i
LETTEREN EN KUNST
„ARNHEM"
FILMNIEUWS
ESBJERG, DE CONCURRENT VAN IJMUIDEN.
De Fiskebilzentrale.
LEVENS
VERZEKERING
MAATSCHAPPIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
VRIJDAG 30 DECEMBER 1932
HET TOONEEL.
JACQUELINE
ROYAARDS-SANDBERC.
Bij haar zilveren tooneeljubileum.
Mevrouio Royaards Sandberg als Badeloch in
Gysbrecht van Aemstél.
Op Vrijdag 6 Januari zal mevrouw Jacque
line Royaards—Sandberg in den Gysbreght
Aemstel in onzen Stadsschouwburg haar zil
veren tooneel jubileum herdenken. Een be
langrijk jubileum, want in mevrouw Royaards
eeren wij niet alleen de talentrijke, intelli
gente en aristocratische actrice, maar ook
de vrouw, wier heele persoonlijkheid van zoo
overwegenden invloed- is-geweest op misschien
de belangrijkste en roemrijkste periode van
ons tooneel. Hoe groot die invloed was, zul
len maar weinigen in ons land volkomen
hebben beseft, maar wij mogen het hier bij
haar jubileum wel zeggen, dat mevrouw
Royaai'ds door haar geloof in het werk van
haar man, haar fijn-vrouwelijke tact en haar
wilskracht meer dan iemand anders heeft
gedaan om het talent var. Willem- Royaards
tot volle ontplooiing te brengen.
Mevrouw Royaards was in de bloeiperiode
van „Het Tooneel" de stille, kracht achter de
schermen en zij heeft met haar diplomatie-
ken aanleg onnoemelijk veel bijgedragen tot
het instandhouden en den bloei van het ge
zelschap, dat eens de roem was van ons na
tionaal tooneel. Zij was de vrouw, die ande
ren van Royaards" beteekenis voor de Neder-
landsche kunst zoo wist te overtuigen, dat
zij medehielpen zijn gezelschap niet alleen in
stand te houden maar ook tot volle ontwik
keling te brengen. Zij wist vertrouwen, en
meer dan dat, ook geestdrift te wekken in
de harten van velen voor de prestaties van
Willem Royaards, niet omdat hij haar man,
maar omdat hij de groote kunstenaar was.
Mevrouw Royaards is niet echtgenoote al
leen geweest, zij was ook de animatrice van
den meest genialen tooneelleider, dien Ne
derland ooit heeft bezeten. Het is geen phrase,
wanneer ik hier zeg. dat het werk van
Royaards voor een deel ook het werk van me
vrouw Royaards was en daarom verdient zij
de hulde van allen, die nog met dankbare er
kentelijkheid terugdenken aan deze glanspe
riode van ons tooneel. welke wij eerst op haar
volle waarde hebben leeren schatten, toen zij
voor altijd geëindigd was.
Maar het is niet alleen het verleden, ""-et is
ook het heden, dat wij in mevrouw Royaards
eeren, want als actrice viert zij haar jubileum
en als tooneelspeelster neemt zij gelukkig
nog steeds een zeer eigen en heel voor
name plaats in ons land in. Wij hebben dit
vooral verleden jaar bij de opvoering van
Shakespeare's Liefde's Lief en Leed gevoeld,
toen zij de prinses met zulk een féline charme,
zoo frisch en schalks, zoo gracieus en merk
waardig jeugdig en vooral zoo aristocratisch
speelde. Toen heeft zij weer eens overtuigend
laten zien, tot welk een hoogte zij in deze 25
jaar als actrice gestegen is en welk een zeer
persoonlijk, voornaam cachet zij aan som
mige rollen weet te geven. En zij zal dit ook
doen op haar jubileumavond als Badeloch, in
welke rol zij de noblesse van een vrouwe van
Aemstel met de innigheid van de liefhebben
de echtgenoote en moeder weet te vereenigen.
