INCASSO-BANK Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING HANDELS- CREDIETEN KANTTEEKENINCEN. Litteraire Fragmenten. Nieuwe Uitgaven. door KAREL DE JONG. Pianomuziek van Schumann kondigt Da- ventry ons voor de komende week aan. Het zijn: de „Davidsbündlertanze op. 6, de Etudes Symphoniques" op. 13, de „Kreisleriana" op. 16, de „Humoreske" op. 20 en de „Faschings- schwank" op. 25, die op het programma staan, allemaal dus werken uit Schumanns jongen tijd. den tijd zijner revolutionnaire gezindheid en werkzaamheid op muzikaal gebied. De titel „Davidsbündlertanze" duidt daarop: de „Davidsbündler" hadden zich aangegord voor den strijd tegen de „muzikale Philistijnen", de philisters, de aanhangers van conventie en „Schlendriau". De „Davids- bund" bestond in hoofdzaak uit Schumann zelf; hij bestreed de Filistijnen in artikelen in de door hem samen met zijn leermeester en lateren schoonvader Friedrich Wieck; met Ludwig Schunke en Julius Knorr. In dit tijd schrift moesten dwazen en ijdelen de wapens uit de hand geslagen worden, zouden moe digen en krachtigen steun vinden. Schumann, die in 1811 geboren was, was 23 jaar toen hij dit tijdschrift grondvestte en heeft er 10 ja ren de leiding van in handen gehouden. Al dien tijd heeft hij zijn artistieke beginselen er in hoog gehouden. Hij is er in opgekomen voor Bach, voor Berlioz, Chopin. Gade en Brahms. Zijn medewerkers lieten al spoedig hem vrijwel in den steek. Toen koos hij voor zijn artikelen drie schuilnamen, waarvan elke een andere zijde van zijn karakter weer gaf. „Florestan" verpersoonlijkte het brui sende. hartstochtelijke. „Eusebius" het fijn gevoelige zachtmoedige, „Meister Raro" het kalme, bezadigde element in zijn natuur. In een der nummers van het tijdschrift vindt men drie besprekingen van een en hetzelfde werk, met de drie bovengenoemde schuilna men onderteekend! Ook de verschillende nummers der „Davidsbündlertanze" zijn het zij met een F, hetzij met een E onderteekend. „Meister Raro" kon hier gevoegelijk gemist worden. En de klaviersonate op. 11 is „Clara zugeeignet, von Florestan und Eusebius". (Clara was, zooals men weet, de dochter van Wieck, de later als pianiste beroemde Clara Schumann, die in 1896 overleed, na haai man 40 jaar overleefd te hebben). Hoewel Schumann na het opgeven zijner juridische studies, tot welke de wensch zijns vaders hem aanvankelijk genoopt had. maar die niet met zijn aanleg strookten, aanvan kelijk zich voorgesteld had klaviervituoos te v/orden, moest hij dat plan reeds spoedig la ten varen, daar hij zich door een verkeerde studeermethode een vingerverlamming be rokkend had. Werkelijk toont zijn op. 1 de z.g. „Abegg"-variaties (het thema a. b, e, g, g, is ontleend aan den naam van de woon plaats eener met hem bevriende familie) een sterken inslag van virtuositeit in den vorm van brillant passagewerk. Doch reeds in op. 2 de „Papillons" is dit geheel verdwe nen- en treedt het muzikaal-karakteriseeren- de op den vporgrond. Snel volgden de piano- werken elkaar nu op: tot én met op. 23 vor men de opusnummers een onafgebroken reeks. De Davidsbündlertanze" verschenen in 1837: zij dragen tot motto: „In all' und jeder Zeit Verknüpft sich Last und Leid. Bleibt fromm in Lust, und seyd Dem Leid mit Mut bereit. In dit werk openbaart zich Schumann's klavierstijl reeds overtuigend Zijn afkeer van het uiterlijk virtuoze heeft ontegenzeg gelijk tot een zekere monotonie in de kla vierklank geleid: de hooge klankregisters worden relatief zelden door hem gebruikt en als hij ze eens gebruikt klinken ze gewoon lijk nog niet zooals in de werken van een Chopin of Liszt, Daartegenover staat