WILHELM RICHARD WACNER DE K.L.M. IN ENGELAND. HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 7 FEBRUARI 1933 LETTEREN EN KUNST. Wagner, de verguisde. door J. d. L. Plesman spreekt voor de Royal Aeronautical Society. In een vorig artikel, waar we Wilhelm Richard Wagners levensloop beschreven, werd niet diep ingegaan op de oorzaken van de talrijke artistieke teleurstellingen, die de muziekdramaturg ondervond. Slechts werd meegedeeld, dat zijn revolutionnaire theo rieën op allerlei gebied en de stijl in zijn scheppingen hieraan debet waren. vooruitziende geesten in Europa, rebelleert later tegen hem en wordt zijn verwoede vijand. Hier volgen een reeks uitspraken van Nietsehe over den componist: „Wagner heeft geen werkelijk vertrouwen in de muziek, hij haalt er verwante ervarin gen bij om haar een schijn van grootheid te geven. Hij laat zijn hoorders eerst sterken drank toedienen om ze dan te doen gelooven, dat ze zich aan de muziek hebben bedron ken." „Zijn meesleepende kracht is bovenmatig, het walmt om hem heen van wierook, het misverstand, dat omtrent hem bestaat, noemt zich „evangelie". Hij heeft volstrekt niet al leen de armen van geest overtuigd. Ik wilde het raam wel een eindje open zetten. Lucht! Meer lucht!" cord staat op naam van ..Lohengrin", dat 518 representaties beleefde". Andere tijdenandere waardeering! Eens was het Wagner, die verguisd werd, nu is hij, evenals vele anderen, die door onze voorouders werden bespot, ons onmisbaar geworden. Anderen, die over honderd jaren met veel luister herdacht zullen worden, zijn thans de zondebokken. HET TOONEEL De Haarlemsche Tooneelclub. JEAN ui. „ALTIJD MET Z'N TWEE." Sacha Guitry heeft betere en geestiger stukken geschreven dan Jean ELI, dat de Haarlemsche Tooneelclub Zaterdag in onzen Stadsschouwburg heeft gespeeld. Heel d_at blijspelletje maakt sterk den indruk van een gelegenheidsstukje te zijn, zoo eens losjes in elkaar gezet voor een of ander feest. Het is blijkbaar geschreven om het derde bedrijf, een parodie op een Schmiere-voorstelling in het genre van „Amalia". zooals wij die reeds in onze prille jeugd speelden. Het is niet veel meer dan een „Spielerei", dat als geheel en zoo iets verwondert je van een schrijver als Sacha Guitry nog al dilettanterig aan doet. Het begin is al heel erg flauw en kin derachtig en er komt eerst wat schot en gang in, wanneer Lambrequin en Léonie, de too- neelarti'sten, verschijnen. Maar het ware wordt het ook dan nog niet en zelfs in het tweede bedrijf dat in de kleedkamer van een acteur een terrein, waar Guitry toch zoo volkomen thuis is speelt, blijft alles wat leeg, kluchtig en ge forceerd. Daar had een zoo geroutineerd too- neelman als deze schrijver toch meer uit kun nen halen. De parodie in m is wel grappig en dan ook verreweg het beste deel van dit blijspelletje, maar overvloeiend van geest is Guitry hier toch ook niet. Nu moet ik zeggen, dat de auteur Zaterdag ook wel wat te weinig steun van de spelers kreeg. Zoo'n stukje als Jean m vraagt fan tasie en durf en die misten wij te veel zoowel in de regie als in het spel van de dames en heeren der H. T. C. Het was alles te mat en te kleurloos, het was evenals het stukje te dilettanterig. De eenige, die volgens mij den juisten toonwaarin Jean HI gespeeld moet worden, te pakken had, was Lambrequin. Die was in zijn overdrijving, zijn emphase en zijn gebaar precies, wat hij zijn moest. Het meest nabij kwamen hem de levendig gespeelde re gisseur Bobbiquet, de aardig getypeerde