foen het volle maan was... s Gelukkig Kerstfeest DE WERKZAAM HEDEN voor den bouw van de brug over de Ringvaart te Aalsmeer ten behoeve van den nieuwen weg Haar lem—Utrecht. Het kelderhoofd en de pijler zijn bijna gereed. I S mm fy, 'v HET ERNSTIG ONGELUK op den bewaakten spoorwegovergang nabij» de spoorbrug over Dedemsvaart tusschtn den Hulst en Lichtmis, heeft twee men- schenlevens geeischt. De ruïne van de totaal vernielde vrachtauto DE VERZAKKINGEN VAN DEN HERW1CHSTEIGER te Hoek van Holland hebben ernstige afmetingen aangenomen en men is thans begonnen met de omvangrijke reparatiewerkzaamheden waarvan hieboven een overzicht. ALDRICH, schoonzoon van Rockefel ler, opvolger van Albert H. Wiggin als president der Chase National Bank te "New York. EEN DER NIEUWE REUSACHTIGE CAMERA'S in de Nor man Lock ver Sterrenwacht te Sidmouth in Engeland. Deze camera's zijn speciaal ingericht voor het fotografeeren van sterrenbeelden. OP HET STATIONSEMPLACEMENT TE BOXTEL is Vrijdag de sneltrein Eind hoven—Rotterdam ontspoord waarbij vier personenwagens derailleerden. Eenige cler ontspoorde wagens. FEUILLETON Naar het Engelse h van JEFFERY FARNOL. 10) „Sergeant", zei tante Priscilla, schijnbaar zonder van haar breiwerk op te kijken, „ser geant! Uw hoed!" Waarop de sergeant door een snelle bewe ging van zijn hootcl den stroohoed voor een smadelijke tuimeling behoedde en dezen recht op zijn kruin bi'acht vanwaar het hoofddeksel dadelijk weer met onmerkbare sprongetjes begon af te glijden naar zijn oor. „Sergeant", herhaalde tante Priscilla, „waarom gaat u niet zitten?" „Graag, juffrouw Priscilla", zei hij en hij nam voorzichtig plaats op het andere uit einde van het bankje en bleef daar stokstijf en met rechtuitgestrekte boenen zitten, zoo als 't gewoonte is bij alle cavaleristen der wereld. „En hoe gaat 't met mejuffrouw Anthea?" vroeg hij, recht voor zich uitkijkend. „O, heel best", zei tante Priscilla. „Best", herhaalde hij en hij streek aan dachtig over zijn gladgeschoren kin en be keek oplettend een appelboom dichtbij hem. „En hoe", vervolgde hij, „maakt 't de kleine George!" „Zoo goed als ooit", antwoordde tante priscilla. wier naalden zich steeds sneller be gonnen te bewegen en wier blozende wan gen nog wat dieper over haar werk bogen. De sergeant bleef in beschouwing van den appelboom verzonken eu zijn vingers stre ken voortdurend over zijn kin. Plotseling kuchte hij achter zijn hand, waarop tante Priscilla haar hoofd ophief en hem aankeek. „En" zei de sergeant, „hoe gaat 't u zelf, juffrouw Priscilla?" Zijn blik verliet met een ruk den appelboom. „O, dank u altijd nog best", antwoordde ze glimlachend en blozend als een jong meis je, ondanks haar witte haren, toen de oogen van den sergeant de hare ontmoetten. „U ziet er" hij kuchte achter zijn hand „u ziet er buitengewoon goed uit als ik het zeggen mag". „Kom, kom sergeant, ik ben een oude vrouw", zei ze hoofdschuddend. „Oud, juffrouw Priscilla? Leeftijd heeft er niets mee te maken, 't Zijn niet de jaren, die tellen. We zijn niet ouder dan we ons voe len niet waar meneer?" „Natuurlijk niet", zei Bellew. „Of dan we er uit zien niet meer?" „Zeker niet, sergeant," zei Bellew. „En zij, meneer ze ziet er geen dag ouder uit dan—" „Vijf en dertig", zei Bellew. „Juist meneer goed gezegd! Precies mijn meening vijf en dertig, meneer". „Sergeant", zei tante Priscilla, zich weer over haar handwerk buigend, „sergeant! Uw hoed!" De sergeant nam het lastige hoofddeksel nu maar heelemaal af, legde het op zijn knie en ging den appelboom weer zitten bestudee- ren. Dan, ineens trok hij een groot zilveren horloge uit zijn vestzak, alsof het een soort wapen was, keek er op, hield het tegen zijn oor, knikte met zijn hoofd en stond op. „Het is mijn tijd. juffrouw Priscilla", zei hij, terwijl hij stokstijf voor het oude dame tje ging staan. ,.'t Spijt me, maar ik moet gaan ik wensch u een goeden dag verder, juffrouw Priscilla". En hij stak met een stijve beweging zijn hand uit. Tante Priscilla's vlugge hand staakte haar werk en zij keek naar hem op met een jeug digen glimlach. „Moet u nu al weg, sergeant? 