INCASSO-BANK
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
HANDELS-
CREDIETEN
KANTTEEKENINCEN.
Litteraire Fragmenten.
Nieuwe Uitgaven.
door KAREL DE JONG.
Pianomuziek van Schumann kondigt Da-
ventry ons voor de komende week aan. Het
zijn: de „Davidsbündlertanze op. 6, de Etudes
Symphoniques" op. 13, de „Kreisleriana" op.
16, de „Humoreske" op. 20 en de „Faschings-
schwank" op. 25, die op het programma
staan, allemaal dus werken uit Schumanns
jongen tijd. den tijd zijner revolutionnaire
gezindheid en werkzaamheid op muzikaal
gebied. De titel „Davidsbündlertanze" duidt
daarop: de „Davidsbündler" hadden zich
aangegord voor den strijd tegen de „muzikale
Philistijnen", de philisters, de aanhangers
van conventie en „Schlendriau". De „Davids-
bund" bestond in hoofdzaak uit Schumann
zelf; hij bestreed de Filistijnen in artikelen
in de door hem samen met zijn leermeester
en lateren schoonvader Friedrich Wieck; met
Ludwig Schunke en Julius Knorr. In dit tijd
schrift moesten dwazen en ijdelen de wapens
uit de hand geslagen worden, zouden moe
digen en krachtigen steun vinden. Schumann,
die in 1811 geboren was, was 23 jaar toen hij
dit tijdschrift grondvestte en heeft er 10 ja
ren de leiding van in handen gehouden. Al
dien tijd heeft hij zijn artistieke beginselen
er in hoog gehouden. Hij is er in opgekomen
voor Bach, voor Berlioz, Chopin. Gade en
Brahms. Zijn medewerkers lieten al spoedig
hem vrijwel in den steek. Toen koos hij voor
zijn artikelen drie schuilnamen, waarvan
elke een andere zijde van zijn karakter weer
gaf. „Florestan" verpersoonlijkte het brui
sende. hartstochtelijke. „Eusebius" het fijn
gevoelige zachtmoedige, „Meister Raro" het
kalme, bezadigde element in zijn natuur. In
een der nummers van het tijdschrift vindt
men drie besprekingen van een en hetzelfde
werk, met de drie bovengenoemde schuilna
men onderteekend! Ook de verschillende
nummers der „Davidsbündlertanze" zijn het
zij met een F, hetzij met een E onderteekend.
„Meister Raro" kon hier gevoegelijk gemist
worden. En de klaviersonate op. 11 is „Clara
zugeeignet, von Florestan und Eusebius".
(Clara was, zooals men weet, de dochter van
Wieck, de later als pianiste beroemde Clara
Schumann, die in 1896 overleed, na haai
man 40 jaar overleefd te hebben).
Hoewel Schumann na het opgeven zijner
juridische studies, tot welke de wensch zijns
vaders hem aanvankelijk genoopt had. maar
die niet met zijn aanleg strookten, aanvan
kelijk zich voorgesteld had klaviervituoos te
v/orden, moest hij dat plan reeds spoedig la
ten varen, daar hij zich door een verkeerde
studeermethode een vingerverlamming be
rokkend had. Werkelijk toont zijn op. 1 de
z.g. „Abegg"-variaties (het thema a. b, e, g,
g, is ontleend aan den naam van de woon
plaats eener met hem bevriende familie)
een sterken inslag van virtuositeit in den
vorm van brillant passagewerk. Doch reeds
in op. 2 de „Papillons" is dit geheel verdwe
nen- en treedt het muzikaal-karakteriseeren-
de op den vporgrond. Snel volgden de piano-
werken elkaar nu op: tot én met op. 23 vor
men de opusnummers een onafgebroken
reeks. De Davidsbündlertanze" verschenen in
1837: zij dragen tot motto:
„In all' und jeder Zeit
Verknüpft sich Last und Leid.
Bleibt fromm in Lust, und seyd
Dem Leid mit Mut bereit.
