CHEVROLET 1933
BUICK 1933
Stand 84 R. A. I.
RVARINCEN
VAN EEN PIONIER
H
Stand 70 R. A. I.
WANNEER BETERE AUTOMC3ISLEN GEBOUWD WORDEN, ZAL BUECK ZE BOUWEN
N.V. Autogarage VAN LENT - Heemstede - Tel. 28®70
DE EERSTE „AMERIKAAN
AUTO TENTOONSTELLING
In garage JOH. C. RUSTM AN
N.V. Autogarage VAN LENT
Heemstede
Telefoon 28070
Officieel dealer voor Haarlem en Omstreken.
Uit den oertijd van het automobilisme.
et leven Is nu eenmaal vol tegen
stellingen, en niet in het minst in
dezen raren „crisis"tijd, welke tevens
critiek is. Er is een teveel aan alles
en toch kan niemand er gebruik van maken,
zelfs niet van het teveel aan lekkere speen
varken tj es.
En als om te bewijzen dat deze stelling ook
op ander gebied opgaat, schreef de Hoofd-
Redacteur-Directeur van dit blad mij of ik
„oertijd"-automobielervaringen wilde opha
len op het moment, dat ik zelf in de hyper
moderne „Duif" van Londen terugvloog naar
Amsterdam, en vol aandacht was hoe
onze piloot Kres, trouw bijgestaan door
zijn radio-telegrafist, het klaar zou spe
len om te midden van een dikken
must, waar wij zoo nu en dan boven
uitkwamen, of wel juist onderdoken,
zoodat wij dan maar op 50 meter
boven zee of land vlogen.
Rotterdam en Schiphol te
vinden.
Dat dit puik gelukt is.
en ik voeg er gaarne bij:
precies op tijd, moge blij-
Eens een ongedroomde toekomst
ken uit het feit, dat ik vandaag
iets schrijven kan over mijn oude
automobilis.ische ervaringen, maar het
had ook immers niet anders kunnen afloo-
pen, waar een product van Fokker's brein
bestuurd werd door een der vele bekwame
K L.M.-piloten, en de radiopeilingen zelfs het
nog kort geleden onmogelijke', als het vliegen
in den mist toen was, mogelijk maakten.
Maar ik zou het. over het oude automobilis
me. en niet over het allernieuwste vliegen in
den mist hebben, en dus verzoek ik U met mij
terug te gaan naar het jaar 1900, en wel
naar Zutphen waar ik toen het toezicht
moest houden op het eerste groote werk, dat
mijn firma buiten Haarlem in opdracht
kreeg.
Eerste kennismaking.
Een mijner kennissen daar verscheen plot
seling voor de Sociëteit met een puffend
en soms knallend vehikel, dat hij in Arnhem
voor zestienhonderd guldentjes gekocht had.
voor welk bedrag men toen de pas door de
firma Aertnijs ingevoerde eerste Benz-auto-
tjes kon koopen. Tk behoef U niet te zeggen
hoe deze wagentjes, waar een paard aan
scheen te ontbreken, er van buiten uitzagen,
want dit is U allen uit afbeeldingen en be
schrijvingen voldoende bekend. Het ding
verwekte natuurlijk in Zutphen een ontzag
lijke belangstelling, maar ook heel wat
schrik, en volstrekt niet alleen onder de toen
nog zoo overtalrijke leden van het paarden
ras. Het stond bij mij onmiddellijk vast dat
ik ook zoo iets wilde hebben, en zoo ontdekte
ik als spoedig dat een fabriek te Deventer
mislukte pogingen had gedaan om ook zulke
auto's te maken. Er was er daar eentje te
koop voor 500 gulden, die met zijn vijf paards-
motor niet anders te verplaatsen was dan
door een echt paard, en dus kocht ik dit
maaksel, huurde een heusch paard en reed
er zoo mee naar Zutphen. Op die manier
leerde ik al aardig sturen en het gebruik van
de inderdaad aanwezige handrem.
In Zutphen hobbelde ik vrij behoorlijk over
de slechte keibestratlijg naar een goed inge
richte mechanische smederij, met welks eige
naar ik al vooraf de mogelijkheid besproken
had, dit toestel in rij vaardigen toestand te
brengen.
Het was een Dos a dos voor 4 personen met
twee zeer hooge hel roode achterwielen met
massieve rubber banden en twee veel lagere
voorwielen. Een voorruit of zoo iets was er
natuurlijk niet. De motor was evenals bij de
opgemelde „Benz'' horizontaal achterin gele
gen, bezat 1 cylinder, en was slechts op gang
le krijgen door twee mannen gelijktijdig aan
een zwaren slinger te laten draaien. Deze
slinger moest buiten rechts door de spaken
van het groote achterwiel gestoken worden.
