BRAND!!!
Wèg die Migraine!
AKKER.QCHETS
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 31 JANUARI 1933
Ratelende bellen, flikkerende lichten.... secondenwerk
Onze brandweer i« «nel en zeker van haar taak.
Het hart van de brandweer: waar de melding binnenkomt.
Vier en twintig keer is de Haarlemsche
brandweer in de eerste maand van dit jaar
gealarmeerd voor ernstige en minder ernstige
gevallen. Maar zeker is het dat zonder onze
snelle en voor haar taak berekende brand
weer nagenoeg alle gevallen in ernstige zou
den zijn ontaard. Snelheid is de eerste ver-
eischte die de brandweer zich zelf stelt en of
zij daar in geslaagd isoordeelt u zelf.
„Makkelijk is het niet", zei de heer G.
Spaan, secretaris van de brandweer, toen ik
hem in de seinzaal aan de Ged. Oudegracht
opzocht, „maar ik zal m'n best doen u dui
delijk te maken wat er gebeurt wanneer er
brand wordt gemeld".
Het alarm komt binnen op de alarmbel* die
met 2 kabels op het centraal telefoonbureau
is verbonden. Zoodra de bel ratelt neemt die
gene die de wacht heeft de haak van het te
lefoontoestel en vraagt uitvoerige inlichtin-"
gen. Tegelijkertijd echter ratelen de bellen
bij de zeven leden van het brandweercollege
thuis, die allen hooren wat er aan de hand
is. eDsgewenscht kunnen zij ook vragen stel
len aan den brandmelder, doch om een Ba
bylonische spraakverwarring te voorkomen
spreekt alleen diegene die het toestel aan de
seinzaal bedient. Nu gebeurt het vaak dat er
op hetzelfde oogenblik een tweede melding
voor denzelfden brand komt. Om nu te voor
komen dat deze melder het in-gesprek sig
naal- ami hoowa, «n later -nog eens zou op
bellen, is het apparaat zoo geconstrueerd dat
ook hij de mededeelingen van den eersten
melder kan meeluisteren, en dus verneemt
wat gealarmeerd wordt. Wanneer alle gege
vens bekend zijn worden de ladderbriga^V,
die uit personen bestaat die vertrouwd zijn
met klimwerk, (als bijvoorbeeld schilders en
schoorsteenvegers) en de vrijwilligers ge
waarschuwd. Dit geschiedt op het alarmee-
ringsbord, een toestel dat voor den leek uit
sluitend uit knoppen, bellen en lichtjes be
staat, maar waarmee de ingewijde op rustige,
systematische wijze werkt.
Allereerst wordt de stroom ingeschakeld,
die noodig is om de schellen bij de op te roe
pen personen in werking te kunnen stellen.
Deze stroom komt op een aparte kabel van
het telefoonkantoor. De knoppen voor de
gewenschte kringen worden ingeschakeld (er
zijn 14 kringen en bij tientallen, vrijwilli
gers ratelen de bellen. Daarna wordt de knop
om te kunnen spreken ingedrukt en kort en
bondig wordt medegedeeld wat er aan de
hand is. De opgeroepenen kunnen alleen
luisteren; zelf spreken kunnen enmogen
zij natuurlijk niet, want er zijn liefst 86 vrij
willigers!
Het ligt voor de hand dat de motorbrand
spuiten direct gewaarschuwd zijn, zoodat
wanneer de vrijwilligers ter plaatse komen,
de spuiten doorgaans reeds werken.
Nu kan het gebeuren dat een vrijwilliger
in den tuin naar de kippen stond te kijken,
en net te laat aan het toestel komt. Hij drukt
dan op een knopje, in de seinzaal gaat de bel
(alweer een andere) een lichtje gloeit op
met het cijfer van den betrokken kring, en
de man van de wacht herhaalt het bericht.