souf fleur en Paul, de jonge man, die zoo gaarne tooneelspeler wilde worden. Paul had heel aardige momenten, waarbij Je als toeschou wer zei; „Nu is ie er!" maar op andere oogenblikken liet hij zijn rol weer los en wist hij niet het gewenschte effect te maken. Fei telijk verlangt deze rol om geheel tot haar recht te komen een speler van sterk komi sche kracht, doch zulke spelers zijn zeldzaam onder de dilettanten. De opvoering van de parodie in III heeft het publiek zeer geamuseerd, maar het succes zou toch nog grooter zijn geweest, wanneer de drie spelers zich nog meer hadden durven laten gaan en de parodie sterker hadden aangezet. Maar ook zoo gespeeld had dit be drijf veel succes, wat voor een deel ook kwam door de geestige vertaling van de verzen door den heer P. Lugt, en het krachtige en lange applaus aan het slot bewees wel, dat de zaal spel en stuk ten zeerste op prijs had gesteld. En niet waar? het publiek heeft altijd gelijk, zoodat de werkende leden van de H. T. C. reden hebben over den avond tevreden te zijn. Na de pauze kregen wij het zeer vermakelij ke „Altijd met z'n twee", van Joh. W. Broe- delet. een eenacter, waarin de nieuwe zake lijkheid in de decors zoowel als in de requi- sieten hoogtij viert. In dezen eenacter zien en hooren wij Broedelet op zijn best en de leden van de H. T. C. wisten dit stukje ook geheel tot zijn recht te brengen. Het grootste succes was wel voor den ex plicateur, die het Fransch om in zijn stijl te blijven „secoua de ses manches". Een zeer grappige persiflage. Maar ook de 3 paren waren uitstekend vertegenwoordigd de koetsier en palfrenier het beste span van een zoo uiterlijke onbewogenheid, dat zij aan beelden deden denken, de baron en de barones, bei den geestig getypeerd en goed gespeeld en Miss Maud en Adolf, beiden nog „èlèves dans l'amour" zou de explicateur zeggen die de ontsteltenis van mama en de maatregelen van den niet zuiver op de graat zijnden pa pa verklaarden. Het was een aardig slot. dat wij hartelijk hebben kunnen waardeeren. J. B. SCHUIL. Het Tooneel te Amsterdam. GEZELSCHAP SAALBORN. HET JOODSCHE BRUIDJE. Hoeveel tooneelstukken hebben hun succes al niet aan jodenrollen te danken! Vriend Frits, Ghetto, De Violiers, Elias weet het be ter, Potasch en Perlemoer, Welkom, Vreem deling, De Familie Lehmamn, De Jood Süss, om van de twee klassieke voorbeelden De Koopman van Venetië en Nathan de Wijze nog maai' niet eens te spreken. Wanneer Het Joodsche Bruidje het tot een lange serie mocht brengen en de groote bijval van de eerste voorstellingen in het Centraal Theater wijst wel in die richting zal Herschkowitz, de joodsche caféhouder, hiervoor voornamelijk of eigenlijk geheel alleen hebben ge zorgd. Want het succes van dit blijspel van Otto Indig, dat is het succes van Louis Saal- born in de rol van Herschkowitz. Zoodra hij verschijnt met zijn prachtige grime, klatert het applaus op in de zaal en heeft Herschkowitz de genegenheid van het publiek gewonnen en die gelegenheid blijft tot het slot, dank zij het fh'nc. warme, innig- menschelijke spel van Saaibont- die van dezen „Jïd" eer. creatie levert, weike op één lijn ge steld mag worden met ae mooiste jodencrea- tie, die wij ons van Hollandsche acteurs her inneren. Saalborn is deze gemoedelijke, gees tige, oolijke Herschkowitz van zijn haarwortel tot zijn voetzolen; hij is hem zoowel in het knipperen van zijn oogleden als in zijn fijn handenspel. hij is hem in zijn loopen, zijn zitten, zijn staan, zijn spreken en