Mevrouw Royaards heeft haar naam en
haar roem als actrice zeker wel in de eerste
plaats aan haar man te danken. Uit aristo
cratische kringen, die heel ver van het toen
malige beroepstooneel afstonden, voortgeko
men. scheen het in het begin, toen zij een
contract had afgesloten met de oude Kon.
Ver. Het Nederlandsch Tooneel. zeer dubieus,
of zij ooit als tooneelspeelster zou slagen. De
jonge actrice kreeg er zeer weinig te doen
en het publick merkte haar nauwelijks op.
Er kwam plotseling verandering. toen
Royaards en Verkade gezamenlijk met hun1
bekende zomerspelen begonnen en mevrouw
Royaards daarin een vrij belangrijke rol
speelde. Maar ook dit was nog maar een voor
spel; met de oprichting van Royaards' ge
zelschap begon feitelijk pas mevrouw
Royaards' carrière. Het was met haar Eva in
„Adam in Ballingschap" het openingsstuk
van Het Tooneel en later met haar Rafaël
in Lucifer, dat zij plots in het volle licht kwam
te staan en zij haar naam maakte.
Een persoonlijk, zelfstandig talent was me
vrouw Royaards toen zeker nog niet. Zij be
hoorde geheel tot. wat Frans Mynssen eens
zoo karakteristiek de ..medium-acteurs" van
Willem Royaards heeft genoemd. Zij was
als bijna alle anderen de volgzame discipel
van den Meester en paste zich volkomen aan
bij Royaards' stijl en spel. Dat zij in het begin
als actrice algemeen bewonderd werd, zou
men moeilijk kunnen volhouden. Er was in
haar dictie vooral bij Vondel een zekere
gemaniëreerdheid het „mevrouw Royaards-
toontje", zooals men het meestal noemde
die min of meer gekunsteld aandeed en som
migen zelfs irriteerde. Ik mag dat bij haar
jubileum gerust schrijven, omdat mevrouw
Royaards zich in den loop der jaren hoe lan
ger hoe meer hiervan los heeft weten te ma
ken en zij in het zeggen van verzen door haar
diep intellect en haar zuiver gevoel voor
klank en rhythme een voor ons land dat
niet rijk is aan goede verzenzeggers zeld
zame hoogte heeft bereikt.
Maar toch, ondanks een zekere gemanie-
reedheid, die ook nr" wel eens hinderde, hoe
veel moois wist zij ook toen reeds in deze
Vondel-spelen onder Royaards' leiding te ge
ven. Het is nu al meer dan 22 jaar geleden,
dat ik mevrouw Royaards in Lucifer heb ge
zien, maar nog altijd heb ik in mijn herinne
ring bewaard het moment van haar opkomst
als Rafaël, zoo licht en etherisch, dat waar
lijk iets van het bovenaardsche met haar ten
tooneele verscheen.
Het talent van mevrouw Royaards heeft
zich altijd het meest geëigend voor het teer
poëtische en zacht vrouwelijke, veel meer
dan voor het gepassioneerde, zwoel-harts-
tochtelijke. Zij is altijd de aristocrate onder
de actrices gebleven, zoo zelfs, dat zij
evenals indertijd Enny Vrede dat deed en
ook Elsa Mauhs nog doet haar omgeving
er soms ondanks haarzelf door verbur
gerlijkt. Mijn mooiste herinnering aan me
vrouw Royaards zal ik bewaren van de rol
len, waarin zijn de passielooze, reine, boven
het aardsclie uitgestegen vrouw kon zijn.
zooals „Onze lieve Vrouwe" in Teirlinck's Ik
dien welk een wijding wist mevrouw
Royaards te geven aan dat oogenblik, waarin
Maria van het altaar afdaalt en het kleed
van Beatrys aantrekt Indra's dochter in
Strindberg's Droomspel en „la douce Vio-
laine" in Maria Boodschap van Claudel. In
die rollen zou alleen een Tilly Lus haar heb
ben kunnen vervangen of evenaren. Zij
bracht hiervoor het wel zeer eigene en per
soonlijke van haar talent mede en zij vond
in Royaards den fijn-zinnigen leider, die het
tot de hoogste perfectie wist op te voeren.