De leden van de ladderbrigade kunnen wel
zelf spreken doch voor de regeling daarvan
is een strenge instructie gegeven. Men kan
deze leden nl. apart opbellen, wat met de
vrijwilligers niet het geval is, daar deze altijd
in een geheele groep zijn opgenomen.
De „schelstroom" (die immers door het te
lefoonkantoor wordt geleverd) is niet de
zelfde als „de spreekstroom". Deze wordt
Een gedeelte van het alarmeeringsbord,
}iet mysterie der lichten.
door een batterij aangevoerd die in de sein
zaal (naast een reserve-batterij) staat opge
steld.
Wanneer er een stroomstoring is in het net
van het postkantoor kan men dus niet schel
lenals er niet aan deze mogelijkheid ge
dacht was, want dan maakt men eenvoudig
door middel van het magnetenrad (op de
foto het kastje met de zwengel) zelf den noo-
digen stroom. U ziet; men is bij de brand
weer op ales bedacht en dat is maar goed ook,
want het is inderdaad één keer gebeurd, dat
juist op het oogenblik dat er brand uitbrak,
de stroomlevering van het telefoonkantoor
onderbroken werd!
Wanneer een draad breekt, een andere
draad kortsluiting maakt, of met de aarde in
contact zou komen (ja, ik zou bijna zeggen
wanneer er ergens in de stad maar iets over
brand wordt gefluisterd) in de seinzaal is
men er onmiddellijk, van op de hoogte. Is
het geen belletje dat rinkelt, dan is het een
brommer die bromt of een sirene die loeit,
is het geen lichtje dat gloeit dan is er ergens
een klepje dat met een duidelijke tik open
valt en dengene die dienst heeft er op attent
maakt, dat er iets niet in den haak is.
Terwijl de heer Spaan mij met een onuit
puttelijk geduld uitlegde hoe alles tot in de
finesses werkte, had ik het ongeluk met m'n
vingers ban een van die ontelbare geheim
zinnigheden te komen. Dat doe ik nooit
meer! De bellen hielden met'de lichtjes een
wedstrijd in bedrijvigheidallemaal van
vrijwilligers die informeerden waar de brand
was. En telkens werd hun rustig geantwoord:
„Er is niets te melden, er is. niets aan de
hand".
De fabrieksmelder.
Enkele groote gebouwen ,als het stadhuis,
het gasthuis, het Frans Halsmuseum e.a. heb
ben een z.g.n. fabrieksmelder. Deze staat
(wat betreft het aanmelden van den brand)
geheel apart. In deze gebouwen zijn kleine
kastjes aangebracht met een ruitje waarach
ter een knop en een kleine luidspreker. Wordt
brand ontdekt, dan behoeft men slechts met
het daarnaast hangende houten hamertje de
ruit in te slaan en op de knop te drukken.
Tegelijkertijd gaat de luidspreker loeien. In
de seinzaal gloeit (op een apart schakelbord)
een rood lichtje op, boven een naam
bordje. De man van de wacht weet nu onmid
dellijk waar de brand is, haalt een handle om
waardoor het loeien van de luidspreker bij
den brandmelder ophoudt (en diegene die
alarmeerde dus weet dat zijn melding in ont
vangst is genomen) en seint direct „groot
alarm" aan alle daarvoor in aanmerking ko
mende personen.
„Waarom zijn er eigenlijk geen straatmel
ders in Haarlem", vroeg ik den heer Spaan
nieuwsgierig.
„Omdat wij door het misbruik er van in
andere steden genoeg geleerd hebben", was
zijn afdoende antwoord. „Bovendien is het
ook niet noodig. in de binnenstad is overal
telefoon. En in de buitenwijken zijn ontel
bare particulieren, waar men overdag zoowel
als des nachts brand kan melden. Kijkt u
maar eens naar de vele „brandmeldingsbord-
jes"."
Groote branden.
