HAARLEM" CITROEN 86 en 171 R.A.I. STAMP Fa. SCHERMERHORN R. A. L e Automobiel van 1933 Ibepp de R.A.I, komt DE wagen, Iassend voor een iedereen. In n de prijs, zoo zuSt ge vragen? aag. En keuze ais geen een. Wie economie betracht, koopt „OPEL" Cebr. H. F. Kimman STAND No. 68 STAND No. 108 H OPEL 1933 komt uit met niet minder dan 22 modellen Personenwagens t.w. 11 vier cylinder modellen 6 zes cylinder modellen 5 Regent modellen Comfort, uiterlijk en techniek zijn tot het uiterste opgevoerd. Deze 22 modellen bestrijken een prijs klasse, welke het vorig jaar 85 pCt. omvatte van alle verkochte automobielen. N.V. AUTO-HANDELMIJ. Official Dealer Julianalaan 293-301 AMSTERDAMSCHE VAART 16-18 HAARLEM TEL. 12709 AUTOMOBIELEN UIT VOORRAAD LEVERBAAR Vraagt demonstratie met het nieuwe type 8 AUTOMOBItLBEDRIJF N.V. 27 JANUARI - 5 FEBRUARI 1933 VOOR LUXE WAGENS VOOR BfSm- EN VRACHTWAGENS HAARLEM - Wagenw. 8-10 - Tel. 13850 m De voornaamste tendenz: de goedkoope en economische wagen. et Is twee jaar geleden dat ik gele genheid heb gehad om in dit blad naar aanleiding van de Amster- damsche tentoonstelling, welke toen werd gehouden de algemeene constructie- tendenzen van de automobiel voor 1931 te bespreken en thans, twee jaar later, doet zich opnieuw die gelegenheid voor, nu in het RA..I,-gebouw aan de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam gedurende tien dagen de nieuw ste snufjes op automobiel-technisch gebied zullen worden tentoongesteld. Twee jaar! Het is een heele tijd, maar toch niet lang genoeg om de overigens zoo vin dingrijke constructeurs in de gelegenheid te stellen radicale wijzigingen aan te brengen in het uiterlijk en innerlijk van het moderne voertuig, dat automobiel heet. De eerste vraag, welke men zich dus stelt, is deze: of er in den loop van de laatste jaren veel aan de automobielconstructie is veranderd. Daar op kan met ja en neen worden geantwoord, want voor den leek of den oppervlakkigen beschouwer kan het lijken alsof de ontwik keling sedert de laatste tentoonstelling heeft stilgestaan, terwijl de insiders de wetenschap hebben, dat er integendeel zeer veel gewij zigd is. In zekeren zin komt het er trouwens maar op aan, hoe men deze zaken wenscht te beschouwen. Voor'ons is een belangrijke factor, welke van zeer grooten invloed is geweest op de lijnen waarin de constructie-wijzigingen zich hebben bewogen, de kwestie van de malaise. Feitelijk kan hierbij van een wisselwerking worden gesproken. Ofschoon vooral in de ja ren na 1930, toen de tijd van het snobisme in de automobielbeweging feitelijk reeds voor bij was, een streven merkbaar was om de automobiel dienstbaar te maken aan een zoo algemeen mogelijk gebruik, is het toch vooral de economische depressie geweest, welke dit proces indien we dit zoo zouden mogen noemen heeft verhaast. Er was reeds eenige jaren voor de fabrieken aanleiding om ernstig te zoeken naar een grooter afzetge bied van haar producten. Reeds toen hielden geleerden op economisch gebied zich bezig met de vraag, wanneer het saturatiepunt zou zijn bereikt. Met andere woorden, tot hoever de fabrieken haar productie zouden kunnen opvoeren voor er sprake zou kunnen zijn van een overproductie. Over dat verzadigingspunt zijn talrijke verhandelingen, natuurlijk voor al in Amerika, verschenen, maar het is .merk waardig, dat al de groote economen, die deze hebben vervaardigd, verzuimd hebben, reke ning te houden met een zoo voorname factor als die welke thans al hun berekeningen in de war heeft gestuurd, namelijk de malaise. Deze toch is de voornaamste oorzaak van een snellere komst van het verzadigingspunt dan men had verwacht. En terwijl dus destijds reeds gezocht werd naar middelen om de steeds groeiende productie een behoorlijk af zetgebied te verschaffen, werd dit vraagstuk in de laatst jaren nog nijpender door den in vloed van de economische depressie. En nu is het teekenend voor de veerkracht en groo ten durf van de automobielindustrie, dat zij oogenblikkelijk na de eerste voorteekenen van een langeren duur der malaise zooveel mogelijk getracht heeft, om aan de gevolgen daarvan het hoofd te bieden. Dat was, zoo als men begrijpen zal, niet zoo heel erg een voudig. Maar in zekeren zin had men toch reeds een leiddraad in de daarvoor sterker wordende vraag naar een automobiel, welke bereikbaar was voor een klasse van gebrui kers, die over een bescheiden beurs beschik te, en ook in het gebruik van dit vervoer middel op de