WILHELM RICHARD WACNER
DE K.L.M. IN ENGELAND.
HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 7 FEBRUARI 1933
LETTEREN EN KUNST.
Wagner, de verguisde.
door J. d. L.
Plesman spreekt voor de Royal Aeronautical Society.
In een vorig artikel, waar we Wilhelm
Richard Wagners levensloop beschreven, werd
niet diep ingegaan op de oorzaken van de
talrijke artistieke teleurstellingen, die de
muziekdramaturg ondervond. Slechts werd
meegedeeld, dat zijn revolutionnaire theo
rieën op allerlei gebied en de stijl in zijn
scheppingen hieraan debet waren.
vooruitziende geesten in Europa, rebelleert
later tegen hem en wordt zijn verwoede
vijand. Hier volgen een reeks uitspraken van
Nietsehe over den componist:
„Wagner heeft geen werkelijk vertrouwen
in de muziek, hij haalt er verwante ervarin
gen bij om haar een schijn van grootheid te
geven. Hij laat zijn hoorders eerst sterken
drank toedienen om ze dan te doen gelooven,
dat ze zich aan de muziek hebben bedron
ken."
„Zijn meesleepende kracht is bovenmatig,
het walmt om hem heen van wierook, het
misverstand, dat omtrent hem bestaat, noemt
zich „evangelie". Hij heeft volstrekt niet al
leen de armen van geest overtuigd. Ik wilde
het raam wel een eindje open zetten. Lucht!
Meer lucht!"
cord staat op naam van ..Lohengrin", dat
518 representaties beleefde".
Andere tijdenandere waardeering!
Eens was het Wagner, die verguisd werd, nu
is hij, evenals vele anderen, die door onze
voorouders werden bespot, ons onmisbaar
geworden. Anderen, die over honderd jaren
met veel luister herdacht zullen worden, zijn
thans de zondebokken.
HET TOONEEL
De Haarlemsche Tooneelclub.
JEAN ui.
„ALTIJD MET Z'N TWEE."
Sacha Guitry heeft betere en geestiger
stukken geschreven dan Jean ELI, dat de
Haarlemsche Tooneelclub Zaterdag in onzen
Stadsschouwburg heeft gespeeld. Heel d_at
blijspelletje maakt sterk den indruk van
een gelegenheidsstukje te zijn, zoo eens losjes
in elkaar gezet voor een of ander feest. Het
is blijkbaar geschreven om het derde bedrijf,
een parodie op een Schmiere-voorstelling in
het genre van „Amalia". zooals wij die reeds
in onze prille jeugd speelden. Het is niet veel
meer dan een „Spielerei", dat als geheel
en zoo iets verwondert je van een schrijver
als Sacha Guitry nog al dilettanterig aan
doet. Het begin is al heel erg flauw en kin
derachtig en er komt eerst wat schot en gang
in, wanneer Lambrequin en Léonie, de too-
neelarti'sten, verschijnen.
Maar het ware wordt het ook dan nog
niet en zelfs in het tweede bedrijf dat in
de kleedkamer van een acteur een terrein,
waar Guitry toch zoo volkomen thuis is
speelt, blijft alles wat leeg, kluchtig en ge
forceerd. Daar had een zoo geroutineerd too-
neelman als deze schrijver toch meer uit kun
nen halen. De parodie in m is wel grappig
en dan ook verreweg het beste deel van dit
blijspelletje, maar overvloeiend van geest is
Guitry hier toch ook niet.
Nu moet ik zeggen, dat de auteur Zaterdag
ook wel wat te weinig steun van de spelers
kreeg. Zoo'n stukje als Jean m vraagt fan
tasie en durf en die misten wij te veel zoowel
in de regie als in het spel van de dames en
heeren der H. T. C. Het was alles te mat en
te kleurloos, het was evenals het stukje
te dilettanterig. De eenige, die volgens mij
den juisten toonwaarin Jean HI gespeeld moet
worden, te pakken had, was Lambrequin. Die
was in zijn overdrijving, zijn emphase en zijn
gebaar precies, wat hij zijn moest. Het meest
nabij kwamen hem de levendig gespeelde re
gisseur Bobbiquet, de aardig getypeerde souf
fleur en Paul, de jonge man, die zoo gaarne
tooneelspeler wilde worden. Paul had heel
aardige momenten, waarbij Je als toeschou
wer zei; „Nu is ie er!" maar op andere
oogenblikken liet hij zijn rol weer los en wist
hij niet het gewenschte effect te maken. Fei
telijk verlangt deze rol om geheel tot haar
recht te komen een speler van sterk komi
sche kracht, doch zulke spelers zijn zeldzaam
onder de dilettanten.
