mme
ABR. MEIJER
NIEUWE
BEGRIP IN DEN NOOD.
4wS
□3ZKG
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAC 5 JANUARI 1933
Het is in deze rubriek al eens meer gezegd
een tijd als deze heeft vóór, dat de men-
schen leeren elkaar te helpen, omdat men is
gaan inzien, dat het niet aangaat om te
zeggen: ieder moet maar voor zichzelf zor
gen.
Om dit goed te kunnen doen, is het ech
ter noodig om zich in eikaars toestand, in
eikaars levensomstandigheden te verplaatsen
en dit brengt soms onoverkomelijke moeilijk
heden met zich mee. Want degene, die de
hulp geven zal, is misschien weieens te spoe
dig geneigd om te zeggen: wel vreeselijk om
in zulke moeilijke omstandigheden te ver-
keeren, maar ik weet toch dat de menschen
zich nog dit of dat permitteerenterwijl
daartegenover de ontvanger -in vele gevallen
meent, 'dat de ander zich met geen moge
lijkheid in de zorgen van zijn bestaan kan
verplaatsen. Dit wederzijdsch misverstand,
gevoegd bij de moeilijkheden zoowel van het
geven als van het ontvangen, geeft soms een
totaal verkeerd begrip aan beide zijden.
Wat in het eerste geval soms ovei'bodige
luxe schijnt, blijkt in het geheel niet het ge
val te zijn: de menschen zitten in de bios
coop omdat zij er met centen tegelijk voor
gespaard hebben, zij bezoeken een concert
omdat zij er een vrij kaartje voor kregen, zij
bezoeken een voetbalwedstrijd omdat hun
buurman onverwacht ziek werd. en het
kaartje aan hen afstond. Of zij blijken een
radio te hebben, die er gisteren nog niet
was; maar er zijn veel menschen die aan
anderen denken, en een van die heeft een
nieuw toestel gekocht, en het oude aan hen
cadeau gedaan om hun het genoegen van
wat afleiding te bezorgen.
Het gaat niet aan. om de menschen die net
slecht gaat, te veroordeelen op wat schijn
bare luxe, die heel vaak ook nog cadeau ge
kregen is, en die men hen zeker niet mag
misgunnen het leven Is voor hen toch al
niet goedgeefsch in den tegenwoordigen tijd.
Maar aan den anderen kant moet degene
die in moeilijkheden verkeert, en zich door
welmeenenden wil laten helpen, niet met
minachting denken; eigenlijk begrijp je er
toch niets van want je voelt het immers zelf
niet. Dat is evenmin rechtvaardig, want
iemand die een ander wil helpen, en die
maar niet met oppervlakkige en zoetsappige
liefdadigheid giften wil rondstrooien zonder
ook maar eenigszins met de omstandigheden
rekening te houden, zal zich wel degelijk
moeten verplaatsen in de situatie van den
ander om een inzicht in de moeilijkheden te
krijgen.
De tijd van de liefdadigheid-zonder
meer is voorbij: geen enkel weldenkend
mensch zal meer bij een onbekend gezin
binnenloopen om versnaperingen te brengen
die het misschien niet noodig heeft, alleen
omdat zij er een dokter hebben zien weg
gaan.
Zoo gebeurde het vroeger toch wel, en wan
neer de familie voor een dergelijke eer be
dankte, werden zij nog voor ondankbaar
uitgemaakt. Stelt u eens voor, dat er een
onbekende binnenstapt, die het niet noodig
vindt zich bekend te maken, maar die wel
met zoogenaamde heerlijkheden aankomt.
Wie helpen wil, moet weten wat hij doet.
terwijl degene die de hulp krijgt, evenveel
recht heeft om te weten, van welken kant
de hulp komt.
Met familieleden onderling geldt ditzelfde,
Maar daar is de moeilijkheid nog grooter,
omdat men elkaar soms a 1 te goed kent.
wat de verhouding weieens overprikkeld
maakt.
„Van je familie moet je het maar heb
ben", zegt men dan bitter. Maar de oorzaak
van dergelijke wanverhoudingen ligt dik
wijls in het feit, dat men wederzijds zoo
weinig van elkaar verdraagt, en dat men
meent elkaar van alles te kunnen zeggen,
wat men tot een vreemde nooit zou durven
doen. In deze verhoudingen is het nog veel
noodzakelijker om zich steeds voor te nou-
den, dat een volkomen begrijpen van elkaar's
situaties de eenige goede verstandhouding
kan geven.