kleintjes moest passen. En zoo voltrok zich van lieverlede het systeem van den bouw der goedkoopere en economische wagens, dat thans op de Amsterdamsche ten toonstelling ongetwijfeld zijn hoogtepunt zal hebben bereikt. In dezen zin dus is er wel degelijk sprake van een aanzienlijk verschil met de tendenz van twee jaar geleden, Ofschoon ook toen reeds een streven naar versobering merkbaar was, bleef toch de wagen uit de gemiddelde prijsklasse den hoofdtoon voeren en men kan er thans zeker van zijn, dat dit sedert de laatste Amsterdamsche tentoonstelling niet meer het geval is. Die zwenking, welke zich zoo snel heeft voltrokken, is in alle opzich ten een krachttoer van de industrie geweest, waarvoor wij niet anders dan de grootste be wondering mogen hebben, Oogenschijnlijk zou men geneigd kunnen zijn de opvatting te huldigen, dat het toch niet zoo heel erg bezwaarlijk is om van den duurderen en grooteren wagen af te stappen en zich te be palen tot den bouw van de goedkoopere en lichtere modellen. Maar men mag daarbij toch niet uit het oog verliezen, dat zulk een zwaai zonder meer feitelijk neer zou komen op een grooten achteruitgang, welke het automobilisme als zoodanig evenzeer sterk zou benadeelen. Het groote publiek is ver wend geraakt doordat het jaren lang een uiterst snelle ontwikkeling van de techniek heeft medegemaakt. Het comfort werd tel kenmale grooter, de veiligheid had de zorg der constructeurs, de soepelheid nam steeds toe, kortom het automobilisme had alles mee om steeds meer aanhangers te winnen. Wan neer nu dezelfde menschen die tot nu toe aan al deze gunstige eigenschappen van de automobiel gewend zijn geraakt, genoodzaakt zouden worden, om gebruik te maken van kleinere, lichtere en minder soepele wagens, dan zou dat zeker geen voordeel voor het automobilisme hebben beteekend. Vandaar dan ook, dat de constructeurs en fabrikan ten er naar gestreefd hebben om juist in de goedkoopere prijsklasse ieder vooroordeel tegen z.g.n. kleinen wagen weg te ne men door economie, zoowel in aanschaffings- kosten als in gebruik, te paren aan een on- eeloofelijken vooruitgang op constructiege- bied. Vooral in Europa heeft men alles ge daan om den toch al niet lichten strijd te gen Amerika te Kunnen volhouden. En zoo doende zijn zoogenaamd kleine maar in wer kelijkheid groote automobielen ontstaan, welke alle voordeelen bezitten, die men vroe ger slechts kon vinden in de veel grootere en duurdere merken. Ziedaar de krachttoer van de automobiel industrie, welke zich in de laatste twee jaren heeft voltrokken en waarvan men thans op ae Amsterdamsche tentoonstelling de spie kende voorbeelden zal kunnen vinden. Europa en Amerika. Er is een tijd geweest waarin de Europee- sche industrie weinig of geen vrees behoefde te koesteren voor de Amerikaansche con currentie. Het behoorde nu eenmaal tot den goeden toon om als rasechte Europeaan ook een Europeesch automobiel te berijden. Ook al om practische overwegingen. Wat dege lijkheid van constructie betreft, stond de Europeaan namelijk ver boven den Ameri kaan. De ligging op den weg was van een Europeaan ook veel beter, omdat daaraan in de oude wereld veel meer aandacht werd ge schonken dan in Amerika en het was dan ook een zeldzaamheid, wanneer men een Amerikaanschen wagen op onze wegen tegen kwam. Sedert den oorlog echter is daarin zeer veel verandering gekomen. Hoe dat nu precies gegaan is, valt achteraf moeilijk te zeggen. Doch het is niet onwaarschijnlijk, dat het gebruik van Amerikaansche wagens door het Amerikaansche leger tijdens den oorlog er toe heeft bijgedragen om de auto mobilisten wakker te schudden en te overtui gen van de verdiensten op rij-technisch ge bied, welke deze wagens hadden. In ieder ge val won de Amerikaan in Europa, en vooral in ons land, spoedig veld en binnen zeer kor ten tijd begonnen de Europeesche fabrikan ten in te zien, dat Amerika een groot gevaar begon op te leveren. Wie dezen ontwikke lingsgang heeft meegemaakt, zal zich onge twijfeld nog zeer goed herinneren, hoe de Europeesche industrie getracht heeft, en niet zonder succes, om zich bij den nieuwen toe stand aan te passen. Men had van de Ame rikanen spoedig het noodige geleerd en over genomen. En nu deed zich het merkwaardige geval voor, dat ook de Amerikanen, die gaar ne de Europeesche markt, welke zij reeds voor zulk een groot deel veroverd hadden, wenschten te behouden, niet blind waren voor de goede eigenschappen van den Euro- peeschen