Maar men zou de actrice onrecht doen,
wanneer men ook niet haar aanleg voor het
gracieuse, schalksehe en kokette erkende. Zij
is behalve de aristocrate ook volkomen de
vrouw al is het dan niet de gepas
sioneerde vrouw op het tooneel. Het is
wel opmerkelijk, hoe zij steeds ook nu nog
de gratie en de charme der jeugd als het
ware met zich medebrengt. Zij heeft eens
een bakvisch gespeeld in De Sabijnsche
Maagdenroof met een zoo ongedwongen,
gezonde natuurlijkheid en van een zoo vol
maakte ongerepte jeugd, als zelfs een jonge
actrice niet had kunnen geven. En herinnert
gij u nog haar Monna in ..Blauwbaard s Acht
ste Vrouw'' een harer beste rollen waar
in zij van een zoo fijne distinctie, betoove-
renüe jeugd en verrukkelijke gratie was en
tegelijk zoo speelsch koket, zoo vlinderach-
tig-licht en geraffineerd?
De roem van Royaards is voor een deel
ook de roem van mevrouw Royaards geweest.
Wanneer wij het repertoire van Royaards
overzien, dan is het telkens weer mevrouw
Royaards. die naast haar man in de groote
voorstellingen is opgetreden. Ik noemde reeds
Adam in Ballingschap, Lucifer, Maria Bood
schap, Droomspel en Ik dien. Maar hoeveel
meer rollen,, van gansch ander karakter her
inner ik mij van haar! Royaards plaatste zijn
vrouw doorgaans in rollen, welke voortref
felijk voor haar talent pasten en waarin zij
ook bijna altijd kon uitblinken. Pareithious
in Roelvink's De Gordel van Hippolyta, Tril
by. Jonkvrouwe de la Seiglière, Olivia in Drie
Koningavond, Titania in Midzomernachts-
droom hoe teer, broos en poëtisch was dat
van haar! Rose in Mijlpalen, Helène in
Het groote Avontuur, Gretchen in Faust,
Freuleke van Roelvink, Eliante in De Misan-
throop, Jeanne in 'n Roes van Strindberg,
Rosine in De Barbier van Sevilla, Lucille in
Danton's Dood het noemen der namen al
leen roept de herinnering aan dien mooien
tijd weer op. Met welk een roemrijke periode
van ons tooneel valt haar carrière samen"
Dat mevrouw Royaards nog steeds haar
eigen, voorname plaats van de aristoratische
actrice op ons tooneél inneemt, wij hebben
het verleden jaar in het door mij reeds ge
noemde Liefde's Lief en Leed van Shakes
peare gezien. En ook in Süss de Jood, waarin
zij de hertogin met zoo'n vorstelijke gratie
en voorname distinctie speelde. En als zij Ba
deloch is wij herinneren het ons van de
laatste Gysbreght-opvoeringen dan voelen
wij heel duidelijk, dat in haar het meest de
geest van Royaards voortleeft.
Mevrouw Royaards zou moeilijk voor haar
zilveren jubileum een betere rol hebben kun
nen kiezen dan Badeloch. want het is in den
Gysbreght van Aemstel, dat zij naast haar
man eens de schoonste triomfen heeft ge
vierd. Met de keuze van Badeloch eert zij ook
Willem Royaards.
J. B. SCHUIL.
schouwer den draad van het overigens doori
eenvoud uitmuntende verhaal vergeet.
Deze film is in de Dolomieten opgenomen.
Echte Tiroler boeren en boerinnen spelen er in
mee. Behoudens enkeie brokstukjes atelier
werk bestaat zij uitsluitend uit ter plaatse
gefilmde werkelijkheid. Afgezien van de ar
tistieke en technische hoedanigheden, welke
zulk een werk vertegenwoordigt, dient- men
alleen reeds bewondering te hebben voor den
lichamelijken moed. welke voor de vervaardi
ging noodig is geweest.
