Toen het volle maan was...
WIE HARDERWIJK KENT kent er ook de -endenfok
kerijen. Zij leveren een belangrijk contingent vud het
geen in ons land aan de markt komt aan pluimvee.
DE IJSBREKER „IJSBEER"', gebouwd bij de Nederl.
Scheepsbouw Mij. voor de Alg. Vereenigïng Scheepvaart-
"belangeu heeft Maandag zijn proeftocht gemaakt. Mevr.
Bastei, echtgenoote van den directeur der Alg. Ver. v. cL
Scheepv aartbelangen, hijscht de vlag.
EEN FELLE BRAND heeft Maandagnadht de houtlood-
sen en opslagplaatsen van de N.V. Houthandel cn Indu
strie v.h. G. Beltman aan den Ecftinksweg onder dc ge
meente Lonneker vernield Een tweetal fotos van
den brand.
DE NIEUWE MEXICAAN-
SCHE GEZANT bij het Ne-
derlandsche Hof, de lieer DC HULDIGING van den lieer A. B. van Beersv thans direc-
Alfon Cravioto, is te Den teur van het postkantoor te Anis'erdam bij gelegenheid van
Haag aangekomen. diens veertigjarig ambtsjubileum.
Vooral in de wintermaanden zijn deze tweevoeters zeer
in trek.
DE BEKENDE NEDER-
LANDSCHE SCHILDER
ANTON VAN WEL1E heeft
dezer dagen zijn li 5-sten
verjaardag gevierd.
FEUILLETON
N-aar het Engelsch
van
JEFFERY FARNOL.
„O, ei' is plaats genoeg", zei Anthea aarze
lend en met een paar lieve rimpeltjes in
Ehaar blank voorhoofd, want een ..pension-
rgast" was iets nieuws voor haar, al hadden
de omstandigheden zijn naam al meer dan
-eens te berde gebracht in den huiselijken
Sering.
..Wat mijn persoon aangaat", vervolgde
fBellew, „ik ben wat je noemt een vagebond,
maar geen gevaarlijke, voor zoover ik weet,
en ik zou zeg: vier of vijf pond per week
Jsunnen betalen
„O" riep Anthea met een blijden schrik.
„Als dat ten minste voldoende zou zijn-'.
„Het is veel te veel", zei Anthea. die
nauwelijks drie zou hebben durven vragen.
„Neemt u mij niet kwalijk", zei Bellew
•hoofdschuddend, „maar ik eet verschrikkelijk
Veel eieren ziet u en melk en ham en e
{ergens in een sloot kwaakte een eend) een
Uee: dje nu en dan, als 't kan. Ik geloof heusch
dat vijf pond maar amper
„Drie pond is meer dan genoeg", zei An-
th< a met een nadrukkelijken hoofdknik.
„Goed," zei Bellew, „dan aeelen we het ver
schil en maken er vier van."
Anthea De vine was meesteresse van Dap-
plemere en gewoon de zaken aldaar naar
eigen inzicht en wensch te regelen. Haar wil
was er wet en ze duldde nimmer overtre
ding van die wet. Het was daarom niet zon-
ijèer"verbazing dat ze naar dien. forschen, stof
figen, langzamen vreemdeling opkeek; en zc
zag, evenals de jongen het gezien had. aal. hij
werkelijk forsch en sterk was en ze bemerkte
dat hij. ondanks zijn gemakkelijke hoffelijk
heid van manieren en woorden, en de vroo-
üjk-vriendelijke uitdrukking van zijn oogen,
een sterke, vierkante kin had en den indruk
maakte van iemand, die meende wat hij zei.
Maar niettemin wilde zij zich maar niet zóó
gewonnen geven en Bellew. die dit duidelijk
aan haar gezicht zag, schudde zijn hoofd.
„Kom", zei hij vriendelijk, „wees barmhar
tig en stuur me niet weg naar een of ander
ongezellig pension of hotel. Daar moet ik, om
dat ik Amerikaan ben, elke week meer be
talen aan fooien alleen. Laten we den koop
met handslag bezegelen". Hij stak zijn hand
uit.