In dit werk openbaart zich Schumann's
klavierstijl reeds overtuigend Zijn afkeer
van het uiterlijk virtuoze heeft ontegenzeg
gelijk tot een zekere monotonie in de kla
vierklank geleid: de hooge klankregisters
worden relatief zelden door hem gebruikt en
als hij ze eens gebruikt klinken ze gewoon
lijk nog niet zooals in de werken van een
Chopin of Liszt,
Daartegenover staat een zeer gecompliceer
de veelstemmigheid, die een uiterst fijne en
gevoelige gradatie van den aanslag en een
zeer zorgvuldig pedaalgebied vereischt. In
formeel opzicht biedt zijn op. 6 niet veel re-
volutionnairs, de tweedeelige liedvorm is de
heerschende evenals in het meerendeel zijner
pianocomposities. Den hoofdvorm der sonate
vindt men in de Toccata op. 7 in het Allegro
op. 8, in de hoekdeelen der sonates op. 11, 14
(ook wel „Concert sans Orchestre" geheeten)
en 22 en in de finales van de Etudes sympho
niques en van den Faschingsschwank. De af
wijkingen en onregelmatigheden, die men
vooral in de eerste sonate ziet en die in de
oogen van Schumann's tijdgenooten vorme
loosheid veroorzaakten, zijn eer een gevolg
van ontoereikende beheersching der materie
dan van bewuste en gewilde omverwerping.
De „Etudes Symphoniques" komen nog
veel op de concertprogramma's voor. Het zijn
een reeks variaties op een thema van Clara
Wieck benevens een marciale finale. Een
merkwaardig voorbeeld van polyrythmiefc
(meerdere rhythmen tegen elkaar) levert de
IXde: boven een bas van accoordfiguren in
32ste noten beweegt zich een tweestemmige
canon die uit kwartnoten en achtsten-kwin-
tolen is opgebouwd. De speler heeft hier dus
de taak in de rechterhand 2 op 5 en dan deze
vijf weer op de 32 van de linkerhand in te
deelen. terwijl hij bovendien moet zorgen dat
elke stem haar zelfstandigheid bewaart en
dat het canonische duidelijk hoorbaar wordt:
geen gemakkelijke opgave vooral omdat de
afstand tusschen beide themastemmen de
spanwijdte der menschelijke hand op meer
dere plaatsen verre te buiten gaat en de spe
ler dus tot een na-elkaar aanslaan van to
nen, die eigenlijk tegelijk moesten komen, «re-
dwongen wordt, waardoor de zuiverheid der
rhythmiek weer stoornis ondervindt.
De „Kreisleriana" zijn fantasieën, geïn
spireerd door de figuur van den kapelmeester
„Kreisler" van E. T. A. Hoffmann, die in
deze figuur een deel van zich zelf verper
soonlijkte. Het zijn acht nummers, die uit
tweedeelige liedvormen met alternatieven
(afwisselende deelen. evenals het Trio van
een Marsch) zijn opgebouwd. Zij stellen aan
de techniek niet minder hooge eischen dan de
Etudes symphonlcjues maar zijn niet zoo
„dankbaar" als deze.
De „Humoreske" op. 20 is nagenoeg geheel
uit de concertzaal verdwenen. De „humor" In
dit stuk is geïnspireerd door den schrijver
Jean Paul Friedrich Richter (1763—1825). die
onder den naam Jean Paul publiceerde en
door Schumann zeer bewonderd werd. Voor
ons gevoel is hij wat zwaar op de hand en
bovendien is de componist te zeer in herha
lingen vervallen dan dat zijn werk den hoor
der tot het c'nd toe zou boeien. M'nder
moeilijk dan deze werken is de „Faschings
schwank aus Wien". die uit vijf deelen be
staat. Het eerste daarvan doet wat zijn vonn
betreft aan het oude Rondeau pit den tijd
van Couperin enz. denken. Echte Carnaval
klucht-stemming zal men in dit werk moei
lijk kunnen ontdekken en het vierde deel.
het Intermezzo, valt met zijn es-min. toon
soort en zijn heftige hartstochtelijkheid zelfs
geheel buiten het karakter van een Schwank
of klucht; maar al is Schumann's humor ook
in zijn op. 26 wat gewichtig, toch is het werk
zoowel technisch als geestelijk meer toegan
kelijk dan veel andere van Schumann's com
posities.
De Hongaarsche componist
PAUL ABRAHAM.
Van Handelshoogeschoo! via een bank
naar de operette.
(Van onzen Weenschen correspondent).
WEEMEN, Januari.