De opvoering van de parodie in III heeft het
publiek zeer geamuseerd, maar het succes zou
toch nog grooter zijn geweest, wanneer de
drie spelers zich nog meer hadden durven
laten gaan en de parodie sterker hadden
aangezet. Maar ook zoo gespeeld had dit be
drijf veel succes, wat voor een deel ook kwam
door de geestige vertaling van de verzen door
den heer P. Lugt, en het krachtige en lange
applaus aan het slot bewees wel, dat de zaal
spel en stuk ten zeerste op prijs had gesteld.
En niet waar? het publiek heeft altijd
gelijk, zoodat de werkende leden van de H.
T. C. reden hebben over den avond tevreden
te zijn.
Na de pauze kregen wij het zeer vermakelij
ke „Altijd met z'n twee", van Joh. W. Broe-
delet. een eenacter, waarin de nieuwe zake
lijkheid in de decors zoowel als in de requi-
sieten hoogtij viert. In dezen eenacter zien
en hooren wij Broedelet op zijn best en de
leden van de H. T. C. wisten dit stukje ook
geheel tot zijn recht te brengen.
Het grootste succes was wel voor den ex
plicateur, die het Fransch om in zijn stijl
te blijven „secoua de ses manches". Een
zeer grappige persiflage. Maar ook de 3 paren
waren uitstekend vertegenwoordigd de koetsier
en palfrenier het beste span van een zoo
uiterlijke onbewogenheid, dat zij aan beelden
deden denken, de baron en de barones, bei
den geestig getypeerd en goed gespeeld en
Miss Maud en Adolf, beiden nog „èlèves dans
l'amour" zou de explicateur zeggen die
de ontsteltenis van mama en de maatregelen
van den niet zuiver op de graat zijnden pa
pa verklaarden. Het was een aardig slot. dat
wij hartelijk hebben kunnen waardeeren.
J. B. SCHUIL.
Het Tooneel te Amsterdam.
GEZELSCHAP SAALBORN.
HET JOODSCHE BRUIDJE.
Hoeveel tooneelstukken hebben hun succes
al niet aan jodenrollen te danken! Vriend
Frits, Ghetto, De Violiers, Elias weet het be
ter, Potasch en Perlemoer, Welkom, Vreem
deling, De Familie Lehmamn, De Jood Süss,
om van de twee klassieke voorbeelden De
Koopman van Venetië en Nathan de Wijze
nog maai' niet eens te spreken. Wanneer Het
Joodsche Bruidje het tot een lange serie
mocht brengen en de groote bijval van de
eerste voorstellingen in het Centraal Theater
wijst wel in die richting zal Herschkowitz,
de joodsche caféhouder, hiervoor voornamelijk
of eigenlijk geheel alleen hebben ge
zorgd. Want het succes van dit blijspel van
Otto Indig, dat is het succes van Louis Saal-
born in de rol van Herschkowitz.
Zoodra hij verschijnt met zijn prachtige
grime, klatert het applaus op in de zaal en
heeft Herschkowitz de genegenheid van het
publiek gewonnen en die gelegenheid blijft
tot het slot, dank zij het fh'nc. warme, innig-
menschelijke spel van Saaibont- die van dezen
„Jïd" eer. creatie levert, weike op één lijn ge
steld mag worden met ae mooiste jodencrea-
tie, die wij ons van Hollandsche acteurs her
inneren. Saalborn is deze gemoedelijke, gees
tige, oolijke Herschkowitz van zijn haarwortel
tot zijn voetzolen; hij is hem zoowel in het
knipperen van zijn oogleden als in zijn fijn
handenspel. hij is hem in zijn loopen, zijn
zitten, zijn staan, zijn spreken en luisteren, hij
is deze brave ,.jid" geheel en al.