een zeer gecompliceer de veelstemmigheid, die een uiterst fijne en gevoelige gradatie van den aanslag en een zeer zorgvuldig pedaalgebied vereischt. In formeel opzicht biedt zijn op. 6 niet veel re- volutionnairs, de tweedeelige liedvorm is de heerschende evenals in het meerendeel zijner pianocomposities. Den hoofdvorm der sonate vindt men in de Toccata op. 7 in het Allegro op. 8, in de hoekdeelen der sonates op. 11, 14 (ook wel „Concert sans Orchestre" geheeten) en 22 en in de finales van de Etudes sympho niques en van den Faschingsschwank. De af wijkingen en onregelmatigheden, die men vooral in de eerste sonate ziet en die in de oogen van Schumann's tijdgenooten vorme loosheid veroorzaakten, zijn eer een gevolg van ontoereikende beheersching der materie dan van bewuste en gewilde omverwerping. De „Etudes Symphoniques" komen nog veel op de concertprogramma's voor. Het zijn een reeks variaties op een thema van Clara Wieck benevens een marciale finale. Een merkwaardig voorbeeld van polyrythmiefc (meerdere rhythmen tegen elkaar) levert de IXde: boven een bas van accoordfiguren in 32ste noten beweegt zich een tweestemmige canon die uit kwartnoten en achtsten-kwin- tolen is opgebouwd. De speler heeft hier dus de taak in de rechterhand 2 op 5 en dan deze vijf weer op de 32 van de linkerhand in te deelen. terwijl hij bovendien moet zorgen dat elke stem haar zelfstandigheid bewaart en dat het canonische duidelijk hoorbaar wordt: geen gemakkelijke opgave vooral omdat de afstand tusschen beide themastemmen de spanwijdte der menschelijke hand op meer dere plaatsen verre te buiten gaat en de spe ler dus tot een na-elkaar aanslaan van to nen, die eigenlijk tegelijk moesten komen, «re- dwongen wordt, waardoor de zuiverheid der rhythmiek weer stoornis ondervindt. De „Kreisleriana" zijn fantasieën, geïn spireerd door de figuur van den kapelmeester „Kreisler" van E. T. A. Hoffmann, die in deze figuur een deel van zich zelf verper soonlijkte. Het zijn acht nummers, die uit tweedeelige liedvormen met alternatieven (afwisselende deelen. evenals het Trio van een Marsch) zijn opgebouwd. Zij stellen aan de techniek niet minder hooge eischen dan de Etudes symphonlcjues maar zijn niet zoo „dankbaar" als deze. De „Humoreske" op. 20 is nagenoeg geheel uit de concertzaal verdwenen. De „humor" In dit stuk is geïnspireerd door den schrijver Jean Paul Friedrich Richter (1763—1825). die onder den naam Jean Paul publiceerde en door Schumann zeer bewonderd werd. Voor ons gevoel is hij wat zwaar op de hand en bovendien is de componist te zeer in herha lingen vervallen dan dat zijn werk den hoor der tot het c'nd toe zou boeien. M'nder moeilijk dan deze werken is de „Faschings schwank aus Wien". die uit vijf deelen be staat. Het eerste daarvan doet wat zijn vonn betreft aan het oude Rondeau pit den tijd van Couperin enz. denken. Echte Carnaval klucht-stemming zal men in dit werk moei lijk kunnen ontdekken en het vierde deel. het Intermezzo, valt met zijn es-min. toon soort en zijn heftige hartstochtelijkheid zelfs geheel buiten het karakter van een Schwank of klucht; maar al is Schumann's humor ook in zijn op. 26 wat gewichtig, toch is het werk zoowel technisch als geestelijk meer toegan kelijk dan veel andere van Schumann's com posities. De Hongaarsche componist PAUL ABRAHAM. Van Handelshoogeschoo! via een bank naar de operette. (Van onzen Weenschen correspondent). WEEMEN, Januari. De naam van den Hongaarschen compo nist Paul Abraham is geheel onverwachts be kend en buitengewoon vlug wereldberoemd geworden. Overal, tot in de meest afgelegen uithoeken van de wereld, worden de liederen en de melodieën