BOEFIE BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD Vrijdag20 Januari 1933 AAN ALLEN. Vinden jullie het ook zoo prettig om te tu ren naar de vlammen in den haard? Wat een grillige vormen, wat een wondermooie kleu ren! Wat een kracht gaat er van hen uit. Hoe spoedig is de zwartblauwe kleur van de anthracietblokjes veranderd in helrood. Het is of een onzichtbare hand ze aangrijpt, om- toovert en tenslotte niets van ze overlaat dan wat asch en sintels. Hout en turf moe ten er nog eerder aan gelooven. Maar wat doet zoo'n elkenblok aan een fantastisch verlicht bouwwerk denken zoodra het in den vuurgloed wordt geworpen. Kunnen jullie het ook niet best begrijpen dat onze voorouders vuur een onmisbaar ele ment vonden, als er feest gevierd moest worden. De kinderen van dezen tijd vinden het immers ook nog fijn „een fikkie" aan te blazen. Helaas, moet 't bij ons in stilte ge schieden, want als de politie het ziet !t Is ook veel te gevaarlijk. Huizen, schuren en geboomte kunnen geschaad worden. Het mooie vuur, dat onze huizen verwarmt, dat de kracht van menig fabriek is, kan ook onze gevaarlijke vijand zijn. Altijd weer lezen wij van brandende schepen, die angst en smai-t en ellende te voorschijn roepen. Dagelijks verbranden er gebouwen. Dank zij onze kra nige brandweermannen zijn er zelden in een stad als de onze, menschenlevens te be treuren. Maar op de dorpen is een groote brand vaak een groote ramp. Het vuur is vriend en vijand van den mensch. Het water evenzoo. Wat moesten we beginnen zonder water? Als we bericht krijgen, dat tengevolge van reparaties of om andere redenen, de waterleiding korten tijd wordt afgesloten, worden gauw emmers en kannen gevuld. Wie kan er nu buiten wa ter? Wij stadsmenschen zijn heel erg ver wend in dit opzicht. In menig dorp is nog geen waterleiding. Men kent er de droge dagen, waarop men zuinig moet zijn met water. Voor 't huiswerk kan het dan niet meer gebruikt worden, 't Spreekt vanzelf, dat de zindelijkheid op lijf en kleeren ook spoe dig te wenschen overlaat. Gelukkig, dat er van elders wel hulp op komt dagen. Onwille keurig denken we aan verhalen van woestijn reizigers, die versmachten van dorst, omdat er nergens een druppel water te vinden was. En dan de fata morgana: een oase te zien, maar niet te kunnen bereiken. Een beker water is daar wel schatten waard. Onze heele schepping zou niets zijn zonder water. Er is geen leven denkbaar zonder vocht. Evenals het vuur een belangrijke rol in ons aller le- .vem Waar vreugde is, is licht en vuur. Waar plechtigheid is, is water. Bij den kinderdoop wordt water op 't hoofdje van het kind ge sprenkeld. Dikwijls wordt water op den huisdrempel gesprenkeld als een dochter bij haar huwe lijk 't ouderlijk huis verlaat. Wanneer een doode wordt uitgedragen, geschiedt wederom dezelfde plechtigheid. Bij de Maleiers wordt aan 't einde van een huwelijksfeest het heele gezelschap met bamboestokken natgespoten, terwijl bij een begrafenis de doode van drie zijden drie maal met water wordt begoten. Ik vertelde jullie reeds vroeger, hoe men op -"t platteland vooral nog gelooft aan de genezingskracht van regen en dauw in den Kerstnacht, Paaschnacht, Sint Jan, Pinkste ren en Hemelvaart. En we kennen allemaal het liedje wel van: Meiregen, maak dat ik groot word. Meidauw en Meiregen doen immers alles wat in de Natuur is, groeien en bloeien. Waarom zou de mensch er buiten