VOORD De Vrouw in de XXe eeuw. ABR. MEIJER HeykenaelieTmen HAARLEM'S DAGBLAD' DONDERDAG 2 MAART 1933 OM ZELF TE MAKEN. Onderstaand taschje is allerliefst voor een jong meisje; vooral als het in dezelfde kleur van de avondjurk gehouden is. Benoodigdheden zijn; een rol lint van ongeveer 1 1/2 c.M. breedte 'een lapje gaas en een paar lapjes, die van de jurk zijn overgehouden. We knippen eerst van het gaas 2 cirkels met een middellijn van 16 cM. Het beste is dit even met een passer te doen, dan krijgen we den vorm mooier rond. Daarna stikken we op iederen cirkel aan beide zijden een rondje van de stof. Als dit gebeurd is, stikken we beide rondjes op elkaar, maar laten er een opening in, groot genoeg om de hand in te steken. Nu kunnen we beginnen het lint er op te rimpe len. Het rechte beginstukje halen we in (met ten inslagje) en hechten dit in het midden vast. We rimpelen nu telkens een stukje lint en hechten het dan weer vast. Net zoo lang, tot het heele rondje vol is Evenzoo gebeurt het met het andere. Op het begin in het midden, zetten we een aar dig similisteentje. Als handvat wordt er een lint aan genaaid op de wijze, zooals op de teekening is aangegeven. Aan de binnenzijde een drukker voor sluiting. Het geheel maakt den indruk van een bloem; en is, zooals reeds gezegd, allerliefst om de avondjurk van een jong meisje te completeeren. HET GOEDE OOCENBLIK. Wie een klein beetje nadenkt bij het op voeden van kinderen, weet dat men ze. vlak voor het naar bed gaan. geen spookgeschiede nissen en griezelverhalen moet vertellen: er zullen wel kinderen zijn misschien, die er te gen kunnen, maar de meeste droomen ervan, cm nog maar niets te zeggen van nachtmer ries en slaapwandelen. Sprookjes, fantastische verhalen het is allemaal best, wanneer er maar geen Blauwbaard of eeh jongetje dat niet griezelen kon bijgehaald wordt. En wan neer het dan kinderen betreft met een rijke fantasie, is het nog beter om ze een vroolijk, eenvoudig verhaaltje te vertellen of uit een dergelijk boek iets voor te lezen: de morgen en de middag zijn voor hen meer geschikt voor fantastische gebeurtenissen dan de avond. Dit is echter niet alleen met kinderen het geval, ook voor ons volwassenen is het eene oogenblik geschikter dan het andere. Let maar eens op. dat u groote kans loopt van allerlei griezeligs te droomen, wanneer er 's avonds laat spookgeschiedenissen zijn ten beste gegeven; en zelfs al staat dat griezeligs heelemaal niet in verband met wat er verteld .is, toch hebben ze met elkaar te maken, om dat ze spookachtige voorstellingen hebben g'egeven. Het is ook niet voor niets, dat aan zieke menschen bij voorkeur geen nare dingen of vreeselijke gebeurtenissen mogen worden verteld: doordat zij lichamelijk niet heele maal „fit" zijn, is ook hun geest minder pa raat, en daardoor niet in staat moeilijkheden te verwerken en er pal voor te staan zooals een gezond mensch dat kan. Dat zelfs iedere gezonde 's morgens meestal ook beter in staat is tegen zijn zorgen te vechten, dan des avonds, kan dan natuurlijk verklaard worden uit het feit dat men vermoeid is, en alles zwaarder ziet dan noodig is!" Huisvrouwen en moeders, werkende vtou- wen, probeer moeilijke problemen niet des avonds op te lossen, dat zal in de meeste ge vallen toch niet lukken. Een Fransclr spreek woord zegt: de nacht brengt raad dat is dan niet de doorwaakte nacht, waarin men zich om- en om gooit, de nacht die eindeloos duurt en alles op zijn allerzwartst voorspie gelt, maar de uren die slapende zijn doorge bracht, die het denken verfrisschen en het leven met nieuwen moed doen zien. Menige vrouw, die het druk had gehad, en de moeilijkheden niet meer onder de oogen kon zien, heeft met een uurtje slapen meer moed gekregen dan een heele dag tobben haar ooit zou kunnen verschaffen. Hebt ge moeilijkheden of zorgen, probeer dan zooveel mogelijk die vóór u te houden, totdat degene die erin moet