Toen het volle maan was.. URENLANG duurde lief "blusschJngsverk bij den geweldigen - brand, die een-geheel complex aan den Middensieiger te Rotterdam verwoestte. Een overzicht van de-verwoesting, die door het \uur weid aangericht. TIJDENS DEN BRAND aan de Middensteiger te Rotterdam Vele omwonenden moesten in allerijl vluchten en zochten een -onderkomen inet hetgeen ze nog haddenkmnen red den in hotel Coomans. DE HEER KOS-IN ACTIE -tijdens de schaats-wedstrijden, welke door den Kon. Ned. Sehaatsenrijdersbond te - II- pendam gehouden-zijn DE SLACHTOF FERS VAN DE 'ATLAN TIQUE" zijn te Cherbourg ter aarde besteld. Boven:de- belang stelling voor de droeve plechtig heid onderde vertegenwoor diger der Fran sel) e' regeering,. EEN AUTOMATISCHE GARDEROBEVERZEKERING Het nieuwste op het gebied der automaten is de garderobe, waarin men tegen inwerpen van een. muntstuk zijn kleeren kan wegsluiten NA HET OVERLIJDEN VAN CALVIN COOLIDGE. Het défilé langs het stoffelijk overschot dat te Northampton was «opgebaard. JN DEN HAAGSCHEN DIERENTUIN is heden de groote jaarlijksclic tentoon- stelling van Avicultura. geopend. Tijdens de keuring der inzendingen. FEUILLETON Naar bet Engelsch van JEFFERY FARNOL. 31) „En dientengevolge Por, zullen we, als wij vandaag afscheid van elkaar nemen, elkaar des te eerder weer ergens ontmoeten". Doch de kleine Por zuchte alleen maar en schudde zijn hoofd in hopeloos verdriet. „Weet zij, dat je weggaat? Ik bedoel tante Anthea". „Ja ze weet het". „O. dus daarom beeft ze zoo geschreid van nacht!" „Geschreid?" „Ja. ze heeft heel wat gehuild in den laat- sten tijd. .Vannacht ben ik ook nog naar haar slaapkamer gegaan en ze lag met 'r gezicht in de kussens te huilen en der haar allemaal over der heen „Huilde ze?" „Ja en ze zei, dat ze wou, dat ze dood was. Ik deed mijn best om haar te troosten en zij zei: „Ik heb 't tot niks gebracht, George, met de boerderij niet, en met al het andere even min: ik heb getracht een vader en een moe der voor jou te zijn en dat is me ook niet gelukt. En daarom zal ik je nu een echten vader geven en ze zei. dat ze met meneer Cassilis ging' trouwen. Nou, toen zei ik na tuurlijk, dat dpt. niet kon, want dat nu een maal was afgesproken, dat ze met jou zou trouwen. En toen werd ze opeens weer woe dend-en ze-zei, dat-ze nooit met je trouwen wou, voor niets ter wereld, omdat ze je zoo afschuwelijk vond „Nou, dan is t toch duidelijk, dat ik weg moet gaan, Por vind je ook niet?" En Bel- lew stond op en stak den jongen zijn hand toe met een zucht. „O, maar wacht toch even", riep de kleine Por, „ik heb je nog niet verteld, wat de maan vannacht gezegd heeft tegen me „Neen, dat is waar ook", zei Bellew met een afwezigen blik. „Hoor. dan. maar het was een geheim, dus moet ik het in je oor zeggen" Bellew boog zich voorover en trok den jon gen naar zich toe, zoodat het levendige ge zichtje dicht bij zijn oor kwam. En toen ver telde de kleine Por, wat de maan gezegd had. De .boodschap van.de maan scheen kort. en duidelijk te zijn: want de weinige woor den hadden een magische uitwerking op Bel lew. Een oogenblik staarde hij den jongen aanals iemand, die uit een boozen droom .wakker wordt. Toen verdween alle somber heid van zijn gezicht. Hij sprong op. balde zijn.vuisten en zette zijn tanden op elkaar. „Hemelmompelde hij. terwijl hij in de laan-op en neer liep. Plotseling kwam hij naar den jongen toe, nam hem in zijn armen en drukte hem vast tegen zijn borst. „En vanavond is de maan heelemaal vol", zei hij. Toen ging hij weer op zijn koffer zit ten. zette den jongen op zijn knie en zij be gonnen zacht samen te praten. Toen Bellew eindelijk opstond, waren zijn ooge'n weer helder en vroolijk en op zijn ge zicht lag een- vastberaden uitdrukking. „Dus, dat is afgesproken. Por?" „Ja afgesproken", zei de jongen. „Bij de brug over de beek. Daar is het boschje het dichtst". .