De groote en zeer ernstige branden nemen
gelukkig in aantal af. Dit mag zeer zeker wel
aan de snelheid van onze brandweer worden
toegeschreven. Want daarover is een ieder
het nu toch wel eens: onze brandweer is „up
to date" en sneller dan snel kan men toch
moeilijk eischen. En tochhet zou nóg
vlugger kunnen, wanneer er meer geld
komt. Er staan nog vele verbeteringen en
uitbreidingen op het program.
..Maar het publiek werkt ons vaak tegen",
aldus de heer Spaan, „zonder het zelf te we
ten en te willen natuurlijk. Men heeft nl. de
gewoonte om zoodra ergens brand is, ruiten
en deuren in te slaan. Niets is funester dan
dat. Luchttoevoer wakkert den brand na
tuurlijk aan, en wanneer de brandweer dan
arriveert (al was het ook maar enkele mi
nuten na de melding), kan zij daardoor voor
een veel lastiger taak komen te staan".
Inderdaad: blusschen is secondenwerk!
Uit de vergeelde paperassen kwamen nog
enkele zware branden uit de oudheid ter
sprake: 20 October 1822: een grooten uit-
slaanden brand op het Donkere Spaarne: 9
Juli 1884 op den Kleinen Houtweg, hoek
Kampersingel, waarbij 10 huizen totaal zijn
verbrand en bij welke gelegenheid (men
bluschte met handpompen) f 1490 aan ar
beidsloon werd betaald.
Enkele straten zijn berucht voor zware
branden: de omgeving van de Kleine Hout
straat bijvoorbeeld en de Hellebrekerssteeg.
Als het daar bi-andt is het altijd raak ook.
De Infanteriekazerne kent de rooie liaan
ook zeer goed. 24 September 1912, 16 Decem
ber 1913 en 15 Februari 1914 kraaide hij daar.
En met respectievelijk 26. 20 en 10 stralen
werd hij „onder de knie" gehouden. Het was
bij den tweeden brand aldaar dat voor den
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Kïppencfieven gesnapt en gedood
De Heer Spiering te Tiel had veel last van ratten in
zijn kippenloop. Telkens waren eieren verdwenen of
kuikens doodgebeten. Meer dan een jaar lang probeer
de hij allerlei middelen, echter zonder resultaat. Ten
slotte kocht hij bij zijn drogist een doosje Rodent, dat
hij op de voorgeschreven manier gebruikte. .Het resul
taat is werkelijk verrassend." schrijft hij. .Een kwartier
nadat het met Rodent besmeerde brood werd uitgelegd,
was het reeds verdwenen." Toen hij ons 4 weken later
schreef, had hij geen rat meer gezien. Rodent faalt nim
mer, het trekt ratten en muizen onweerstaanbaar aan.
Koop nog heden een enkele doos 50 cl of een dub
bele doos 90 et en morgen zult U van rat en muis
bevrijd zijn. - Imp.Fa. B. Mcindcrsma - Den Haag. C 45
laatsten keer de brandklokken in Haarlem
werden geluid.
„Maar zooals gezegd", besloot de heer
Spaan, „de zware branden nemen af. 1932
was zelfs een zeer stil jaar, met slechts 136
oproepingen".
W. Sch.
Voor den Politierechter.
OM EEN DUIVENHOK.
De zaak tegen de beide jongens, die ervan
verdacht waren, dat zij in de koekfabriek aan
het Spaarne hadden willen inbreken en die
beweerd hadden, dat zij erop uit getogen
waren om wat hout voor een duivenhok te
bemachtigen, werd voortgezet met het hoo
ren van twee politieagenten, die de jongens
een eerste verhoor hadden afgenomen. De
agenten hielden vol. dat de jongens uit eigen
beweging hadden erkend, van plan te zijn
geweest in de koekfabriek te gaan inbreken,
maar de verdachten hielden ook thans vol,
dit voornemen niet te hebben gehad. Ook
nu kwamen zij met het verweer dit maar te
hebben gezegd om op vrije voeten te komen,
welk verweer bij den rechter geen geloof
vond.
