MR
f:,
EEN WONDERLIJKE
GELIJKENIS.
■■-3ft
HET MONUMENT op het graf van wijlen dr. J. Th. de
Visser dat hedenmiddag op de begraafplaats MCroos-
wijk" te Rotterdam door het comité voor een gedenk
steen Dr. J. Th. de Visser officieel is overgedragen.
HET WACHTSCHIP de "Koningin Emma oer Nederlanden" in de buitenhaven te den Helder, w.uroj), in
verband met de gebeurtenissen met "De Zeven .Rroviitciën" dubbele wachtposten zijn geplaatst.
HET TEEKEN DES KRU1SES. Van deze Paramount-film gaat deze week te Amsterdam de premiere. Een scene uit
het filmwerk, dat in breede kringen zeer de aandacht trekt
KAPITEIN-LUITENANT
TER ZEE P. Eikenboom,
commandant van de "Zeven
Provinciën" aan 'boord waar
van muiterij uitbrak.
DE GECOSTUMEERDE R1JJOOL van de eerste iaarsleden van het Leidsche Studentencorps heeft Woensdag, ter gelegenheid van den verjaardag der
plaats gehad.
CAPT. LIGHTOLLER, ccn
der overlevenden van de
"Titanic''gaat met zijn
jacht "Sundown er" een
"tocht ondernemen naar het
vulcaitischc eiland St. Paul
in den Indische» Oceaan
waar schatten verborgeu
zouden zijn.
DE GOUVERNEUR GENERAAL VAN ZUID
AFRIKA hij het verlaten van het pirlenicnts-
gebouw te Kaapstad na de opening van het
parlement.
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
JOSEPH HOCKING.
(Nadruk "verboden.)
m
„Omdat omdatwel, als je het we
ten wilt, omdat het beter was geweest,
wanneer je niet terug was gekomen", ant
woordde hij. er in zijn boosheid niet aan den
kend, dat zijn woorden voor tweeërlei uit
leggingen vatbaar waren. ..Je bent met
schande beladen weggegaan en iedereen her
innert zich dat. Je hebt je vaders hart ge
broken, een smet geworpen op den ongerep-
ten naam van de Dulvertons. Als je als
je ook maar een greintje begrip van fatsoen
bezat, zou je weggebleven zijn, was je niet
teruggekomen om opnieuw schande te bren
gen over den naam van je familie, die on
danks jou wangedrag toch overal in het land
hoog gerespecteerd wordt."'
„Uw oordeel komt hierop neer. dat het
een fout van me is geweest te blijven leven",
klonk het ironisch. „Misschien hebt u gelijk,
maar u weet. dat ik altijd een beetje
dwax"s-tegen-den-draad-m ben geweest. Er.
nu ik hier toch eenmaal ben, deed u ver
standiger me maar een hand te geven".
,Jk geef geen hand aan de schandvlek van
de familie, diedie mijn broer vermoord
heeft", hield de advocaat norsch vol.
„Och misschien is het niet zoo onbegrijpe
lijk. dat u er zoo over denkt", merkte En-
dellion op met een soort sarcastische gela
tenheid in zijn stem. „Mijn terugkomst
brengt een onverwachten en waarschijnlijk
minder plezierigen ommekeer in, wel laat
ik zeggen, in uw vooruitzichten teweeg. Maar
mag ik vragen wat al die boeken en pape
rassen te beteekenen hebben? En waar u
zich in mijn bibliotheek bevindt, zou ik graag
weten, wat het doel van deze plechtige ver-
badering is. Dat interesseert mij bijzonder".
Een oogenblik bleef het stil in de kamer.
Endellión's bijna laat-dunkende kalmte liet
niet na indruk te maken. Advocaat Duiver-
ton en zijn zoon begonnen hun weinig-roos
kleurige positie steeds duidelijker in te zien
en waren niet bij machte iets te zeggen. En
de beide andere heeren volgden met zooveel
gespannen belangstelling het drama, dat zich
voor hun oogen afspeelde, dat ze evenmin
woorden vonden.