luisteren, hij is deze brave ,.jid" geheel en al. Wat er om dezen Herschkowitz gebeurt is niet zoo heel belangrijk, maar dat was het ook niet, wat er zich afspeelde om Salomon in Welkom, Vreemdeling, om Elias in Elias weet liet beter om David Slchel in Vriend Frits. Londen, Februari. De Directeur van de K. L. M. heeft Don derdagavond in Londen en in een zeer volle vergadering van de Royal Aeronautical Socie ty een voordracht gehouden over de luchtver- binding Amsterdam-Batavia. Zijn uiteenzet tingen lieten nauwelijks een détail van de exploitatie van deze luchtlijn onbesproken. En het was duidelijk dat hij van het begin tot het einde zeer aandachtig gehoor had van de deskundigen, in wier midden hij zich bevond. De heer Plesman begon met de voorgeschie denis en de eerste voorbereidende vluchten van onze luchtlijn naar Indië. Vervolgens werden keuze van materiaal en van route, vrachtpolitiek, navigatie-toestanden, weersge steldheden, vlieghavens en grondorganisatie, bemanning en verbindingen uitvoerig bespro ken. Onder deze hoofdpunten werd het beleid van de K. L. M. grondig aangegeven. In Ne derland moet dit alles in hoofdzaak bij het publiek bekend zijn. Bij de Britsche vakman nen, die het gehoor vormden, was dat veelal niet het geval en er bestaat geen twijfel aan dat de voordracht op hen diepen indruk maakte en vaak op vitale punten aanleiding werd tot geestdriftigen bijval. De avond was een uitgesproken succes voor de K. L. M. en haar directeur. En dit verdient te meer ver melding aangezien er uiteraard wel eens dingen in werden gezegd die in Britsche ooren niet te vleiend konden klinken, en de K. L. M. voor haar materiaal in dezen tijd weinig be hoefte toont aan de Britsche industrie. Dit maakte de echte warmte, waarmede de uit eenzettingen van den spreker werden ont vangen, slechts opmerkelijker, en het wettigt de gevolgtrekking dat althans in dezen kring- van zaakkundige menschen de wijze, waarop de K. L. M. haar Indië-diensten heeft inge richt. instemming heeft gevonden. Toen de voordracht was afgeloopen werden eenige vragen gesteld. De Imperial Airways, die veel- tallig in de vergadering vertegenwoordigd was, vond aanleiding op te merken dat deze maatschappij bezwaar had tegen den dienst van een enkele bemanning op zulk een lange luchtlijn als b.v. Amsterdam-Batavia. Uit die opmerking volgde een korte gedachtenwisse- ling, waarin de heer Plesman zijn opvatting met instemming der vergadering handhaafde. Hij vergeleek de bemanning van een vliegtuig- met die van een schip. Dat zou in de toe komst, wanneer een Bfemanning van een Indië luchtvaarder uit zes koppen zou bestaan, nog meer opgaan. Gelegenheid voor aflossing en rust was er ook thans al in hooge mate, ge koppeld aan vacantie-perioden en lange rus ten aan het einde der tochten. In de voordracht had de spreker ook de aandacht gevestigd op het economisch voor deel van een enkele ploeg en op den goeden psychologischen invloed, voortvloeiend uit het feit, dat die enkele ploeg voor den goeden gang van zaken over den ganschen afstand verantwoordelijk is. Ook de vraag of land- vliegtuigen dan wel vliegbooten voor den dienst het meest geschikt zijn een vraag welke door den heer Plesman ten gunste van de landmachines was beantwoord werd uit de vergadex-ing opnieuw ter sprake gebracht en beantwoord op een wijze, welke afdoende bleek. In eenige gevallen werden vragen meer met gevatheid dan substantie beantwoord en er heerschte hilariteit toen de spreker, na te hebben