EEN WONDERLIJKE
GELIJKENIS.
DE wereldrecord-houder campdell met eenige scholieren nit Deytone Beech bij het IN HET R. K. VEREENIGINGSGEBOUW te Bennelroék wordt een groote Kas- en Hutslroeitentoon-
spel met een miniatuur van de Bluebird, den wagen, waarmede hij de nieuwe records vestigde. Stelling gehouden. Een OVei'Zicht VCIft de fl'QClie expositie
NA DEN MOORDAANSLAG op Franklin
Roosevelt. Het verhoor van Joe Zangara
waarop diens veroordeeling volgde.
UIT HET VERRE OOSTEN. De meer dan 600 jaar oude brug
in den grooten weg naar Jehol.
„DENK OM DE HOOFDEN". Het bootje
dat de passagiers van de Noord-Holland»
scha Tram van het Centraal Station te
Amsterdam naar de overkant van het
„Y" brengt, zal vervangen worden door
een nieuwe motorboot.
DE HA-TA-MEN-POORT in Peking, waardoor de groote weg naar Jehol,
het centrum van den strijd in het verre Oosten, leidt.
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
joseph hocking.
(Nadruk verboden.)
27)
Een opwelling die zij niet verklaren kon,
maar die sterker was dan zijzelf, deed haar
toestemmen en enkele minuten later liepen
zij naast elkander voort onder het dichte ge
bladerte van het park, dat zacht ruischte
in den avondwind.
XXI.
EEN NIEUW DUEL.
„Durf, durf en nog eens durf!" zei Endcl-
lion tot zich zeir, toen hij met Miriam het
huis verliet.
Er warei nu verscheidene weken verloopen
sinds hij zijn intrek had genomen op Dul-
verton Manor, maar hij moest zichzelf toege
ven dat hij met Miriam Donnithorne niet
alleen veel opgeschoten was, maar zelfs een
lichte beklemming placht te voelen in haar
gezelschap.
Maar nu had hij zich voorgenomen een
hoog stoutmoedig spel tc speelen.Misschien
dat het succes van den verloopen dag hem
als champagne naar het hoofd was geste
gen, maar nog geen enkele maal had zijn
voornemen om den scheidsmuur tusschen
het meisje en hem neer te halen, hem zoo ge
fascineerd als vanavond. Bovendien, als hij
eerlijk tegenover zichzelf was, kon hij niet
ontkennen, dat hij een eigenaardige belang
stelling voor haar voelde.
„Mirry" begon hij, nadat ze 'n poosje zwij
gend hadden voortgeloopen, „geloof je, dat je
billijk tegen mij bent?"
„In welk opzicht ben ik onbillijk geweest?"
vroeg ze.
„In je heele houding en manier van op
treden. Van het eerste oogenblik af, dat we
elkaar hebben teruggezien, heb je een dui
delijke antipathie tegen me aan den dag ge
legd en daarin is in al dien tijd nog niet de
minste verandering gekomen. Wat heb ik
gedaan om zoo'n behandeling te verdienen?"
„Heb je me mee naar buiten genomen om
me een standje te maken?" luidde de weder
vraag.
„Neen, maar wel om een poging te doen
tot wederzijds begrijpen. Jouw koelheid is de
eenige donkere wolk aan den hemel van mijn
tegenwoordig leven."
„Dan moet je wel heel gelukkig zijn?"
klonk het met 'n vleugje ironie.
„Integendeel; jouw afkeer van me maakt
het me onmogelijk gelukkig te zijn. Hoe an
deren over me denken, kan me geen zier
schelen. Arthur bijvoorbeeld schuwt me ais
vergif en ik trek me er niet zooveel van aar..
Maar met jouw gevoelens tegenover mij is het
anders. Miriam."
„Praat geen onzin", verzocht ze nerveus.
,,'t Is geen nonsenshet is de volle
waarheid, heilige ernst. Zie ik eruit als
iemand, die onzin uitflapt?"
Ondanks zichzelf, hief ze haar oogen op
naar zijn gezicht. Er scheen een invloed, een
overwicht van hem uit te gaan. die ze niet
kon verklaren. Haar gedachten kwamen
moeilijk, haar psychische vermogens leken
verlamd, de gewaarwording die zich van haar
meester maakte grensde aan vrees. Er viel
een stilte waarin het meisje haar hart wild
voelde kloppen. Ze zou niet hebben kunnen
zeggen, waarom zijn woorden haar zoo
vreemd bewogen, maar ze was zich bewust
van een electrische spanning in de atmos
feer, van een soort magnetische kracht, wel
ke van Endellion's persoonlijkheid uitging.
„Je zou er natuurlijk nooit aan kunnen
denken om met Arthur te trouwen", zei hij
ten laatste.
Zijn autoritaire toon ergerde haar en dat
verbrak de betoovering.
„Welk recht heb je om dat te zeggen?"
vroeg ze, scherp.
„Welk recht?" Hij lachte. „Dat hoef je toch
warempel niet te vragen!"
„Toch vraag ik het."
Ze voelde zich wonderbaarlijk opgewon
den; ze had een sensatie alsof ze tegen een
onzichtbare vijand vocht.
„Omdat een meisje als jij geen kerel als
Arthur als echtgenoot zou kunnen accep
teeren".
„Wat weet je ten nadeele van Arthur?"
„Ik? Absoluut niets! Voor zoover ik weet
is hij een voorbeeldige jongeman, een model
van braafheid. Maar ik ken jou Miriam."