van zijn operette „Viktoria und ihr Husar" en van zijn ..Die Blume von Hawai" dag en nacht gezongen en gespeeld. Paul Abraham heeft wel een bont en eigenaardig leven achter zich. In zijn jeugd bezocht hij hoe prozaisch! een handels- hoogeschool. Daarna dat is al wat beter! ging hij naar het conservatorium te Boe dapest, waar hij zich op de compositieleer wierp. Hij ging daar voor een van de meest begaafde leei'lingen door. Hij schreef veel ernstige en zware muziek en hij werkte zelfs aan een groote opera-compositie. Dan in de inflatie-jaren, werd hijbankier! Aanvankelijk ging het hem buitengewoon goed, doch dan had hij net als Gustav Meyrink, die vroeger ook een bank gehad had pech. Hij had reusachtige schulden ge maakt en hij werd doodarm Nu begon hij een lichter genre muziek te schrijven, zonder dat hij daarbij aan een bepaalden uitgever clacht en zonder dat hij ook nog eenige relaties met een operette theater had aangeknoopt. Hij zat nachten lang aan zijn piano en hij componeerde tot dat de morgenschemering aanbrak. Het duurde niet lang, of er werden hier en daar in kleine bars en nachtlokalen liede ren van hem gezongen. Hij verdiende er een kleinigheid mee. Dan schreef hij voor een tweederangs bioscoop muziek om er een film-sketch mede te begeleiden, in welke een gewezen schoon dochter van den vroegeren Turkschen sultan Abdoel Hamied persoonlijk optrad. Ook schreef hij muziek voor een revue van Ladislaus Lakatos, die in het stedelijke ope- rettentheater te Boedapest werd opgevoerd. Abraham dirigeerde het orkest zelf. Zonder maatétok, met gele handschoenen aan. Het stuk vond veel bijval ën werd .honderd maal opgeleverd. Vervolgens kwam het éla tante (succes met „Viktoria und ihr Husar", welke operette de geheele wereld veroverde en ook in Neder land veel opgang maakte. De Duitsche pre mière had twee en een half jaar geleden te Leipzig plaats. De uitgever Martin en de producer Preger waren doodsbenauwd ge weest, dat het stuk een fiasco zou worden. Maar gelukkig is dat niet het geval geweest. Abrahams jongste werk, „Ball im Savoy", werd met Kerstmis in het Grosses Schau- spielhaus te Berlijn voor het eerst opgevoerd. Meer dan vierhonderd personen verschijnen op de planken. Ook thans heeft het geluk Abraham niet in den steek gelaten. De eer ste tien opvoeringen brachten eventjes een kwart millioen mark in het laatje. Abraham is thans weer druk bezig een nieuw werk te scheppen. W. A. iBEKAAR. Derde Gemeentelijk Orgelconcert. De eerste helft van het 3de gemeentelijke Orgelconcert was geheel aan Joh. Seb. Bach gewijd. Uit den onnoemelijk rijken schat der koraalvoorspelen had George Robert twee van de schoonste en meest bekende gekozen. Heel stillekens, als een uit zwaren druk ge boren smeeking kwam de bede „Nun komm' der Heiden Heiland" op: de koraalmelodie in een zwakke, haast menschelijke klanktrilling zwevend boven den versluierden ondergrond der tegenstemmen. Dan klaarde het alles op. Rustelooze figurenranken omspeelden vroo- lijk de melodie „Nun freut euch, lieben Chris ten G'mein en de bas trippelde bedrijvig mee. Lag het aan de acoustiek der zaal of aan het trage aanspreken van het gekozen register, dat de dribbelpasjes voortdurend iets in de achterhoede schenen te komen? Het spel van den organist kan er geen oorzaak van zijn, want het zou ondoenlijk zijn willens of on willens de vertraging in te voeren. De op merking bedoelt dan ook geen verwijt, wèl een onderzoek. Een recitatief en de aansluitende tenoraria uit de Matthëus-passie volgden. Het waren de nummers 40 en 41 die onze gevierde tenorzanger Louis van Tulder vertolkte. Het recitatief „Mein Jesu