De naam van den Hongaarschen compo
nist Paul Abraham is geheel onverwachts be
kend en buitengewoon vlug wereldberoemd
geworden. Overal, tot in de meest afgelegen
uithoeken van de wereld, worden de liederen
en de melodieën van zijn operette „Viktoria
und ihr Husar" en van zijn ..Die Blume von
Hawai" dag en nacht gezongen en gespeeld.
Paul Abraham heeft wel een bont en
eigenaardig leven achter zich. In zijn jeugd
bezocht hij hoe prozaisch! een handels-
hoogeschool. Daarna dat is al wat beter!
ging hij naar het conservatorium te Boe
dapest, waar hij zich op de compositieleer
wierp. Hij ging daar voor een van de meest
begaafde leei'lingen door. Hij schreef veel
ernstige en zware muziek en hij werkte
zelfs aan een groote opera-compositie. Dan
in de inflatie-jaren, werd hijbankier!
Aanvankelijk ging het hem buitengewoon
goed, doch dan had hij net als Gustav
Meyrink, die vroeger ook een bank gehad had
pech. Hij had reusachtige schulden ge
maakt en hij werd doodarm
Nu begon hij een lichter genre muziek te
schrijven, zonder dat hij daarbij aan een
bepaalden uitgever clacht en zonder dat hij
ook nog eenige relaties met een operette
theater had aangeknoopt. Hij zat nachten
lang aan zijn piano en hij componeerde tot
dat de morgenschemering aanbrak.
Het duurde niet lang, of er werden hier
en daar in kleine bars en nachtlokalen liede
ren van hem gezongen. Hij verdiende er een
kleinigheid mee.
Dan schreef hij voor een tweederangs
bioscoop muziek om er een film-sketch mede
te begeleiden, in welke een gewezen schoon
dochter van den vroegeren Turkschen sultan
Abdoel Hamied persoonlijk optrad.
Ook schreef hij muziek voor een revue van
Ladislaus Lakatos, die in het stedelijke ope-
rettentheater te Boedapest werd opgevoerd.
Abraham dirigeerde het orkest zelf. Zonder
maatétok, met gele handschoenen aan. Het
stuk vond veel bijval ën werd .honderd maal
opgeleverd.
Vervolgens kwam het éla tante (succes
met „Viktoria und ihr Husar", welke operette
de geheele wereld veroverde en ook in Neder
land veel opgang maakte. De Duitsche pre
mière had twee en een half jaar geleden te
Leipzig plaats. De uitgever Martin en de
producer Preger waren doodsbenauwd ge
weest, dat het stuk een fiasco zou worden.
Maar gelukkig is dat niet het geval geweest.
Abrahams jongste werk, „Ball im Savoy",
werd met Kerstmis in het Grosses Schau-
spielhaus te Berlijn voor het eerst opgevoerd.
Meer dan vierhonderd personen verschijnen
op de planken. Ook thans heeft het geluk
Abraham niet in den steek gelaten. De eer
ste tien opvoeringen brachten eventjes een
kwart millioen mark in het laatje.
Abraham is thans weer druk bezig een
nieuw werk te scheppen.
W. A. iBEKAAR.
Derde
Gemeentelijk Orgelconcert.
De eerste helft van het 3de gemeentelijke
Orgelconcert was geheel aan Joh. Seb. Bach
gewijd. Uit den onnoemelijk rijken schat der
koraalvoorspelen had George Robert twee
van de schoonste en meest bekende gekozen.
Heel stillekens, als een uit zwaren druk ge
boren smeeking kwam de bede „Nun komm'
der Heiden Heiland" op: de koraalmelodie in
een zwakke, haast menschelijke klanktrilling
zwevend boven den versluierden ondergrond
der tegenstemmen. Dan klaarde het alles op.
Rustelooze figurenranken omspeelden vroo-
lijk de melodie „Nun freut euch, lieben Chris
ten G'mein en de bas trippelde bedrijvig mee.
Lag het aan de acoustiek der zaal of aan het
trage aanspreken van het gekozen register,
dat de dribbelpasjes voortdurend iets in de
achterhoede schenen te komen? Het spel van
den organist kan er geen oorzaak van zijn,
want het zou ondoenlijk zijn willens of on
willens de vertraging in te voeren. De op
merking bedoelt dan ook geen verwijt, wèl
een onderzoek.