deelen, uitgerust en frisch is, opdat hij of zij goed gewapend is tegen den stoot dien zij krijgen op te vangen. Kom ook, wanneer het niet strikt noodzake lijk is, niet met sombere of zorgelijke berich ten wanneer de omgeving er niet voor is ge disponeerd: wacht het goede oogenblik af en probeer het dan ook niet zwaarder voor te stellen dan het is, want zonder franje zijn de meeste moeilijkheden toch al erg genoeg. Met dit afwachten van het juiste oogen blik kan menig moeilijk oogenblik worden verzacht, het eischt alleen wat oplettendheid ten opzichte van de gesteldheid van een ander. E. E. J.—P. DE EERSTE VOORJAARSJURKJES. UIT DEN KINDERMOND. De klas is gefotografeerd geworden. Ieder kind krijgt een afdruk. „Let nu eens op", zegt de onderwijzeres vroolijk, „als je later dat kiekje eens te voorschijn haalt, hoe grap pig dat is. Dan zul je zeggen: kijk, dat is Frits, die is nu directeur, en daar hebben we Piet. die heeft nu een zaak ..En die daar", schreeuwt kleine Guusje ijverig. ..is onze onderwijzeres, dia nu ook al lang dood is...." We hebben ons vrij spoedig zoo aan cape en pelerine gewend, dat we ze niet meer wil len missen. Zelfs onder den mantel zullen ze worden gedragen. We toonen hier enkele jurkjes voor de prille en dus nog koele lente dagen. Het fluweel-ensemble, dat we op de teekening zien, heeft een cape, die aan een jakje doet denken. De afsluitstrook is naar de rugzijde gevoerd, waar hij wordt geknoopt. De garnearing bestaat uit een git-achlig band. Het modelletje rechts is uit diagonaalstof vervaardigd. Het werkt heel apart door de strcpenschikking. Het kleedje heeft een on- gelijkmatigen yas uit kantstof en de mouwen zijn uit hetzelfde materiaal. Het bolero-ach- tige manteltje reikt nauwelijks tot de taille en laat de ceintuur nog vrij. Aan de afslui ting van het manteltje bevindt zich een heel smal strookje bont, dat zich op het rokje her haalt. „En dan gaan we vanmiddag een pak voor Teddy koopen", zegt moeder met een tevre- dent knikje naar Teddy zelf. Ze smeert zijn boterhammen, belegt ze met worst en kaas. „Ik heb niet veel tijd", zegt Teddy met weinig animo, „Ernst zou komen, we zouden samen studeeren". „Ik zeg Ernst wel even af. ik moet toch nog eerst een boodschap in de buurt doen". Teddy eet mopperend zijn klaargemaakte boterhammen. ..U had ze wel wat dikker kun nen beleggen. Nee, niet zóó dik.Is er geen melk?" Eer moeder en zoon weggaan heeft moeder nog een heeleboel te doen. Ze moet Ernst af zeggen, ze moet nog een knoop aan Teddy's jas zetten, zijn hoed afborstelen. Teddy hangt In een s.toel met een boek. Je zou het uit het voorafgaande niet con- cludeeren, maar Teddy is- toch heusch al drie en twintig, studeert biologie, is dus meerder jarig en vierdejaars student. Maar voor zijn moeder is hij nog steeds de kleine, hulpelooze jongen die niets kan doen zonder zijn moe der, die zelf geen besluiten kan n^men, voor wien alles klaar moet staan. En Teddy is er zoo aan gewend geraakt, dat hij voor zich zorgen laat en niet de moeite neemt zelfstan dig op te treden. Toen Teddy ging studeeren, naar de stad moest, had hij er even van gewaagd of hij daar niet alleen op kamers kon gaan wonen. Naturlijk kon dat niet, had moeder gezegd, hoe wou hij zoo opeens voor zich zelf zorgen? Of dacht hij, dat een hospita voor hem doen zou wat zijn moeder deed? Hij zou er al gauw ontoonbaar uitzien, niet genoeg eten en zich erg ongelukkig voelen. Teddy gaf haar ten slotte gelijk. De vrij heid lokte wel. maar zooals het nu was ging het toch wel veel makkelijker. Hij hoeft nooit aan iets te denken. Hij is nu spoor-studen: geworden. Hij heeft een abonnement tweede klas. daar'zit je zachter en hy werkt thuis onder toezicht van'móeder, die wel niets af weet van biologie, maar die hem minstens drie uur per dag en dan nog twee uur des avonds boven zijn boeken wil hebben. „Ik zorg voor mijn jongen", zegt moeder trotsch tegen