Wat er om dezen Herschkowitz gebeurt is
niet zoo heel belangrijk, maar dat was het
ook niet, wat er zich afspeelde om Salomon in
Welkom, Vreemdeling, om Elias in Elias weet
liet beter om David Slchel in Vriend Frits.
Londen, Februari.
De Directeur van de K. L. M. heeft Don
derdagavond in Londen en in een zeer volle
vergadering van de Royal Aeronautical Socie
ty een voordracht gehouden over de luchtver-
binding Amsterdam-Batavia. Zijn uiteenzet
tingen lieten nauwelijks een détail van de
exploitatie van deze luchtlijn onbesproken. En
het was duidelijk dat hij van het begin tot
het einde zeer aandachtig gehoor had van de
deskundigen, in wier midden hij zich bevond.
De heer Plesman begon met de voorgeschie
denis en de eerste voorbereidende vluchten
van onze luchtlijn naar Indië. Vervolgens
werden keuze van materiaal en van route,
vrachtpolitiek, navigatie-toestanden, weersge
steldheden, vlieghavens en grondorganisatie,
bemanning en verbindingen uitvoerig bespro
ken. Onder deze hoofdpunten werd het beleid
van de K. L. M. grondig aangegeven. In Ne
derland moet dit alles in hoofdzaak bij het
publiek bekend zijn. Bij de Britsche vakman
nen, die het gehoor vormden, was dat veelal
niet het geval en er bestaat geen twijfel aan
dat de voordracht op hen diepen indruk
maakte en vaak op vitale punten aanleiding
werd tot geestdriftigen bijval. De avond was
een uitgesproken succes voor de K. L. M. en
haar directeur. En dit verdient te meer ver
melding aangezien er uiteraard wel eens
dingen in werden gezegd die in Britsche ooren
niet te vleiend konden klinken, en de K. L. M.
voor haar materiaal in dezen tijd weinig be
hoefte toont aan de Britsche industrie. Dit
maakte de echte warmte, waarmede de uit
eenzettingen van den spreker werden ont
vangen, slechts opmerkelijker, en het wettigt
de gevolgtrekking dat althans in dezen kring-
van zaakkundige menschen de wijze, waarop
de K. L. M. haar Indië-diensten heeft inge
richt. instemming heeft gevonden. Toen de
voordracht was afgeloopen werden eenige
vragen gesteld. De Imperial Airways, die veel-
tallig in de vergadering vertegenwoordigd
was, vond aanleiding op te merken dat deze
maatschappij bezwaar had tegen den dienst
van een enkele bemanning op zulk een lange
luchtlijn als b.v. Amsterdam-Batavia. Uit die
opmerking volgde een korte gedachtenwisse-
ling, waarin de heer Plesman zijn opvatting
met instemming der vergadering handhaafde.
Hij vergeleek de bemanning van een vliegtuig-
met die van een schip. Dat zou in de toe
komst, wanneer een Bfemanning van een Indië
luchtvaarder uit zes koppen zou bestaan, nog
meer opgaan. Gelegenheid voor aflossing en
rust was er ook thans al in hooge mate, ge
koppeld aan vacantie-perioden en lange rus
ten aan het einde der tochten.
In de voordracht had de spreker ook de
aandacht gevestigd op het economisch voor
deel van een enkele ploeg en op den goeden
psychologischen invloed, voortvloeiend uit het
feit, dat die enkele ploeg voor den goeden
gang van zaken over den ganschen afstand
verantwoordelijk is. Ook de vraag of land-
vliegtuigen dan wel vliegbooten voor den
dienst het meest geschikt zijn een vraag
welke door den heer Plesman ten gunste van
de landmachines was beantwoord werd uit
de vergadex-ing opnieuw ter sprake gebracht
en beantwoord op een wijze, welke afdoende
bleek. In eenige gevallen werden vragen meer
met gevatheid dan substantie beantwoord en
er heerschte hilariteit toen de spreker, na te
hebben vernomen dat Imperial Airways zoo
veel meer tonmijlen in de lucht heeft geboekt
dan de K. L. M., opmerkte dat (het ging over
de mate van rentabiliteit) voor een juiste
waardeering van de ontwikkeling naar die
rentabiliteit ook de rekeningen van de K. L.