Een recitatief en de aansluitende tenoraria
uit de Matthëus-passie volgden. Het waren
de nummers 40 en 41 die onze gevierde
tenorzanger Louis van Tulder vertolkte. Het
recitatief „Mein Jesu schweigt". begeleid
door de afgebroken accoorden, die de span
ning na de valsche aanklacht symboliseer en.
is algemeen bekend: de aria ..Geduld!" wordt
gewoonlijk overgeslagen: terecht, want zij
bevat meer noten dan voor de teekenïng der
stemming noodig of wenschelijk is en be
hoort tot de zwakkere gedeelten van het ge
heel. Afzonderlijk voorgedragen kan zij res
pect voor de keelvaardigheïd van den zanger
inboezemen en deze staat bij Van Tulder bo
ven allen twijfel. Dat bovendien zijn prach
tige stem alleen reeds een genot schonk
spreekt van zelf.
Besloten werd deze afdeeling met het
groote Preludium en Fuga in a kl. t. Door de
resonantie werd het rijke figurenwerk der
fuga helaas wat verdoezeld; misschien zou
een meno legato dit bij een eventueele her
haling kunnen voorkomen, misschien ook
was het in andere gedeelten der zaal minder
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Volgestort Kapitaal Reserve
t 30.000.000.I 9.300.000.—
KANTOOR: HAARLEM
KRUISWEG 59 TEL. 13843
i twee voorgangers, die ik op de planken heb
gezien. Wat maakte hij iets aardigs van zijn
entree met het kinderspeelgoed en toen hij
zoo waar zelf begon te yo-yo-en, was de zaal
niet meer te houden.
Met genoegen zag ik gisteren ook den heer
Arie Spruyt in de rol van Alfred Cherry. Hij
was een „heer" op het tooneel. wat hij ook
zijn moest en hij had een losheid in zijn spel,
die wij bij jonge rollen van dilettanten niet
gewend zijn.
Ook de kleinere rollen zooals die van den
neger en Mr. en Mrs. Carnaro waren behoor
lijk bezet, zoodat wij ook door de zeer
goede rolkennis een geheel kregen, als wij
in lang niet bij den Kring hebben gehad.
Het succes was zeer groot en het was vol
komen verdiend. Er is uitbundig gelachen,
zoo zelfs, dat de tekst soms niet meer was te
verstaan. Bij volgende opvoeringen mogen de
spelers hier wel wat meer rekening mee hou
den. Geroutineerde acteurs weten op zulke
momenten ook zonder tekst door te spelen.
Als geheel dus een avond. waarmee de
Kring eer heeft ingelegd.
De stampvolle zaal toonde zich zeer dank
baar en uitte zich aan het slot in een geest
driftig applaus.
J. B. SCHUIL.
storend. Ook in dit geval bedoelt de opmer
king slechts overweging.
De tweede helft bracht ons nieuwere
Fransche kunst. De „Variations sur un vieux
Noel" van Marcel Dupré, door den componist
hier eenigen tijd geleden op het orgel der
Groote Kerk vertolkt, werden door George
Robert op het vorige orgelconcert voorge
dragen en op verzoek ook op het programma
van dit geplaatst. Zij bevatten veel kunst
vaardigheid: canons in de octaaf en in de
none en een drievoudige canon in de onder
kwart en onderkwint. Doch veelal zijn deze
combinaties slechts ten koste van de wel
luidendheid gelukt en in de vrije variaties
schijnt de harmonische behandeling over
laden en gezocht. Het geheel geeft mij meer
den indruk van uiterst knap knutselwerk dan
van geïnspireerde kunst,
Evenmin ben ik warm geloopen bij de
auditie der twee gebeden, het „Onze Vader"
en het „Wees gegroet. Maria" van André Ca-
plet. Vooral bij het eerste bracht de begelei
dende muziek me meer uit de stemming dan
dat zij die versterkte. Dit is echter een kwes
tie van persoonlijk aanvoelen. De eenvoudige,
kinderlijk-vrome muziek van Grovlez bij de
„Petites Litanies de Jésus" van Tristan
Klingsor miste daarentegen haar bekorende
werking niet en Ik moet er bij voegen, dat
Van Tulder ze prachtig voordroeg.
Toen kwam het grootsche dat al het in
de tweede helft voorafgegane verduisterde
door zijn glans, zijn klaarheid, zijn meester
schap in den opbouw, zijn melodische en
harmonische schoonheid; het derde der drie
groote koralen van César Franck. Hier hoor
den we terstond de stem van den genialen
meester, hier voelden we de inspiratie. Hier
steeg ook het orgel tot een hoogte die elke
gedachte aan aardsche onvolkomenheid ver
joeg. Helder, rustig, sober was de vertolking
en ze mocht dat zijn: deze muziek spreekt
voor zich zelve voldoende. Een grandioos be
sluit.