andere moeders. „Jullie jongens komen bij den mijne heel wat te kort. Ik zag Rudolf pas met ongepoetste schoenen, en hoe kun je Johan altijd zoo laat naar bed laten gaan, de jongen moet ziek worden". „Maar", waagde er eens een tegen in te brengen, „jouw Teddy leert op die manier nooit zelfstandig te zijn". „Hij hoeft niet zelfstandig te zijn zoolang ik leef". „En daarna?" „Dan is het tijd genoeg. Zoo lang zijn moe der leeft zal Teddy het goed hebben". „Maar daarna heeft hij het des te moeilij ker. Dan staat hij alleen en volkomen hulpe loos in de wereld". „Ja", zegt Teddy's moeder treurig, „vrese lijkIk moet er niet aan denken. Maar dat kan nog heel lang duren, ik ben geluk kig nog jong en gezond". Teddy's moeder is er van overtuigd, dat zij de ware, goede moeder.is. Geen van Teddy's vrienden heeft zoon leventje zonder zorgen en ongemakken. Het is ook werkelijk uit goedheid dat ze hem zoo vertroetelt. Maar, „aan later wil ze maar niet denken". Nee. want dan zou ze moeten denken aan een wanhopig mensch dat volkomen onvoorbe reid op de maatschappij wordt los gelaten, aan iemand die niet geleidelijk leerde voor zich zelf te zorgen, maar een die dat nu op eens moet kennen. Tegen de ellende die hij dan beleeft, zal waarschijnlijk het heele goe de leventje van nu niet opwegen. Hij zal zijn moeder niet dankbaar zijn voor haar opvoe ding. Vertroetelen en venvennen en zorgen, het zit allo moeders, in het bloed. Maar laten ze nadenken bij wat ze doen. laten ze wèl aan '.ater willen denken, aan hot leven dat hun kinderen wacht, het leven dat niet verwent en vertroetelt. De moeder moet hen niet zachte hand langzaam dat leven binnen lei den. niet hen er buiten houden, totdat ze er door de omstandigheden ingeworpen worden. BEP OTTEN. v v v v f v Vleeschpannekockjes. (8 stuks): 100 gr. bloem. 2 eieren. 2 12 d.L. melk, 40 gr. boter, voor het vulsel: 200 gr. koud vleesch, 12 dJL. bouillon of jus. wat bo ter. 1 uit, peper, zout, nootmuskaat, Maggi aroma. Hak het vleesch fijn. fruit de fijn gesnip perde ui in de boter licht bruin, voeg het vleesch. wat peper, zout. nootmuskaat, eenige druppels Maggi aroma en de bouillon toe en laat alles met elkaar een tijdje stoven. Klop de eieren met wat zout, roer daarin de bloem glad en voeg er dan roerende langzamerhand de melk bij, steeds zorgende, dat er geen klontjes in het beslag ontstaan. Bak van dit. beslag in een flcnsjespan 8 pannekoekjes aan beide kanten licht bruin en gaar. Leg op elk pannekoekje, voordat het uit de pan geno men wordt, een weinig van het vleeschmeng- sel en vouw het dubbel of rol het op. Schik de pannekoekjes op een verwarmde schotel en leg. als garneering, wat frissche takjes peterselie er bij. Warme jampudding. l4 personen): 250 gr. bloem. 15 gr. gist. 1 ei, l 4 L. lauwe melk, 1 theelepel zout, 4 eet lepels jam. Meng in een beslagpot de gist aan met een gedeelte van de lauwe melk. klop het ei hier in los, voeg er de rest van de lauwe melk bij, strooi er het zout en de bloem in en klop met een stevige houten lepel alles samen tot oen volkomen glad beslag, laat dit. dicht gedekt, in een teiltje met warm water 1 uur rijzen. Leg in een met boter besmeerde en met pa neermeel bestrooiden warmen puddingvorm laagsgewijs het gerezen beslag en de jam. zóó. dat do bovenste laag door beslag wordt gevormd. Sluit den vorm en kook de pudding 2 uur in een pan met kokend yvater; stort haar op een verwarmde schotel en geef er desverklezende een saus bij van dezelfde jam, verdund met kokend water. Moorkoppen. (10 a 12 stuks): 1 dL. water, 50 gr. bloem, 50 gr. boter, 2 eieren, zout, 1 d.L. slagroom, poedersuiker, cacaopoeder. Breng het water met de boter en wat zout aan den kook, neem de pan van het vuur en strooi ineens alle bloem er in: blijf roeren, totdat de klontjes verdwenen zijn en het deeg als een bal van de pan loslaat. Roer de eieren éen voor één door het deeg en vul er een spuitzakje