staan? Honderdduizenden mensehen hebben hun brood door 't water. Wat zou onze handel, onze industrie zijn zonder watert Ze beston den gewoon niet. Maar als die kracht van ons bestaan niet meer door ons beheerscht kan worden, dan zijn we in groot gevaar. De Maleier vlucht voor een bandjir, wij luisteren 's nachts ang stig naar gierenden storm, en we stutten al tijd weer dijken en dammen om het water als vijand te keeren. Water en vuur, ze hooren niet bij elkaar, ze vernietigen elkaar. Wij menschen zijn dankbaar, dat we ze beide ontvangen heb ben. Ontvangen om ons het leven te verge makkelijken. W. B.—Z. door W. B.Z. Een leder noemde hem Boefie Hij deed ook heel dikwijls kwaad En als hij soms heel erg stout was, Dan wist er zijn moeder geen raad. Op school moest hij dikwijls blijven. Hij kende maar zelden zijn les. Toch was hij niet dom, in 't geheel niet. Geen cijfer was onder de zes. Eens, het was zeker bij vijven. Liep hij te slenteren naar huls, Zijn moeder was weer uit werken En vader was heel zelden thuis. Daar ziet hij 'n troepje kornuiten Ze plagen en sarren een kat. Het dier weet niet meer te ontvluchten En neemt in de trekvaart een bad. Die poes kan immers niet zwemmen. En Boefie neemt vlug een besluit, Hij werpt op de steenen zijn jasje En floep, ook zijn schoenen zijn uit. Plons! en hij zwemt naar de drenkling. Die zinkt al steeds meer en steeds meer. Een greep! Nog eens duiken! Hij heeft haar, Wat doen er die nageltjes zeer! Nu zwemt hij vlug r.aar den walkant. Met 't diertje dicht tegen zich aan, Toen is hij wel bibbrend van koude Met poesje naar huis toe gegaan. De jongens hebben aan meester, De heele geschiedenis verteld. Den volgenden morgen zei meester: „Zeg jongen, ik vind je een held.'' Boefie begon hard te lachen En zei: „Het beteekent ook wat. Ik kan er niet eens zoo best zwemmen En 'k redde alleen maar een kat." ONZE BIBLIOTHEEK. (Opgericht 2 October 1928) Groote Houtstraat 93. (Bureau Haarlem's Dagblad) Ruiluren: Woensdags 4—6 uur n.m. Zater dags 2—4 uur nam. Inschrijving 15 ets. (inclusief volledige boekenlijst 1932 en opbergmap). Leesgeld: 2 ets. per deel van Woensdag- Zaterdag of ZaterdagWoensdag. Correspondentie-adres: Emmastraat 36. MEDEDEELING Den deelnemers wordt medegedeeld, dat voortaan een kwartier voor sluitingstijd niet meer wordt geruild. Komt allen dus vóór kwart voor zes en kwart voor vier. BOEKBESPREKING 157. Jolig strandleven, Chr. v. Abcoude (11 jaar en ouder). Jan en Dora Veenman worden pleegkinde ren van de familie van Stoghem. Deze heb ben in Zandvoort een kinderpension en de allerdolste avonturen worden daar beleefd, zoodat de aangenaamste herinneringen aan het Zandvoortsche verblijf hen allen bij blij ven voor nog langen tijd. 159. Hein Stavast, Chr. v. Abcoude (12 j. en ouder). Dit is nu een leuk jongensboek. We hebben hier te doen met een Hollandschen jongen, vol kattekwaad, maar met een hart van goud, jongens, die we in dezen tijd maar al te zeer behoeven. De jongens niet alleen, maar ook vele meisjes zullen het met graagte lezen. 168. Willem's verjaarsgeschenk, Chr. v. Ab coude, (8 jaar en ouder). Een jongen, die veel van dieren houdt, krijgt voor zijn verjaardag konijnen. De ja- louzie van een der schoolmakkers, die de dieren verdrinkt, geeft de aanleiding tot een reeks verwikkelingen. 