schweigt". begeleid door de afgebroken accoorden, die de span ning na de valsche aanklacht symboliseer en. is algemeen bekend: de aria ..Geduld!" wordt gewoonlijk overgeslagen: terecht, want zij bevat meer noten dan voor de teekenïng der stemming noodig of wenschelijk is en be hoort tot de zwakkere gedeelten van het ge heel. Afzonderlijk voorgedragen kan zij res pect voor de keelvaardigheïd van den zanger inboezemen en deze staat bij Van Tulder bo ven allen twijfel. Dat bovendien zijn prach tige stem alleen reeds een genot schonk spreekt van zelf. Besloten werd deze afdeeling met het groote Preludium en Fuga in a kl. t. Door de resonantie werd het rijke figurenwerk der fuga helaas wat verdoezeld; misschien zou een meno legato dit bij een eventueele her haling kunnen voorkomen, misschien ook was het in andere gedeelten der zaal minder INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Volgestort Kapitaal Reserve t 30.000.000.I 9.300.000.— KANTOOR: HAARLEM KRUISWEG 59 TEL. 13843 i twee voorgangers, die ik op de planken heb gezien. Wat maakte hij iets aardigs van zijn entree met het kinderspeelgoed en toen hij zoo waar zelf begon te yo-yo-en, was de zaal niet meer te houden. Met genoegen zag ik gisteren ook den heer Arie Spruyt in de rol van Alfred Cherry. Hij was een „heer" op het tooneel. wat hij ook zijn moest en hij had een losheid in zijn spel, die wij bij jonge rollen van dilettanten niet gewend zijn. Ook de kleinere rollen zooals die van den neger en Mr. en Mrs. Carnaro waren behoor lijk bezet, zoodat wij ook door de zeer goede rolkennis een geheel kregen, als wij in lang niet bij den Kring hebben gehad. Het succes was zeer groot en het was vol komen verdiend. Er is uitbundig gelachen, zoo zelfs, dat de tekst soms niet meer was te verstaan. Bij volgende opvoeringen mogen de spelers hier wel wat meer rekening mee hou den. Geroutineerde acteurs weten op zulke momenten ook zonder tekst door te spelen. Als geheel dus een avond. waarmee de Kring eer heeft ingelegd. De stampvolle zaal toonde zich zeer dank baar en uitte zich aan het slot in een geest driftig applaus. J. B. SCHUIL. storend. Ook in dit geval bedoelt de opmer king slechts overweging. De tweede helft bracht ons nieuwere Fransche kunst. De „Variations sur un vieux Noel" van Marcel Dupré, door den componist hier eenigen tijd geleden op het orgel der Groote Kerk vertolkt, werden door George Robert op het vorige orgelconcert voorge dragen en op verzoek ook op het programma van dit geplaatst. Zij bevatten veel kunst vaardigheid: canons in de octaaf en in de none en een drievoudige canon in de onder kwart en onderkwint. Doch veelal zijn deze combinaties slechts ten koste van de wel luidendheid gelukt en in de vrije variaties schijnt de harmonische behandeling over laden en gezocht. Het geheel geeft mij meer den indruk van uiterst knap knutselwerk dan van geïnspireerde kunst, Evenmin ben ik warm geloopen bij de auditie der twee gebeden, het „Onze Vader" en het „Wees gegroet. Maria" van André Ca- plet. Vooral bij het eerste bracht de begelei dende muziek me meer uit de stemming dan dat zij die versterkte. Dit is echter een kwes tie van persoonlijk aanvoelen. De eenvoudige, kinderlijk-vrome muziek van Grovlez bij de „Petites Litanies de Jésus" van Tristan Klingsor miste daarentegen haar bekorende werking niet en Ik moet er bij voegen, dat Van Tulder ze prachtig voordroeg. Toen kwam het grootsche dat al het in de tweede helft voorafgegane verduisterde door zijn glans, zijn klaarheid, zijn meester schap in den opbouw, zijn melodische en harmonische schoonheid; het derde der drie groote koralen van César Franck. Hier