Leni Riefenstahl staat als alpiniste voor
niets. Zij heeft het bijv. bij deze opname aan
gedurfd een kaarsrecht omhoog loopenden
rotswand van driehonderd met er te bestij-
jen zonder dat haar medewerkers gelegen
heid hadden veiligheidsmaatregel^} te nemen.
Want een touw kon men niet. spannen, daar
dit op de foto te zien zou zijn gekomen.
Deze sportieve jonge vrouw behoort in dit
romantische landschap volkomen thuis. Te
midden van de natuurpracht loopt men de
kans, dat een menschclijke figuur detoneert.
Een ruwe boer of een verweerde oude geiten
hoedster vallen niet uit.den toon. Maar een
bekoorlijk jong meisje, dat, naar het scenario
eischt .de mannen razend moet maken van
liefde en de vrouwen razend van jaloezie,
wordt tusschen de ravijnen en rotsen van hel
sneeuwgebied licht belachelijk. Hier kan men
geen filmsterren van het geblankette en
kwijnende soort gebruiken.
Doch geene der atelier-schoonheden haalt
het in bekoorlijkheid bij de charme van deze
sportieve vrouw. Even indrukwekkend als de
maanschijf door de spleten der bergspits, als
het vee op de alpenweiden, als de weerspie
geling van het licht in den bergstroom, als
het kerkgaande bergvolk, als de glinstering
van het kristal in de grot is het. bevallige
lichaam en het klassiek mooie gelaat van ci.t
meisje. Hoe heeft de fotograaf ook van dit
gegeven profijt getrokken!
Leni Riefenstahl is Junta, de geheimzinnige
bewoonster van den berg. De dorpsbevolking
houdt haar voor een heks. Telkens als het
volle maan wordt, betoovert de glans van den
gevaarlijken bergtop met haar verleidelijke
bewoonster de jonge mannen. Reeds zijn ve
len hunner bij het beklimmen van den top
dood gevallen. Als de maan vol wordt, sluit
de bevolking de blinden voor het onweer
staanbare licht.
Totdat een vreemdeling, een jonge schilder,
de betoovering verbreekt. Hij leert van Junta
den weg naar boven en vindt in de grot,
waarvan zij alleen het geheim weet, een schat
aan kristallen. Op zijn aanstichten halen de
boeren de kostbare steenen naar beneden;
het dorp viert feest, maar Junta stort zich.
nu zij zich van haar liefste bezit beroofd
voelt, te pletter.
Het is een oogenlust de snelle ren en het
koene klimmen van dit meisje te volgen. Een
legende, nog ouder dan die der Tiroler boe
ren, is hier tot leven belichaamd. De godin
Artemis, door de kunstenaars van het oude
Hellas en het oude Rome in gedichten en
beeldhouwwerken verheerlijkt, draaft hier in
levenden lijve door de wouden en bestijgt in
levenden lijve de bergen. Voortdurend moet
men bij deze verschijning aan de kunst van
Oviaius en Praxiteles denken.
Het is bij dit alles Leni Riefenstahl boven
dien nog gelukt de expressie van het verwil
derde, onnoozele meisje met haar angst voor
vervolging en haar angst voor het. onbegre
pen liefdesgevoel in de goede maat weer te
geven en hierdoor het dramatische te
brengen in dit fotografisch zoo prachtig ge
slaagde werk.
H. G. CANNEGIETER
EEN FILM VAN LENI RIEFENSTAHL
Vanavond zal in Cinema Palace alhier de
première gaan van een in vele opzichten be
langwekkende film. Met ..Het. Blauwe Licht'
heeft Leni Riefenstahl, bekend als medewerk
ster aan de Alpenfilms van dr. Arnold
Franck, haar eerste proeve geleverd van zelf
standig regie-werk. Dat zij hiermee geslaagd
is, is mede te danken geweest aan de voor
treffelijke fotografie van haar operateur
Hans Schneeberger, wiens naam hier wel
allereerst mag worden genoemd.