190. De waterratten, Chr. v. Abcoude (11 jaar en ouder.) Het waterkamp met alle waterjool die de goed Hollandsche jongens kan doen water tanden, wordt door een club jongens op touw gezet. (Wordt vervolgd.) DEELNEMERSLIJST 91 en 92. Hetty en Miep Jansse, Hoofman- straat 33, resp. 12 en 15 jaar. 95 en 96. Jopie en Beppie Hömann, Paar- laarsteeg 10, resp. 9 en 13 jaar. 99. Ciska Dirks. Mr. Lottelaan 22, 8 jaar. 100. Annie Dirks, Zuiderstr. 22 r., 14 jaar. 104. Barend Silvis. Tuinstr. 1G, 11 jaar. 45. Wim Fehres, Heussensstr. 78, 13 jaar. 108. Rietje Brouwer, Duvenvoordestraat 84, 14 jaar. (Nieuwe deelnemers worden in deze lijst verder opgenomen.) W. F. M. H. LASSCHUIT. Emmastraat 36. Haarlem, 20 Jan. 1933. WAAROM IS DE HEMEL BLAUW Gewoonlijk wordt aangenomen, dat we het daglicht te danken hebben aan de on middellijk door de zon uitgezonden stralen. Maar dat is een vergissing! Het meerendeel van het zonlicht bereikt onze aarde langs indirecten weg, namelijk door dat het door luchtdeeltjes wordt gereflecteerd, zooals bijv. het geval is met het licht, dat in een spiegel schijnt. Overal in het Heelal zijn heel fijne stofdeeltjes aanwezig, die uit vulkanen en woestijnen zijn opgestegen en die. zooals men met vrij groote zekerheid meent te weten, net zonlicht weerkaatsen. Iets anders weer is het met het blauw van den hemel. De bewering, dat de lucht bij een voldoende dikte van de laag, op zich zelf al blauw schijnt, is onjuist. Meer waar schijnlijk is, dat we ook hier te doen heb ben met lichtreflectie. Er moeten zich stof- ter'M°s in het luchtruim bevinden, die de eigenschap bezitten, hoofdzakelijk 't blauwe licht uit de zonnestralen naar de aarde te reflecteeren. De gewone stofdeeltjes zijn daarvoor echter te groot. Men gelooft daar om eer, dat de chemische bestanddeelen van de lucht. bijv. de salpeterzure ammoniak en daarvan weer de kleinste deeltjes, de z.g. moleculen, de oorzaak van het blauw van den hemel zijn. Toch is ook dit weer slechts een veronderstelling, die nog niet bewezen is. Men weet op dit oogenblik nog niet met absolute zekerheid te zeggen, wat het he melsblauw is en waaruit het is samengesteld. JOH. T. HOE VINDEN ZE DEN WEG? Op een boerderij met veel schuren en hooi bergen kan men altijd wel eenige katten gebruiken als beste muizenvangers. Nu wa ren onlangs op twee uren van ons af beide katten der boerderij verdwenen, vertelde me een boer. Bij mijn buurman waren katten te veel, wist ik. Ze hadden daar een roodbonte en een jonge zwartbonte: die laatste bezat niet minder dan vier jonge katjes waarvoor nog een goed tehuis moest gevonden worden. Weet je wat? zei ik tegen den landman ga eens hiernaast en vraag om wat kat ten te mogen hebben! Dat viel in goede aar de bij buurvrouw en hij mocht niet alleen twee jonge katjes meenemen, doch de oude roodbonte erbij. De beestjes werden in een grooten mand gestopt, achter op den wagen gezet en zoo verdween de roode Mies met twee van de kleine, mollige buurkatjes uit onzen gezichtskring. Maar een maand later zat op een goeden morgen Mies bij buurman op haar oude lie velingsplekje te zonnen, boven op den kip penloop, alsof ze nooit weg was geweest. Al leen leek ze wat mager geworden. Toevallig kwam ik den volgenden Markt dag mijn boerenkennis tegen in het dorp en een praatje makend vroeg ik: Wel hoe gaat het met de katten? Best hoor! En de roodbonte kon die wennen? Aarze lend zei hij: Jawel, 't is een beste muizen- vanger! Toen vertelde ik hem van Mies, die sedert twee dagen weer tot