hoor den we terstond de stem van den genialen meester, hier voelden we de inspiratie. Hier steeg ook het orgel tot een hoogte die elke gedachte aan aardsche onvolkomenheid ver joeg. Helder, rustig, sober was de vertolking en ze mocht dat zijn: deze muziek spreekt voor zich zelve voldoende. Een grandioos be sluit. K. DE JONG. HET TOONEEL. R. K. KRING. CETROUWD OF NIET CETROUWD. „Eén dag dame", is dezen winter en vogue bij de Haarlemsche dilettanten. Want „Ge trouwd of niet Getrouwd", dat de tooneel- club van jongelui van de K.J.M.V. gisteren speelde, bleek niet anders dan dezelfde klucht te zijn, waarvan eerst ..Jacob van Lennep" en later „Thalia" zoo'n plezier hebben ge had! Ook de R.K. Kring kan over het succes meer dan tevreden zijn. want de lach was bijna heel den avond niet uit de zaal. En wat van meer beteekenis is de Kring heeft van deze pretentielooze klucht een opvoering gegeven, die gezien mocht worden. Wanneer de voorzitter in zijn openingsspeech niet ge zegd had. dat er veel debutanten medewerk ten. zouden wij dit nauwelijks hebben ge loofd. Dan waren het toch debutanten, die aanleg hebben voor het tooneel. In de eerste plats wel Miek Jansen, de jonge dame, die Alice speelde. Men vertelde mij, dat zij gisteren pas voor de tweede maal op de planken stond. Hot was nauwelijks te gelooven en ik mag hier dan wel zeggen dat zij een speelkracht is, die vele vereeni- gingen de Kring uknnen benijden. Vooral in het eerste bedrijf, toen zij nog het dienst meisje moest zijn, was zij uitstekend. Welk een 'kittig, aardig ding was dat! Zij bracht op het tooneel dadelijk een vrijmoedigheid mee, die anderen eerst na jaren verkrijgen. Vooral met haar leuk, koket oogenspel. dat toch steeds speelsch en binnen de perken bleef, wist zij de mannen op het tooneel en tegelijk de zaal te veroveren. En ook haar bewegingen waren van een natuurlijke gratie en charme die en dat was eigenlijk mijn eenige opmerking voor een dienst meisje wel wat te veel distinctie verrieden. In de twee volgende bedrijven, toen zij Al fred Cherry's vrouw moest zijn, stond haar spel niet óp dezelfde hoogte, verslapte het wel eens wat en bleef zij niet aldoor zoo goed in haar rol, maar het was voor een debutante toch wel bijzonder verdienstelijk. Aan Mrs. Chadwick en vooral aan Lucy Norton konden wij beter zien, dat zij nog niet zoo geheel op de planken thuis warexr, maaT voor debutantexx brachten zij het er toch lang niet slecht af. Mrs. Chadwick stel ik mij meer als 'n caricatuur voor; zij zag er voor een vogelverschrikster eigenlijk veel te lief uit. al droeg zij dan ook een grijze pruik. Haar spel echter ging wel de goede richting uit en vooral in haar dictie viel veel te waar- deeren. En wat heeft de Kring tegenwoordig goede heerenkrachten. Met eeix trio als van de hee- ren Cor Tak. Arie Spruijl en Piet Dieben kan deze club heel wat bereiken. Cor Tak heeft ongetwijfeld komisch talent cvexxals Piet Die- ben en zij speelden heel den avond alleraar digst tegen elkaar op. De heer Tak is iemand, die het tooneel weet te vullen en butler Wil liam kreeg dan ook gisteren van hem vol komen zijn deel. Misschien zou wat meer strakheid in de uitbeelding de rol nog ten goede zijn geko men; William was zich zelf blijkbaar wat al te veel bewust van zijn grappigheid, ^naar grappig was hij zeker en hij heeft dan ook zeer veel bijgedragen tot het succes van den avond. Eigenlijk was Piet Dieben als de notaris Ross nog beter. Dit werd de best gespeelde THORN PRIKKER. Het Maandblad voor Beeldende Kunst van Januari opent ïxxet een mooi geïllustreerd en interessant artikel over Johan Thorn Prik ker, geschx-even door