vernomen dat Imperial Airways zoo veel meer tonmijlen in de lucht heeft geboekt dan de K. L. M., opmerkte dat (het ging over de mate van rentabiliteit) voor een juiste waardeering van de ontwikkeling naar die rentabiliteit ook de rekeningen van de K. L. M. en de Imperial Airways moesten worden vergelekenen niet alleen de tonmijlen. De heer Plesman vond gelegenheid op te merken dat zakenmenschen in Britsch Indië roepen om meer gelegenheid om post per K. L. M. naar Engeland te zenden, maar dat de auto riteiten het alsnog bleven belemmeren. Een andere opmerking, die de Britten zich moes ten getroosten, was dat „het feit dat de meest voor de hand liggende doorverbinding naar Australië nog niet tot stand gekomen is, niet kan worden geweten aan traagheid of tegen werking van de zijde der Nederlandsche lucht vaartkringen". Bij het aangeven van de politieke belemme ringen in internationaal luchtverkeer, die de spreker „de ergste vijand" vond, kenschetste hij de moeilijkheden, welke Turkije in den weg legt van de K. L. M. Hij had echter reden te verwachten dat Turkije spoedig zijn houding zou veranderen. De voordracht eindigde met een toekomstbeeld, waarin men den afstand Amsterdam-Batavia, dank zij snellere machi nes en langere dag-trajecten, in vier dagen, voltooid zag. De meester dirigeert (caricatuur). Wat dan misdeed Wagner in de oogen van vele zijner tijdgenooten? Hij wilde anders. Misschien steekt er waarheid in het spreek woord, dat alle verandering geen verbetering is. Daar staat dan tegenover, dat men onder scheid moet maken tusschen „veranderen om kost wat het kost iets anders te probeeren" en „alles of veel ondersteboven gooien uit volle overtuiging en met talent". Het is den tijd gelukt, sommigen onzer te leeren, dat Wagner voor velen niet alleen een talentvol hervormer is en zal zijn, maar bovendien: een genie, een profeet, een rots, waarop nog steeds gebouwd wordt. Men kan het o.i. zijn tegenstanders (vooral de tijdgenooten onder zijn tegenstanders) niet kwalijk nemen, dat zij er anders over dachten. Het is hier niet de plaats, om uitvoerig te herhalen, wat reeds zoovaak is gezegd: Over smaak en ook over theorieën, levenshoudingen en daden valt niet te rede twisten, want er is niemand die een van ons in het absolute gelijk stelt. Wie, die de zoojuist geuite opini is toege daan. zal het dan den verbluften buiten staanders euvel duiden, dat zij zich meenden te moeten verweren tegen iets nieuws, dat niet alleen de afstootende eigenschap bezit nieuw tc zijn, maar bovendien al het voor gaande benevens de toekomst wenschte te verslinden? Want het verleden gedeeltelijk weg te vagen of nietig tc verklaren en voor eeuwig- de heer der wereld te zijn, dat was Wagners door intellect en sentiment gevoede begeerte, waarvoor hij leed. streed en schiep. Hij verlangde, dat alle kunstvormen ten slotte zouden overgaan in en versmelten met het door hem gecreëerde muziekdrama. Emil Naumann zegt: „Wagners „Kunstwerk der toekomst" is niets anders dan zijn muzikaal drama en om zijnentwille moet de architect, hetgeen de toondichter in allen ernst eischt, (men vergelijke zijn verzamelde werken, derde deel) voortaan slechts Wagnertheaters bouwen, de beeldhouwer zijn levensdoel in niets anders meer zoeken dan in de ordening der groepen, der mimiek, der gebaren en der drapeering van de op het tooneel handelende en zingende personen, de schilder zich alleen toeleggen op het decoratieschil'i-'-cn en het aangeven der costumes, de musicus een dui