Wanneer ik dan hoor van Iemand, die in
een groote familie vele der leden op een
verstandige manier door de moeilijkheden
heen helpt, dan vindt ik dat veel verdienste
lijker dan de hulp aan vreemden, omdat de
laatsten eventueele critiek niet spoedig zul
len uiten, terwijl in de families de verhou
ding te intiem is, om critiek te kunnen ont
gaan. Die critiek kan echter zeer heilzaam
werken al is ze niet aangenaam, en het kan
vaak weer leiden tot beter begrip van elkan
ders wenschen. Maar het kan ook aanleiding
geven tot verwijdering, en daarvoor moeten
beide partijen wel oppassen.
E, E, J.—P.
(i wa k
„Nee, moeder, ik geen vleesch".
„Wat is dat nu, Gerrie? Heb je geen trek?"
„Jawel, maar ik wil geen vleesch".
Gerrie heeft een kleur gekregen; ze kijken
allemaal naar hem en het is een beetje moei
lijk het te zeggen.
„Ik wil nooit meer vleesch. moeder".
Ziezoo, nu is het er toch uit.
„Gunst, hij wil vegetariër worden", zegt
zijn ouder broertje verbaasd. „Wat gek".
„Nou, nou", helpt vader Gerrie, „dat is
heelemaal zoo gek niet. Laat Gerrie maar
eens vertellen waarom hij dat besluit geno
men heeft".
Gerrie kijkt vader dankbaar aan. „Omdat",
zegt hij, toch nog verlegen, „omdat ik het
gemeen vind beesten dood te maken en
omdat ik geloof, dat je ze niet dood mag
maken."
Gerrie heeft er blijkbaar ernstig over nage
dacht; vader knikt. En Gerrie krijgt dien dag
geen vleesch. Maar moeder kijkt bezorgd;
Gerrie is al niet sterk, eet ook niet al te veel.
Zal hij het buiten vleesch kunnen stellen?
Als Gerrie ook de volgende dagen het
vleesch weigert en het hém dus ernst blijkt te
zijn, spreekt moeder er met den dokter over.
En de dokter zegt: Gerrie heeft vleesch noo
dig. Daar zitten we midden in het probleem!
Nu zullen er natuurlijk andere dokters zijn,
die zeggen dat niemand vleesch noodig heeft,
dus Gerrie ook niet. Maar moeder vertrouwt
op haar huisdokter. Die voelt niet voor het
vegetarisme, moeder eigenlijk ook niet. Maar
moeder voelt wel hoe ernstig Gerrie het
meent.
Er wordt met Gerrie gesproken. Als hij nu
nog eens een paar jaartjes vleesch bleef eten;
hij is in den groei, het kan van invloed zijn
op heel zijn later leven. Gerrie laat zich be
praten. Hij probeert weer vleesch te eten.
Maar het lukt hem niet meer!
Hij heeft zoo'n tegenzin in vleesch. dat hij
het niet meer door zijn keel kan krijgen. Hij
wordt onpasselijkNee. het gaat niet.
„Hoe komt dat toch zoo opeens?" vraagt
moeder. En dan vertelt Gerrie.
Hij heeft bij een vriendje gegeten en bij
dat vriendje thuis waren ze vegetariërs. De
vader had gevraagd of Gerrie wel eens
vleesch at en Gerrie had ja gezegd.
„Nu", zei de vader, „dat moet je natuurlijk
zelf weten. Maar weet je, wij gaan van het
principe uit. dat je al etend je volle aandacht
aan je voedsel moet geven. Dan pas heeft het
de gewenschte uitwerking. Je denkt na over
wat je eet; je ziet de groenten, de vruchten
groeien, je ziet den weg dien ze afgelegd heb
ben om op je bord te verschijnen. Als je uu
prettig en rustig vleesch kunt eten terwijl je
je voorstelt hoe er een dier voor geslr.'ht is,
ja, dan zal vleesch je ook wel goed bekomen".
Ze hadden daar werkelijk heel stil zitten
eten en Gerrie had het een leuk spelletje ge
vonden zoo te bedenken waar je eten van
daan kwam.