M. en de Imperial Airways moesten worden
vergelekenen niet alleen de tonmijlen. De
heer Plesman vond gelegenheid op te merken
dat zakenmenschen in Britsch Indië roepen
om meer gelegenheid om post per K. L. M.
naar Engeland te zenden, maar dat de auto
riteiten het alsnog bleven belemmeren. Een
andere opmerking, die de Britten zich moes
ten getroosten, was dat „het feit dat de meest
voor de hand liggende doorverbinding naar
Australië nog niet tot stand gekomen is, niet
kan worden geweten aan traagheid of tegen
werking van de zijde der Nederlandsche lucht
vaartkringen".
Bij het aangeven van de politieke belemme
ringen in internationaal luchtverkeer, die de
spreker „de ergste vijand" vond, kenschetste
hij de moeilijkheden, welke Turkije in den weg
legt van de K. L. M. Hij had echter reden te
verwachten dat Turkije spoedig zijn houding
zou veranderen. De voordracht eindigde met
een toekomstbeeld, waarin men den afstand
Amsterdam-Batavia, dank zij snellere machi
nes en langere dag-trajecten, in vier dagen,
voltooid zag.
De meester dirigeert (caricatuur).
Wat dan misdeed Wagner in de oogen van
vele zijner tijdgenooten? Hij wilde anders.
Misschien steekt er waarheid in het spreek
woord, dat alle verandering geen verbetering
is. Daar staat dan tegenover, dat men onder
scheid moet maken tusschen „veranderen om
kost wat het kost iets anders te probeeren"
en „alles of veel ondersteboven gooien uit
volle overtuiging en met talent". Het is den
tijd gelukt, sommigen onzer te leeren, dat
Wagner voor velen niet alleen een talentvol
hervormer is en zal zijn, maar bovendien:
een genie, een profeet, een rots, waarop nog
steeds gebouwd wordt.
Men kan het o.i. zijn tegenstanders (vooral
de tijdgenooten onder zijn tegenstanders)
niet kwalijk nemen, dat zij er anders over
dachten. Het is hier niet de plaats, om
uitvoerig te herhalen, wat reeds zoovaak is
gezegd: Over smaak en ook over theorieën,
levenshoudingen en daden valt niet te rede
twisten, want er is niemand die een van
ons in het absolute gelijk stelt.
Wie, die de zoojuist geuite opini is toege
daan. zal het dan den verbluften buiten
staanders euvel duiden, dat zij zich meenden
te moeten verweren tegen iets nieuws, dat
niet alleen de afstootende eigenschap bezit
nieuw tc zijn, maar bovendien al het voor
gaande benevens de toekomst wenschte te
verslinden?
Want het verleden gedeeltelijk weg te
vagen of nietig tc verklaren en voor eeuwig-
de heer der wereld te zijn, dat was Wagners
door intellect en sentiment gevoede begeerte,
waarvoor hij leed. streed en schiep.
Hij verlangde, dat alle kunstvormen ten
slotte zouden overgaan in en versmelten met
het door hem gecreëerde muziekdrama. Emil
Naumann zegt: „Wagners „Kunstwerk der
toekomst" is niets anders dan zijn muzikaal
drama en om zijnentwille moet de architect,
hetgeen de toondichter in allen ernst eischt,
(men vergelijke zijn verzamelde werken,
derde deel) voortaan slechts Wagnertheaters
bouwen, de beeldhouwer zijn levensdoel in
niets anders meer zoeken dan in de ordening
der groepen, der mimiek, der gebaren en der
drapeering van de op het tooneel handelende
en zingende personen, de schilder zich alleen
toeleggen op het decoratieschil'i-'-cn en het
aangeven der costumes, de musicus een dui
zendjarige kunstbeschaving overboord wer
pen"de dichter eindelijk alle rhythmen
en kunstvormen, ontleend aan het Grieksche
volk, de eeuw der renaissance en der moderne
poëzie ter zijde stellen, om het „stafrijm"
weer ten troon te verheffen".