zendjarige kunstbeschaving overboord wer pen"de dichter eindelijk alle rhythmen en kunstvormen, ontleend aan het Grieksche volk, de eeuw der renaissance en der moderne poëzie ter zijde stellen, om het „stafrijm" weer ten troon te verheffen". Inderdaad: het is Wagner. die beweert, dat de Grieksche beeldhouwer ons den schoonen Griekschen mensch „als een versteende her innering, als de mummie der Hellenen" heeft overgeleverd. Elders verklaart hij, dat de werken, die in de toekomst geschapen zullen worden „de ons overgebleven rest der Griek sche kunst tot een kermiskraam voor dwaze kinderen zullen maken". In het bovenstaande werd een staaltje van Wagners opvattingen gegeven. Zijn uitmid delpuntige persoonlijkheid manifesteerde zich evenzoo in zijn muzikale geestesproducten. Wagner brak met den polytematischen stijl (het op den voogrond stellen van vele thema's in één verband) zijner groote voor gangers en hield zich aan den mono-thema- tischcn vorm, het. ..leitmotiv" dat een bepaald karakter kenschetst onder alle omstandig heden. ook b.v. wanneer de figuur, die dat karakter belichaamt, niet op het tooneel is. 1-Iij keerde terug tot de afwisselende reci- tat.ieve voordracht der zangers, die door de toepassing der meerstemmigheid in het cnsemblewerk geheel was verdrongen. Hij leverde geen balletten op bestelling cn ver afschuwde de gebruikelijke libretti. Zeil' schreef hij de tekst voor ztin opera's en toonde zich hierbij een groot dichter, een meester in het kunstzinnig te pas brengen van het stafrijm. Bovendien instrumenteerde hij anders dan anderen, zijn werk had een ander tempokortom het was voor den aan het bestaanden verslaafden gemoddelden toehoorder volkomen ongenietbaar. We laten thans enkele tijdgenooten van Wagner aan het woord, die tegenover dezen meester stonden als een bak, die tegenover een hek. Het volgende b.v. is een vriendelijk heid van den criticus Hanslick: „Op ..De Nibelungen" verder te bouwen is levensgevaarlijk, ofschoon niet zoo moeilijk als menigeen denkt. Er is daartoe een .jchit- terende techniek noodig. een groot talent om te imitoeren en zoo weinig mogelijk oorspron kelijke Ideeën". Ook Nietsehe, aanvankelijk Wagners Intieme vriend en zelf behoorende tot de „Het is de angst, dat men van Wagners karakters niet gelooft dat zij leven: daarom maken ze gebaren als van een krankzinnige." „Wagner is zeer verderfelijk voor de muziek Hij heeft verraden dat 't ook een middel kan zijn o mvermoeide zenuwen te prikkelen. Hij heeft de muziek daarmee ziek gemaakt. Zijn gave om te inventeeren neemt geen geringe plaats in temidden der methoden om de meest uitgeputten weer overeind te drijven, de halfdooden in het leven terug te roepen. Hij is een meester in hypnotiseurstrucs, hij werpt als een stier den sterkste omver." „De schipbreuk van de laatste kunst bele ven wij. Bayreuth heeft mij daarvan over tuigd." Een andere revolutionnaire geest, die Wagner met den grootsten twijfel aanvaard de, was Hector Berlioz, zelf een thans wereld beroemd toondichter. Wagners en Berlioz' werken verschenen soms kort na elkaar en de publieke opinie zegt Alfred Ernst in „L'oeuvre dramatique de H. Berlioz heeft hun namen vei'eenigd: „Voor oppervlakkige geesten is het alles gelijk: Berlioz en Wagner, het is: het onmogelijke, het onbegrijpelijke, het geraas van koper en het geknars van snaren, het is de onvruchtbare en ingewik kelde poging, het is het ontbreken der melo die. In weerwil van haar dwaling is de pu blieke opinie in zeker