De compressie van dezen ééncylinder kon on
mogelijk op andere wijze overwonnen worden.
De ontsteking was van het gloeibuistype, dus
moest een benzine blaasvlam een buisje
gloeiend houden. Dit was op den weg natuur
lijk al een bijzonder onzekere methode, en
dus construeerde ik een primitieve electrischc
vonkontsteking, waarvan ik meer succes ver
wachtte.
doet het.
Hij
Zoo was dan eindelijk het moment geko
men, dat deze zich noemende ..automobiel",
gereed was om mee uit toeren te gaan. In de
werklaats ging alles prachtig en daarom gaf
ik last den wagen naar buiten te duwen. Ik
had de riemtransmissie nog even gecontro
leerd: alles functionneerde goed en scheen in
de beste orde. Buiten was natuurlijk direct
het bekijks enorm, en ik zat daar hoog en
droog boven uit en verschoof langzaam het
„handel" van de eerste versnelling. Dit was
niets anders dfin het verschuiven van een
riemleider waardoor de drijfriem van een
losse schijf op een vaste schijf kwam.
De wagen bewoog echter niet. alleen knal-
de_ de motor wat langzamer. De riem was
dus toch nog te slap. Ik liet er hars op
gooien, en nu kwam er werkelijk beweging
in. en spoedig moest ik al mijn aandacht op
het stuurwijzertje (een stuurrad of volant
bestond nog niet) concentreeren. Het pu
bliek juichte en holde mee. En zoo slaagde ik
er in om netjes het fonteintje of monumentje
op de markt een paar keer om te rijden en
weer bij de smederij terug te komen. Ik was
buitengewoon tevreden en stuurde direct een
telegram naar mijn vriend, wijlen den heer
J. K. C. Sneltjes te Haarlem, om over te ko
men, teneinde met mijn ..auto" mee terug
naar Haarlem te gaan. Denzelfden avond
kwam hij en den volgenden morgen had het
vertrek al plaats, en wel zoo vroeg mogelijk,
om zoo weinig mogelijk aandacht te trekken.
Van rijbewijzen of zoo hadden wij nog heele-
maal geen last. De Zutphensche vriend met
de echte „Benz" deed ons uitgeleide, en wij
hadden den sterken indruk, dat wij beter
reden dan hij.
De groote reis.
Direct buiten Zutphen hadden wij al moei
lijkheden met een paar ter markt wandelen
de boeren, die op de vlucht sloegen. Hierdoor
werd ik zelf zoo in de war gebracht, en leek
het er sterk op of ik de boeren achterna zat.
Als een boer naar links sprong, ging mijn
wagen ook naar links. enz.
Dit spelletje hield pas op toen de beide
boeren den dijk afholden. Ik vond het toen
plotseling niet noodzakelijk de jacht voort te
zetten, en bleef gelukkig met onzen wagen
boven op den dijk en zette kalm alsof er niets
gebeurd was, de reis voort.
Wat verderop echter kwam nu een boeren
wagen „in zicht" en de bestuurder sprong al
op een paar honderd meter afstand van den
bok en begon met zijn armen te zwaaien. Wij
stopten ook, en nu werd op veiligen afstand
onderhandeld, hoe wij elkaar zouden passee-
ren. Ik durfde de motor niet stil te zetten,
omdat ik zeker was zonder krachtiger hulp
aan den slinger dan wij tweeën geven kon
den, den motor niet weer „aan" te kunnen
slaan. Met het steigerende paard aan den teu
gel liep deze eerste ontmoeting met een
boerenwagen gelukkig goed af, en wij kon
den onzen tocht voortzetten.
Ik heb uit dien tijd altijd den Indruk be
houden. dat de paarden toen voornamelijk
schichtig werden, omdat zij voelden dat hun
bestuurders het hoofd verloren, maar mis
schien is het toch wel nog meer een wissel
werking van mensch op dier en omgekeerd
geweest.
Gelukkig wer de weg verderop wat breeder,
en ging alles goed tot voorbij Apeldoorn. Het
lukte zelfs om de sterke helling even voorbij
het Loo te „halen", maar een paar honderd
meter verder, n.l. bij de Echoput, levens tol
in die dagen, stopte de motor plotseling. Het
he.eft ons niet meer mogen gelukken de ma
chine weer opgang te krijgen, niettegen
staande wij een rijksdaalder verspeelden aan
fooien om als maar weer andere boeren aan
den slinger te laten draaien, wat lang niet
ongevaarlijk was ingeval van een te vroege
explosie van het benzine-luchtmengsel, dat
in een voorwereldlijke „carburateur" werd
toebereid.