Inderdaad: het is Wagner. die beweert, dat
de Grieksche beeldhouwer ons den schoonen
Griekschen mensch „als een versteende her
innering, als de mummie der Hellenen" heeft
overgeleverd. Elders verklaart hij, dat de
werken, die in de toekomst geschapen zullen
worden „de ons overgebleven rest der Griek
sche kunst tot een kermiskraam voor dwaze
kinderen zullen maken".
In het bovenstaande werd een staaltje van
Wagners opvattingen gegeven. Zijn uitmid
delpuntige persoonlijkheid manifesteerde zich
evenzoo in zijn muzikale geestesproducten.
Wagner brak met den polytematischen stijl
(het op den voogrond stellen van vele
thema's in één verband) zijner groote voor
gangers en hield zich aan den mono-thema-
tischcn vorm, het. ..leitmotiv" dat een bepaald
karakter kenschetst onder alle omstandig
heden. ook b.v. wanneer de figuur, die dat
karakter belichaamt, niet op het tooneel is.
1-Iij keerde terug tot de afwisselende reci-
tat.ieve voordracht der zangers, die door de
toepassing der meerstemmigheid in het
cnsemblewerk geheel was verdrongen. Hij
leverde geen balletten op bestelling cn ver
afschuwde de gebruikelijke libretti. Zeil'
schreef hij de tekst voor ztin opera's en
toonde zich hierbij een groot dichter, een
meester in het kunstzinnig te pas brengen
van het stafrijm. Bovendien instrumenteerde
hij anders dan anderen, zijn werk had een
ander tempokortom het was voor den
aan het bestaanden verslaafden gemoddelden
toehoorder volkomen ongenietbaar.
We laten thans enkele tijdgenooten van
Wagner aan het woord, die tegenover dezen
meester stonden als een bak, die tegenover
een hek. Het volgende b.v. is een vriendelijk
heid van den criticus Hanslick:
„Op ..De Nibelungen" verder te bouwen is
levensgevaarlijk, ofschoon niet zoo moeilijk
als menigeen denkt. Er is daartoe een .jchit-
terende techniek noodig. een groot talent om
te imitoeren en zoo weinig mogelijk oorspron
kelijke Ideeën".
Ook Nietsehe, aanvankelijk Wagners
Intieme vriend en zelf behoorende tot de
„Het is de angst, dat men van Wagners
karakters niet gelooft dat zij leven: daarom
maken ze gebaren als van een krankzinnige."
„Wagner is zeer verderfelijk voor de muziek
Hij heeft verraden dat 't ook een middel kan
zijn o mvermoeide zenuwen te prikkelen. Hij
heeft de muziek daarmee ziek gemaakt. Zijn
gave om te inventeeren neemt geen geringe
plaats in temidden der methoden om de
meest uitgeputten weer overeind te drijven,
de halfdooden in het leven terug te roepen.
Hij is een meester in hypnotiseurstrucs, hij
werpt als een stier den sterkste omver."
„De schipbreuk van de laatste kunst bele
ven wij. Bayreuth heeft mij daarvan over
tuigd."
Een andere revolutionnaire geest, die
Wagner met den grootsten twijfel aanvaard
de, was Hector Berlioz, zelf een thans wereld
beroemd toondichter. Wagners en Berlioz'
werken verschenen soms kort na elkaar en
de publieke opinie zegt Alfred Ernst in
„L'oeuvre dramatique de H. Berlioz heeft
hun namen vei'eenigd: „Voor oppervlakkige
geesten is het alles gelijk: Berlioz en Wagner,
het is: het onmogelijke, het onbegrijpelijke,
het geraas van koper en het geknars van
snaren, het is de onvruchtbare en ingewik
kelde poging, het is het ontbreken der melo
die. In weerwil van haar dwaling is de pu
blieke opinie in zeker opzicht helderziend. Zij
heeft geraden, dat het hier twee mannen van
hetzelfde slag betreft, die hoe hun aard ook
verschilde, beiden revolutie maakten."
Het verdient vermelding, dat Wagner zijn
in Frankrijk arbeidenden collega evenmin
kon waardeeren en slechts eenmaal, in een
opwelling van edelmoedigheid, schreef hij
op de eerste bladzijde der partituur van
„Tristan und Isolde": „Aan den grooten en
geachten schepper van „Romeo en Jxxlia",
van den dankbarexx maker van „Tristan en
Isolde". De bibliothèque nationale was in het
bezit van het stuk, waarin het autogram
vooi'komt.