„Maar ziet u. moeder, toen ik thuis -"--r
vleesch zou eten, moest ik er ook aan denken
en toen kon ik het niet meer door mijn keel
krijgen. Want natuurlijk kun je niet prettig
en 'rustig eten als je weet hoe dat vleesch op
je bord komt, als je ziet dat het beest een
beest was en hoe ze dat toen dood gemaakt
hebben".
Ja, als het zoo erg is dan moeten ze Gerrie
wel toegeven. Eten met zoo'n tegenzin ge
nuttigd kan geen goede uitwerking hebben.
Er worden andere voedzame spijzen voor hem
bedacht en men hoopt er verder het beste
van.
Forceeren kun je zooiets niet. Als het de
kinderen werkelijk ernst is moeten we reke
ning houden met hun ideeën. We moeten be
denken. dat er veel stroomingen in de we
reld zijn en dat onze kinderen daardoor
gegrepen kunnen worden.
BEP OTTEN.
Zuurkoolschotel (lunch schotelt je voor 4
personen): 1 pond zuurkool. 1/2 kilo aard
appelen, 212 dL. melk, 11/2 ons ham (in
niet te dunne plakjes gesneden), boter, zout,
peper, nootmuskaat, paneermeel.
Wasch de zuurkool en kook ze gaar in
weinig water met zout (pl.m. 3 4 uur). Laat
ze nog een kwartiertje stoven met een
klontje boter. Kook de aardappelen overgaar
en giet het water af; stamp ze met een
houten lepel fijn en roer ze onder toevoeging
van de melk en wat boter, goed luchtig; voeg
zout, peper en nootmuskaat naar smaak
toe. Rol de zuurkool in de plakken ham. Leg
onder in een vuurvaste schotel een laagje
aardappelpuree, plaats hierop de gevulde
hamrolletjes en bedek deze met de rest van
de puree. Bestrooi het geheel met paneermeel
leg hier en daar een klontje boter en zet
de schotel in de oven om een mooi bruin
korstje te krijgen.
In plaats van het korstje van paneermeel
en boter kunt u een dikke kaassaus over de
aai'dappelpuree gieten; strooi nog wat ge
raspte oude kaas over de saus voordat u de
schotel in de oven zet.
„Moderne" wintergroentesoep (4 personen)
1 1/4 L. bouillon (bijv. van 4 bouillonblokjes).
30 gram rijst, soepgroente (schorseneren,
spruitjes, winterwortel, prei of ui, peterselie,
selderij).
Wasch de rijst en kook ze een half uur In
de bouillon voeg daarbij de groente die, na
dat ze gewasschen is, door de vleeschmoïen
gemalen ls, of heel fijn gehakt. Neem de
pan van het vuur zoodra de inhoud weer
aan de kook is gekomen. Roer er desge-
wenscht een klontje boter door.
Dit zoogenaamde overgangsgerecht naar
de rauwe kost geeft een zeer geurige soep,
waarin de zoo gezonde, vitaminerijke, rauwe
groente in een behagelijk warme toestand
voorkomt."
Broodschotcltje met appelen (4 personen)
200 gr. oud brood zonder korst, 4 dL. melk.
2 eierexx, 2 goudreinetten, 100 gr. suiker, 25
gr. rozijnen, kaneel, boter.
Klop de eieren met de helft van de suiker
en een theelepel kaneel goed door elkaar en
voeg daarbij de melk. Snijd het broocx in
dunne sneedjes en laat deze een uurtje in
de vloeistof weeken. Schil de appelen en
snipper ze fijn, vermeng ze met 30 gr. suiker
en de gewasschen rozijnen. Leg in een vuur
vaste schotel een laagje van sneedjes brood
hierop de gesnipperde appels en als dekseltje
de rest van het brood in keurig aan elkaar
passende stukken. Strooi de rest van de
suiker, vermengd met wat kaneel erover, leg
hier en daar een klontje boter en zet de
schotel 1/2 a 3 4 uur in een warme oven.
In dit schoteltje worden de stukjes appel
wel zacht, maar niet tot moes. hetgeen een
tegenstelling vormt met het meer bekende
broodschoteltje, waarin appelmoes wordt
gebruikt.
