VOORD
De Vrouw in de XXe eeuw.
ABR. MEIJER
HeykenaelieTmen
HAARLEM'S DAGBLAD'
DONDERDAG 2 MAART 1933
OM ZELF TE MAKEN.
Onderstaand taschje is allerliefst voor een
jong meisje; vooral als het in dezelfde kleur
van de avondjurk gehouden is.
Benoodigdheden zijn;
een rol lint van ongeveer 1 1/2 c.M. breedte
'een lapje gaas en een paar lapjes, die van de
jurk zijn overgehouden.
We knippen eerst van het gaas 2 cirkels
met een middellijn van 16 cM. Het beste is
dit even met een passer te doen, dan krijgen
we den vorm mooier rond. Daarna stikken we
op iederen cirkel aan beide zijden een rondje
van de stof.
Als dit gebeurd is, stikken we beide rondjes
op elkaar, maar laten er een opening in,
groot genoeg om de hand in te steken. Nu
kunnen we beginnen het lint er op te rimpe
len. Het rechte beginstukje halen we in (met
ten inslagje) en hechten dit in het midden
vast. We rimpelen nu telkens een stukje lint
en hechten het dan weer vast. Net zoo lang,
tot het heele rondje vol is
Evenzoo gebeurt het met het andere. Op
het begin in het midden, zetten we een aar
dig similisteentje. Als handvat wordt er een
lint aan genaaid op de wijze, zooals op de
teekening is aangegeven. Aan de binnenzijde
een drukker voor sluiting.
Het geheel maakt den indruk van een
bloem; en is, zooals reeds gezegd, allerliefst
om de avondjurk van een jong meisje te
completeeren.
HET GOEDE OOCENBLIK.
Wie een klein beetje nadenkt bij het op
voeden van kinderen, weet dat men ze. vlak
voor het naar bed gaan. geen spookgeschiede
nissen en griezelverhalen moet vertellen: er
zullen wel kinderen zijn misschien, die er te
gen kunnen, maar de meeste droomen ervan,
cm nog maar niets te zeggen van nachtmer
ries en slaapwandelen. Sprookjes, fantastische
verhalen het is allemaal best, wanneer er
maar geen Blauwbaard of eeh jongetje dat
niet griezelen kon bijgehaald wordt. En wan
neer het dan kinderen betreft met een rijke
fantasie, is het nog beter om ze een vroolijk,
eenvoudig verhaaltje te vertellen of uit een
dergelijk boek iets voor te lezen: de morgen
en de middag zijn voor hen meer geschikt
voor fantastische gebeurtenissen dan de
avond.
Dit is echter niet alleen met kinderen het
geval, ook voor ons volwassenen is het eene
oogenblik geschikter dan het andere. Let
maar eens op. dat u groote kans loopt van
allerlei griezeligs te droomen, wanneer er
's avonds laat spookgeschiedenissen zijn ten
beste gegeven; en zelfs al staat dat griezeligs
heelemaal niet in verband met wat er verteld
.is, toch hebben ze met elkaar te maken, om
dat ze spookachtige voorstellingen hebben
g'egeven.
Het is ook niet voor niets, dat aan zieke
menschen bij voorkeur geen nare dingen of
vreeselijke gebeurtenissen mogen worden
verteld: doordat zij lichamelijk niet heele
maal „fit" zijn, is ook hun geest minder pa
raat, en daardoor niet in staat moeilijkheden
te verwerken en er pal voor te staan zooals
een gezond mensch dat kan. Dat zelfs iedere
gezonde 's morgens meestal ook beter in
staat is tegen zijn zorgen te vechten, dan des
avonds, kan dan natuurlijk verklaard worden
uit het feit dat men vermoeid is, en alles
zwaarder ziet dan noodig is!"
Huisvrouwen en moeders, werkende vtou-
wen, probeer moeilijke problemen niet des
avonds op te lossen, dat zal in de meeste ge
vallen toch niet lukken. Een Fransclr spreek
woord zegt: de nacht brengt raad dat is
dan niet de doorwaakte nacht, waarin men
zich om- en om gooit, de nacht die eindeloos
duurt en alles op zijn allerzwartst voorspie
gelt, maar de uren die slapende zijn doorge
bracht, die het denken verfrisschen en het
leven met nieuwen moed doen zien.
Menige vrouw, die het druk had gehad, en
de moeilijkheden niet meer onder de oogen
kon zien, heeft met een uurtje slapen meer
moed gekregen dan een heele dag tobben
haar ooit zou kunnen verschaffen.
Hebt ge moeilijkheden of zorgen, probeer
dan zooveel mogelijk die vóór u te houden,
totdat degene die erin moet deelen, uitgerust
en frisch is, opdat hij of zij goed gewapend is
tegen den stoot dien zij krijgen op te vangen.
Kom ook, wanneer het niet strikt noodzake
lijk is, niet met sombere of zorgelijke berich
ten wanneer de omgeving er niet voor is ge
disponeerd: wacht het goede oogenblik af en
probeer het dan ook niet zwaarder voor te
stellen dan het is, want zonder franje zijn de
meeste moeilijkheden toch al erg genoeg.