Uitmuntende geesten begrijpen elkaar niet
altijd. Op den 14den Maart 1861 schreef Ber
lioz een epistel aan mevrouw Massart. Daar
in kan men o.m. het volgende lezen:
„Ach, wat 'n voorstelling! Wat 'n lachsal
vo's De Parijzenaar heeft zich gisteren van
een absoluut nieuwe zijde laten zien; Hij
heeft gelachen om de kwajongensachtige
bokkesprongen van een dwaze orchestratie,
hij heeft gelachen om de kinderlijkheden van
een hobo; eindelijk begrijpt hij dan toch,
dat er nog zoo iets als stijl in de muziek is!"
Het gaat hier over de beroemde en beruchte
opvoering van Wagners „Tanxxhauser" te
Parijs.
7/^
it—
9 ajuC
fcrzZsüi-J'
<p~
C-. 9.. -tS*<.
j
ty *'c'
Wagners handschrift.
Later is Berlioz ten opzichte van den mu
ziekdramaturg iets zachter gestemd. Hij be
wondert het bruidskoor uit „Lohengrin" en
betitelt het voorspel van deze opera zelfs als
.meesterwerk", maar hij blijft vol bedenkin
gen
„Als de school der toekomst zegt: Men moet
het tegengestelde doen, van hetgeen de re
gels voorschrijven" aldus Berlioz „wan
neer men genoeg heeft van melodie, thema's,
aria's, duo's, trio's, stukken waarvan het
thema zich op regelmatige wijze ontwikkelt"
enz. enz„Wanneer de heksen uit Mac
beth het bij "t rechte eind hebben, dat mooi
afschuwelijk is en afschuwelijk mooi; wan
neer dat die inderdaad uiterst nieuwe religie
is. daxx zal ik haar niet belijden. Ik heb het
nooit gedaan, ik doe het niet, ik zal het niet
doen.
Jk hef de hand op cn zweer: Non credo.
We ga'ven hier Berlioz geloofsbelijdenis
verkort weer.
Thans schrijven we 1933 en weer bevinden
we ons in Frankrijk.
Jean Mistier, de onder-staatssecretaris
voor de schoone kunsten verklaart aan Jules
Sauerwein:
„We zullen al het mogelijke doen om
Wagner op waardige wijze te herdenken. Men
ziet bij ons iets. wat in Duitschland onmoge
lijk is: Menschen, die twee uur achter elkaar
met religieuze geestdrift de groote tooneelen
van den Bayreuther meester komen beluis
teren en aanschouwen, ook wanneer ze heel
eenvoudig worden gezongen door dames en
heeren in gewone kleeren. Sinds de oeroemde
première van Lohengrin in 1891 hebben er
welgeteld 1877 Wagneropvoeringen plaats ge
had, waarvan 1114 vóór den oorlog. Het re-
En toch hebben ook deze stukken, dank zij
een centrale Joodsche figuur het tot een
langdurig succes gebracht.
Hex'schkowitz is de oude jood. die de pitti
ge, frlssche en opgewekte Klari bij z-ich in
huis neemt, wanneer zij door haar dorpsge-
nooten gehoond wordt, omdat zij een jodin
Is. Want dat schijnt daar in Toroszka in
Zevenbergen, waar het stuk speelt, een groo
te schande te zijn. En voor Klari is het dat
nog meer. omdat ieder in het dorp niet an
ders meende dan dat zij een gewoon katholiek
meisje was. Maar wanneer Klari wil trou
wen, blijkt het uit de papieren van het kin
derhuis, waar zij vandaan komt, dat zij jood
sche ouders heeft gehad. Voor Andreas Barany.
haar verloofde, is dat reden genoeg om Klari
te laten zitten, doch Herschkowitz, de oude
joodsche caféhouder met het gouden hart,
staat dadelijk klaar om haar tot zich te ne
men en haar met zijn liefderijke zorg te om
ringen. Voor Herschkowitz is Klari .,'n sjatz"
van 'n jodinnetje en hij brengt haar zelfs
zoo ver, dat zij plechtig verklaart nooit an
ders dan met een jood te zullen trouwen.