De officier van justitie was dan ook van
meening, dat het wel de bedoeling van ver
dachten was geweest om in de koekfabriek
te gaan stelen, doch aangezien uit het onder
zoek niet was gebleken, dat de verdachten
zich op het terrein van de koekfabriek had
den bevonden, hegeen in de dagvaarding was
ten laste gelegd, werd vrijspraak gevraagd.
De verdachten hadden, als te begrijpen is,
op dezen eisch niets aan te merken en de
rechter ging ermee accoord.
HET RADIOTOESTEL.
Opnieuw werd de zaak behandeld tegen
den man, die een radiotoestel, dat hij in
huurkoop had. verduisterd had.. Thans was
hij wel verschenen en hij vertelde, dat, toen
hij op een dag in October 1931 thuis kwam,
hij daar een radiotoestel aantrof, dat zijn
vrouw in zijn afwezigheid van een colpor
teur in huurkoop zou hebben genomen. Nu
was dit niet geheel juist, want de man had
later zelf het huurkoopcontract geteekend.
Hij beweerde, dat hij dit eerst niet had wil
len doen, omdat hij geen f 25 ineens en
verder iedere maand 10.kon betalen,
wat hij den colporteur kenbaar maakte,
maar deze. blijkbaar tuk op de provisie, zou
gezegd hebben, dat daarover viel te spreken
en dat hij die eerste 25.in kleine ge
deelten kon voldoen, zoodat al vast met vijf
gulden genoegen werd genomen. Daar dit
allés zoo aanlokkelijk was voorgesteld. Was
hij er tenslotte toe overgegaan het contract
te teekenen en hij had later nog eens 5.
en nog een keer een rijksdaalder betaald,
waarmee hij aan het eind was geraakt van
zijn betalingskracht
Hij zou toen verzocht hebben het toestel
maar weg te halen, doch ze zijn er vlugger
bij om een contract te sluiten dan om het
te verbreken en zoodoende bleef het toestel
in zijn huis.
Nu werd echter de huiselijke vrede bij
den kooper verstoord: of de radio daaraan
schuldig was, werd niet vermeld, maar de
disharmonie werd zoo groot .dat de vrouw
het huisraad verkocht en vertrok en toen
besloot de man maar om de radio ook te
verkoopen, hetgeen hem nu voor den rechter
bracht.
De Officier van Justitie, hoewel hij al
even weinig sympathie voor radiocolporteurs
gevoelde als de rechter, bracht naar voren,
dat - verdachte al eerder was veroordeeld en
eischte een maand gevangenisstraf, omdat
verdachte toch zeer goed wist. dat hij het
toestel niet mocht verkoopen. De rechter zag.
dat de laatste straf van 1926 was en vernam,
dat verdachte de strafbare feiten, waarvoor
hij gestraft was, als vrijgezel had begaan,
zoodat de rechter met eenige bezorgdheid de
toekomst tegemoet ging. nu verdachte om
zoo te zeggen, weer in staat van vrijgezel
was teruggekeerd, maar deze zei, dat die
terugkeer zeer onvrijwillig was en dat hij de
meest eerlijke bedoelingen had voor zijn
volgend leven. De rechter werd hier door mild
gestemd, stelde voorwaardelijk in uitzicht, als
het reclasseeringsrapport gunstig luidt;
daarop is nu het wachten.
HIJ HAD GEEN CENTEN.
Waarom heb je gestolen? vroeg de politie
rechter en de IJmuidev jongen, die in voor
arrest zat, zei: „ik had geen centen", alsof
het vanzelfsprekend is, dat, als je geen
centen hebt. je bij een ander de deur met
een valschen sleutel gaat openmaken, om
dan in het huis en speciaal in den munt
meter naar geld te gaan speuren. Hij was
achttien jaar en twee jaar zonder werk, dus
veel schijnt hij in zijn leven nog niet ge
werkt te hebben: hij woont bij zijn vader,
die ook werkloos is en hij had een broek en
een paar schoen ennoodig: dat was het beeld
dat hij van zijn levensomstandigheden gaf.