haar oude wo ning was teruggekeerd. Ja! om de waar heid te zeggende roodbonte had zijn huis eigenlijk nooit bereiktEven voor de boer zijn woning bereikte had hij nog eens naar zijn levend vrachtje gekeken. Ze waren toen nog alle drie aanwezig. Misschien had hij den mand niet goed weer dicht gemaakt. maar thuisgekomen bleek de roodbonte verdwenen. En we verwonderden ons, dat na een maand zwerven. Mies toch het oude huis weer terug had weten te vinden. Want het punt waar ze de vrijheid hervonden had. lag twee uren gaans, dwars door dichte bos- schen, over heideveldefi en zandstuivingen. van ons af. Waarvan Mies geleefd had al dien tijd? Hoe vond ze den weg tenslotte? Ik heb het haar gevraagd, maar de groen grijze oogen knipperden enkel geheimzinnig. Wonderlijk is het. dat vreemde instinct der dieren om hun richting te kunnen kiezen. Echt die trouwe gehechtheid van een huis kat aan haar eigen thuis, nietwaar? Ik moest aan Mies denken, toen ik laatst las van een andere kat, welke door een scheepskapitein uit Boston, die op Havanna voer, aan boord was meegenomen, om op de brik als muizenvangster te dienen. Hij had het dier van zijn broer in Boston gekregen doch zes weken later zat op eens de kat weer als vanouds in de vensterbank van de Bostonsche keuken. Eerst dacht men dat de brik alweer terug was van de reis naar Ha vanna, een tocht van drie weken varen. Doch die keerde na lossen en laden eerst eenige weken later in de haven terug. De kapitein vertelde toen dat hij poes in Havan na kwijtgeraakt was en bij onderzoek kwam aan het licht dat het dier zich daar aan boord begeven had van een schip dat be stemming had naar Boston en juist op den dag der thuiskomst van poes, daar was bin nengevallen. Louter toeval kan dat toch niet geweest zijn! En hoe wist poes dat het de haven van Boston weer voor zich had op den thuis reis?Hoe vond hij den weg naar de eigen woning?Wij snappen het niet, maar de zintuigen der dieren zijn zoo vaak veel fijner en scherper dan wij ons voorstel len kunnen en zij schijnen wel een apart richlingsgevocl tc bezitten. G. DE GR. Uitslag van den Nieuwjaarswedstrijd. Nog inzendingen ontvangen van: Ansepans, oud 8 jaar. Boertje, oud 7 jaar, Ballcnbreistertje oud 10 jaar, Kerstroosje, oud li jaar. De oplossing was: Varken Erwten Eikels Loc hem «ij Graten Elster U Ladder jï Ulsters 'mi Kribbe Iemand r. Nukken Hekken Echter Toorts Z Nieuwe Italië 14 Esther Uitkijk 'mi Weezen O Eenden Jeanne •J Arnold Akkrum Reseda Bij loting zijn de prijzen ten deel gevallen aan: MOEDERS TROETELKINDJE, oud 11 jaar, JAN VET, oud 11 jaar en JOHNY NAS- SETTE. oud 10 jaar. Woensdag 25 Januari mogen de prijzen bij mij gehaald worden. Uitslag van den Spreekwoordenwedstrijd. 1. Het is al geen goud. wat er blinkt. 2. Waar een wil is. is een weg. 3. Zooals de waard is. vertrouwt hij zijn gasten. 4. Het zijn niet alle koks. die lange messen dragen. 5. Beter een vogel in de hand dan tien In de lucht, 6. De kruik gaat zoolang te water, totdat zij breekt. Bij loting zijn de scheurkalenders ten deel gevallen aan: DEN KLEINEN VOGELVRIEND oud 17 jaar. RANGEERDERTJE. oud 12 jaar KERSTROOSJE, oud 11 jaar, GOUDEN RE GEN. oud 12 jaar, KRIELKIP, oud 12 jaar en PRIKKELDRAAD, oud 12 jaar. Woensdag 25 Januari mogen de prijzen bij mij gehaald worden. EEN MODERNE ROBINSON CRUSOE. MERKWAARDIGE ZEILBOOTEN De merkwaardigste zeilbooten van heel de wereld hebben stellig