Maar ook dat schijnt niet te mogen, want de
papieren, di'e haar joodsche afkomst moesten
bewijzen, blijken ,,'n vergissing" te zijn. Klari
heeft noch katholieke noch joodsche ouders
gehad, maar is ais „protestante" geboren.
Herschkowitz is er geheel door verslagen,
maar hij houdt zoo veel van haar, dat hij dit
ééne onechte jodinnetje niet voor twee echte
wil inruilen. De schrijver weet het zoo te
wenden en keeren, dat Klari tenslotte toch
nog met haar Andreas trouwt en den zegen
van Herschkowitz krijgt.
Herschkowitz is de ziel van het stuk en hij
krijgt al het leven van Louis Saalborn, die er
een van zijn mooiste rollen in speelt. Aldoor
blijft zijn spel fijn en geestig en geen oogen-
blik laat hij zich tot een grof effect verlei
den. Zoowel in zijn joodsche gijn als in zijn
hartelijke mildheid is hij van een prachtige
menschelijkheid. Hij herinnert nu eens aan
rebbe Sichel uit Vriend Frits, dan weer aan
Salomon uit Welkom, Vx'eemdeling. van wien
hij o.a. het grapje van „Heelemaal mesjogge
zijn we nu ook nog niet", heeft geleend. Een
rol, waarvan Saalborn waarschijnlijk nog veel
pleizier zal beleven.
Jxxlia de Gruijter is een gezonde, opgewekte,
fleurige enals het zijn moet ook-een
gevoelige Klari, Zij brengt de frischheid van
het land met zich mee op het tooneel en
speelt de rol met een levendig entrain. Wil
lem Hunsch is een dorpsburgemeester, die
zelfs in zijn kleeding' een tweelingbroer
van „Mucki" uit De Kribbebijter schijnt te
zijn, Ferd. Sterneberg, een verliefde school
meester, zoo stijf als een plank wat ook
moet, omdat Klari hem daarom niet wil heb
ben Richard Flink een pootig en wat tra-
ditioneele vrijer. Rob Geraerds een echte
tooneelveldwachter en Dom de Gruyter een
heel luidruchtige bediende, maar allen
worden zij totaal in de schaduw geplaatst
door Louis Saalborn. die als Herschkowitz
dit blijspel draagt en tot een succes maakt.
J. B. SCHUIL.
JOSEPHINE BUTLER VEREENIGING.
Maandagmiddag 13 Februari zal in ge
bouw Caecilia de jaarvergadering plaatsvin
den van de Josephine Butler Vereenïging,
waar als spx'ekers optreden de heer Harten-
dorf, leider der Middernachtzendingover:
„Leveren de opexibare dansgelegenheden in
Haarlem zedelijke gevaren op", en Mevr. vaxx
Spenkelink-Kramers over haar werk.
ALLLANCE FRANgAISE.
Ter gelegenheid van den herdenkingsdag
van den vierhonderdsten geboortedag van
Willem de Zwijger zal professor Jean Plattard
van de Universiteit te Poitiex's, een lezing
houden in de Kroon over: Les Amis frangais
de Guillaume le Taciturne, op Woensdag 15
Februari.
REDDINGSBRIGADE.
De Haarlemsche Reddingsbrigade voor dren
kelingen vergadert Woensdagavond in het
gebouw van den Kegelbond.
De agenda bevat o.a. verkiezing van een
lid der Commissie van Advies, behandeling
der Bondsagenda. benoeming afgevaardig
de (n) Bondsvergadering.
De brigade herdenkt in Juni haar 20-jarig
bestaan.
FAILLISSEMENT N.V. AANNEMING MIJ.
v. h. P. ROOSENHART.
Het weekblad Handelsbelangen neemt op de
crediteurenlijst in bovengenoemd faillisse
ment. Deze lijst telt 34 crediteuren met een
totaal passief van f 77.914.03 waarvan pre
ferent f 667.34. De baten zijn nog niet vol
ledig bekend. De voornaamste crediteuren
zijn:
N.V. Mij. v. Metaalmaterialen v.h. H. Smits
en Reynders geleverde goederen f 3060.03.