De film is geïnspireerd op een legende,
welke dc boeren uit het vrijwel van de we
reld afgesloten Sarntal haar hebben verteld
Maar eigenlek is zoo'n legende overbodig,
want de natuur, zooals Schneeberger die met
behulp van de camera heeft weergegeven, is
op zichzelf reeds sprookjesachtig genoeg. Men
kan er, bijna had ik gezegd: urenlang naar
kijken, maar deze termijn is voor den onrus-
tigen mensch uit het tijdperk der snelheid
rijkelijk lang.
Nu. uren duurt de film weliswaar niet, maar
het eenige bezwaar, dat men tegen dit in
drukwekkende werk zou kunnen inbrengen, is
de traagheid van tempo en de gerektheid,
welke door te veelvuldige herhaling ontstaat.
Dit bezwaar geldt te sterker, daar de film
gecomponeerd is als een roman, en dus de
spanning een wezenlijk bestanddeel ervan uit
maakt. En, hoe spannend sommige gedeelten
mogen zijn, als geheel lijdt de compositie on
der gebrek aan climax en te lang treuzelen
met de ontknooping.
In het onderhavige geval hindert dit be
zwaar echter maar weinig, want de prachti]
gefotografeerde en prachtig gemonteerde ta-
fereelen boeien het oog dermate, dat de toe-
MUZIEK
WIENER OPERETTE.
DER ZICEUNERBARON.
Strauss' „Der Zigeunerbaron" heeft Don
derdagavond heel wat meer belangstellenden
naar den Stadsschouwburg getrokken dan
Kalman's „Grafin Maritza". En de velen die
er waren hebben zich door den onuitputte-
lijken stroom van melodieën laten meeslee-
pen, hebben zich doen vervoeren tot een ex
tase, zooals we van ons gereserveerd publiek
zelden zien. Men heeft gejubeld aan het
einde, gejubeld zonder einde, de slotwals
moest- drie, viermalen herhaald worden en
heel het auditorium stond en zong mee of
klapte het rythme ir. de handen
Dat was voor een operette van Johann
Strauss, den walskoning, wiens walsen de
tijdelijke overwoekering door modieuze mu
ziek alweer zegevierend doorstaan hebben;
wiens operettes „Die Fledermaus" en „Der
Zigeunerbaron'" eveneens alle epidemieën
tarten en onsterfelijk blijken.
Nooit is me de superioriteit van Strauss
sterker gebleken dan bij de twee voorstellin
gen die het Weener Operettegezelschap een
week na elkaar alhier gaf. Hoe kaal scheen
Kalman's muziek in vergelijking met den
Strauss van melodieën die in „Der Zigeuner
baron" den hoorder verrukt, kaal ondanks de
opsiering met moderne effectjes. Een paar
moeizaam gevonden themas, die daarom nog
geen vondsten zijn, een paar lijzig uitgerekte
walsen, tot in het oneindige herhaald: zie
daar wat „Grafin Maritza" aannemelijk moet
maken. Johann Strauss behoefde niet in
herhalingen te vervallen, voor zoover ten
minste de stof daar niet uitdrukkelijk aan
leiding toe gaf: de melodische bron welt
voortdurend, de vondsten verdringen elkaar,
het glinstert en prikkelt zonder oogenblik
van inzinking. Hier vinden we de Weener
wals in haar onbedorven staat, gezond en
fleurig, vol verve, onweerstaanbaar. Maar
daarnaast verrukken u tientallen andere wij
zen en andere rythmen. Weinige zijn de
oogenblikken waar de muziek zwijgt. Krijgt
men bij menige nieuwe operette min of
meer den indruk van een klucht met muziek,
bij Strauss' werk zou men eer van een ko
mische opera kunnen spreken.