met een grof mondstukie mee. Spuit op een beboterd bakblik 10 a 12 ronde soezen; plaats ze niet te dicht bij elkaar, daar zij bij het bakken erg rijzen. Bak de soezen 20 a 30 minuten in een warme oven totdat ze lichtbruin cn gaar zijn. Klop de slagroom en roer er wat poedersuiker door. Vul de be koelde soezen door er een gaatje in te knip pen en de room er in te spuiten. Maak van gezeefde poedersuiker, cacaopoeder en eenige druppels kokend water een dik glazuur cn be dek hiermee de soezen, mot behulp van een mes of kwastje, om het glazuur te versprei den. Spuit, als er nog over is, op iedere soes een nopje geslagen room. C. F. De eersten. Het heeft een dubbele beteekenis in onze taal, het woord de eersten: We denken erbij aan haar, die het eerst iets ondernamen, den eersten strijd voerden tegen vooroordeel en traditie; we bedoelen ook wel haar, die het hoogste bereikten in haar beroep of de sa menleving, haar naar wie de anderen kijken als naar een vooYbeeld, de hooge boomen. die veel wind vatten! Dikwijls zijn de eersten in den zin van haar, die begonnen later de eer sten geworden in den anderen zin. Dat zij het aandurfden veel tegenstand te overwinnen wees op bijzonder uithoudingsvermogen, op buitengewone wils- en doorzettingskracht, cn mede op een gevoel van roeping, dat haar kon doen zegevieren over allerlei hindernissen cn bezwaren, over spot, welke soms erger stort bad geeft dan de scherpste critïek. ,.Le talent c'est le persévérance", zegt een Fransche spreekwijze. Is het dan wonder, dat deze ener gieken haar talent ontplooiden en daardoor ieder op haar manier tenslotte toch bewonde ring of waardeering vonden? Alleen kwam deze voor enkelen wel wat laat, zoodat zij eigenlijk te moe waren, om er nog ten volle van te genieten. Zeker zal men onder deze categorie van eersten in den zin van de besten, niet de „Streberinnen" ontmoeten, die een ander haar plaats niet gunnen, die elk middel goed genoeg achten om een mededingster tegen te werken, omdat zij haar haar overwinning mis gunnen, of bang zijn, dat deze te kort zou doen aan eigen glorie. Anders is het met de eersten, die gemakketijker. hetzij door zeer bijzondere gaven, hetzij door zeer veel eer zucht zich een naam verwierven, welke haar het verder succes vergemakkelijkt, volgens het bekende gezegde: „Nothing succeeds like success". Men zou daaraan kunnen toevoegen, dat niets gevaarlijker i.s voor den idealist en dus ook voor de idealiste. dan succes, dan de wierook, die haar klaren blik benevelt, haar niet meer helder het oorspronkelijke doel doet zien, maar dat ééne, nog meer aan zien te verwerven, te veroveren, wat nog do- ven haar is, omdat op de nieuwe hoogte het bereikte weinig schijnt, maar wat méér schit tert, de oogen uitsteekt. De armen, zij zijn voor goed haar evenwicht kwijt, maar daarbij mede haar mogelijkheid geluk te vinden in innerlijke rust en het bevredigd gevoel het beste te hebben gegeven in dienst van de menschheid. Vrouwen kunnen haar geluk niet vinden in het jagen naar eer en schijn. z":j hebben iets noodig dat tot haar hart spreekt, dat haar toewijding behoeft; zij verliezen met haar doel cn haar idealen haar innerlijke harmonie, zij worden bitter en hard. Op zijn hoogst weten zij uiterlijk nog haar charme te bewaren, cn bij oogenblikkcn zich te verbeel den dat zij iets zijn; innerlijk blijft het. dor en leeg: zij misten haar kans op geluk en kunnen haar medemenschen niets geven. „Streberin" te worden is het gevaar, dat alle zoogenaamd eersten bedreigt. Zoogenaamd eersten, want de eerste van vandaag, de film koningin toónéeïvorstin, de zangeres, de vrouwelijke minister, de vrouwelijke profes sor etc., die vandaag de-eerste heet op haar gebied, wordt morgen weer in de schaduw ge steld door een nieuw licht, dat dc mensch heid verblindt, tijdelijk, zooals alles tijdelijk is op deze aarde. Of zelfs als anderen haar nog aanbidden, voelt zij