Na twee uur vergeefs pogen besloot ik maar
weer een paard te huren, en zoo deden wij
ten tweeden male onzen intocht in Apeldoorn,
waar wij bij het goederenstation „voorreden"
en onderhandelingen openden om onze auto
op een spoorwagen te krijgen, want ik was
doodmoe en zag er het hopelooze van in per
sé nog de restende 110 K M. „op eigen kracht"
althans op die van den motor te willen af
leggen.
Zoo eindigde dus mijn eerste autotocht in
het najaar van het jaar 1900 op een open
goederen-wagen van de Hollandsche IJzeren
Spoorweg Mij. te Apeldoorn.
Ervaringen in Haarlem.
In Haarlem kreeg ik den wagen in mijn
eigen zaak weer in orde, en zoo kon ik er mij
eindelijk mee in Haarlem's straten vertoonen.
Het was, voor zoover ik mij herinner, de
eerste vierwielige benzine-auto in het bezit
van een Haarlemmer, maar zeker de eerste
van de misschien een of twee meerdere. Veel
plezier beleefde ik er echter niet van, en dit
kwam wel voornamelijk doordat de motor
eigenlijk te zwaar was, en daardoor veel te
hooge compressie had, zoodat het op gang
brengen telkens weer opnieuw een marteling
was.
In liet jaar 1901 maakte ik er den laatsten
tocht mee door Haarlem's straten, welke met
een heftige stoomexplosie midden op de
Groote Markt eindigde, waardoor mijn gast
jes, twee Indische jongens, als apen zoo vlug
boven van den wagen op de keien sprongen,
en ik alleen temidden van een stoomwolk op
den „bok" achterbleef. De oorzaak was vrij
eenvoudig, de cylinderkoellnrichting a „ther-
mo syphon" had een verstopping in het ont-
luclitingspijpje gekregen, waardoor de koel-
lichamen („radiateur" noemen wij dat nu)
die aan weerszijden van den wagen langs de
buitenleuningen van de vier zitplaatsen
waren aangebracht, veranderd waren in een
heuschen stoomketel, die behoorlijk ontplof
te, toen de stoom, door de oververhitting van
het koelwater ontstaan, een te hooge span
ning kreeg. Ik had er toen genoeg van, en
ruilde den wagen bij de pas opgerichte mo
torrijwielzaak van den heer Altena in voor
een gebruikte Dion-Bouton motordriewieler,
waarmee ik tenminste vrij behoorlijke tocht
jes in de naaste omgeving van Haarlem kon
maken, doch altijd met een flinke kans dat
ik op den terugweg de trappers moest ge
bruiken om de te heet geworden luchtgekoel-
de motor een handje, of in dit geval „een
voetje" te helpen.
Ik was daarom erg blij dat mijn Zutphen
sche vriend mij in den loop van 1901 schreef
en vroeg, of ik zijn Benz niet wilde koopen,
omdat hij niet technisch genoeg was aange
legd. om er plezier van te beleven. De koop
slaagde spoedig en wel te zamen met mijn
reeds genoemden Haarlemschen vriend
Sneltjes.
Reprisê.
De wagen stond in een stal te Arnhem en
wederom togen wij erop uit om een „auto"
naar Haarlem te rijden. Dit lukte beter, al
hadden wij de eerste „slip"ervaring op den
kronkelweg rond de beruchte Utrechtsche
forten. Vóórdat wij goed en wel wisten wat
er gebeurd was, stonden wij achterstevoren
op den weg. en dankten ons goede gesternte,
dat ons behoed had voor zwemmen in de
fortgracht.
Voorbij Utrecht begon het echter donker
te worden, en moesten wij onze beide kaars
lantaarns opsteken, en nu werd de reis las-
Kijk naar al die glanzende, gestroomde,
comfortabele scheppingen van de Amerikaan-
sche automobielindustrie en ge zult u wellicht
afvragen wat de oervader is geweest van dit
schoon en uitgebreid geslacht.
Hij was de constructieve prestatie van den
heer Elwood Haynes, die in 1890 te Green
wood in den Amerikaanschen staat Indiana
woonde, zooveel werk buiten de stad kreeg,
dat zijn paard het niet meer af kon en daar
om begon te knutselen aan een wagen, die
zonder paard toch zou kunnen gaan.