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
Na de japonnetjes en gekleede mantels,
die we de laatste weken brachten, komen we
nu weer eens met iets geheel anders,namelijk
een ècht-vlotten sportieven mantel. Deze
mantel kan worden gemaakt uit tweed of
wollen crêpe, voox-al als het de bedoeling is
om hem straks in het vroege voorjaar te dra
gen, maar ook kunnen we er de bekende
zware kameelhaar voor gebruiken en daxx
wordt het een mantel, die ons tegen de fel
ste koude voldoende zal beschutten. Alle
deelen zijn met gestikte randen, zoo ook
kraag en revers, wat den mantel de spor
tieve noot geeft.
Bij een stofbreedte van 130 c.M. hebben
we ongeveer 3.75 Meter stof noodig. Het knip-
patrooxi van dezen maxxtel is verkrijgbaar in
de maten 44 en 48 en kan worden aange
vraagd bij de „Afd. Knippatronen" van de
Uitgeversmaatschappij „De Mijlpaal", post
bus 175, Amsterdam. De prijs is f 0.70. Het
bedrag kan worden voldaan per postwissel,
in postzegels, dan wel op postgiro-rekening
41632.
De lezeressen worden vriendelijk verzocht,
bij bestelling niet alleen het nummer van dit
(J 6028), maar ook de verlangde maat op te
geven. Hiex-door zal onnoodige vertraging in
de toezending worden voorkomen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
WEEKNIEUWS
CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM
Gedurende Januari worden opge
ruimd, tegen zeer lage prijzen,
alle voorhanden zijnde:
NAJAARSGOEDEREN
WINTERGOEDEREN
In de nieuwste facons, nieuwste
dessins en nieuwste kleuren en in de
bekende uitstekende kwaliteiten.
ALLERLEI VOOR DE
HUISVROUW.
Iedere huisvrouw weet, wat een krachts
inspanning het uitwringen varx het wasch-
goed eischt en hoe moe dat de armspieren
kan maken. Er zijn wel wringers te koopen,
maar niet iedere vrouw kan zich een der
gelijke uitgave voor de huishouding per
mitteeren, vooral ook omdat we met wat
overleg die uitgave kunnen voorkomen.
Aan beide einden van een ongeveer 30 een
timeter lang stokje (bijv. een stuk van een
bezemstok) knoopen we een sterk stukje
touw of koord (A) en hangen het dan aan
het handvat of tobbe of teil. Twee andere
stokjes van gelijke lengte (B) verbinden
we met twee stevige touwtjes. Over het stokje
(A) wordt het stuk waschgoed getrokken,
dat we onder handen hebben en om de belde
einden winden we het touw van het stokje
iB.t Als we nu het stokje b naar rechts of
links omdraaien, kunnen we zonder veel
moeite naar hartelust wringen. De stukjes
doen dan het halve werk voor ons.
WAT DOEN WE....
als borden en pannen onaangenaam naar
visch of een andere spijs ruiken? We doen
dan een schrijfje citroen in het afwaschwa-
ter, het euvel is dan verholpen.
Emaille pannen kunnen aan den buiten
kant vaak zulke leelijke. gevlamde vlekken
vertoonen. Met een stukje krantenpapier, ge
doopt in nat zout. wrijven we ze gewoon weg.
De pannen worden weer als nieuw.
Vitrage- en voile gordijnen zijn al spoedig
weer stoffig en grijs. Als we ze weer wasschen
doen we een paar bladen wit gelatine in het
spoelwater. De gordijnen zullen dan veel lan
ger mooi en helder blijven.
De emancipatie van de vrouw is alweer een
ding van de vorige generaite, en de gesprek
ken over de al- of niet bestaanbaarheid van
de gelijkstelling van man en vrouw beginnen
aanmerkelijk minder in getal te worden, om
dat het onderwerp leelijk afgezaagd is.