de bewoners van de dorpen aan de mondingen van de groote rivieren, in de golf van Papoea, de Austral- negers. Hun zeilbooten (Lakatoi) hebben groote, matten zeilen in den vorm van de scharen van den kreeft, zooals we dat op de teekening kunnen zien. Van deze Lakatoi- boolen stellen de inboorlingen heele flot tieljes samen, waarmee ze verre tochten ondernemen. Het zijn groote booten, prach tig versierd met schilder- en houtsnijwerk en als zoo'n boot gereed is. worden eerst bepaalde deelen van het vaartuig door den toovenaar van het dorp uitgerookt, om door deze ceremonie de boot zooals het bijgeloof wil grooter zeilkracht te geven, en dc vaart een gelukkige te doen zijn. Het anker, dat uit een net met een steen er in bestaat, geldt als heilig en wordt zoo dra het is uitgeworpen, door drie mannen bewaakt Vóór de booten uitvaren, verzame len zich heele scharen van meisjes op het dek en voeren daar dansen uit. Interessant zijn dc voorteekenen, waaruit de in het dorp achtergeblevenen meenen te kunnen zien, ol het de mannen op zee goed gaat. Heeft bijv. Iemand aan de rechterzijde van z'n lichaam jeuk, dan is dat een goed voor teeken, maar wee, als de linkerkant jeukt! Dan is de tegenspoed niet te overzien. Ook droomen spelen daarbij een belang rijke rol en die worden dan door den too venaar uitgelegd. Zoodra de terugkeerende vloot op twintig tot dertig zeemijlen uit de kust zichtbaar wordt, nemen de vrouwen van de aanvoerders en ook die van de be manning con bad en gaan vervolgens in een kano de vloot tegemoet. De gelukkige terug keer wordt dgm feestelijk gevierd, een feest, waaraan de heele stam deelneemt. Want dc' natuurvolken zijn nu eenmaal dol op feest vieren en grijpen elke gelegenheid daartoe met beide handen aan. GUUS GERBE. HIJ VOERDE EEN VERBITTERDEN STRIJD TEGEN DE WILDERNIS Als Iemand een geschiedenis vol avon turen beleeft of vertelt, spreekt men van een Robinsonade, naar het beroemde boek „Robinson Crusoë", dat de meesten van jullie al wel zullen kennen. Maar het leven op een vreemd, onbewoond eiland, honder den mijlen verwijderd van de beschaafde wereld, gebeurt altijd onvrijwillig. Gewoon lijk is het het noodlot, dat een mensch door een schipbreuk op een onbekende, verre kust doet stranden, waar hij gedwongen is zoo primitief te leven, als voor vele eeuwen onze voorouders hebben gedaan. En toch zijn er in onzen tijd twee men schen, namelijk Dr. Ritter en zijn vrouw, die de beschaafde wereld vaarwel zeiden en vrijwillig in de eenzaamheid gegaan zijn. Zij deden afstand van alle geriefelijkheden, die de beschaving biedt en trokken naar een onbewoond eiland, ver verwijderd van de haast, het lawaai en den voortdurenden strijd om het bestaan in onzen modernen tijd. Het was in den zomer van het jaar 1929, dat de eerste berichten binnenkwamen over den „zonderlingen" Dr. Ritter, die was ver trokken naar de Galapagos-eilanden. onge veer 100 Kilomeetr verwijderd van het Zuid-Amerikaansche vasteland, in de nabij heid van den evenaar in den stillen Oceaan, orn ginds naar zelf gestelde wetten te leven. Men vertelde, dat hij Europa had verlaten, omdat de beschaving hem had teleurge steld en hij slechts rust en vergetelheid zocht. Die eerste berichten waren zooals later bleek tamelijk overdreven, misschien wel om de nieuwsgierigheid van het publiek te bevredigen. Langzamerhand echter drong de waarheid door. Niet verbittering of te leurstelling