opzicht helderziend. Zij heeft geraden, dat het hier twee mannen van hetzelfde slag betreft, die hoe hun aard ook verschilde, beiden revolutie maakten." Het verdient vermelding, dat Wagner zijn in Frankrijk arbeidenden collega evenmin kon waardeeren en slechts eenmaal, in een opwelling van edelmoedigheid, schreef hij op de eerste bladzijde der partituur van „Tristan und Isolde": „Aan den grooten en geachten schepper van „Romeo en Jxxlia", van den dankbarexx maker van „Tristan en Isolde". De bibliothèque nationale was in het bezit van het stuk, waarin het autogram vooi'komt. Uitmuntende geesten begrijpen elkaar niet altijd. Op den 14den Maart 1861 schreef Ber lioz een epistel aan mevrouw Massart. Daar in kan men o.m. het volgende lezen: „Ach, wat 'n voorstelling! Wat 'n lachsal vo's De Parijzenaar heeft zich gisteren van een absoluut nieuwe zijde laten zien; Hij heeft gelachen om de kwajongensachtige bokkesprongen van een dwaze orchestratie, hij heeft gelachen om de kinderlijkheden van een hobo; eindelijk begrijpt hij dan toch, dat er nog zoo iets als stijl in de muziek is!" Het gaat hier over de beroemde en beruchte opvoering van Wagners „Tanxxhauser" te Parijs. 7/^ it— 9 ajuC fcrzZsüi-J' <p~ C-. 9.. -tS*<. j ty *'c' Wagners handschrift. Later is Berlioz ten opzichte van den mu ziekdramaturg iets zachter gestemd. Hij be wondert het bruidskoor uit „Lohengrin" en betitelt het voorspel van deze opera zelfs als .meesterwerk", maar hij blijft vol bedenkin gen „Als de school der toekomst zegt: Men moet het tegengestelde doen, van hetgeen de re gels voorschrijven" aldus Berlioz „wan neer men genoeg heeft van melodie, thema's, aria's, duo's, trio's, stukken waarvan het thema zich op regelmatige wijze ontwikkelt" enz. enz„Wanneer de heksen uit Mac beth het bij "t rechte eind hebben, dat mooi afschuwelijk is en afschuwelijk mooi; wan neer dat die inderdaad uiterst nieuwe religie is. daxx zal ik haar niet belijden. Ik heb het nooit gedaan, ik doe het niet, ik zal het niet doen. Jk hef de hand op cn zweer: Non credo. We ga'ven hier Berlioz geloofsbelijdenis verkort weer. Thans schrijven we 1933 en weer bevinden we ons in Frankrijk. Jean Mistier, de onder-staatssecretaris voor de schoone kunsten verklaart aan Jules Sauerwein: „We zullen al het mogelijke doen om Wagner op waardige wijze te herdenken. Men ziet bij ons iets. wat in Duitschland onmoge lijk is: Menschen, die twee uur achter elkaar met religieuze geestdrift de groote tooneelen van den Bayreuther meester komen beluis teren en aanschouwen, ook wanneer ze heel eenvoudig worden gezongen door dames en heeren in gewone kleeren. Sinds de oeroemde première van Lohengrin in 1891 hebben er welgeteld 1877 Wagneropvoeringen plaats ge had, waarvan 1114 vóór den oorlog. Het re- En toch hebben ook deze stukken, dank zij een centrale Joodsche figuur het tot een langdurig succes gebracht. Hex'schkowitz is de oude jood. die de pitti ge, frlssche en opgewekte Klari bij z-ich in huis neemt, wanneer zij door haar dorpsge- nooten gehoond wordt, omdat zij een jodin Is. Want dat schijnt daar in Toroszka in Zevenbergen, waar het stuk speelt, een groo te schande te zijn. En voor Klari is het dat nog meer. omdat ieder in het dorp niet an ders meende dan dat zij een gewoon katholiek meisje was. Maar wanneer Klari wil trou wen, blijkt het uit de papieren van het kin derhuis, waar zij vandaan komt, dat zij jood sche ouders heeft gehad. Voor Andreas Barany. haar verloofde, is dat reden genoeg om