Met dit afwachten van het juiste oogen
blik kan menig moeilijk oogenblik worden
verzacht, het eischt alleen wat oplettendheid
ten opzichte van de gesteldheid van een
ander.
E. E. J.—P.
DE EERSTE VOORJAARSJURKJES.
UIT DEN KINDERMOND.
De klas is gefotografeerd geworden. Ieder
kind krijgt een afdruk. „Let nu eens op",
zegt de onderwijzeres vroolijk, „als je later
dat kiekje eens te voorschijn haalt, hoe grap
pig dat is. Dan zul je zeggen: kijk, dat is
Frits, die is nu directeur, en daar hebben we
Piet. die heeft nu een zaak
..En die daar", schreeuwt kleine Guusje
ijverig. ..is onze onderwijzeres, dia nu ook al
lang dood is...."
We hebben ons vrij spoedig zoo aan cape
en pelerine gewend, dat we ze niet meer wil
len missen. Zelfs onder den mantel zullen ze
worden gedragen. We toonen hier enkele
jurkjes voor de prille en dus nog koele lente
dagen. Het fluweel-ensemble, dat we op de
teekening zien, heeft een cape, die aan een
jakje doet denken. De afsluitstrook is naar
de rugzijde gevoerd, waar hij wordt geknoopt.
De garnearing bestaat uit een git-achlig
band.
Het modelletje rechts is uit diagonaalstof
vervaardigd. Het werkt heel apart door de
strcpenschikking. Het kleedje heeft een on-
gelijkmatigen yas uit kantstof en de mouwen
zijn uit hetzelfde materiaal. Het bolero-ach-
tige manteltje reikt nauwelijks tot de taille
en laat de ceintuur nog vrij. Aan de afslui
ting van het manteltje bevindt zich een heel
smal strookje bont, dat zich op het rokje her
haalt.
„En dan gaan we vanmiddag een pak voor
Teddy koopen", zegt moeder met een tevre-
dent knikje naar Teddy zelf. Ze smeert zijn
boterhammen, belegt ze met worst en kaas.
„Ik heb niet veel tijd", zegt Teddy met
weinig animo, „Ernst zou komen, we zouden
samen studeeren".
„Ik zeg Ernst wel even af. ik moet toch nog
eerst een boodschap in de buurt doen".
Teddy eet mopperend zijn klaargemaakte
boterhammen. ..U had ze wel wat dikker kun
nen beleggen. Nee, niet zóó dik.Is er
geen melk?"
Eer moeder en zoon weggaan heeft moeder
nog een heeleboel te doen. Ze moet Ernst af
zeggen, ze moet nog een knoop aan Teddy's
jas zetten, zijn hoed afborstelen. Teddy hangt
In een s.toel met een boek.
Je zou het uit het voorafgaande niet con-
cludeeren, maar Teddy is- toch heusch al drie
en twintig, studeert biologie, is dus meerder
jarig en vierdejaars student. Maar voor zijn
moeder is hij nog steeds de kleine, hulpelooze
jongen die niets kan doen zonder zijn moe
der, die zelf geen besluiten kan n^men, voor
wien alles klaar moet staan. En Teddy is er
zoo aan gewend geraakt, dat hij voor zich
zorgen laat en niet de moeite neemt zelfstan
dig op te treden.
Toen Teddy ging studeeren, naar de stad
moest, had hij er even van gewaagd of hij
daar niet alleen op kamers kon gaan wonen.
Naturlijk kon dat niet, had moeder gezegd,
hoe wou hij zoo opeens voor zich zelf zorgen?
Of dacht hij, dat een hospita voor hem doen
zou wat zijn moeder deed? Hij zou er al gauw
ontoonbaar uitzien, niet genoeg eten en zich
erg ongelukkig voelen.
Teddy gaf haar ten slotte gelijk. De vrij
heid lokte wel. maar zooals het nu was ging
het toch wel veel makkelijker. Hij hoeft nooit
aan iets te denken. Hij is nu spoor-studen:
geworden. Hij heeft een abonnement tweede
klas. daar'zit je zachter en hy werkt thuis
onder toezicht van'móeder, die wel niets af
weet van biologie, maar die hem minstens
drie uur per dag en dan nog twee uur des
avonds boven zijn boeken wil hebben.
„Ik zorg voor mijn jongen", zegt moeder
trotsch tegen andere moeders. „Jullie jongens
komen bij den mijne heel wat te kort. Ik zag
Rudolf pas met ongepoetste schoenen, en hoe
kun je Johan altijd zoo laat naar bed laten
gaan, de jongen moet ziek worden".
„Maar", waagde er eens een tegen in te
brengen, „jouw Teddy leert op die manier
nooit zelfstandig te zijn".
„Hij hoeft niet zelfstandig te zijn zoolang
ik leef".
„En daarna?"