zelf reeds, dat het voet stuk waarop zij staat, wankelt, of zij is angstig dat dit zal gebeuren. Zij duizelt op de hoogte, die zij met moeite heeft bestegen of welke zij met een lift van bescherming heeft bereikt. Zij voelt zich eenzaam op dien berg top en zij ziet, dat de hemel nog altijd hoo- ger schijnt. Het kan ook gebeuren, dat wie de eerste scheen in een heel klein wereldje, waar zij werd geëerd en verafgood, als zij straks daar buiten komt, zich opeens een vergetene voelt. We herinneren ons een receptie van 't Haag- sche gemeentebestuur ter eere van een inter nationale conferentie, waar ook een paar kop stukken van de internationale vrouwenbewe ging. die in de residentie vertoefden, waren genoodigd. Zij, die anders onder de vrouwen en misschien ook op recepties in eigen land heel groot en belangrijk schenen, waren dank baar voor elke vriendelijkheid, welke vrouwen die hier vrienden en kennissen hadden, haar bewezen, want zij stonden bijna onbekend en verlaten! Is het zelfs Napoleon niet gebeurd dat hij ergens in een eenzaam oord kwam, waar niemand van hem had gehoord? En dan de wisselvalligheid van de volks gunst. Hoevele grooten hebben die niet er varen? Dus zeker de minder grooten. We spraken nog kort geleden een vrouw, die langen tijd presidente was geweest van een vereeniging en uit zich zelf was afgetreden, omdat zij meende dat nu een ander haar plaats eens innemen moest. Zij had als ge woon lid een vergadering bijgewoond van de vereeniging waar zij tevoren de eerste was en zij was niet gegriefd, maar een beetje be droefd. zoo weinig consideratie als men voor haar had gehad! En een ander, die jaren lang een rol speelde in de vrouwenbeweging cn zich. toen zij ouder werd. terugtrok om een zieke bloedverwante op te passen, klaagde ons onlangs een beetje weemoedig haar leed. dat zij niemand meer zag van de vroegere vrien den, dat die haar heelemaal vergeten sche nen. Vergeten? Ach neen, maar het leven is zoo druk cn we leven zoo snel. Wc moeten leven met de levenden en dat beteekent te genwoordig met hen. die we zien, die zich roe ren, de anderen, die zich afzonderen raken spoedig in het vergeetboek, omdat ieder eigen nabije plichten of verplichtingen heeft. Als men het zóó beschouwt, beseft men wel hoe weinig het waard is, de eerste te zijn. zoo hcc! gauw neemt een ander ons plaatsje in. zooals dat van Benjamin in de Gcnestet's waar levensliedje. Ook de „Primus" moet het wel of niet afgunstig aanzien, dat een ander hem goedschiks of kwaadschiks van zijn plaats stoot. En als we ouder worden. Er zijn er, die hun jeugd en hun geestelijke en lichame lijke kracht tot het einde behouden, maar hoevelen worden niet eerder herinnerd aan de tijdelijkheid van haar overwinningen? Als de vrouwen het slechts ter harte nemen, en niet meededen aan de wilde Jacht naar succes, maar steeds den arbeid zochten, waar zij met haar persoonlijke gaven het meeste geluk konden geven en daardoor ook ont vangen! „Excelsior?". Ja. in haar arbeid, maar niet in een troon voor zichzelf. EMMY J. B. Waar het al niet toe leiden kan, als kleine meisjes griep hebben! En waar het al niet toe leiden kan. als kleine meisjes maar een heel klein beetje griep hebben zoo'n beetje, dat zo eigenlijk niet ziek genoeg zijn om in bed gestopt te worden, terwijl ze aan den anderen kant toch ook weer niet lekker genoeg zijn om op te zijn zoodat moeder dan toch zegt. dat ze haar voor de zekerheid maar eens een dag in bed zal houden, want er is zooveel griep en je kunt nooit weten. en.... „Ha-tsjieicieie!" zei het bewuste kleine meisje op datzelfde oogenblik, en moeder, plotseling bevrijd van al haar weifelingen en volkomen gedecideerd, pakte haar onmid dellijk vierkant op cn deed het erge. dat aan de andere kant toch ook weer niet zoo erg was. want een dagje niet erg ziek zijn is nog zoo naar niet, als je nooit ziek bent: ze stopte Greetie in bed. waar ze eerst nog