Pieter Koomen. De schrijver heeft met blijkbare sympathie Prikker's leven in Nederland en Duitschlnnd gevolgd en geeft belangwekkende opmerkin gen over de waardeei'ingsmogelijkheden van Prikker's kunst hier en ginds. De vreemde historie met Prikker's wandschilderingen in het Rotterdamsche Raadhuis wordt nog eens gereleveex-d en het onvoltooid blijven der versiering in de Raadzaal te Amsterdam be treurd, de mozaïek in de Duinoordkerk te 's-Gravenhage uitvoerig bespx-oken. Doch ook om het tiental zeer goede reproducties is deze aflevering onze aandacht waard, die door het een zoowel als het ander prachtige gegevens bevat voor wie den kunstenaar Prikker, die het vorig jaar overleed, nader wil komen. A. W. VERHORST. De teekenaar A. W. Verhorst uit Heem stede, die zich hoofdzakelijk met kei-ken en kerkinterieurs schijnt bezig te houden, heeft die Haagsche Duinoordkerk toevallig ook in beeld gebracht en op zijn exDOsitie bij Reexer deze maand ten toon gesteld, zoodat men zich van de plaatsing der mozaïek ook daar een beeld kan vormen. Ik vermoed ten minste dat hier Prikker's Laatste Avondmaal, na tuurlijk niet gedetailleerd, doch alleen als kleurimoressie bedoeld, gegeven wordt. De heer Verhorst heeft, een wollige, weinig acute manier van teekenen en waar hij in pastel of aquarel kleur toevoegt is hij niet altijd even zuiver. Het lijkt mij zeer moeilijk voor een schilder, die. zelf geen sterke per soonlijkheid. weet in het kielzog van groote voorgangers te varen, toch nog een klein eigen accent te bewaren. Dat accent zit hier misschien in een eenigszins ouderwetsche trouwhartigheid die sympathiek is. In een kleine zwart-en-wit teekenïng van een beuk in d" crootc- kerk van Alkmaar zitten-een klaa'-heid en een concentratie, die deze ex positie veel interessanter zou maken zoo ze ook in de grootscher bedoelde werken aan wezig was. LIZF. DUYVIS. Mevrouw Lize Duyvis. wier werk deze maand Reeker's benedenzaal vult. is één dier serieuse dilettanten waaraan de kunstbeoefe ning in Holland steeds een eigenaardige be langstelling te danken heeft gehad. Zij is ge- ruimen tijd leeidinge van Willem Roelofs ge weest en heeft ook daarvóór ernstige studies in het kunstvak gemaakt. Men hervindt dat hier gemakkelijk in een aantal stillevens als: een gemberpot- met stroobloemen, een ander met een bruin kannetje, een derde waarop een oude pul voor rappé, of soortgelijke wer ken. waax-op een fleschje met kersen of een bakje met eitjes zijn voorgesteld. Uit de af hankelijkheid waarin dit soort kunstnroduc- tie meestal blijft steken ontwikkelt zich nu en dan op het onverwachtst een persoonlijk heid en ontstaat wei'k dat buiten den be perkten kring der naaste omgeving beteeke nis krijgt. Mevrouw Duyvis beschikt over kun digheid en goeden smaak in voldoende mate om haar die mogelijkheid als toekomstige wex-kelijkheid te mogen toewenschcn. MANET'S BRIEVEN. Ook Kunst und Künstlcr van deze maand publiceert nu in vertaling brieven van Edouai'd Manet, als nagalm op de herdenking van zijn geboortejaar. Zijn groote bewonde ring voor Velasquez spreekt hij uit in brie ven aan Fantin o.a.. en uit Madrid geschre ven. Curieus blijft het dat zijn vroegste wer ken, in Parijs ontstaan, toen hij Spanje nog niet gezien had. sterk op de Soaansche pein- ture geïnspireerd schijnen. Ook in ander op zicht zijn deze briefjes interessant voor wie de kunst der 19e eeuw bestudeert. Mussia Eisenstadt bespreekt den afloop van het Wacker-proces. Hij maakt een paar aardige opmex-kingen. b.v. deze dat De la Faille een soort magneet, voor falsificaties schijnt te zijn. En dat „de ontwijfelbaar groote kennis van Bremmer in deze Van Gogh-materie. door zijn wijze van zich te uiten, die voor een ander absoluut vrijblijvend geacht kan wor den, in de sfeer eener nersoonlijke ingewijd- heid besloten blijft". Overigens schijnt het niet uitgesloten, dat on deze revisie nog weel een revisie 'bij het Rijksgerechtshof) gaat volgen, 't Begint vervelend tc worden. Haast even vervelend als het feit. dat zooveel men- schen zich pas voor kunst gaan interesseeren als deze gefalsifieerd, gestolen of behendig verzwendeld wordt. Ca fait toujoux-s plaisix-, nietwaar? 