Dadelijk besloot hij reeds tot toepassing
van den benzinemotor die toen nog even
zwaar van gewicht als zwak van kracht was.
De motor alleen woog 180 pond en ontwik
kelde op de rem 1, zegge één, P.K.
Aanschouwt de afbeelding van dezen voor
trekker en beseft dat'hij in 1892 zonder ha
peren een afstand van bijna 5 K.M. aflegde
met een uursnelheid van ongeveer 12 KM.
tig, want met twee gewone kaarsjes ziet men
nu eenmaal niet veel, en vooral niet, als men
daarbij met het voor die dagen enorme gan
getje van ruim 25 K.M. per uur vooruit gaat.
Onderweg hadden wij tijdens den regen
ook nog twee keer bandenpech, iets waar
van men tegenwoordig practisch ook nooit
meer last heeft. Reservewielen of buitenban
den voerde onze wagen natuurlijk nog niet
mede, alleen maar een paar reserve binnen
banden. Doch in dien tijd waren we allen ook
erg bedreven in het snel repareeren van de
toen zoo dikwijls lekwordende fietsbanden,
zoodat we ook bij onze auto dergelijke gebre
ken heelemaal niet erg vonden.
Tot overmaat van ramp begon het te rege
nen, zoodat wij heelemaal niets meer zagen,
en al spoedig doornat waren, want eenige
beschutting bood de wagen niet, tenzij men
er onder ging liggen, en deze kans zouden wij
al heel gauw krijgen, want, en gelukkig vlak
bij het mij welbekende Café „De Kampioen"
te Nieuwersluis, sehoten wij niets meer op!
De drijfriem was vochtig geworden, en slipte.
De riem moest dus ingekort worden en daar
toe kon men het best languit onder den
wagen gaan liggen. De operatie slaagde naar
wensch, en wij bereikten heelhuids, hoewel
kletsnat, Haarlem.
Rijvaa rd igh eidsp roef.
Nu begon voor ons eigenlijk pas een recht
interessante en prettige tijd, temeer daar wij
toen nog niet over den blijkbaar nimmer
eindigenden crisis hoefden te peinzen, om
dat er toen, in tegenstelling met thans, van
alles nog te weinig inplaats van te veel was,
en auto's waren er zeker nog veel te weinig.
Maar toch was Moeder Staat er nu al Dij om
te zorgen voor nummer en rijbewijzen, en zoo
moesten wij in 1902 proeven afleggen van
onze bekwaamheid in het besturen van een
auto. Onze examinator zelf echter kon zoo'n
ding heelemaal niet behandelen.
Hij noodigde ons uit op zekeren dag met-
den wagen te verschijnen in de groote zaal
van dé toenmalige sociëteit Vereeniging in
de Begijnestraat, en daar moesten wij voor
uit en achteruit rijden en in een cirkeltje
draaien. Toen konden wij als „geslaagd" weer
vertrekken. Het daaruit voortgekomen „rij
bewijs" dat vergunning verleende tot weder
opzegging toe een automobiel te besturen, in
de provincie Noord-Holland, en dat gedateerd
is 23 Juli 1902, bezit ik nog altijd als een
prettig aandenken aan dien oertijd van het
automobilisme. Dit rijbewijs, dat mij nooit
wex*d „opgezegd" werd eenige. jaren geleden
als curiositeit in dit blad afgebeeld.
Niets stond ons nu meer in den weg om
grootere tochten te gaan maken, zelfs over
de grens, waarvoor triptieken nog onbekende
dingen waren, en dit stoute plan vatten wij
op in Augustus 1902, n.l. om naar de groote
BEZOEKT OP DÊ
STAND 80 EN 161
alwaar U de allernieuwste
DODGE CARS en TRUCKS
vindt geëxposeerd. ss
In afwachting van Uw gccerd bezoek verblijf ik,
Hoogachtend,
AUTO GARAGE W. TEEUWEN. «aadh^T^AT»
L. Heerenvest 134, Haarlem, Tel. 14383
vindt U een GROOTE SORTEERING GEBRUIKTE
AUTO'S. Keuze uit ruim 25 WAGENS, Luxe-,
VRACHT- en BESTEL.
O.a.:
FORD CABRIOLET '31, pracht wagentje 800.
SOLO ROADSTER '30. snelle sport, wagen 550.
CHRYSLER PLYMOUTH SEDAN '29,
prima onderhouden 590.
CHEVROLET BESTEL '29, mooi model,
ton 560.
