejaagd en zich alleenheei\scher
over zijn stam gemaakt cn later geweigerd zijn
verplichtingen na te komen.
Toen werd een kleine expeditie onder Sir
"Pierre van Rijneveld en kapitein Hahn naar
Ovambo gezonden. Bij ziin hoofdkraal vonden
"ii hem niet. Hü was gevlucht. Den voornaam-
rien Ookoeambi's werd bevolen Iooèmboe. niet
'anger als hun hoofd te erkennen en de wa
gens neer te leggen, waaraan zij gehoorzaam
den.
Na eenige dagen werd Ipoemboe gevangen
genomen en weggevoerd, zoodat de rus', in
Ovamboland zonder bloedvergieten is hersteld.
Was het overal maar even gemakkelijk 1
Paramaribo.
Wanneer wij, uit de loodsen der Kon. Ned.
Stoomb. Mij. komende, voor het eerst de stad
betreden, staan we zoo meteen maar in de
Joden Breestraat. die er echter wel wat an
ders uitziet dan wij gewend zijn. Een prach
tige rij Koningspalmen siert de breede trot
toirs en werpt een wilde schaduw op het
kleurige komen en gaan van de bevolking.
De gezellige lichtgroen en blauw geschilder
de houten huizen met hun bloemrijke bal-
cons doen aan een tuinstad denken cn zoo
is het ook in de Hecrenstraat met zijn prach
tige Mahonie boomen en nog in menig an
dere buurt van deze sierlijke stad. De poor
ten naast de huizen geven echter helaas geen
toegang tot welonderhouden tuinen, maar
bijna altijd tot de beruchte erven, waar in
allerlei onverklaarbaar bewoonde houten
krotten een groot deel van Paramaribo's ge
kleurde bevolking huist. Daar woont de Kot-
to Missie, met haar sleep kinderen, haar ka
pitaal en haar ouderdomsverzorging. want
de vader speelt in deze merkwaardige ge
meenschap zoo goed als geen rol. Hij wordt
geduld, tenminste als hij af en toe wat ver
dienste thuis brengt. Anders wordt hij de
laan uit gestuurd door zijn krachtige weder
helft, die het gewoonlijk vertikt om in liet.
huwelijk te treden „omdat die vent anders
zeker nooit meer wat uitvoert". De statistiek
leert merkwaardige dingen over dit volkje.
Van de gekleurde bevolking betaalt slechts
1 pCt. inkomstenbelasting en 80 pCt. wordt
op landskostexx begraven. 75 pCt. der geboor
ten zijn natuurlijke kinderen.
De vrouwen werken hard voor den kost in
Paramaribo. De mannen probeeren werk te
vinden dat hun lijkt cn daar zit een groot
deel van het ongeluk van dit land. Al wat
donker is heeft uit den slaventijd (nota bene
haast drie geslachten geleden) zulke vreese-
lijke herinneringen overgehouden aan al wat
met den landbouw verband houdt, dat geen
macht ter wereld en ook geen goed-1 raad
hen bewegen kan de spade ter hand te ne
men of zelfs hun zoon voor landbouwkundig
ingenieur te laten studeeren. En Suriname is
nu eenmaal een laudbouwland. daar is niets
aan te veranderen. De vrijgelaten slaaf is
stadsneger geworden. Creool hooren ze liever
en waarom zouden wij het dan niet zeggen.
De Creolen zijn over het algemeen krachtig
en goed gebouwd cn lui zijn ze ook niet als
er wat te sjouwen valt in de dokken of als
ze een baantje kunnen krijgen bij de een of
andere industrie. Liefst volgen ze hun trek
naar het avontuurlijke en dat is een van de
hoofdredenen dat de gouddelverij bij hen zoo
in trek is. Ook het tappen der balataboomen
was een zwaar werk, gepaard aan een leven
vol avonturen, vol slechte kansen, maar ook
met de kans op groot gewin al geldt het
„zóó gewonnen, zóó geronnen" ook voor wat
daar zoo zuur verdiend werd.