Rooskleurig ziet er dat niet uit, maar ik
kan niet zeggen, dat het bevredigde ais ver
klaring voor het feit. dat hij deuren ging
opensluiten en muntmeters ledigen, want dat
is geraffineerde dieverij. In den laatsten tijd
zijn er meer muntmeters in IJmuiden ge
leegd, maar daar was hij onschuldig aan, zoo
hij zei en hij was dus weer een van die
pechvogels, die er den eersten keer den
besten invliegen, waarover de rechter een j
hm! hm! deed hooren.
Mr. Van Nieuwenhuyzen. de verdediger,
wees er op, dat men eigenlijk zoo weinig van
den jongen afweet: hij drong aan op een
reclasseeringsrapport en vroeg ontslag uit ae
voorloopige hechtenis, opdat eerst eens nauw
keurig naar hem, kan worden geïnformeerd;
hij is pas 18 jatr; wellicht is er wat beters
voor hem te vinden dan gevangenisstraf.
De rechter was het hiermee eens, schorste
de zaak en stelde den jongen in vrijheid,
doch niet dan na hem onder het oog te
hebben gebracht, dat hij zich niet moest
verbeelden nu weer te kunnen gaan stelen.
De jongen zei. dat hij het begreep en het niet
meer zou doen-
INACHTNEMING VAN DEN
SABBATH.
In Brinkmann hield de verecniging Sje-
mirath Sjabbath tinachtneming van den
Sabbath) naar aanleiding van de alom in
Nederland gehouden Sabbath-wcek. een
openbare vergadering voor den Sabbath.
Rabbijn S. Ph. de Vries opende de bijeen
komst en zeide verheugd te zijn over de
groote opkomst. Spr. was van het succes van
het streven der vereeniging overtuigd.
Voorts speelde de heer J. Pinkhof tviool),
begeleid door mej. M. de Vries (piano) een
Palestijnschen wijs en Romance in g van L.
van Beethoven.
Opperrabijn S. Dasberg Jr.. uit Groningen
behandelde vervolgens het Sabbathvraag-
stuk van ideëele en religieuze zijde. „Het is
te betreuren", aldus spr., dat wij den sab
bath moeten propageeren, opdat hij niet ver
loren ga".
Arbeid houdt den mensch vitaal, arbeid is
een zegen en hebben wij noodig om dc we
reld op te bouwen. Doch één dag zal men
rusten, opdat de arbeid niet zal ontaarden en
een vloek wordt, zoodat men slaaf van den
arbeid wordt.
Het bedrijfsleven en de techniek is ons de
baas geworden en maakt den mensch tot
nummer.
Hoe zal men weer vrij worden? Overal, ook
in Joodsche bedrijven, overlegt en vergadert
men. om uit den economischen warboel te
geraken. En toch is het eene oeroude genees
middel vlak bij: de Sabbath, de rustdag.
De sabbath is de dag waarop het Joden
dom gevestigd is. Het is moeilijk om tot her
stel te komen, maar het is mogelijk. Het
geheim voor het geluk van het gezins
leven ligt in den Vrijdagavond opgesloten.
Dan pas is men vrij, wanneer de sabbath
wordt gevierd. Daarvoor is solidariteit, voor
al tusschen den Joodschen werkgever en
-nemer, noodig.
De heer S. de Jong. oppervoorzanger van
de synagoge in Amsterdam-O. zong drie syna
gogale liederen, aan de piano begeleid door
den heer A. Fontijn.
Na de pauze brachten de heer Pinkhof en
mej. de Vries evenals de hecrcn de Jong en
Fontijn enkele muziekstukken ten gehoore,
waarna de heer E. Asscher Ezn„ voorzitter
der vereeniging Sjemirath Sjabbath, het
woord verkreeg.
In het onderbewustzijn leeft bij iederen
Jood het onsterfelijke van het Jodendom,
waarvan de Sabbath het centrale punt is.