twee maal „Ha-tsjieieie!" zei en zich toen ijverig begon te vervelen. Het resultaat daarvan was, dat ze na dat halve uur begreep, dat er maatregelen tegen die verveling genomen zouden moeten wor den. en op de bel drukte. Ze lag vanwege de gelegenheid op dc slaapkamer van pappie en mammie, en als pappie of mammie iets noodig hadden, dan drukten ze ook altijd op de bel, en dan kwam Marie, cn die deed of bracht dan wat er gedaan of gebracht moest worden. ..Marie!" zei Greet je gewichtig, toen Marle haar hoofd om den hoek stak. „Heb jy gebeld?" vroeg Marie verontwaar digd. "t Is Zonde, zoo'n wurm hoe haalt ze 't in d'r „Je moet niet zoo stout an mij zijn. Marie." vond Greet je. „Ik ben ziek. en ik heb glep. en dat heef mammie zelluf gezegd, maar ik ver veelt me zoo verschrikkelijk „Ja hoor es", zei Marie barsch en schrik barend weinig geroerd, „dat kan ik niet hel pen. 't Eenige. dat er op zit, is dat jc zorgt, dat. je weer gauw beter bent „Je bent nies lief, Maric. Maar asje nou es naar mammie ging. en aan mammie vertelde, dat ik me zoo verschrikkelijk verveelt, cn of mammie niet es bove wil kome en me bevob- beld En deze vage boodschap ging naar beneden, waar mammie haar vinger langs haar neus lei en lang en diep nadacht. Na twee minuten nadenkens mammies zijn soms vrecselijlc vindingrijk! toog mammie naar bovcu mot een kluwen ongebleekte katoen en twee brei naalden. en zette zich- op den rand van Greetjes bed. waar ze geheimzinnig begon te goochelen met de draad en dc naalden. „Wat doe je nou. mammie? Ga je hier zit ten breien? En ik heb gezegd, dat Ik me zoo verveelde, en dat jij moest kommen om me les te vertellen of zoo „Ik zal je iets leeren of zoo", zei mammie. „Ik ga jou leeren breien. Kijk nou es goed hoe mammie het doet zóó kijk Inste ken. omslaan, doorhalen, aflaten gaan. En weer: Insteken, omslaan, doorhalen, af laten gaan. En nog eens kijk nou goed. want de volgende moet je zelf probeeren: Insteken, omslaan, doorhalen, af laten gaan. Nou jij". En daar ging Grectje. Insteken omslaan doorhalen hu. dat was moeilijk, daar ging hij af laten gaan. ..Goed zoo!" zei mammie, „nog één!" En daar ging de tweede: Insteken, omslaan, doorhalen, af laten gaan. „Verschrikkelijk knap ben Jij. Groetje", zcl mammie, en met haar tong uit den mond een klein rood puntje, dat op en neer bib berde van de inspanning, ging Greetje In zoo met de derde steek, cn ze was net aan het doorhalen toe, toen er opeens aan de deur geklopt werd ze was zoo Ingespannen be zig dat ze ervan schrok! cn Marie zei: „Mevrouw, daar is iemand, die wou u spre ken". „Ik kom. Marie", zei mammie, „ach jeetje, Greetje. daar heb je me nou een steek laten vallen! Ik~ben zoo terug, wacht maar even. Maar Greetje kon niet wachten, en toen mammie na een paar minuten weer boven kwam. wat zag ze toen? Greetje. die recht overeind ln bed stond, en links een laken, en rechts een deken gooide, en pang! daar vloog de peluw, en hoop. daar trok ze zelfs het heele onderlaken los! „Maar Greetje", zei mammie, „wat ls me dat nou? Wat doe je nou?" „Ik", zei Greetje, „kan hem nergens vin den!" „Wie vinden wat vinden? Wat ls er dan zoek?" „Nou. jc zei toch Jc zei toch dat ik een steek had laten vallen? Ik heb me dood ge- zoekt. maar hij is gewoon nerreges cn nerrc- ges tc zien...." WTLLY VAN DER TAK. INGEZONDEN MEDEDEFLINGEN a 60 Cts. per regel. HET WEEKNIEUWS VAN CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM gcldl dezen keer uitsluitend dc dames die dc zaak Abram Meijer" nog niet kennen, en vertelt haar: dat Abram Meijer de naam is van dc meest ge sorteerde zaak te Haarlem in katoenen en wollen tricotages en aanverwante artikelen; dat Abram Meijer daarin altijd het nieuwste en het beste voor handen hee/t, en dat hij nooit hooge prijzen berekent. Abram-Mcijcr-kioallteit is een is een andere naam voor allerbeste kwaliteit.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 13