Na de afschaffing der slavernij is door de
regeering gezorgd voor immigratie van
Britsch-Indiërs cn later ook Javanen, om als
koelie op de plantage te werken. Velen van
dezen, een dertigduizendtal van elk der ge
noemde volken heeft verkozen na afloop van
hun contractueelcn diensttijd in Suriname te
blijven. De regeering helpt hen dan aan een
stukje grond en geeft een uitkeering, onge
veer gelijkstaande aan wat andere voor hun
passage naar het vaderland terug zou moe
ten worden betaald. Daarmede vestigen zij
zich als kleinlandbouwers, kweeken rijst cn
bananen en wat cocosnooten en verzorgen cie
stad met tomaten, sinaasappelen, ananas,
groenten enz. Zij verdienen goed geld: zij be
talen hun belasting. De Britsch- Indiër sterft
vaak van honger en uitputting aan den kant
van den weg en dan wordt er thuis in zijn
matras een zakje xnet duizend blanke rijks
daalders gevonden. Als hij er vijftienhonderd
had gehad, had hij een fijnen winkel opgezet
in de stad. maar tot zoolang spaart hij zelfs
het noodigste uit eigen mond cn uit die van
vrouwen en kinderen. De Javaan daarente
gen voert zich zelf en zijn vrouwtje cn zijn
kinders bol en ronden vergokt de rest.
aartsdobbelaar als hij is- Maar ze leven, wer
ken en zijn gelukkig en vormen zoowat- h.et
belangrijkste deel van de bevolking van Su
riname.
En zoo koxnen wij van zelf op de plantage,
Rondom Paramaribo liggen thans overal
koffieplantages. Vroeger was het allemaal
cacao, maar er kwaxxi een ziekte, die in een
paar jaar tijd alle cacaoboomen velde. Daar
na plantte men baxianen, en dat ging best,
maar er kwam een ziekte, die in een paar
jaar tijd de heele cultuur vernietigde. Toen
probeerde men het met koffie en het ging
uitstekend, maar er kwaxn weer een ziekte,
die de jonge loten der boomen doodde. E
toen kwam er een kleine professor en h
zocht en vond den verwekker van de ziekte
en de diertjes die de ziekte overbrachten en
nu hebben wij alle hoop. dat professor Sta:;: 1
van den Cultuurtuin do middelen zal weten
aan te geven om de koffiecultuur van den
ondergang te redden.
Een paar groote suikerplantages heelt Su-
De Jodenbreestraat in Paramaribo.
riname ook. vooral Mariënburg even beneden
de stad. maar het is wel een heele toer om
in dit land van zeer dure arbeidskrachten te
concurrecren met landen als Nederlandsch-
Indië en Cuba bijvoorbeeld, waar de loonen
op de vrije arbeidsmarkt zoo verbazend veel
lager zijn.
En thans staan de kranten weer vol van
allerlei andere plannen. Dat doen cie Surina-
mers graag: plannen maken: liefst van an
dermans geld, het allerliefst zoo, dat de re
geering de stroppen heeft. Wij krijgen nu
weer ananascultuur, sinaasappelcultunr, rijst
cultuur en misschien nog wel meer. als het
gouvernement tenminste nog meer zaken
steunen wil. Want door samenwerking is in
Suriname nog nooit iets bereikt. En da: is
een reusachtig nadeel, want voor één si
naasappelplantage kan men geen koelpak-
huizen bouwen en voor één ananasplantage
geen blikfabriek. En ook in een machinaal
rijstbedrijf schuilen groote gevaren, omdat
juist de belasting betalende kleinlandbouwers
van Sui'iname als hoofdproduct ook rijst
kweeken- Maar als het lukt om deze men
schen betere zaairijst te verschaffen en ze
wat beter te laten bemesten en wat beter
toe te zien op de pellerij, dan kan een groot
bedrijf door opkoopen van een gelijkmatig
product van de kleine landbouwers zelf zeer
sterk in beteekenis winnen on bovendien de
bevolking een vast afzetgebied waarborgen.