Het is eenvoudig voor een concreet iets te
werken, doch de vereeniging Sjemirath
Sjabbath werkt voor onzichtbare dingen.
Men zwoegt voor de materie en geeft het
heiligste prijs. De sabbath is zoo oud als het
Jodendom en niets is zoo heilig als de Sab
bath.
Nog nooit is een Sabbathweek georgani
seerd doch deze slaagt overal; niet alleen
Haarlem, ook elders. Op allerlei wijzen
moet men den Joden ervan overtuigen dat de
Sabbath-viering mogelijk is. De Nederland-
sche arbeidswetgeving maakt het den Jood
schen werkgevers eveneens mogelijk. De win
kelsluitingswet echter schiet hierin te kort.
De vereeniging richt zich niet alleen tot
de orthodoxe Joden; de sabbath-viering is
een algemeene kwestie. Vele Joodsche ge
meenten hebben zich dan ook reeds bij de
vereeniging aangesloten. Spr. wekte de aan
wezigen op tot het bezoeken van de tentoon
stelling die ter gelegenheid van de sabbath
week te Amsterdam wordt gehouden.
Het was de Nederlandsche delegatie, die
gesteund door een grootsch petitionnement,
bij den Volkenbond wist te bewerken, dat
geen kalenderhervorming werd ingevoerd,
zooaat de Sabbath in stand kon blijven. tAp-
plaus).
Rabbijn de Vries besloot met een kort
woord, waarin hij zeïde dat hij van het wel
slagen van het werk der vereeniging over
tuigd was, den avond.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Als de dag voor U verloren lijkt,
als alles U hindert: licht, reuk en
geluid, dan werken als 'n wonder (I
■AKKERTJES"
LETTEREN EN KUNST [j
Het Tooneel te Amsterdam.
Amsterdamsche Tooneelvereeniging.
CIRCUS KNIE.
„Als de tooneelduivel je eenmaal te pak
ken heeft, dan laat hij je niet meer los", heb
ik eens een zeer bekende actrice hooren zeg
gen.
In „Circus Knie", het tooneelspel van Carl
Zuckmayer. waarvan de Amsterdamsche Too
neelvereeniging onder Van Dalsum en De-
fresne Zaterdag en Zondag de eerste voor
stellingen in de hoofdstad heeft gegeven, zegt
vader Knie, de oude circusdirecteur het met
andere woorden, maar het is toch dezelfde
gedachte: „Wie op het koord is groot ge
bracht, die komt er nooit meer af!" Men zou
dit het „LeitmotieP van Zuckmayer's stuk
kunnen noemen.
Katharina Knie is in het circus groot ge
bracht. Zij heeft, evenals alle Knie's, die van
geslacht op geslacht al eeuwen door circus-
artisten zijn. geen vaste woonplaats, maar
zwerft van stad tot stad, van dorp tot dorp.
Het circus, dat is haar wereld, het artisten-
leven al is het aan maar dat van koord
danseres haar leven. Maar als zij in een
dorp Martin Rothacker, een eenvoudigen boer,
ontmoet, ontvlamt in haar de liefde en tege
lijk het verlangen naar het rustige, besten
dige geluk. Haar vader, de oude Karl Knie,
houdt haar niet terug; hij geeft haar de vrij
heid, maar in zijn binnenste is een stem, die
hem zegt, dat Katharina weer naar het cir
cus terug zal keeren. Het bloed kruipt immers
waar het niet gaan kan en is zijn dochter
niet een artistenkind? Het circus vertrekt en
Katharina blijft op het land, waar Martin
Rothacker haar het boerenbedrijf zal leer en
en haar tot zijn vrouw zal nemen.