FIAT SEDAN 509, zuinig wagentje 250.—
WILLY'S TRUCK '31. zeer weinig gebruikt 1100.
ENZ. ENZ.
Machinebouw-tentoonstelling in Dusseldorf
te gaan.
Naar het buitenland
Van dezen bijzonder goed geslaagden tocht
in twee dagen heen, en na een week verblijf
te Dusseldorf, ook weer in twee dagen terug^
zou ik U gaarne veel vertellen, als de mij toe
gestane ruimte in dit blad niet reeds ver
bruikt was. Laat ik er dan mee volstaan
memoreeren, dat wij over Nijmegen terug
kwamen waar wij overnachtten en waar de;
hoofdagent der Benz-auto's Aertnijs toen'
zijn bedrijf had. Bij den heer Aertnijs koch
ten wij benzine en lieten wij een binnenband
repareeren. Wij vertelden vol trots van onzen
grooten tocht, en dat wij nu op den terugweg
van Dusseldorf weer op weg naar Haarlem
waren. De hoofdagent van het merk dat wij
reden, wilde ons pas gelooven, toen wij hem
nadere bewijzen toonden, want hij meende*
dat wij misschien wel goede automobilisten
waren, maar toch nog sterker in het op-
disschen van verhaaltjes.
Zulk een tocht was toen ook inderdaad nïefi
mogelijk geweest, als men technisch met den
wagen en al zijn onderdeelen niet volkomen
vertrouwd was. Maar zoowel de heer Sneltjes
als ik waren dit toevallig wel, zoodat wij zelfs
den wagen verbeteren konden en zijn snel-
heid opvoeren, en daarom juist beleefden wij
ook in die jaren 19011905 zoo bijzonder veel
genoegen aan deze sport, veel meer dan ik
later beleefde toen de auto's volmaakt waren
geworden en er van ons vroeger standpunt
bekeken „niets" meer aan was. Sedert immers
komt men bijna altijd even „netjes" thuis als
men uitging en beleeft men onderweg met
den wagen nooit meer iets, terwijl wij in die
dagen in hotels met stijgende onderscheiding
ontvangen werden, hoe viezer wij er arriveer
den.
ik zou u ook nog willen vertellen van de'
moeite die men dikwijls had om een equipage
voorbij te komen, omdat de deftige koetsier
of de nog deftiger heerrijder uit die dagen
het beleedigend vond door zoo'n nieuwerwet-
sigheid te worden voorbij gereden, hoe niett
in de Haarlemmermeer voor iederen toege-
moetkomenden boerenwagen moest stoppen
en wachten, met afgezetten motor, tot de
combinatie boer plus paard en wagen voorbij
was, hoe een negotiemannetje uit puren
schrik met handwagen en al in de sloot reed,
toen hij ons in de verte zag naderen, hoe wij
tijdens de groote spoorwegstaking van 1903
vele kennissen naar Amsterdam en elders
brachten, en nog zooveel meer, doch zooals
reeds gezegd: ik moet eindigen. Ik wil dat
echter niet doen zonder mijn bewondering
uit te spreken voor de uitvinders en faort-
kanten die in het laatst der vorige eeuw en in
het begin van 1900 taai hebben volgehouden
om het bestaansrecht van deze nieuwe wijze
van voortbeweging te bewijzen, want thans,
nu alles zoo eenvoudig schijnt, vergeet men
maar al te spoedig wat er gepresteerd moest
worden om het zoover te brengen.
Die „goede oude" tijd ook van het ware
automobilistisch standpunt bezien, zal bij mij
echter steeds in buitengewoon prettige her
innering blijven.
Als gij die dit mocht lezen, en die straks
de fraaie producten der moderne auto
industrie op de RAI te Amsterdam gaat zien,
door deze herinneringen nog wat meer be
wondering voor de volharding en het ver
trouwen op de toekomst der pioniers van de
automobielindustrie hebt gekregen, dan heb
ik mijn doel bereikt, en ik eindig dan met de
hoop uit te spreken, dat er heel spoedig in
plaats van een teveel, een groot tekort aan
auto's moge ontstaan, want dat zal een zeker
teeken van ware nieuwe „opleving" zijn.
Dat de Auto-handel deze tentoonstelling
aandurfde, is althans een hoopvol teeken en
ik wensch het Bestuur ervan gaarne een vol
ledig succes.
J. A. HERINGA.
Official Dealer voor Heemslede
Aerdenhout
Zandvoort
Bennebroek
Haarlemmermeer
- Aalsmeer en Uilhoorn