K. DE JONG.
HET TOONEEL.
R. K. KRING.
CETROUWD OF NIET CETROUWD.
„Eén dag dame", is dezen winter en vogue
bij de Haarlemsche dilettanten. Want „Ge
trouwd of niet Getrouwd", dat de tooneel-
club van jongelui van de K.J.M.V. gisteren
speelde, bleek niet anders dan dezelfde klucht
te zijn, waarvan eerst ..Jacob van Lennep"
en later „Thalia" zoo'n plezier hebben ge
had!
Ook de R.K. Kring kan over het succes
meer dan tevreden zijn. want de lach was
bijna heel den avond niet uit de zaal. En
wat van meer beteekenis is de Kring heeft
van deze pretentielooze klucht een opvoering
gegeven, die gezien mocht worden. Wanneer
de voorzitter in zijn openingsspeech niet ge
zegd had. dat er veel debutanten medewerk
ten. zouden wij dit nauwelijks hebben ge
loofd. Dan waren het toch debutanten, die
aanleg hebben voor het tooneel.
In de eerste plats wel Miek Jansen, de
jonge dame, die Alice speelde. Men vertelde
mij, dat zij gisteren pas voor de tweede maal
op de planken stond. Hot was nauwelijks te
gelooven en ik mag hier dan wel zeggen
dat zij een speelkracht is, die vele vereeni-
gingen de Kring uknnen benijden. Vooral in
het eerste bedrijf, toen zij nog het dienst
meisje moest zijn, was zij uitstekend. Welk
een 'kittig, aardig ding was dat! Zij bracht
op het tooneel dadelijk een vrijmoedigheid
mee, die anderen eerst na jaren verkrijgen.
Vooral met haar leuk, koket oogenspel. dat
toch steeds speelsch en binnen de perken
bleef, wist zij de mannen op het tooneel
en tegelijk de zaal te veroveren. En ook
haar bewegingen waren van een natuurlijke
gratie en charme die en dat was eigenlijk
mijn eenige opmerking voor een dienst
meisje wel wat te veel distinctie verrieden.
In de twee volgende bedrijven, toen zij Al
fred Cherry's vrouw moest zijn, stond haar
spel niet óp dezelfde hoogte, verslapte het
wel eens wat en bleef zij niet aldoor zoo
goed in haar rol, maar het was voor een
debutante toch wel bijzonder verdienstelijk.
Aan Mrs. Chadwick en vooral aan Lucy
Norton konden wij beter zien, dat zij nog
niet zoo geheel op de planken thuis warexr,
maaT voor debutantexx brachten zij het er
toch lang niet slecht af. Mrs. Chadwick stel
ik mij meer als 'n caricatuur voor; zij zag er
voor een vogelverschrikster eigenlijk veel te
lief uit. al droeg zij dan ook een grijze pruik.
Haar spel echter ging wel de goede richting
uit en vooral in haar dictie viel veel te waar-
deeren.
En wat heeft de Kring tegenwoordig goede
heerenkrachten. Met eeix trio als van de hee-
ren Cor Tak. Arie Spruijl en Piet Dieben kan
deze club heel wat bereiken. Cor Tak heeft
ongetwijfeld komisch talent cvexxals Piet Die-
ben en zij speelden heel den avond alleraar
digst tegen elkaar op. De heer Tak is iemand,
die het tooneel weet te vullen en butler Wil
liam kreeg dan ook gisteren van hem vol
komen zijn deel.
Misschien zou wat meer strakheid in de
uitbeelding de rol nog ten goede zijn geko
men; William was zich zelf blijkbaar wat
al te veel bewust van zijn grappigheid, ^naar
grappig was hij zeker en hij heeft dan ook
zeer veel bijgedragen tot het succes van den
avond.
Eigenlijk was Piet Dieben als de notaris
Ross nog beter. Dit werd de best gespeelde
THORN PRIKKER.