Het was Mr. Binns, de rentmeester, die ten
laatste een eind aan het zwijgen maakte.
„De kwestie is deze. meneermeneer
Robert." zei hij diplomatiek, „dat we u niet
verwachtten en meneer Dulverton als de
eenige broer van wijlen uw vader, wilde na
tuurlijk dat er orde op de zaken werd ge
steld. Dat is de reden waarom ik. die jaren
lang het beheer van het landgoed gevoerd
heb, aanbood alle administratieve beschei
den over te leggen."
„Dat is heel vriendelijk van mijn oom",
antwoordde Endellion op schertsend-plagen-
den toon. „werkelijk heel vriendelijk. Ik stel
zijn belangstelling in het landgoed zeer op
prijs. Maar ik ben op het oogenblik niet erg
in de stemming voor zakelijke besprekin
genen ik geloof wel in staat te zijn
alles na te gaan zonder zijn hulp."
Opnieuw was er stilte. Al was Endellion
kalm, de atmosfeer in het vertrek was met
electriciteit geladen.
„Dus, meneer Binns", ging de jongeman
voort, „legt u al deze papieren voorloopig
maar terzijde, en als ik een beetje uitgerust
ben. morgen bijvoorbeeld, zal ik ze wel eens
op mijn gemak bekijken".
Hiermede scheen hij de zaak als afgedaan
t-e beschouwen en liep naar het venster, om
te genieten van het prachtige uitzicht over
het zonnige voorjaarslandschap.
„Al die jaren heb ik zooiets moois niet ge
zien.... het is heerlijk om weer thuis te
zijnzei hij voor zich heen, maar luid ge
noeg om voor de anderen verstaanbaar te
zijn.
Deze verzuchting bracht de advocaat
buiten zichzelf.
„Hoe weten we, dat je inderdaad de zoon
van mijn broer bent", riep hij met van woede
overslaande stem, „en geen bedrieger, geen
vreemde indringer?"
„Wat zegt u daar?"
Ralph Endellion keerde zich met fonke
lende oogen naar den spreker. Hij wist zich
meesterlijk te beheerschen. maar de heftige
spanning bleef toch niet geheel zonder in
vloed op zijn zenuwen.
„Je zult je identiteit hebben te bewijzen,"
luidde het scherpe bescheid. „Het is alles
goed en wel om hier binnen te stappen en je
uit te geven voor den erfgenaam van een dei-
rijkste landgoederen van Devonshire en
en
Er was iets zieligs in de hulpelooze manier,
waarop hij plotseling den zin afbrak. Hij wist
dat hij voor ongeloovige ooren sprak. Slechts
een paar minuten geleden had de rentmees
ter den jongeman met „Meneer Robert"
aangesproken, terwijl de uitdrukking op het
gezicht van Mr. Dolgeth, die tot Arthur Dul-
verton's onuitsprekelijke ergernis jarenlang
de juridische adviseur van den overleden
landheer was geweest, ook aan duidelijkheid
niets te wenschen overliet.
Mr. Binns had in pijnlijke onzekerheid de
gang van zaken gevolgd. Tot het moment
van Endellión's binnenkomen, was hij het in
alles met Arthur Dulverton eens geweest.
Mr. Dolgeth had voor uitstel gepleit. Hij had
betoogd, dat Robert's dood niet absoluut
bewezen was en er daarom op aangedrongen,
dat zijn confrère Dulverton nog eenigen tijd
zou laten verloopen eer hij bezit nam van
de nalatenschap van zijn broer. Maar de
rentmeester had zich aan de zijde gesteld
van den man. die beloofd had hem ïn zijn
positie te handhaven. De onverwachte ver
schijning van Endellion had hem dan ook
eerste verbijsterd en besluiteloos gemaakt,
maar langzamerhand, toen hij de'situatie
overzag, had hij zijn besluit genomen.