Indien ik alle aardige momenten zou willen
releveeren, zou ik haast tot een lijst van alle
muzieknummers der operette komen. Enkele
wil ik noemen; in het eerste bedrijf de aria
„1st nicht schwer", de lachwals der oude
Zigeunerin, de tenoraria van den varkens
fokker Zuspan, de finale: in het tweede be
drijf het duet van Barinkay en Saffi. het
terzet, de „Schatzwalzer", het aardige Zigeu
nerkoor, het „Wcrbelied" van Homonav, de
uitnemende, meeslecpcnde finale, waarin de
Rakoczy-marsch dramatisch verwerkt is: in
het derde bedrijf het slot.
Zooals ik reeds opmerkte; „der Zigeuner
baron" is geen klucht met coupletten maar een
komische opera, die eischen aan de zang
kunst der vertolkers stelt. En daaraan kon
den de Weeners voldoen. Edita Klein gaf een
goede Saffi; Achnes Achitz was in de rol van
de oude Czlpra oneindig beter dan in die dei-
jonge Zigeunerin in „Grafin M.". hoewel ook
nu haar overdreven vibrato onwenschelijk
voorkwam. Maria Karin had een minder be
langrijke zangpartij te vervullen, Margit
Lorm was een kostelijke „Mirabella". De
Wij blijven de baas.
Een collega van"Vestkysten", het- groote
dagblad in Esbjerg. is zoo vriendelijk mij
wat gegevens te verschaffen. Hij vouwt met
een verheugd geziciit zijn krant open en
toont mij een juist dien dag uit Den Haag
ontvangen telegram. „Holland vil ikke spaer-
re for Indförsel af Fisk", staat er boven. Geen
contingenteering van den invoer van Deen-
sche visch dus. Het bericht bevat de ver
klaring van minister Verschuur in de Tweede
Kamer.
Die werden böse sein in IJmuiden", zeg
ik.
.Wir nicht", zegt hij glimlachend en hij legt
mij den weg uit naar de Fiskebilzentrale, de
centrale der vlschauto's, waar de vijf en
veertig naar IJmuiden en andere plaatsen
afrijden
In Esbjerg wordt de vischerij uitgeoefend
met kotters. 40-tons schepen met krachtige
motoren. De vloot telt er 500 ruim en 2500
man vinden er werk op, terwijl in de neven-
bedrijven zeker nog wel evenveel menschen
werkzaam zijn. De kotters zijn met vier of
vijf man bemand. Onvervaarde visschers zijn
deze Denen, een ondernemend ras van lieden
die tot het scheppen van den grond, waarop
zij wonen zelf titanenarbeid moesten ver
richten. Want was niet eenige tientallen
jaren geleden dit deel van Jutland een en
al moeras en onbewoonbare grond? Nu heb
ben de Esbjergers een prachtig park in de
nabijheid der stad om zich in te vertreden.
Zooals men weet zijn de Denen de toe
passers van het „snurrevaad"-systeem. een
vischwijze, die men in Nederland begint na
te volgen, waarin de Urkers o.a. een goede
methode zien voor hun Noordzeevisscherij.
De visschershaven van Esbjerg heeft zich
steeds uitgebreid, er zijn aldoor nieuwe
havens bijgekomen, zoodat een complex van
havens nu als een bolwerk om de stad ligt
met een gezamenlijke lengte van vijf kilo
meter, waarboven hoog de watertoren uit
steekt, die in afwijking van de meeste
watertorens nu eens aesthet-isch verantwoord
is.
In 1909 werd besloten tot den aanleg van
een geheel nieuwe haven aan de Noordzijde
en 1 April 1933 werd een uitbreiding geopend
die de haven nog eens met een derde ver
grootte.