Klari te laten zitten, doch Herschkowitz, de oude joodsche caféhouder met het gouden hart, staat dadelijk klaar om haar tot zich te ne men en haar met zijn liefderijke zorg te om ringen. Voor Herschkowitz is Klari .,'n sjatz" van 'n jodinnetje en hij brengt haar zelfs zoo ver, dat zij plechtig verklaart nooit an ders dan met een jood te zullen trouwen. Maar ook dat schijnt niet te mogen, want de papieren, di'e haar joodsche afkomst moesten bewijzen, blijken ,,'n vergissing" te zijn. Klari heeft noch katholieke noch joodsche ouders gehad, maar is ais „protestante" geboren. Herschkowitz is er geheel door verslagen, maar hij houdt zoo veel van haar, dat hij dit ééne onechte jodinnetje niet voor twee echte wil inruilen. De schrijver weet het zoo te wenden en keeren, dat Klari tenslotte toch nog met haar Andreas trouwt en den zegen van Herschkowitz krijgt. Herschkowitz is de ziel van het stuk en hij krijgt al het leven van Louis Saalborn, die er een van zijn mooiste rollen in speelt. Aldoor blijft zijn spel fijn en geestig en geen oogen- blik laat hij zich tot een grof effect verlei den. Zoowel in zijn joodsche gijn als in zijn hartelijke mildheid is hij van een prachtige menschelijkheid. Hij herinnert nu eens aan rebbe Sichel uit Vriend Frits, dan weer aan Salomon uit Welkom, Vx'eemdeling. van wien hij o.a. het grapje van „Heelemaal mesjogge zijn we nu ook nog niet", heeft geleend. Een rol, waarvan Saalborn waarschijnlijk nog veel pleizier zal beleven. Jxxlia de Gruijter is een gezonde, opgewekte, fleurige enals het zijn moet ook-een gevoelige Klari, Zij brengt de frischheid van het land met zich mee op het tooneel en speelt de rol met een levendig entrain. Wil lem Hunsch is een dorpsburgemeester, die zelfs in zijn kleeding' een tweelingbroer van „Mucki" uit De Kribbebijter schijnt te zijn, Ferd. Sterneberg, een verliefde school meester, zoo stijf als een plank wat ook moet, omdat Klari hem daarom niet wil heb ben Richard Flink een pootig en wat tra- ditioneele vrijer. Rob Geraerds een echte tooneelveldwachter en Dom de Gruyter een heel luidruchtige bediende, maar allen worden zij totaal in de schaduw geplaatst door Louis Saalborn. die als Herschkowitz dit blijspel draagt en tot een succes maakt. J. B. SCHUIL. JOSEPHINE BUTLER VEREENIGING. Maandagmiddag 13 Februari zal in ge bouw Caecilia de jaarvergadering plaatsvin den van de Josephine Butler Vereenïging, waar als spx'ekers optreden de heer Harten- dorf, leider der Middernachtzendingover: „Leveren de opexibare dansgelegenheden in Haarlem zedelijke gevaren op", en Mevr. vaxx Spenkelink-Kramers over haar werk. ALLLANCE FRANgAISE. Ter gelegenheid van den herdenkingsdag van den vierhonderdsten geboortedag van Willem de Zwijger zal professor Jean Plattard van de Universiteit te Poitiex's, een lezing houden in de Kroon over: Les Amis frangais de Guillaume le Taciturne, op Woensdag 15 Februari. REDDINGSBRIGADE. De Haarlemsche Reddingsbrigade voor dren kelingen vergadert Woensdagavond in het gebouw van den Kegelbond. De agenda bevat o.a. verkiezing van een lid der Commissie van Advies, behandeling der Bondsagenda. benoeming afgevaardig de (n) Bondsvergadering. De brigade herdenkt in Juni haar 20-jarig bestaan. FAILLISSEMENT N.V. AANNEMING MIJ. v. h. P. ROOSENHART. Het weekblad Handelsbelangen neemt op de crediteurenlijst in bovengenoemd faillisse ment. Deze lijst telt 34 crediteuren met een totaal passief van f 77.914.03 waarvan pre ferent f 667.34. De baten zijn nog niet vol ledig