wagen Op koetswerkgebied bijvoor beeld stond Europa nog in alle opzichten aan de spits en de Amerikanen begrepen zeer goed dat er voor hen in dit opzicht nog veel te leeren viel. Zoo ontstond een toenadering, tusschen beide systemen, welke tenslotte slechts den gebruiker kon ten goede komen. Maar toch bleef Amevika, en nu beschouwen wij den gang van zaken uit den aard der zaak voornamelijk uit den Nederlandschen gezichtskring, in staat om haar leidende po sitie te behouden, omdat de Europeesche in dustrie ten aanzien van de noodzakelijke aanpassing aan de eischen van comfort, en eenvoud in de bediening, niet zoo vooruit strevend leek.als de Amerikaansche. Die vin nige kamp duurt nog altijd door, maar wan neer ik den toestand niet verkeerd zie, ge loof ik dat op het oogenblik Amerika danig terrein aan het verliezen is. Dat is in zekeren zin begrijpelijk. De Ame rikanen hebben niet alleen meer het geheim van goedkoopere productie, ook in Europa is men reeds lang tot rationaliseering van de fabricage overgegaan, waardoor de produc tiekosten aanzienlijk konden dalen. En daar naast heeft men juist op het gebied van den goedkooperen wagen dankbaar gebruik ge maakt van den vooruitgang van de tech niek, waardoor het mogelijk is geworden om bijvoorbeeld een 8 P.K. wagen een soepelheid en bedrijfszekerheid te verschaffen welke tot voor korten tijd slechts aan veel zwaardere wagens eigen waren. Zoodoende is er feitelijk een nieuwe strijd ontbrand tusschen de Amerikaansche en de Europeesche industrie over de kwestie van net cylindertal. In Amerika, verminderde in den loop der jaren het aantal aanhangers van den vier- cylinder motor met groote snelheid. En een oogenblik heeft het er op geleken, alsof zulks ook in Europa het geval zou worden. Tot thans, juist op de laatste Parijsche automo bieltentoonstelling gebleken is, dat men in de Europeesche industrie van lieverlede weer terug gaat keeren tot den vier-cylinder mo tor, terwijl in Amerika daarentegen de laat ste vier cylinder van zuiver Amerikaanschen oorsprong ik voeg dit hierbij omdat in Amerika ook de kleine vier-cylinder Austin onder een licentie wordt gebouwd ter ziele zou zijn gegaan, ware het niet. dat juist thans weer een tweetal nieuwe daarvoor in de plaats is gekomen n.l. van Willys en Conti nental die men beide te Amsterdam zal kun nen zien. De Amerikaansche industrie maakt dus vrijwel geen vier-cylinders meer, maar legt zich thans veel meer dan vroeger toe op den bouw van kleinere zes-cylinders. In dit op zicht is dus van een groote tegenstelling tus schen de Amerikaansche en de Europeesche industrie voorloopig althans ernstig sprake. De vier-cylinder van Europeeschen oor sprong treft het in zooverre gunstig dat juist thans de economie zoowel in aanschaf- fingskosten als in verbruik van zoo groot be lang is. Want het is duidelijk, dat de vier- cylinder veel eenvoudiger in het gebruik kan zijn en daarnaast ook veel economischer. Het zou echter de vraag zijn of de vier-cylinder het van den zes-cylinder zou kunnen winnen, wanneer niet de techniek met zoo rasse schreden was vooruitgegaan, dat de bezwa ren welke tegen den vier-cylinder zouden zijn aan te voeren, konden worden opgeheven. Het gebrek aan soepelheid, mindere capaci teit, het veroorzaken van trillingen en dergelijke, dit alles heeft men kunnen weg werken doordat de techniek zich zoodanig heeft ontwikkeld, dat men de vele voordee len, welke de zes-cylinder tot nu toe bezat, heeft kunnen overplanten op den vier-cylin der. Misschien is dat ook de reden, dat dé Europeesche industrie in ons land thans een goede kans maakt. Wie op de R.A.I.-tentoon- stelling de talrijke Fransche, Duitsche en niet te vergeten Engelsche producten zal aanschouwen, zal moeten toegeven, dat Ame rika een harden strijd zal hebben te voeren. Vooral de plotselinge opkomst van de En gelsche industrie is daarbij merkwaardig te noemen. Het mag van algemeene bekendheid worden verondersteld, dat de Engelsche auto- rr.obielconstructie uitmunt door degelijkheid, maar daarnaast als min of meer conserva tief bekend staat. Daarin is echter in de laatste jaren een kentering gekomen. De de gelijkheid is blijven bestaan, maar het con servatisme heeft ook daar plaats moeten maken voor den drang naar vooruitgang en zoodoende is ook Engeland er in geslaagd om zich te scharen onder de ernstigste concur renten van de Amerikaansche industrie. Dg

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 22