N.V. De Hout en Steenwerf geleverde goe
deren f 197.94.
Peltenburg en Zn. voorschotten en gelever
de goederen f 67798.00.
FAILLISSEMENT W. HOUTKOOPER.
Het weekblad Handelsbelangen neemt op
de crediteurenlijst in het faillissement van
W. Houtkooper, bouwer te Haarlem. Deze
lijst telt 49 crediteuren met een totaal pas
sief van f 442.402.70 waarvan preferent
f 23.012.01. De baten zijn nog niet volledig
bekend. De voornaamste crediteuren zijn:
N.V. Maatschappelijk Hulpbetoon rek. cou
rant f 4429.19.
N.V. Handel in bouwvakmateriaal De Hout
en Steenwerf geleverde goederen preferent
f 3935.36.
Gemeente Haaxdem schoolgeld 'geldleening
met rente f 102.635.39.
N.V. Credietbank „Marjan" rekening cou
rant f 5862.88.
OPMERKINGEN VAN LEZERS.
CONTRIBUTIEVERLAGING WERKLOOZE
LEDEN ZIEKENFONDSEN.
„Een lid van het Rotterdamsch Zieken
fonds" zendt ons een stuk, waarin hij klaagt
over de trage uitvoering van den maatregel
om aan leden van ziekenfondsen, die ge-
ruimen tijd werkloos zijn, vermindering van
contributie toe te staan. Bovendien vindt hij
de verlaging zeer poover en dat de controle
gebrekkig en vrij willekeurig is. Volgens in
zender zijn leden, die zeker voor verlaging
in aanmerking moesten komen, en aan wie
geen verlaging werd toegezegd, ten kantore
van het Rotterdamsch Ziekenfonds de woor
den toegevoegd: „Vervoeg u maar bij
Maatschappelijk Hulpbetoon!" De inzender
vraagt wie in deze gevallen beslist: het be
stuur van het*Ziekenfonds of Maatschappe
lijk Hulpbetoon en of de te nemen maatregel
zóó ingrijpend was, dat het weken moest du
ren alvorens er een beslissing genomen
werd. Ook vraagt hij, of men de werklcoze
leden zooveel tegemoet komt in hun toch
zoo moeilijk bestaan met een vermindering
van negen cent per week. Hij vindt het
tenslotte grievend, dat aan hen, die jarenlang
lid van een Ziekenfonds zijn en die njx in
zeer moeilijke omstandigheden verkeexen,
den raad gegeven wordt om zich tot Maat
schappelijk Hulpbetoon te wenden.
Tot zoover deze inzender, wiens klachten
we aan het bestuur van het Rotterdamscn
Ziekenfonds overbrachten. Hier deelde men
ons mede, dat Maatschappelijk Hulpbetoon,
in deze kwestie beslist. Bepaald is, dat voor
verlaging in aanmerking komen zij, die min
stens een jaar lid zijn en gedurende 3 maan
den doorloopend steun trekken. Bij Maat
schappelijk Hulpbetoon wordt geïnformeerd
hoeverre de aanvragers aan de bepaling vair
3 maanden doorloopend steuntrekken vol
doen, dit is een maatregel, die voor alle zie
kenfondsen geldt. „Zoodra de formulieren
bij ons binnenkomen", aldus werd ons mede
gedeeld, worden ze dadelijk door ons bij
Maatschappelijk Hulpbetoon ingeleverd. Dus
als het te lang mocht duren dan ligt dat
niet aan ons. Hst bedrag van negen cent is
natuurlijk niet groot, maar alle baten helpen,
voor grootere gezinnen met meer verzekerden
wordt het zooveel maal negen cent en bo
vendien zal de beoordeeling van een derge
lijke korting toch altijd we! relatief blijven.
Het gebeurt wel eens, dat iemand niet te
vreden is met de beslissing van Maatschap-
pelenk Hulpbetoon, een beslissing, waaraan
de ziekenfondsen zich moeten houden. Als
dit nu het geval blijkt, dan deelt men aan
zoo iemand mede, dat hij zich met zijn klach
ten maar tot Maatschappelijk Huiobetoon
moet wenden, omdat het Fonds er zelf niets
aaxx verhelpen kan".