Vier pond per week! Het was een uitkomst;
juist thans, nu ze zooveel moeite had om de
beide einden bij elkaar te brengen. Vier pond
in de week! Zc bleef eenige ooge'nblikken,
met gefronsd voorhoofd, in gedachten ver
zonken staan. Toen keek ze Bellew aan. zag
zijn vriendelijken glimlach, lachte en legde
haar hand in de zijne.
„U staat erg op uw stuk', zei ze, „en ik weet
dat het te veel is. .Maar we zullen alles doen
om uw verblijf zoo aangenaam mogelijk te
maken".
En zoo geschiedde het dat George Beliew
zijn intrek nam op Dapplemere in de glorie
van een warmen Augustus-avond. met diepe
teugen genietend van de wonderlijke lucht
van Arcadië, die altijd de vreemdsoortige
eigenschap heeft bezeten, van iemand vroeg
of laat naar het hoofd te stijgen.
En de kleine Por beschouwde den grooten
Por met een blik. die duidelijk zeide: Ziezoo,
nu ben je van mij, en ik ben trosch op je.
En Anthea? Die was voor het oogenblik ge
heel verdiept in nauwkeurige berekeningen
hoe vier pond per week konden worden aan
gewend op zoodanige wijze dat ze het meeste
voordeel brachten voor ieder, die er mee te
maken had.
HOO* DÖTUK VI.
Over den treurigen toestand van de „Schim
van een Verloren Geluk".
De Dapplemere-Hoeve of kortweg „Het
Huis" zooals ze gewoonlijk genoemd werd,
was gebouwd ten tijde, dat Hendrik VUI ko
ning van Engeland was. althans dat stond
gebeiteld in een grooten steen boven de deur.
Het woonhuis had breede gevels, waarin
vele groote ramen, met tallooze kleine ruitjes
en de vele schoorsteenen leken wel uit het
hooge dak gegroeide vreemdsoortige stron
ken. Het was van buiten een mooi. oud huis
en binnen heerschte enkel genoeglijke en eer
waardige gezelligheid- In het midden lag de
groote hal en daarop kwamen vele ruime ka
mers met zware balkzolderingen uit en twee
breede trappen waarvan de eikenhouten tre
den zwart waren van ouderdom; er waren
onvermoede donkere trapjes, die er evengoed
niet hadden kunnen zijn er waren lange
breede gangen geheel met wagenschot he
kleed, en er waren groote open haardsteden
en ramen met ongelooflijk diepe kozijnen en
overal in en om he;, huis hing een onbeschrij
felijke bekoring van oudheid en rust, de er
fenis van eeuwen.
Stormen en regens hadden het oude huis
gebeukt en gegeeseld met geen ander gevolg
dan dat de steenen die hier en daar door
het dikke klimop gluurden, nog wat warmer
rood getint waren dan eertijds en het stond
er nog onveranderd zooals op den dag toen
het was opgebouwd in het jaar één dui
zend vijf honderd en vier en twintig.
Er zijn nog veie zulke huizen te vinden in
Engeland, overblijfselen uit den ruwen ouden
tijd, gedenkstukken uit het donkere verle
den, toen er nog geen goedkoop pleisterwerk
bestond en de menschen nog niet wisten wat
revolutiebouw was.
Maar zou één van al die huizen wel een
woonvertrek hebben, dat te vergelijken was
met dat van Dapplemere, met zijn donkere
balkenzoldering. zijn groote gebeeldhouwde
schouw, zijn beschoten wanden, waarvan
oude familie-portretten op u neerkeken? En
waar had men liever en gedienstiger hulp
kunnen vinden dan de twee blozende, vlugge,
vriendelijke dienstmeisjes met haar heldere
oogen en bedrijvige handen, die zonder be
denken en gehoorzaam eiken wensch van
haar schoone meesteres opvolgden? En. ten
slotte, waar was in de heele wereld een liever
gastvrouw te vinden dan die schoone meeste
res zelve? Zulke gedachten zweefden door
Bellews hoofd terwijl hij. met. den kleinen
Por naast zich Anthea gadesloeg, die bezig
was met thee te schenken uit een groote,
oude. aarden theepot.