Niettemin schijnen Zij. waarmee speciaal
bedoeld wordt de gesprekken over de gelijk
stelling, wel eenigen invloed te hebben ge
had over de invloed van de emancipatie
lioore men de mannen, die klagen over de
nog steeds groeiende zelfstandigheid en onaf
hankelijkheid hunner Eva's! Invloed, waar
over mij één dezer dagen één van mijn ken
nissen somber en bitter kwam onderhouden
in den volgenden trant. Men stelle zich den
spreker voor als een hupsch uitziend jonk
man, wien evenwel het pessimisme van het
gelaat af te scheppen is. Hij komt binnen,
werpt hoed en jas in een hoek. doet of hij
mijn zachte opmerking over mannelijke non
chalance niet hoort, rukt drie stoelen van
hun plaats, valt neer in de viexde. die angst
wekkend kraakt onder den last van hem en
zijn somberheid, schopt tegen de pooten van
mijn pas over-gebeitste tafel, begraaft het
aangelaat in de handen.
Hij: „De wereld staat op zijn kop!"
Ik zwijg vex-baasd, overleg bij mij zelf.
Hij: „Als de aarde vandaag of morgen niet
vergaat, dan gebeurt er iets nog ex-gex-s, want
zoo kan het niet verder." Op een toon van de
diepste afschuw: „Bah!"
Ik herhaal mijn zwijgen, omdat ik niet
weet wat ik zeggen moet.
Hij: krijgt nogmaals een aanval van woede
en verontwaardiging, zoodat ik haastig mijn
tafel uit zijn bereik verwijder. Duwt mij de
beide gebalde vuisten voor het gezicht, zoo
dat ik terugdeins, en vraagt sissend: „weet je
wat mij overkomen is? Wat iemand mij ge
daan, misdaan heeft? Welke fijnste gevoe
lens een vrouw in mij beleedigd heeft? Ja!
Eén van jouw medevrouwen!" Zegt nogmaals,
maar ditmaal dlep-droefgeestig: „Bah!"
Ik wrijf nerveus In mijn handen, overleg,
verwerp een blauwtje, omdat hij zich onder
blauwtjes veel lieflijker en sereener pleegt te
gedragen, en zeg bedeesd: „Maar wat is er
dan gebeurd?"
Hij beheersclit zich met bovenmenschelijke
moeite, gaat gedwongen kalm zitten en zegt
met sidderende stem: „Ik zal het je vertellen.
Ik was straks bij je weet wel, dat aardige,
blonde meisje. Ik had een boek van haar ge
leend en kwam dat even terug brengen. Én-
fin, we praten even. zij biedt me een sigaret
aan. neemt er zelf één. heeft, voor ik haar
vuur kan geven, een lucifer aangestoken, en
steekt mijn sigaret aan. Ik maak er een ap-
merking over, zij lacht, en zegt dood
ernstig opeens: „Dat vind ik nou galant!" Hij
kreunt.
„En?" vraag ik verder.
Hij kijkt me verwilderd aan. „Galant! Hoor
je. galant. De tegenwoordige vrouw is galant
tegen den tegenwoordigen man! Zij steekt
zijn sigai-etten aan. raapt zijn zakdoeken op.
houdt de deuren voor hem open. Straks hel
pen jullie ons in de auto stappen, brengen
ons bloemen, fluisteren ons complimentjes
toe. Geen wonder dat jullie, slinksche vrou
wen. niet meer over gelijkstelling praten; de
gelijkstelling was jullie niet genoeg jullie
willen mannen worden en wij mannen
zeker vrouwen! Galant! Bah, een driewerf
Bah!"
Ik; Zit verslagen terneder. Weet eigenlijk
niet goed wat hierop te antwoorden. Er is
iets waars In wat hij zegt. Er is iets ontstel
lend waars in. Ik moet dit overleggen met
mijn medevrouwen, voor lk inga op dit ne
telig ondei-werp. Ik vrees, dat ook zit ont
steld zullen moeten constateeren, dat des
mans beschuldiging Juist is. Ik sla mijn oogen
neer en zwijg.
Hij; Lacht hoonend en bitter, kijkt het
raam uit. of de wereld lntussehen nog niet
vergaan is. Ziet schamper, dat wij nog
draaien. Hult zich ln een sfeer van vertwij
feling en maakt mines om weg te gaan. wil
naar zijn jas gri'nen.
Ik: Voel beHrWte tenminste nog voor hem
te dr>f>n. wat 'k deen kan. om mi.1 zooveel mo
gelijk van mijn gevoel van schuld te bevrij
den. sta haastig op, neem de jas, hou hem
voor hem op.