Uit een grafisch overzicht van de resultaten
der visscherij in "Vestkysten" over de jaren
1881 tot 1931, blijkt, dat de waarde van den
omzet in Kronen van 1881 met een vrijwel
nihil bedrag in 1900 geklommen was tot een
half millioen waarna hij met eenige schom
melingen steeg tot 1.75 millioen in 1913. In
de oorlogsjaren vertoonen de cijfers zoowel
van Kronen als kilogrammen een geweldige
stijging, 4 millioen Kronen in 1915 en 12.3
millioen in 1916. het hoogste bedrag, dat ooit
bereikt werd. Daarna komt een snelle daling
in 1917 tot 3 1.2 millioen, maar in 1919 is
weer een cijfer van ^ijna 8 1,2 millioen Kro
nen bereikt, dat nog slechts in 1924 over
troffen werd met 9 millioen. Daarna vertoont
de grafiek weer een inzinking, die in 19*27
het diepst is met 6 millioen, waarna de curve
weer geleidelijk stijgt tot 8.7 millioen in 1930
met een daling in 1931 tot 6.5 millioen, een
bedrag, dat toch altijd nog ver staat boven
het gemiddelde tot na den oorlog toe. Uit
de grafiek kan men concludeeren, dat het
vooral de laatste jaren zijn, die Esbjerg's
visscherij zulk een groote vlucht deden nemen
Anders dan in de oorlogsjaren blijft echter
de lijn. die de geldwaarde aangeeft gestadig
beneden die van het aantal kilogrammen,
hetgeen op een afnemen van de prijzen
wijst.
Stellen wij de cijfers van IJmuiden daar
tegenover, dan blijkt, dat de omzetten in
IJmuiden steeds belangrijk grooter waren
dan in Esbjerg.
In 1905 begint de statistiek met een bedrag
van f 4 millioen, tot en met 1914 is dat ge
leidelijk opgeklommen tot 7 millioen gulden,
waarna in 1915 de stijging komt tot 18 mil
lioen en in 1916 ook in IJmuiden het top
cijfer wordt bereikt van 36 1/2 millioen gul
den. In 1919 vertoont de curve ook in IJmui
den weer een opgang n.l. tot 24 millioen,
waarna in 1923 het diepste punt- bereikt is
mannenstemmen waren zonder uitzondering
goed te noemen: inzonderheid die van Peter
Rausch (Barinkay) en Willy Görg (Zuspan).
Ook het koor zong uitstekend; het orkest
speelde beschaafd en slagvaardig en de
kapelmeester E. Günther hield het geheel
goed in de hand en gaf de noodige levendig
heid aan het muzikale deel der voorstelling,
waarvan het scenische vlot en vroolijk ver
liep.
Inderdaad: dit was een opvoering, waarvan
jong en oud, musicus en leek ten volle ge
nieten kon. waar de levenslustige zich kon
uitleven en de brompot het lachen kon lee
ren; een lichtpunt in de donkerte der dagen.
Ik vernam dat de Weeners Zaterdag 7
Januari hier nogmaals een voorstelling den
ken te geven. Ik hoop dat ze dan weer „Der
Zigeunerbaron" zullen geven: het succes
van Donderdagavond zal daartoe wellicht
aanleiding geven. Laat dan iedereen, die dit
werk nog niet zag, daarheen gaan en ge
nieten!
K. DE JONG.
met bijna 11 millioen. Geleidelijk stijgt de op
brengst van den omzet vervolgens ook in
IJmuiden tot bijna 17 millioen in 1929 hetgeen
tot 14.5 in 1930 en 11.5 millioen in 1931 ge
daald is. Men ziet uit de bedragen, mede in
aanmerking nemende dat de Kroon tot het
grootste gedeelte van het vorig jaar een waar
de had van 66 cent, dat IJmuiden voorloopig
den Denen nog wel de baas is.
Van den omzet in kilogrammen geven wij
hier nog dc volgende vergelijkende cijfers. In
1913 in Esbjerg 8 1,2 millioen K.G.. in IJmui
den 4S 1 2 millioen, in 1915 in Esbjerg 9 mil
lioen K.G. in IJmuiden 92 millioen. in 1916
Esbjerg 24 1/2 millioen K.G. in IJmuiden 102
in 1922 Esbjerg 5 1 2 millioen K.G.. IJmuiden
62 millioen KG., in '27 in Esbjerg 16 millioen
K.G.. in IJmuiden 27 1 2 millioen, in 1930 in
Esbjerg bijna 21 millioen K.G., in IJmuiden
69 1.2 millioen.