Wanneer het circus Knie een jaar later in
hetzelfde dorp weer voorstellingen geeft,
komt Katharine voor het eerst in haar oude
milieu terug en wij voelen tegelijk, hoe heel
haar liefde en verlangen uitgaat naar dit
zwerversbestaan en het artistenlcven. Maar
andere banden houden haar aan het dorp
vast. Zij verwacht een kind en zij heeft Mar
tin Rothacker lief. Karl Knie is zich daarvan
allerminst bewust. Hij verkeert in dc mee
ning, dat zijn dochter uit vrijen wil terug is
gekeerd en dat het enkel het oude artisten-
bloed is. dat haar naar hen terug heeft ge
voerd. Katharine bekent hem. dat het an
ders is. dat zij op het dorp zal blijven, maar
de oude Knie hoort dit niet meer. want ter
wijl zijn dochter hem alles op biecht, sterft
hij met de voor hem heerlijke gedachte, dat
ook Katharine een „Knie", een echt artisten
kind is.
En in het laatste bedrijf toont- Katharine
dat ook te zijn. Want als zij ziet. dat het
circus van haar vader ten gronde dreigt te
gaan. neemt zij de teugels in handen. Het
oude artistenbloed stroomt ook door haar
aderen; zij is de dochter der Knie's en dus
niet voor het land gebcen. Zij gaat. heen met
de troep, ver van Martin Rothacker, de
wijde wereld weer in.
Wij hebben in de Knie's natuurlijk niet
enkel de circus-menschen te zien. Zuck
mayer heeft Sn zijn stuk den strijd willen
teekenen van den artist tusschen zijn opwin
dende kunst en 't vredige bestaan, tusschen
het rustelcoze kunstenaarsleven en de kalme
burgermanshuiselljkheid en hij koos daarvoor
het circus-milieu. Als hij den ouden
Karl Knie met extase over de vreugde en het
geluk van den circus-artist laat spreken, dan
is dat de stem van den kunstenaar, die wij
hooren.
Wanneer Katharina Knie aan het slot al
haar banden met het dorp verbreekt, dan
hebben wij in haar meer te zien dan enkel
het. circuskind. De symboliek is doodeenvoudig
maar het is toch symboliek. En doordat
Zuckmayer zijn stuk ln het circus liet spelen
kreeg hij tegelijk gelegonheid om een kleurig
bont beeld van dit eigenaardig milieu te
geven. Dit laatste had zijn voor- en nadeel.
Het bekoorde in het eerste bedrijf door zijn
grilligheid, maar hot bleek niet voldoende om
in 4 lange bedrijven blijvend te boeien. Deze
circus-mcnschen waren toch au fond te
weinig interessant, wat vooral pijnlijk
uitkwam in het wel zeer lange en
langdradige derde bedrijf. Zuckmayer
houdt meer wij herinneren het ons nog
van zijn Kapitein von Koppenick van
grove dan van fijne effecten, hij is op en
top theaterman, maar hij is verwant
aan de oude drakenschrijvers. Dit merken
wij ook telkens in Circus Knie. Het stuk is vol
van trucs wij zien zelfs Van Dalsum hoog
in de lucht op een staaldraad fietsen en
verder heel een circusrepetitie met. Ver
strakten als clown op een kinderfietsje,
Charlotte Kohier balanceerend op een bal
en Wlm Pauw hangend aan een trapeze
maar dit zijn alle uiterlijke vertooningen, die
zelfs even herinneren aan de door de lucht
zwevende engelen van 100 jaar geleden. En
er is ook heel veel, dat zeer dicht staat
bij t oude volksstuk om niot van melo-drama
te spreken. Bij de sterfscène van Karl Knie
met in de verte harmonika muziek en vooral
bij het slot als Katharina Knie in haar
schitterend crlcus-pakje verschijnt nota-
bene op het moment, dat zij afreizen
denken wij terug aan den tijd van de stuk
ken a grand spectacle. Alleen was,het toen
de viool, die con cordino het spel begeleidde
en niet de harmonika.
Zuckmayer had voor 4 lange bedrijven
eigenlijk niet genoeg te vertellen. Zijn stuk
heeft maar weinig intrige en hij vult
het daarom met uiterlijk circus-gedoe.
dat wel aardig is om naar te zien, maar dat
als het nieuwe er af is min of meer gaat
vervelen, omdat zooals ik al zeide deze
circus-menschcn niet interessant genoeg
zijn.