„Ik begrijp niet, hoe er ook maar de minste
twijfel ka nbestaan of dit meneer Robert is",
verklaarde hij. „Ik heb hem van jongaf aan
gekend en ofschoon de jaren dat hij... eh....
gereisd heeft, hem natuurlijk hebben ver
anderd. is het toch dwaasheid om
.laat ik hem eens goed bekijken! Kom bij
het venster alsjeblieft."
Het was de jonge Arthur, die den rent
meester in de rede viel.
IK.
HET WELKOM DER BEDIENDEN
Endellion vertrok geen spier, zijn stalen
zenuwen al was er ook al heel wat van ze
geëischt. lieten hem op het beslissende mo
ment niet in den steek.
„Mijn familie bereidt mij wel een eigen
aardig welkom," zei hij met een lach, „maar
ik wil met alle genoegen naar het venster ko
men. Je had altijd een scherp waaxnemlns-
vermogen, Argusoog. Wat! herinner je je
niet meer dat ik je vroeger altijd zoo noem
de als je mij bespionneerde?" Een zacht, ge
kreun kwam over Arthur Dulverton's lippen
bij deze woorden. Als er ook nog een zweem
van twijfel bij hem had bestaan, dan was
deze nu totaal verdwenen. Zijn neef was de
eenige geweest, aie hem plagend als „argus
oog" had aangeduid.
„Je ziet, dat ik den bijnaam niet vergeten
ben hè?" ging Endellion voort. „Ik heb nog
een heeleboel meer onthouden; vraag maar
wat je wilt."
Het was een stout stuk, maar het was
waard gewaagd te worden. De lectuur van
Dulverton's dagboek had hem op de hoogte
gebracht van zekere wetenswaardigheden
omtrent Arthur Dulverton. waarvan hij kon
vermoeden, dat dit heerschap liever niet had
dat ze aan het licht kwamen.
„Nu", vervolgde Endellion, naar het venster
toeloopcn. „herken jc mij, of moet ik een
paar kleine anecdoten van vroeger vertel
len?"
Arthur Dulverton liet zijn oogen even cri
tisch op hem rusten en ging toen norsch
naar zijn stoel terug, Hij scheen bij zich
zelf te overleggen, wat hij zeggen en doen
zou. Eensklaps keerde hij zich naar zijn va
der. Het wordt tijd voor ons om naar huis te
gaan", verklaarde hij.
,JDus je bent voldaan over het resultaat
van je onderzoek?" vroeg de advocaat.
„Er is geen twijfel aan of hij is het", ant
woordde de jongeman dof.
Het bleef eenige seconden stil in de ka
mer.
„Ik ben er mij bewust van", hernam En
dellion toen, „dat mijn plotselinge thuiskomst
een groote verrassing voor u moet zijn ge
weest. Ik heb natuurlijk geen moment ge
dacht dat mijn identiteit in twijfel zou wor
den getrokken. Maar, als u dat verlangt, ben
ik volkomen bereid meneer Dolgeth enkele
brieven, die mijn vader mij stuurde, te laten
zien. Ze zijn weliswaar niet erg vereerend
voor mij, maar
„Dat is absoluut niet noodig, meneer Ro
bert", mengde mr. Dolgeth zich in het ge
sprek. „absoluut niet. Ik heb u direct her
kend. Uw komst was. zooals u zelf al hebt op
gemerkt, natuurlijk een groote verrassing...
enen heeft het heele aspect hier veran
derd. Het is begrijpelijk dat meneer Arthur
Dulverton en zijn zoonwel hevig
ontdaan waren. Maar twijfel aan uw identi
teit is ten eenenmale buiten kwestie. Vind je
ook niet, Binns?"
„Volkomen buiten kwestie", stemde de
rentmeester toe. „en wat mij betreft, het ver
heugt mij buitengewoon u terug te zien. me
neer Robert; als mijn begroeting misschien,
wat koel is geweest, komt dat alleen doordat
ik totaal van mijn stuk gebracht was. Ik
heet u, van harte welkom, meneer Robert, en
ik weet zeker, dat iedereen in den omtrek 'dat
doen zal".
(Wordt vervolgd*)