Laten wij nog eens even op zoo'n plantage
gaan kijken. Ook Suriname ligt. althans wat
de kuststrook betreft onder den hoogwater
stand van zee en rivieren. Dijken bescher
men den polder tegen hooge rivierstanden cn
dijken zijn ook noodlg aan de landzijde om
hel zoogenaamde boschwater te weren. De
hoofdvaart van den polder is dc hoofdweg
cioor de plantage en het boschwater wordt in
droge tijden ingelaten om de vaarten be
vaarbaar te houden. Eigenlijke irrigatie ls er
haast nergens en toch is die soms In droge
tijden noodlg. niettegenstaande een jaarlijk-
schen regenval van 2500 m.M.. soms van
850 m.M. per maand, dat is ruim drie maal
zooveel a'.s hier in October viel.
De koffiesoort. die in Suriname wordt ver
bouwd. de Liberia koffie, is grover en grootcr
van bes dan de koffie van Java en uit de
Lampongs. Maar de bloemen zijn weer zuiver
wil en geuren heerlijk en boven de flinke
struiken verheffen zich overal schaduwboo-
nxen. de koffiemama's. die de plant moeten
beschermen tegen af te felle zonnestralen.
Want koffie hoort eigenlijk een 1000 meter
hoog te groeien, waar de temperaturen altijd
heel wat lager zijn. Zal de koffie voor den
sinaasappel moeten plaats maken? Misschien
wel. Er groeien in Suriname enkele goede
sinaasappelsoorten tusschen veel slechte. Als
het gelukt uitsluitend de goede door stek
ken te vermenigvuldigen en daarmee groote
oppervlakten tc beplanten door samenwer
king der verschillende plantages onderling,
dan heeft de sinaasappelcultunr in Suriname
evenveel toekomst als in Brazilië bijv., dat
in de laatste jaren al een goed millioen KG.
van die heerlijke vruchten op onze markt
heeft gebracht.
Wij kunnen niet over Paramaribo schrij
ven zonder even over zending en Missie, te
spreken. Katholieken zijn in Paramaribo
ongeveer even talrijk, dank zij het onver
moeide wei-ken van de Hernhutters en van
Monseigneur Verstraelen cn zijn stal. De
Hernhutters concentrceren zich om het groo
te handelshuis Kersten en Co. Van begin af
aan toen de eerste broeders zich als kleer
maker vestigden is het zendingswerk betaald
uit de winsten, die het bedrijf opleverden en
thans is dat nog zoo. En dat zendingswerk is
zeer veel omvattend. De eigenlijke zending,
het verspreiden der leer onder de heidenen
is geheel bijzaak geworden. Onderwijs, ge
neeskundige hulp, melaatschcnlnrlchting, kin
dertehuis, dat zijn de groote werken, die cie
aandacht van zending cn missie vragen en
hebben. En, daar wordt met overleg r.u
werkt. Zoowel de Katholieken als de Hern
hutters geven tegenwoordig landbouwonder
wijs. In hun internaten leven de jongens
even primitief cn eenvoudig ais thuis, maar
hun wordt geleerd land en vee goed te ver
zorgen. De meisjes leeren alles wat in kor-stal
en keuken te doen valt, daarbij natuurlijk
wat hygiëne en eenvoudig huishouden. Dat
is verbazend mooi werk. juist in dit land,
waar zoo verbazend veel menschen de han
den verkeerd hebben staan voor eiken ar
beid!
Zending en Missie hebben elk een molaat-
scheninrichting. liet Gouvernement heeft er
ook een en zoo gaat in Suriname heel veel
■1 triplo, wat soms wel heel jammer is. En de
Surinamer wil nog alti;d niet van ons gelco-
•'cn. dat melaatschheid besmettelijk is. De
Geneeskundige dienst heeft door het gebrek
aan medewerking bij de bevolking een bui
tengewoon zware taak. Maar er wordt veel
en met liefde gedaan voor het Surinaamsche
volk door Gouvernement, Missie en Zending.
En dat volk is er dankbaar voor gelukkig!
Dr. W. <G. N. VAN DER SLEEN