10 Jan. '33. J. H. DE BOIS. komische rol en hij won het dan ook van zijn van Gooiland HERDENKING VAN WILLEM DEN ZWIJGER. In het Gooi is een comité gevormd ter her denking van Willem de Zwijger, waarvan eerevoorzlttcr is generaal Snijders. Voorzitter is de heer E. Luden, gepensionneerd genc- raal-majoor, voorzitter van Stad en Lande Uit „De Stille Plantage" door Albert Helman. Het was ook dit. Jaar dat de groote regen tijd zich aankondigde met een drukkende benauwenis welke zelfs hier. onder de scha duw van het dicht geboomte ondragelijk was. Onzichtbaar drong de zonneschijn door lede- re beschutting heen. maakte het lichaam loom en moedeloos en alle denken dof. Tot op een middag plots de plekken blauw ver duisterden. en felle bliksemstralen alles een seconde lang in een geel licht zetten. Zware donderslagen zochten naar hun lange echo's in het bosch. Maar ze schenen uit te ruischen tot een lang gesuis als van de zee, om daarna aan te groeien tot een zoemen, dat steeds machtiger werd. een loeien dat met brullen en gekreun tusschen de boomen woedde. Zwart werden de zware kruinen en nog zwarter alle stammen, 't Bosch begon te leven, schuwe dieren sprongen weg en zoch ten zich de diepste holen: in dit beven viel het dorre hout met veel misbaar omlaag. <n groote spinnen dansten radeloos hun webben op en neer. En ln de verte wies het striemend gesuis al luider: nader kwam het als een zingend loeien, en op eenmaal was de regen er. de matelooze. gutsende, betoovcrende regen. Alles was ln enkele ui-en gansch van uiter lijk veranderd. In het bosch was er een dx-ukkc, dronkene muziek van droppen en van verticale beekjes. Alles droop en liet de over daad van water leekon op den bodem, die bedolven was met het omlaaggevallen loover en de jonge twijgen, die geen weerstand bo den aan het eerste geweld van den rccen*ij'l. En eldei's. waar er wat meer openheid was. stond de bodem blank en ongekende geuren kwamen er. benauwend als de wasem'ng van slapenden. Geen dier was meer tc zien: dit was de dag dat ln het woud de planten hui verden van dierlijk leven, dat de varens plot seling hun Jongsten too ontrolden. dulz?">i zwammen langs de boomen klommen, en nvt nieuwe armen de lianen /!~h aan heester on aan woudreus vastkla™*-' Op de plantages wis vexxtijd die ven het. grootste gevaar. Dan v es de rivier tot boven het groen der manexoven'antcn. die anders zich spiegelden in den stillen oever kant. Er kwam troebelheid en bewcv'ng in het water, dat rottende blaren en takken uit verre verborgen kreken benedenwaarts bracht. En het steeg soms zoo ver. dat het snoeide tot vlak voor het woonhuis, en dege lijks de sluizen veel werk en oplettendheid vroegen. Al werd dit de tijd van bet. laar dat het- meeste geijverd werd om de plantage voo;* de ontreddering te bewaren die alle hevige groei met zich mee brengt, toch werden dit tevens de droevigste maanden: die wa?.