Hij: Rukt mij de jas uit de handen, graait
ziin hoed van den grond en stormt het huis
uit.
Scherm.
7on h<*t. d« wrelij staat on zHn kon.
iv s- "•■O» rn«n «alent mr'
maar de vrouw. Ik vraag u: waar gaan wij
naar toe?
WILLY VAN DER TAK.
DAT GAAT VLUG
EN GEMAKKELIJK.
Het maken van een tasch is zoo gemakke
lijk. dat ook de dames, die niet zoo heel
erg bedreven zijn in handwerken, er niet
tegen op behoeven te zien. En juist voor haar
is het een mooie gelegenheid, er óók eens
mee te beginnen en er zich van te overtui
gen, met hoe weinig moeite we iets moois
kunnen bereiken. Op jute, stramien of ge
woon goirdljnfilet wordt gewerkt met den
spansteek of dooxrstopsteek. Als materiaal ge
bruiken we wol, wol en zijde of raffia.
Opengeslagen doet het taschmodelletjc aan
een schooltasch denken (zie teekening
rechts). Aan de binnenzijden wordt een zakje
aangebracht, waarin alle toilet- en andere
benoodigdheden kuxxnen worden geborgexx
en die met een knoopje en lusje kunnen
worden gesloten. We behoeven dan niet te
vreezen. dat er iets uit zal vallen cn willen
wc héél zeker gaan. dan maken we aan
den onderkant nog een knoopje met lusje.
Omdat deze sluiting aan den buitenkant
komt te zitten, dus zichtbaar is. wordt het
lusje gemaakt met den kettingsteek uit de
zelfde wol die voor de tasch is gebruikt en
ook de knoop wordt met deze wol omwoeld.
De binnenkant van de tasch wordt met sa
tinet gevoeld in de tint van de wol.
A
sir
m
Wat de wolkleuren betreft, zouden we
donkerbruin, kastanjebruin, roestbruin en
oranje willen raden. Deze kleurnuances geven
een l^uk geheel en zullen zeker in uw smaak
vallen Het ls goed. voor dit doel in elk geval
niet al te lichte kleuren te gebruiken, daar
we ons tasch je toch vooxmaam willen houdexx.
De daxxxes, die een erg leuk geheel willen
hebben, kunnen vaxx dezelfde stof als de
tasch een ceintuur werken of een bandje om
een hoedje. Ook verschillende kleine voor
werpen in de tasch zooals een portemonnale,
e«n kamétuitje of poederzakje kunnen van
grofmazige stof geborduurd worden. Juist
deze kleinigheidjes bij ons tollet vormen een
personolijk cachet.
JANNEKE VAN BEEK.
OM ZELF TE MAKEN.
De groote huishoudschorten, die het heele
jurkje bedekken, zijn wel practisch, maar
flatteeren de draagster niet altijd. En vooral
voor kleine huiselijke bezigheden is het dan
ook minder geschikt afgezien nog menige
man met tegenzin ziet dat de vrouw het in
de huiskamer draagt. Iets geheel anders is
het met het huishoudschortje. dat men hier
op de teekening ziet. Het is practisch, we
kunnen bet in een wip afdoen als dit noodig
is en omdat het modelletje heel eenvoudig is,
kan Iedere vrouw het gemakkelijk zelf ma
ken. Zijn we niet zoo erg knap in het knip
pen. dan knippen we voorzichtigheidshalve
het patroon eerst uit het papier of uit een
oud laken. Voor de dames, die het te moeilijk
vinden, is het ook van één deel stof te ma
ken. Wie ln het knippen cn naaien handig
genoeg is, kan het schortje beter ln twee
kleuren vervaardigen. Fleurig schortenbont.
bijv. lichtblauw en wit voor het bovendeel en
de zakjes, effen korenblauw voor het bene
dendeel. Daar alle zoomen kunnen worden
gestikt op de machine, ls zoo'n schortje al
heel vlug gemaakt. Het werkje ls zoo eenvou
dig, dat we heusch niet over naalsterstalent
behoeven te beschikken om het klaar te
spelen. En als we dan toch bezig zijn. maken
we er een pr.ar. ln verschlU"nrfr tinten, dan
hebben we er eentje voor de afwisseling en
U zult eens zien hoe gezellig die kleine din
gen staan.