„Ja, ja kapitein". „Vaarwel dan, scheepsmaat. Hou moed en -je woord-". - Zij drukten elkaar plechtig de hand en scheidden. De een ging terug naar het huis. de-ander volgde de -graslaan naar het dorp. En beiden keken even vastberaden en wel te moede. Bellew zag er zelfs uit als een geluk kig mensch. HOOFDSTUK XXVIII. Hoe Anthea het ja-woord gaf. „En nu is hij weggegaan". Tante Priscilla zuchtte en'keek op van haar naai werk. naar Anthea, die op haar penhouder zat te bijten boven een onbeschreven velle tje postpapier „Nu is hij heusch weggegaan", herhaal de zij. „Wie meneer Bellew? O, ja". „Van morgen al vroeg". „Ja". „En zonder ontbijt." „Dat was zijn eigen schuld", zei Anthea. ..En zonder zelfs goeiendag te zeggen". „Hij had zeker haast". ..O neen, vast niet. Geloof me, meneer Bel lew heeft nog nooit in zijn leven haast ge had". „Neen", zei Anthea met een forschen beet in haar penhouder, „dat heeft hij nooit hij is altijd zoo hatelijk kalm en zeker van zichzelf". „Wat zeg je kind?" vroeg tante Priscilla, haar naald hoog houdend, „hatelijk?" „Ja". „Anthea?" „Hij is hatelijk, tante Pris". „Wat zeg je?" „Ja, daarom heb ik hem weggestuurd". Weggestuurd?" „Ja". „Maar kind!" „O, tante Priscilla u heeft toch zeker nooit in die „schat" geloofd, wel? U heeft toch wel begrepen dat dat zijn geld was?" „Ja, kind, jawel, maar hij deed dat zoo tactvol, niet? En en, ik had gehoopt, kind „Dat zoö^roawea schuld te vereffenen misschien?" „Ja kind, dat hoopte ik". ,.Ik trouw de volgende week met mijnheer Cassilis". „Anthea!" Het klonk als een kreet en het naaiwerk viel haar uit de handen. „Hij vroeg mij te schrijven zoodra ik van meening was veranderd". „O kind kind!" riep tante Priscilla met een wanhopig gebaar. „Je meent het niet ie bent in de war moe en öp van alle ver driet en tegenspoed en gebrek aan slaap; wacht toch". „Wachten?" zei Anthea bitter, „waarop?" „O Anthea, jé kunt. 't niet meenen? Be denk toch bedenk toch wat je gaat doen!" „Ik heb er lang en breed over gedacht, tante Priscilla. gister nog en vanmorgen heb ik het met mijzelf overlegd en mijn besluit is genomen". ..Je bedoelt dat je hem schrijven zult?" „Ja". „Dat je met hem wilt trouwen?'" „Ja". Tante Priscilla stond op en knielde het volgend oogenblik naast Anlhea's stoel. „O, mijn kind", vleide ze. „dat ik lief heb, als mijn eigen vleesch en bloed doe 't niet! Doe niet, wat nooit weer ongedaan te ma ken is. Anthea. Geef je jeugd en je schoon heid niet aan iemand, die je nooit gelukkig kan maken o Anthea „Lieve tante Priscilla, ik trouw liever met een man, dien ik niet liefheb, dan alleen te blijven ter wille van iemand, dien ik zou kunnen liefhebben als zijn liefde niet.valsch was". „Valsch?!" „Ja valsch!" Hoewel haar arm liefkozend om tante Priscilla's schouder lag en de streeling van haar hand zacht was als altijd, zag de oude vrouw dat haar gezicht 'n onverzettelijk be sluit uitdrukte en hoewel ze niet begreep wat 'er in het.meisje omging, voelde ze, dal alle woorden ?ergeefscb aouden zijn, ja haar maar prikkelen zouden. Dus stond ze op, nam haar stok en liep langzaam en treurig de kamer uit Anthea aarzelde niet langer, maar nam haar pen op en schreef haar brier inder daad een belachelijk kort en zakelijk epistel voor een minnebrief. En toen ze hem geschre ven had en opgevouwen en in de enveloppe gesloten, vouwde ze haar armen op de tafel en verborg haar gezicht daarin met 'n sid derenden zucht. Na eeriïgen tijd stond zc op, nam den brief en ging het huis uit om Adam te zoeken. Toen viel haar in dat die naar Cranbrook was met den kleinen George en ze bleef be sluiteloos staan. Terwijl ze daar zoo stond hoorde ze stemmen en ontwaarde in den tuin den sergeant en tante Priscilla. Zij stonden hand in hand en hij keek neer in haar ge zicht en zij op in het zijne en op die twee ge zichten lag een stille, stralende vreugde. Een gevoel van matelooze eenzaamheid overviel Anthea, zij wendde haar hoofd af cri bemerkte dat ze alle dingen door een vreemd trillend waas zag en een bittere afschuw voor de toekomst kwam in haar op. Maar haar trotsche hart was vastbesloten. En zoo geschiedde het dat de sergeant haar kort daarna op zijn weg naar huis vond. Hij bleef staan, nam zijn hoed af en wenschte haar goeden middag". „Sergeant", zei zc, „wil u Iets voor mij doen?" „Al wat u maar vraagt, juffrouw Devine", „Zoudt u dezen brief voor me naar mijn heer Cassilis willen brengen?" De sergeant aarzelde fiets zeer ongewoons) draaide met zijn hoed in zijn hand en zette die eindelijk op. met een wanhopig gebaar. „Wilt u het doen, sergeant?" „Daar u het mij vraagt natuurlijk juf frouw Anthea." „En wees zoo goed hem den brief persoon lijk te overhandigen". J .(Wordt vervolgd^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 9