-'n ook in de harten der menschen een vocM'ge kilheid gesionen kwam, oude verwachting verdorde, veel kleine illusies omlaag stortten. De elndelooze regen zong op de daken, ra zend e"h monotoom. en na het geraas van de hevige slagen kwam dagenlang 't k'aeel k drunoen. dat snikte in de regentonnen en spatte od den natten bodem, en droop langs de heesters en 't afdak van de veranda wair Raoul stond uit te zien naar het crljs. altijd maar neerzijgend gordiïn. Weken lang was er niets anders meer dan dit gestadige ruischen waarin de stemmen der menschen ver en veranderd klonken, en 't knarsen der water molens leek od het steunen en schreien van stervende kinderen. En als de aarde geheel was doordrenkt van het vocht, dan woelden er zware en zwoele geuren van vruchtbaarheid los uit haar po riën; een benauwenis groeide, van natte be klemming. ondragelijk des daags als op en kele oogcnblikken verloren zonnestralen do wereld vol regenboogkleurlge sterren voi- spatten. Er volgde weer grijslichte schemer, waarin de dingen opnieuw zoo droevig leken dat mannen hun vuisten tezamen balden mi vrouwen nxct krampende moeite de wellende tranen terugdrongen. Een luid en doordringend kikkergekwaak verkondde het vallen van avond exx nacht: een plotseling duister dat sterloos en somber lxet trieste geklaag en het gonzen van dui zend insecten omhulde. Glimwormen dansten, vuurkevers flitsten voorbij: treurige sterren wier laatste vonk in het water verdoofde. Er loeiden zachte, nooit eerder gehoorde stem men in 't woud. dat de menschen rilden. De nacht bracht ook koude, die met de vleer muizen binnen kroop door alle reten. Hui verend zaten de vrouwen van Bel Exil dan rond het schijnsel der olielamp, terwijl Raoul met- zorgelUk gelaat cijfers schreef ln een boek. en rekende hoeveel schade dit kwado seizoen aan zijn oogst zou brengen. De nacht bracht, ook zware en droomvolle slaap, waar uit de menschen steeds moeder ontwaakten en moedeloozer; het dulstei* werd dicht ais een deken die over allen gespreid wordt en allen benauwt; dicht aaix ons oor hooren wij 't reutelen van onze vrienden en machteloos zijn wij om hulp te bieden. Het onophoudelhk ruischen van nacht regens over de daken exx gronden omzong deze slaap met een treurmuziek die z«i zich urenlang bleven herinneren, wanneer de late ochtend nxct 't schorre gekx-nai van de hanen begaven was. en elk weerkeerde naar 't dagelijksch werk. Een weemoed, die allp din gen dieper exx donkerder deed zien. hracb» <n zij mee uit die slaap, en sommigen keerden zoo angstig en van deze wereld vervreemd uit die steppen terug, dat een sprakeloos, doffe wanhoop hen wekenlang daarna ge vangen hield. ZWEMMEN. De heer S. P. J. Borsten, bekend man in de zwemwereld heeft in opdracht van de N.V. „Tweka" trlcotfabi'ieken te Gcldrop een handleiding voor de zwemkunst samenge steld onder den titel; Zwemmen, de ideale sport. Het is een klein boekskc, waaruit de niet zwenxkundlgc lezer 'es aan de hand van het gedrukte woord en duidelijke illustraties de voornaamste beginselen van de zwemkunst kaxx leeren in de verschillend" stijlen. Dit boekje heeft de verdienste dat het niet af- schikt door zijn omvang, iniegcdcel het is verfrlsschend van beknoptheid. KENNEMER ORKEST VEREENIG ING. De Kcnnemer Orkestvereenlging geeft In samenwerking met het „Beverwijk's Ge mengd Zangkoor" eën concert in het Kcnne mer Theater op Dinsdag 31 Januari a.s. De orkestvereeniging zal o.m. uitvoeren de ouverture Jean de Paris van Boleldieu, de serenade van C. M. Wldor en twee deelen uit Rosamundc van Schubert. Het koor. dat evenals de Kennemer Orkest Vereeniging onder leiding staat van Louis Stiens zingt o.m. „Kerstlied" van B. Diamant en „Zon dagmorgen" van Jac. Bonset. Verder verleent de tenor A. L. de Lobel aan het concert zijn medewerking.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 15