„Ik verzeker je, dat je je vergist."
„Geen sprake van. Ik ken je door en door...
je bent een meisje met idealen en fantasie.
Je zou je nooit gelukkig kunnen voelen met
een man, dien je niet als je meerdere, als je
meester erkende, die geen sterker persoon
lijkheid was dan jij. Je zou een man, over
wie je de baas kon spelen, dien je naar je
hand zou kunnen zetten, minachten. Dat is
de reden waarom je Arthur Dulverton nooit
als echtgenoot kunt accepteeren."
In haar boosheid wikte en woog ze haar
verweer niet en impulsief antwoordde ze:
„Om je te bewijzen dat je je vergist, zal ik
iets vertellen, waarover ik eigenlijk niet het
recht heb te spreken en wat jij geen recht
hebt om te weten. Ik ben, practisch gespro
ken, besloten om met Arthur Dulverton te
trouwen."
„Je hebt zijn aanzoek nog niet aangeno
men", hield Endellion rustig vol, „en als je
iet had gedaan zou je nog niet met hem
rouwen."
„En waarom niet, als ik vragen mag?"
„Omdat ik het je niet zou toestaan."
„Omdat.... jij.... het niet zou toe
staan."
Zij herhaalde zijn woorden met hortende
tusschenpoozen en haar verontwaardiging
deed haar stem heesch en onnatuurlijk klin
ken.
„Juist; omdat ik het je niet zou toestaan".
Ze stond nu vlak voor hem, met booze
fonkelende oogen. Het was een nieuwe Mi
riam Donnithorne, die Endellion op dit
oogenblik ontdekte: een trotsche vertoorn
de, jonge godin. En haar boosheid verleende
in Endellion's oogen een üeldzame, onweer
staanbare bekoring aan haar schoonheid. Hij
had zich altijd gerealiseerd dat Miriam
Donnithorne een bijzonder mooi meisje was.
maar dit bewustzijn was tot nu toe volmaakt
objectief geweest, het had hem innerlijk
onberoerd gelaten. Maar thans zette die
schoonheid zijn hart en ziel in felle gloed, ze
werkte in hem als een bezetenheid en hij
wist dat hij zou vechten als 'n waanzinnige
om te beletten, dat zij de vrouw werd van den
jongen advocaat. Op dat moment leek hem
dat bezit van den naam en de familiegoede
ren der Dulvertons ijdele nietswaardigheid,
vergeleken bij een glimlach uit de oogen van
het meisje daar voor hem.Het besef van
de waarheid was met een schok gekomen; hij
wist nu dat hij van Miriam Donnithorne
hield met alle vezels van zijn wezen en dat
niets ter wereld zoo belangrijk voor hem was
als het winnen van haar liefde.
Miriam's felle ergernis werd hoe langer
hoe heviger. Zijn koele, brutale zelfverze
kerdheid had haar trots gewond.
„Dank je" zei ze op snijdenden toon. „Je
oordeel over mij is buitengewoon vleiend; het
is alleen jammer voor je, dat ik op di: ount
mijn eigen ideeën heb en niet van pla ben
als ik trouw me aan jouw voorschriften te
storen."
Endellion was zich volkomen bewust, dat
hij, door haar boos te maken, afbreuk deed
aan zijn eigen zaak. maar hij was niet in
dc stemming om zich te laten leiden door
nuchter verstandelijke overwegingen. Hij'
bedelde niet om de gunst van dit meisje; hij
vocht een hartstochtelijken strijd met haar
uit hij was vastbesloten haar afkeer en
haar vooroorde.l te vernietigen, met wortel
en tak uit te roeien. Hij zou zijn wenschen
niet bepleiten; hij zou haar dwingen door
geestelijke overmacht. Dit was geen gedrags
lijn die hij vooruit in bedaard overleg uitge
stippeld had; het was de inspiratie van het
oogenblikmisschien ingegeven door zijn
intuïtief juisten kijk op Miriam's karakter.
„Mirry", verklaarde hij kalm, „als je trouwt
zal het volgens mijn voorschriften zijn. Ik
spreek in vollen ernstje zult zien dat ik
gelijk heb."
„Je bedoelt, dat je iets over mij te zeggen
zult hebben?"
„Inderdaad".
„En wie zal je daar het recht toe geven?"
„Jijzelf."
„Je hebt het absoluut mis."
„Ik heb het niet mis. Ik weet precies wat er
op dit moment in je omgaat. Je bent boos
op me, omdat je je gegriefd voelt, omdat je
denkt dat ik je beleedig. maar daarin vergis
je je. Geen man beleedigt een vrouw, wan
neer hij haar vertelt, dat zij alles ter wereld
voor hem beteekent, en dat hij eiken hin
derpaal uit den weg zal ruimen om met haar
te trouwen."
„Om met jou te trouwen
„Om met je te trouwen jawel. Mijn neef
Arthur Dulverton past niet bij je en zal nooit
bij je passen. Maar jij en ik zijn voor elkaar
geschapen en dat weet ik."
„Je kent me heusch kennis toe, die ik niet
bezit."
„Onzin. Ik zie heel goed in, dat je er te
gen vecht, maar in het diepst van je hart
ben je bewust dat ik gelijk heb. O. ik ken je
beter, dan je jezelf kent. Miriam. En ik weet
ook, dat ik de man ben, die bij je past."
(Wordt vervolgd.)