heeft dezen modernen Robinson naar de eenzaamheid gedreven, maar de on weerstaanbare drang om uit steenigen bo dem en doornenstruiken, een nieuw vrucht baar land te scheppen. Maandenlang hoorde men niets over deze beide moedige menschen, die eigenlijk voor een beetje zonderling werden aangezien, tot in Februari 1930 uit New-York het bericht kwam, dat de millionair, die met zijn luxe- jacht zwerftochten maakte, op een eiland dat tot de groep der Galapagos behoort, twee menschen had ontmoet, en wel Dr. Ritter en diens vrouw. Ineens was toen de beschaafde wereld weer een en al belangstel ling voor de beide menschen. Velen wilden plotseling eók naar het vreemde eiland trekken om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Men scheen te gelooven, dat Dr. Ritter ginds een nieuw Paradijs had ont dekt.... Door Mac Donald kwam men te weten, waarom de moderne Robinson gevlucht was uit de bescHaafde wereld en ook, welk leven die beide eenzame menschen op het Galapa- gos-eiland voeren. Dr. Ritter maakte van de gelegenheid, dat hij MacDonald sprak, ge bruik om de tallooze verhaaltjes en legenden die over hem en zijn eiland waren ontstaan, tc logenstraffen. Hij vertelde uitvoerig welke de beweegredenen waren geweest, die hem hadden doen toesluiten om de eilandengroep in den Stillen Oceaan te gaan bewonen. Niet de afkeer voor de wereld heeft me dezen weg naar de eenzaamheid doen vinden vertelt Dr. Ritter in een van zijn uitvoerige brieven, doch ik had de eenzaamheid noodig :m over veel vragen en problemen onge stoord te kunnen nadenken. En verder wilde ik eens zien. of een mensch niet eenvoudiger en met minder behoeften kan leven en ge lukkig zijn, dan dit in de beschaafde wereld het geval is. Het leven in Europa had voor mij weinig aantrekkelijks meer. Daarom be sloot ik, hier heen te gaan, waar men geen gemakkelijk leven kent en men door hard te werken slechts het allernoodigste kan be machtigen. Al direct toen het plan rijpte, doemden moeilijkheden op, die haast onoverkomelijk waren. Zoo deed zich o.a. de vraag voor,wat er zou moeten gebeuren, als een van beiden slechte tanden en kiezen zou krijgen. In de wildernis, honderden kilometers Van de be woonde wereld verwijderd, zou dit een groot ongeluk kunnen beteekenen. temeer, daar ze ginds een goed zebit noodig hadden om te kunnen leven, «nnt de voeding bestond uit sluitend uit 'vuehten. Dr. Ritter nam toen het heldhaftige besluit, om zich vóór zijn vertrek naar het onbekende eiland, alle kie zen en tanden te laten trekken en in ae plaats daarvan een gebit van aluminium te laten maken, dat weinig of niet aan slijtage onderhevig zou zijn en bovendien bestand was tegen de inwerking van sterke zuren, waardoor het eten van vruchten en planten voor het gebit onschadelijk was. Eenmaal op het eiland aangekomen, begon Dr. Ritter en diens vrouw een verbitterden strijd tegen de wildernis, tegen den bodem, die langzaam maar zeker voor beplanting ge schikt werd gemaakt. De heer Ritter zelf zegt over zijn eerste kolonisatie-pogingen: „Wij hebben hier veel meer, maar ook vele minder gevonden dan we hadden verwacht. Veel ook was zoo heel anders, dan we ons hadden voorgesteld. We dachten een vruchtenparadijs te vinden en inplaats daarvan kwamen we ineen jachtparadijs. Zoo leeft, ver van de beschaafde wereld, de moderne Robinson Crusoë. JOH. T

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 13