Uit de statistiek van den omzet in kilo
grammen blijkt dus, dat in de laatste jaren
het verschil tusschen Esbjerg en IJmuiden
kleiner geworden is. Bovendien leert een ver
gelijking der statistieken, dat in Esbjerg voor
een gelijk aantal kilogrammen tot 1930 toe,
hooger prijs betaald werd dan te IJmuiden.
Wanneer thans echter de prijzen hier niet
véél beter waren, dan zouden de Dcenen niet
met hun auto's den langen tocht naar onzen
afslag ondernemen.
De afslag in Esbjerg is een modern
groot gebouw aan dc nieuwste haven, waar
het treft, hoe weinig men er van vischlucht
bemerkt. Men heeft mij gezegd, dat Esbjerg
de zindelijkste en properste stad van Dene
marken is. en inderdaad, hier wordt wel het
bewijs geleverd. Geen rommel, geen stank
geen afval. De breede kaden waarover de
auto's rennen, met spoorrails en manden en
kisten visch aan de kanten zien er rein en
helder uit. Groote, hooge fabrieken blazen
wolken stoom uit, Voor het Sjömanshejm
staan visschers te turen naar het water en
naar de enkele kotters, die in de ruime
Nyhavn bijeen liggen. Bij de Engelsche boot
aan den steiger is drukte van passagiers, die
oversteken zullen. Waarlijk van een „stervend
Esbjerg" kan niet gesproken worden.
De Fiskebilzentrale is een instelling, die
nog lang niet bij alle Esbjergers bekend Is.
Zelfs een taxi-chauffeur moest er den weg
naar vragen. En toch, in deze vischautomo-
bielcentrale komen de draden samen van het
net, dat de ondernemende Denen over Europa
spanden. In dit kleine gebouwtje op zij van
den vischafslag berust de gansche regeling
van den rooster der vischchauffeurs, hier is
bekend wie er rijden en met welke lading
en voor wiens rekening; men kan er inlich
tingen bekomen en van hier gaan de orders
uit naar die vaste pleisterplaatsen op de
routes in Europa, waar zij de chauffeurs be
reiken kunnen. De groote wagens, de Volvo's
en de Triangels, (een Deensch merk), worden
er geladen, rijden af en rijden aan en brengen
bedrijvigheid. Hier, aan den afslag en aan
de autocentrale vindt men hoofd en hart van
Esbjerg.
De Fiskebilzentrale is het beste bewijs van
Deensche ondernemingslust in kwade tij
den.
Over het peil. waarop de Esbjergsche en
in het algemeen de Deensche bevolking staat,
het hooge cullureele peil in dit ontwikkelde
land. zullen wij in een volgend artikel nog
iets zeggen.
K. Pk.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. por regel.
waarborgt U en Uw gezin een onbezorgde
toekomst.
Bijkantoor Sckotersing 129. Dir. W. J. WIERSMA
NIEUWJAARSRECEPTIE BURGEMEESTER.
De Burgemeester en Mevrouw Maarschalk
zullen ter gelegenheid van den Nieuwjaars
dag ontvangen tusschen 3 1:2 en 5 1/2 uur.
NED. ZIONISTENBOND.
De afdeeling Haarlem van Nod. Zionisten
bond houdt een propaganda-vergadering op
Dinsdagavond 3 Januari in café-restaurant
Brinkmann, Gr. Markt.
Op deze vergadering zal het woord ge
voerd worden door Dr. A. van Raalte, direc
teur van den gemeentelijken Keuringsdienst
van Waren te Amsterdam.
De vergadering zal worden opgeluistend
door vioolspel van den heer E. A. Cats, te
Haarlem, die aan den vleugel zal worden
begeleid door den heer A. Prins, eveneens te
Haarlem. Mcj. B. Bosman, te Rotterdam,
zal dcclameeren.
Dc visschershaven.