bekend. De voornaamste crediteuren zijn: N.V. Mij. v. Metaalmaterialen v.h. H. Smits en Reynders geleverde goederen f 3060.03. N.V. De Hout en Steenwerf geleverde goe deren f 197.94. Peltenburg en Zn. voorschotten en gelever de goederen f 67798.00. FAILLISSEMENT W. HOUTKOOPER. Het weekblad Handelsbelangen neemt op de crediteurenlijst in het faillissement van W. Houtkooper, bouwer te Haarlem. Deze lijst telt 49 crediteuren met een totaal pas sief van f 442.402.70 waarvan preferent f 23.012.01. De baten zijn nog niet volledig bekend. De voornaamste crediteuren zijn: N.V. Maatschappelijk Hulpbetoon rek. cou rant f 4429.19. N.V. Handel in bouwvakmateriaal De Hout en Steenwerf geleverde goederen preferent f 3935.36. Gemeente Haaxdem schoolgeld 'geldleening met rente f 102.635.39. N.V. Credietbank „Marjan" rekening cou rant f 5862.88. OPMERKINGEN VAN LEZERS. CONTRIBUTIEVERLAGING WERKLOOZE LEDEN ZIEKENFONDSEN. „Een lid van het Rotterdamsch Zieken fonds" zendt ons een stuk, waarin hij klaagt over de trage uitvoering van den maatregel om aan leden van ziekenfondsen, die ge- ruimen tijd werkloos zijn, vermindering van contributie toe te staan. Bovendien vindt hij de verlaging zeer poover en dat de controle gebrekkig en vrij willekeurig is. Volgens in zender zijn leden, die zeker voor verlaging in aanmerking moesten komen, en aan wie geen verlaging werd toegezegd, ten kantore van het Rotterdamsch Ziekenfonds de woor den toegevoegd: „Vervoeg u maar bij Maatschappelijk Hulpbetoon!" De inzender vraagt wie in deze gevallen beslist: het be stuur van het*Ziekenfonds of Maatschappe lijk Hulpbetoon en of de te nemen maatregel zóó ingrijpend was, dat het weken moest du ren alvorens er een beslissing genomen werd. Ook vraagt hij, of men de werklcoze leden zooveel tegemoet komt in hun toch zoo moeilijk bestaan met een vermindering van negen cent per week. Hij vindt het tenslotte grievend, dat aan hen, die jarenlang lid van een Ziekenfonds zijn en die njx in zeer moeilijke omstandigheden verkeexen, den raad gegeven wordt om zich tot Maat schappelijk Hulpbetoon te wenden. Tot zoover deze inzender, wiens klachten we aan het bestuur van het Rotterdamscn Ziekenfonds overbrachten. Hier deelde men ons mede, dat Maatschappelijk Hulpbetoon, in deze kwestie beslist. Bepaald is, dat voor verlaging in aanmerking komen zij, die min stens een jaar lid zijn en gedurende 3 maan den doorloopend steun trekken. Bij Maat schappelijk Hulpbetoon wordt geïnformeerd hoeverre de aanvragers aan de bepaling vair 3 maanden doorloopend steuntrekken vol doen, dit is een maatregel, die voor alle zie kenfondsen geldt. „Zoodra de formulieren bij ons binnenkomen", aldus werd ons mede gedeeld, worden ze dadelijk door ons bij Maatschappelijk Hulpbetoon ingeleverd. Dus als het te lang mocht duren dan ligt dat niet aan ons. Hst bedrag van negen cent is natuurlijk niet groot, maar alle baten helpen, voor grootere gezinnen met meer verzekerden wordt het zooveel maal negen cent en bo vendien zal de beoordeeling van een derge lijke korting toch altijd we! relatief blijven. Het gebeurt wel eens, dat iemand niet te vreden is met de beslissing van Maatschap- pelenk Hulpbetoon, een beslissing, waaraan de ziekenfondsen zich moeten houden. Als dit nu het geval blijkt, dan deelt men aan zoo iemand mede, dat hij zich met zijn klach ten maar tot Maatschappelijk Huiobetoon moet wenden, omdat het Fonds er zelf niets aaxx verhelpen kan".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 10