Het Maandblad voor Beeldende Kunst van
Januari opent ïxxet een mooi geïllustreerd en
interessant artikel over Johan Thorn Prik
ker, geschx-even door Pieter Koomen. De
schrijver heeft met blijkbare sympathie
Prikker's leven in Nederland en Duitschlnnd
gevolgd en geeft belangwekkende opmerkin
gen over de waardeei'ingsmogelijkheden van
Prikker's kunst hier en ginds. De vreemde
historie met Prikker's wandschilderingen in
het Rotterdamsche Raadhuis wordt nog eens
gereleveex-d en het onvoltooid blijven der
versiering in de Raadzaal te Amsterdam be
treurd, de mozaïek in de Duinoordkerk te
's-Gravenhage uitvoerig bespx-oken. Doch ook
om het tiental zeer goede reproducties is
deze aflevering onze aandacht waard, die
door het een zoowel als het ander prachtige
gegevens bevat voor wie den kunstenaar
Prikker, die het vorig jaar overleed, nader
wil komen.
A. W. VERHORST.
De teekenaar A. W. Verhorst uit Heem
stede, die zich hoofdzakelijk met kei-ken en
kerkinterieurs schijnt bezig te houden, heeft
die Haagsche Duinoordkerk toevallig ook in
beeld gebracht en op zijn exDOsitie bij Reexer
deze maand ten toon gesteld, zoodat men
zich van de plaatsing der mozaïek ook daar
een beeld kan vormen. Ik vermoed ten minste
dat hier Prikker's Laatste Avondmaal, na
tuurlijk niet gedetailleerd, doch alleen als
kleurimoressie bedoeld, gegeven wordt. De
heer Verhorst heeft, een wollige, weinig
acute manier van teekenen en waar hij in
pastel of aquarel kleur toevoegt is hij niet
altijd even zuiver. Het lijkt mij zeer moeilijk
voor een schilder, die. zelf geen sterke per
soonlijkheid. weet in het kielzog van groote
voorgangers te varen, toch nog een klein
eigen accent te bewaren. Dat accent zit hier
misschien in een eenigszins ouderwetsche
trouwhartigheid die sympathiek is. In een
kleine zwart-en-wit teekenïng van een beuk
in d" crootc- kerk van Alkmaar zitten-een
klaa'-heid en een concentratie, die deze ex
positie veel interessanter zou maken zoo ze
ook in de grootscher bedoelde werken aan
wezig was.
LIZF. DUYVIS.
Mevrouw Lize Duyvis. wier werk deze
maand Reeker's benedenzaal vult. is één dier
serieuse dilettanten waaraan de kunstbeoefe
ning in Holland steeds een eigenaardige be
langstelling te danken heeft gehad. Zij is ge-
ruimen tijd leeidinge van Willem Roelofs ge
weest en heeft ook daarvóór ernstige studies
in het kunstvak gemaakt. Men hervindt dat
hier gemakkelijk in een aantal stillevens als:
een gemberpot- met stroobloemen, een ander
met een bruin kannetje, een derde waarop
een oude pul voor rappé, of soortgelijke wer
ken. waax-op een fleschje met kersen of een
bakje met eitjes zijn voorgesteld. Uit de af
hankelijkheid waarin dit soort kunstnroduc-
tie meestal blijft steken ontwikkelt zich nu
en dan op het onverwachtst een persoonlijk
heid en ontstaat wei'k dat buiten den be
perkten kring der naaste omgeving beteeke
nis krijgt. Mevrouw Duyvis beschikt over kun
digheid en goeden smaak in voldoende mate
om haar die mogelijkheid als toekomstige
wex-kelijkheid te mogen toewenschcn.
MANET'S BRIEVEN.
Ook Kunst und Künstlcr van deze maand
publiceert nu in vertaling brieven van
Edouai'd Manet, als nagalm op de herdenking
van zijn geboortejaar. Zijn groote bewonde
ring voor Velasquez spreekt hij uit in brie
ven aan Fantin o.a.. en uit Madrid geschre
ven. Curieus blijft het dat zijn vroegste wer
ken, in Parijs ontstaan, toen hij Spanje nog
niet gezien had. sterk op de Soaansche pein-
ture geïnspireerd schijnen. Ook in ander op
zicht zijn deze briefjes interessant voor wie
de kunst der 19e eeuw bestudeert. Mussia
Eisenstadt bespreekt den afloop van het
Wacker-proces. Hij maakt een paar aardige
opmex-kingen. b.v. deze dat De la Faille een
soort magneet, voor falsificaties schijnt te
zijn. En dat „de ontwijfelbaar groote kennis
van Bremmer in deze Van Gogh-materie.