In de teekenlng van deze clrcus-menschen
in hun onderlinge camaraderie, hun lief
de voor het vak, hun kinderlijkheid is
Zuckmayer anders heel gelukkig geweest en
dit is zeker het beste deel van het stuk. Hier
door boeide ook het eerste bedrijf, toen hot
nog alles nieuw was, het meest. En in dc
uitbeelding van dit circus-milieu is de voor
stelling onder Defresnc's regio ook het best
geslaagd. In het decor vier kermiswagens
met op den achtergrond de ..piste" van dit
rondreizende circus met al zijn attributen
was zeer veel sfeer en er waren
prachtige, levende figuren onder deze clrcus-
menschen. Een heerlijke clown van Jules
Verstraeten die vooral in zijn „graf
rede" op het artisten-bestaan in IV weer eens
toonde, welk een begenadigd kunstenaar hij
is en daar dan ook een spontaan open doekje
voor kreeg een kostelijk getypeerde, mo
numentale acrobaat van Cruys Voorbergh en
een verrukkelijk oud kermis-wijf. één brok
leven, zooals z(j meesterlijk door Aaf Boubcr
werd gespeeld.
De twee hoofdrollen die van den ouden
Karl Knie en Katharina waren in handen
van Van Dalsum en Charlotte Kohier. Van
Dalsum verpersoonlijkte in dezen circus-direc
teur den kunstenaar en gaf zoowel breedte
als diepte aan de rol.
Vooral in de eerste bedrijven maakte hij
van de rol iets heel moois. Het leek mij toe,
dat hij in zijn uitbeelding aan Willem
Royaards heeft gedacht. Hij was een waarlijk
geïnspireerd kunstenaar. In het derde bedrijf
kon ik zijn spel niet in dezelfde mate waar-
dceren. Het werd toen wat erg melodrama
tisch en het tempo werd door hem zoo lang
zaam genomen, alsof hij er mee wilde mani
festeeren, hoe lang en langdradig dit bedrijf
was.
Charlotte Kohier speelde Katharina met een
geëxalteerdheid. die soms bijna ziekelijkheid
werd. Deze circus-artiste deed mij nu en dan
aan een wel sterk overspannen wezentje den
ken. Ik stel mij deze Katharina gezonder, ge
woner en natuurlijker voor. Natuurlijk had
zij ook zeer mooie momenten ik denk hier
bijvoorbeeld aan haar scène met Rothacker
In II en haar terugzien van haar oude kame
raden in in en toonde zij herhaaldelijk
haar buitengewoon speeltalent. maar ik zie
de rol toch anders dan zij hem ons gaf. zoo
als ik mij ook van Martin Rothacker pon
andere voorstelling maak dan den boer, dien
Chapelle ons liet zien.
Dat het publiek nog altijd van theatereffec
ten en uiterlijk sterk aangezet spel houdt,
is Zondagavond weer duidelijk bewezen. De
Stadsschouwburg was ondanks het ijs
-stamnvol en het succes zeer groot. Aan liet
slot klonken zelfs lulde en enthousiaste bra-
vo's. Zeer hopen wij. dat dit een goed toeken
moge zijn en de Amsterdamsche Tooneelver
eeniging Circus Knie nog vele malen zal mo
gen spelen. Zij verdient dit ook om de groote
zorg en de moeite die zij zich voor het stuk
heeft gegeven.
J. B. SCHUIL.
CONCERT VAN „ZANG EN VRIENDSCHAP".
De Kon. Liedertafel „Zang en Vriendschap"
geeft, op Vrijdag 3 Februari a.s. een concert,
met medewerking van de H. O. V. en met
Annie Woud als soliste.
Er zullen werken worden uitgevoerd van
Roeske, Brandts Buys, Mozart, Haydn,
Brahins en Liszt,