't Spijt me maar tot weerziens dan". En ze legde haar kleine, blanke hand in zijn groote knuist. De sergeant keek er naar als was hij ern stig van plan haar aan zijn lippen te bren gen; in plaats daarvan echter liet hij haar plotseling los en keerde zich tot Bellew. „Meneer, het is me een eer met u kennis gemaakt te hebben. Er woont hier dicht bij een verminkt oud-soldaat meneer. Zijn huis is maar klein, maar als u ooit te nacht of te dag lust mocht voelen hem op te zoeken, dan zal hij vereerd zijn meneer, vereerd! Richard Appleby van het 19de regiment hu zaren. Tot uw dienst meneer". Hij zette zijn hoed op, draaide op zijn hiel om en marcheer de weg door den boomgaard, weer rinkelend met zijn denkbeeldige sporen. „En?" vroeg tante Priscilla op haar snelle, vriendelijke manier. „En hoe vindt u hem, meneer Bellew de eerste indruk is altijd de beste hoe vindt u sergeant Appleby?" „Ik vind hem een pracht-kerel", antwoord de Bellew den sergeant nakijkend. „Een malle oude soldaat en zoo stijf als de laadstok van zijn eigen geweer", zei tante Priscilla. „En een kranig soldaat", vervolgde Bellew. „Ja, een flink soldaat is hij altijd geweest; dat hoor ik altijd vertellen ten minste. Hij heeft het Victoriakruis gekregen en hij draagt het, met al zijn andere medailles aan den binnenkant van zijn jas. Ja, hij is vroe ger een dapper soldaat geweest, maar nu is hij een beetje een malle, oude soldaat gewor den. vind ik. Maar ik ben toch blij dat hij een goeden indruk op u gemaakt heeft, meneer Bellew. en ik denk dat hij erg blij en trotsch zal zijn als u hem eens gaat opzoeken. En nu is half elf geloof ik; of niet?" „Ja 't is net half elf", zei Bellew met een blik op zijn horloge. „Naturlijk", zei tante Priscilla, „hij komt en gaat altijd precies op denzelfden tijd. nooit een minuut vroeger of later, nu al vijf jaar lang hij is een man van vaste gewoonten, begrijpt u, meneer Bellew", „Komt hij dan eiken dag om half elf hier?" „Nu eiken dag niet, maar eens of twee maal per week. 't Is een gewoonte van hem geworden, ziet u". „Zoo!" zei Bellew glimlachend. „En als u mij vraagt waarom hij die ge woonte heeft aangenomen, dan moet ik u zeggen, dat ik geloof, dat hij naar de perzi ken komt kijken. Hij schijnt erg veel belang in perziken te stellen. Och, meneer Bellew wat een malle, ouwe soldaat toch!" Dit zeggend, vouwde het vriendelijk, pittige dametje haar werk op, lachte nog eens. leg de het werk in haar mandje met een coquet beweginkje van haar hand, nam een wandel stok met grooten knop ter hand en stond op. En Bellew zag op eens dat zij mank was. „Ja, ja, ik ben kreupel", zei ze. „O, af schuwelijk mank mijn enkel, ziet u. Daar om ben ik hierheen gekomen. De wereld ziet liever geen manke, oude vrouwen, die loopen haar maar in den weg. En daarom heeft Anthea mij tot haar „tante" benoemd. God zegen haar! Neen dank u, ik kan mijn mand je best zelf dragen. Ziet u hij is een arm kwijt en ik heb een lammen voet. Daarom misschien Tralala, wat zingen de lijsters mooi, hè?" HOOFDSTUK IX. Dat een beschrijving geeft van Arcadië en van bramen. Anthea leunde op haar hooihark op een beschaduwd hoekje van de „Vijf Morgen" en keek naar Bellew, die met opgestroopte hemdsmouwen, blooten hals en 'n lange hooi vork in zijn handen, reusachtige hoopen zoetgeurend hooi oppikte om ze Adam toe te steken, die boven op een hooiwagen stond met den kleinen Por. Er was een week verloopen sedert Bellew zijn intrede had gedaan op Dapplemere, een week, die slechts gediend had om de ban den te versterken, die hem aan zijn kleinen neef bonden en om volkomen het hart te winnen van de kittige, slimme tante Priscilla met haar wit haar en jonge oogen; zóó vol komen dat opmerkingen als deze aan de orde van den dag waren: „Hij is een gentleman, Anthea, en in de tweede plaats wat tegenwoordig veel zeld zamer is hij is een man!" I, Een week! En reeds was hij de beste vrin den met ieder op de boerderij, want niemand was bestand tegen zijn vrooiijkheid en zijn eenvoudige, hartelijke welwillendheid. Hij lachte en maakte grappen onder het hanteeren van de hooivork (niet geheel zon der gevaar voor de omstanders) en luisterde gewillig naar alle opmerkingen en terecht wijzingen, die hem gegeven werden. En An thea sloeg hem van uit haar schaduwrijk hoekje gade, zuchtte een paar maal en zoo dra ze zich op dat zuchten betrapte, stampte ze met haar voet van kwaadheid en trok haar hoed over haar gezicht. „Nee, Adam", zei Bellew, „er gaat niets bo ven lichaamsbeweging en van alle lichaams beweging, niets beter dan de hooivork!" „Nou meneer Belloe", riep Adam terug van den hooiwagen af, „ik kan oe zeggen dat ik 't met je eens ben, zoolang ik ver genoeg van je vork af blijf. Meneer kan 'm meester lijk hanteere!" „Ja zie je Adam, ik geloof dat sommige menschen voor handel of scheepvaart gebo ren zijn, maar geef mij de hooivork, Adam, de hooivork", zei Bellew en veegde het zweet van zijn voorhoofd. „Meneer heeft gelijk", zei Adam, „en as meneer der nou nog mee wou omgaan as of 't een hooivork was. dan was tie in een om mezien van tijd de beste hooier". Hij wachtte niet op Bellew's lachend antwoord, maar zette de paarden aan en de groote berg hooi zette zich krakend in beweging, gekroond door Adam's grinnekende tronie en gevolgd door de overige hooiers, onder gelach en ge roep. (Wordt vervolgd!»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 16