door zijn wijze van zich te uiten, die voor een
ander absoluut vrijblijvend geacht kan wor
den, in de sfeer eener nersoonlijke ingewijd-
heid besloten blijft". Overigens schijnt het
niet uitgesloten, dat on deze revisie nog weel
een revisie 'bij het Rijksgerechtshof) gaat
volgen, 't Begint vervelend tc worden. Haast
even vervelend als het feit. dat zooveel men-
schen zich pas voor kunst gaan interesseeren
als deze gefalsifieerd, gestolen of behendig
verzwendeld wordt. Ca fait toujoux-s plaisix-,
nietwaar?
10 Jan. '33.
J. H. DE BOIS.
komische rol en hij won het dan ook van zijn van Gooiland
HERDENKING VAN WILLEM DEN
ZWIJGER.
In het Gooi is een comité gevormd ter her
denking van Willem de Zwijger, waarvan
eerevoorzlttcr is generaal Snijders. Voorzitter
is de heer E. Luden, gepensionneerd genc-
raal-majoor, voorzitter van Stad en Lande
Uit „De Stille Plantage" door
Albert Helman.
Het was ook dit. Jaar dat de groote regen
tijd zich aankondigde met een drukkende
benauwenis welke zelfs hier. onder de scha
duw van het dicht geboomte ondragelijk was.
Onzichtbaar drong de zonneschijn door lede-
re beschutting heen. maakte het lichaam
loom en moedeloos en alle denken dof. Tot
op een middag plots de plekken blauw ver
duisterden. en felle bliksemstralen alles een
seconde lang in een geel licht zetten. Zware
donderslagen zochten naar hun lange echo's
in het bosch. Maar ze schenen uit te ruischen
tot een lang gesuis als van de zee, om daarna
aan te groeien tot een zoemen, dat steeds
machtiger werd. een loeien dat met brullen
en gekreun tusschen de boomen woedde.
Zwart werden de zware kruinen en nog
zwarter alle stammen, 't Bosch begon te
leven, schuwe dieren sprongen weg en zoch
ten zich de diepste holen: in dit beven viel
het dorre hout met veel misbaar omlaag. <n
groote spinnen dansten radeloos hun webben
op en neer. En ln de verte wies het striemend
gesuis al luider: nader kwam het als een
zingend loeien, en op eenmaal was de regen
er. de matelooze. gutsende, betoovcrende
regen.
Alles was ln enkele ui-en gansch van uiter
lijk veranderd. In het bosch was er een
dx-ukkc, dronkene muziek van droppen en van
verticale beekjes. Alles droop en liet de over
daad van water leekon op den bodem, die
bedolven was met het omlaaggevallen loover
en de jonge twijgen, die geen weerstand bo
den aan het eerste geweld van den rccen*ij'l.
En eldei's. waar er wat meer openheid was.
stond de bodem blank en ongekende geuren
kwamen er. benauwend als de wasem'ng van
slapenden. Geen dier was meer tc zien: dit
was de dag dat ln het woud de planten hui
verden van dierlijk leven, dat de varens plot
seling hun Jongsten too ontrolden. dulz?">i
zwammen langs de boomen klommen, en nvt
nieuwe armen de lianen /!~h aan heester on
aan woudreus vastkla™*-'
Op de plantages wis vexxtijd die ven
het. grootste gevaar. Dan v es de rivier tot
boven het groen der manexoven'antcn. die
anders zich spiegelden in den stillen oever
kant. Er kwam troebelheid en bewcv'ng in
het water, dat rottende blaren en takken uit
verre verborgen kreken benedenwaarts
bracht. En het steeg soms zoo ver. dat het
snoeide tot vlak voor het woonhuis, en dege
lijks de sluizen veel werk en oplettendheid
vroegen. Al werd dit de tijd van bet. laar dat
het- meeste geijverd werd om de plantage voo;*
de ontreddering te bewaren die alle hevige
groei met zich mee brengt, toch werden dit
tevens de droevigste maanden: die wa?.-'n
ook in de harten der menschen een vocM'ge
kilheid gesionen kwam, oude verwachting
verdorde, veel kleine illusies omlaag stortten.