..Melk en suiker, meneer Bellew?"
„Ja graag!"
.Dit is bramen-jam en dat is kruisbessen-
jam en dat rooaebessen, Groote Por", zei de
jongen, „maar de bramen-jam is het lekkerst
hoor!"
„Dank jel neef".
.Dn ben je nou niet reuze blij dat je on
der die heg heb gevonden, Oom Por?"
„Nou alsjeblieft, neef'.
„Neef?" vroeg Anthea.
„Ja", zei Bellew, „we hebben elkaar van
middag aangenomen om vier uur zoowat".
„Onder een heg", voegde de kleine Por er
bij-
.Dat was zeker een onverwachte cn buiten
gewone gebeurtenis?" informeerde Anthea.
.Dat zou het zeker geweest zijn. als het er-
eens anders was voorgevallen, dan in Arca
dië".
„Wat is Arcadië, Groote Por?"
.Den plaats, waar ik mijn heele leven al
naar gezocht heb, neef. Geef me de bramen
jam even aan".
„Ja, probeer die nu eens. Taotc Priscilla
heeft het gemaakt".
,,'t Is eigenlijk vreeselijk gek", zei Anthea
fronsend en glimlachend tegelijk.
„Wat is vreeselijk gek?"
:Dat u hier zoo maar zit en Gorrie ^eef'
noemt cn dat ik thee voor u schenk, aio—
we nooit andor.s, gedaan hadden".
„Ex ik vind het nu juist zoo gewoon en
vanzelf sprekend als maar kan", zei Bellew
op zijn kalme, ernstige manier.
„Maar ik ken u pas een half uur!"
„Ja. maar vriendschap groeit snel in Ar
cadië".
„Wat zal tante PriscilLa er wel van zeg
gen!"
„Tante Priscilla?"
„Ja, die zorgt voor ons huishouden het
liefste vlijtigste cn zorgzaamste huismoeder
tje dat je jc denken kunt; maar met scherpe
oogen. meneer Bellew. Ze zal veel van u hou
den of heelemaal niet. Aan halve maatrege
len doet ze niet".
..Nu 't zal me benieuwen", zei Bellew,
terwijl hij nog wat jam nam.
..O. ze vindt je natuurlijk lief!" zei de
kleine Por. „Ik weet zeker, dat ze jc lief zal
vinden, wan jc bent zoo heel anders als me
neer Cassilis. Die heeft zwart haar en een
snor en jou haar is blond net als 't mijne en
je hebt geen snor. hè? En ik weet. dat ze niet
van meneer Cassilis houdt, net zoo min als
ik, omdat
„Zij komt morgen terug", zei Anthea, haar
hand op den mond van den jongen leggend,
„en dat is heerlijk, hè, George? Het huis is
uitgestorven zonder haar vroolijke stem. Ziet
u ik ben bijna den heelen dag buiten, op
het land; een boerderij zelfs zoo'n kleine
als Dapplemere geeft veel zorg en verant
woordelijkheid en neemt al je tijd in beslag,
als je er ten minst opbrengst van wilt krij
gen".
„En soms krijg je heelemaal geen opbrengst
weet je?" voegde de kleine Por er bij. „En
dan heeft tante Anthea verdriet en ik ook.
Boeren is niet meer wat het placht te zijn
toen Adam nog jong was daarom moet i"k
wel een schat zien te vinden, anders loopt
het hier mis".
(•Wordt vervolgd),
MAANiDAG heeft tc Amsterdam de proefvaart plants gelud van den ijsbreker „ijsbeer", gebouwd bij de Ned. Scheeps
bouw Mij. voor rekening van dc Algemecne Vcrceniging voor Schecpvaaribclungen.