De elndelooze regen zong op de daken, ra
zend e"h monotoom. en na het geraas van de
hevige slagen kwam dagenlang 't k'aeel k
drunoen. dat snikte in de regentonnen en
spatte od den natten bodem, en droop langs
de heesters en 't afdak van de veranda wair
Raoul stond uit te zien naar het crljs. altijd
maar neerzijgend gordiïn. Weken lang was er
niets anders meer dan dit gestadige ruischen
waarin de stemmen der menschen ver en
veranderd klonken, en 't knarsen der water
molens leek od het steunen en schreien van
stervende kinderen.
En als de aarde geheel was doordrenkt van
het vocht, dan woelden er zware en zwoele
geuren van vruchtbaarheid los uit haar po
riën; een benauwenis groeide, van natte be
klemming. ondragelijk des daags als op en
kele oogcnblikken verloren zonnestralen do
wereld vol regenboogkleurlge sterren voi-
spatten. Er volgde weer grijslichte schemer,
waarin de dingen opnieuw zoo droevig leken
dat mannen hun vuisten tezamen balden mi
vrouwen nxct krampende moeite de wellende
tranen terugdrongen.
Een luid en doordringend kikkergekwaak
verkondde het vallen van avond exx nacht:
een plotseling duister dat sterloos en somber
lxet trieste geklaag en het gonzen van dui
zend insecten omhulde. Glimwormen dansten,
vuurkevers flitsten voorbij: treurige sterren
wier laatste vonk in het water verdoofde. Er
loeiden zachte, nooit eerder gehoorde stem
men in 't woud. dat de menschen rilden. De
nacht bracht ook koude, die met de vleer
muizen binnen kroop door alle reten. Hui
verend zaten de vrouwen van Bel Exil dan
rond het schijnsel der olielamp, terwijl Raoul
met- zorgelUk gelaat cijfers schreef ln een
boek. en rekende hoeveel schade dit kwado
seizoen aan zijn oogst zou brengen. De nacht
bracht, ook zware en droomvolle slaap, waar
uit de menschen steeds moeder ontwaakten
en moedeloozer; het dulstei* werd dicht ais
een deken die over allen gespreid wordt en
allen benauwt; dicht aaix ons oor hooren wij
't reutelen van onze vrienden en machteloos
zijn wij om hulp te bieden.
Het onophoudelhk ruischen van nacht
regens over de daken exx gronden omzong
deze slaap met een treurmuziek die z«i zich
urenlang bleven herinneren, wanneer de late
ochtend nxct 't schorre gekx-nai van de hanen
begaven was. en elk weerkeerde naar 't
dagelijksch werk. Een weemoed, die allp din
gen dieper exx donkerder deed zien. hracb» <n
zij mee uit die slaap, en sommigen keerden
zoo angstig en van deze wereld vervreemd
uit die steppen terug, dat een sprakeloos,
doffe wanhoop hen wekenlang daarna ge
vangen hield.
ZWEMMEN.
De heer S. P. J. Borsten, bekend man in de
zwemwereld heeft in opdracht van de N.V.
„Tweka" trlcotfabi'ieken te Gcldrop een
handleiding voor de zwemkunst samenge
steld onder den titel; Zwemmen, de ideale
sport. Het is een klein boekskc, waaruit de
niet zwenxkundlgc lezer 'es aan de hand van
het gedrukte woord en duidelijke illustraties
de voornaamste beginselen van de zwemkunst
kaxx leeren in de verschillend" stijlen. Dit
boekje heeft de verdienste dat het niet af-
schikt door zijn omvang, iniegcdcel het is
verfrlsschend van beknoptheid.
KENNEMER ORKEST VEREENIG ING.
De Kcnnemer Orkestvereenlging geeft In
samenwerking met het „Beverwijk's Ge
mengd Zangkoor" eën concert in het Kcnne
mer Theater op Dinsdag 31 Januari a.s. De
orkestvereeniging zal o.m. uitvoeren de
ouverture Jean de Paris van Boleldieu, de
serenade van C. M. Wldor en twee deelen uit
Rosamundc van Schubert. Het koor. dat
evenals de Kennemer Orkest Vereeniging
onder leiding staat van Louis Stiens zingt
o.m. „Kerstlied" van B. Diamant en „Zon
dagmorgen" van Jac. Bonset. Verder verleent
de tenor A. L. de Lobel aan het concert zijn
medewerking.