„Dan is het tijd genoeg. Zoo lang zijn moe
der leeft zal Teddy het goed hebben".
„Maar daarna heeft hij het des te moeilij
ker. Dan staat hij alleen en volkomen hulpe
loos in de wereld".
„Ja", zegt Teddy's moeder treurig, „vrese
lijkIk moet er niet aan denken. Maar
dat kan nog heel lang duren, ik ben geluk
kig nog jong en gezond".
Teddy's moeder is er van overtuigd, dat zij
de ware, goede moeder.is. Geen van Teddy's
vrienden heeft zoon leventje zonder zorgen
en ongemakken. Het is ook werkelijk uit
goedheid dat ze hem zoo vertroetelt. Maar,
„aan later wil ze maar niet denken". Nee.
want dan zou ze moeten denken aan een
wanhopig mensch dat volkomen onvoorbe
reid op de maatschappij wordt los gelaten,
aan iemand die niet geleidelijk leerde voor
zich zelf te zorgen, maar een die dat nu op
eens moet kennen. Tegen de ellende die hij
dan beleeft, zal waarschijnlijk het heele goe
de leventje van nu niet opwegen. Hij zal zijn
moeder niet dankbaar zijn voor haar opvoe
ding.
Vertroetelen en venvennen en zorgen, het
zit allo moeders, in het bloed. Maar laten ze
nadenken bij wat ze doen. laten ze wèl aan
'.ater willen denken, aan hot leven dat hun
kinderen wacht, het leven dat niet verwent
en vertroetelt. De moeder moet hen niet
zachte hand langzaam dat leven binnen lei
den. niet hen er buiten houden, totdat ze er
door de omstandigheden ingeworpen worden.
BEP OTTEN.
v v v v f v
Vleeschpannekockjes.
(8 stuks): 100 gr. bloem. 2 eieren. 2 12 d.L.
melk, 40 gr. boter, voor het vulsel: 200 gr.
koud vleesch, 12 dJL. bouillon of jus. wat bo
ter. 1 uit, peper, zout, nootmuskaat, Maggi
aroma.
Hak het vleesch fijn. fruit de fijn gesnip
perde ui in de boter licht bruin, voeg het
vleesch. wat peper, zout. nootmuskaat, eenige
druppels Maggi aroma en de bouillon toe en
laat alles met elkaar een tijdje stoven. Klop
de eieren met wat zout, roer daarin de bloem
glad en voeg er dan roerende langzamerhand
de melk bij, steeds zorgende, dat er geen
klontjes in het beslag ontstaan. Bak van dit.
beslag in een flcnsjespan 8 pannekoekjes aan
beide kanten licht bruin en gaar. Leg op elk
pannekoekje, voordat het uit de pan geno
men wordt, een weinig van het vleeschmeng-
sel en vouw het dubbel of rol het op. Schik
de pannekoekjes op een verwarmde schotel
en leg. als garneering, wat frissche takjes
peterselie er bij.
Warme jampudding.
l4 personen): 250 gr. bloem. 15 gr. gist. 1
ei, l 4 L. lauwe melk, 1 theelepel zout, 4 eet
lepels jam.
Meng in een beslagpot de gist aan met een
gedeelte van de lauwe melk. klop het ei hier
in los, voeg er de rest van de lauwe melk bij,
strooi er het zout en de bloem in en klop met
een stevige houten lepel alles samen tot oen
volkomen glad beslag, laat dit. dicht gedekt,
in een teiltje met warm water 1 uur rijzen.
Leg in een met boter besmeerde en met pa
neermeel bestrooiden warmen puddingvorm
laagsgewijs het gerezen beslag en de jam.
zóó. dat do bovenste laag door beslag wordt
gevormd. Sluit den vorm en kook de pudding
2 uur in een pan met kokend yvater; stort
haar op een verwarmde schotel en geef er
desverklezende een saus bij van dezelfde jam,
verdund met kokend water.
Moorkoppen.
(10 a 12 stuks): 1 dL. water, 50 gr. bloem,
50 gr. boter, 2 eieren, zout, 1 d.L. slagroom,
poedersuiker, cacaopoeder.
Breng het water met de boter en wat zout
aan den kook, neem de pan van het vuur en
strooi ineens alle bloem er in: blijf roeren,
totdat de klontjes verdwenen zijn en het deeg
als een bal van de pan loslaat. Roer de eieren
éen voor één door het deeg en vul er een
spuitzakje met een grof mondstukie mee.
Spuit op een beboterd bakblik 10 a 12 ronde
soezen; plaats ze niet te dicht bij elkaar, daar
zij bij het bakken erg rijzen. Bak de soezen 20
a 30 minuten in een warme oven totdat ze
lichtbruin cn gaar zijn. Klop de slagroom en
roer er wat poedersuiker door. Vul de be
koelde soezen door er een gaatje in te knip
pen en de room er in te spuiten. Maak van
gezeefde poedersuiker, cacaopoeder en eenige
druppels kokend water een dik glazuur cn be
dek hiermee de soezen, mot behulp van een
mes of kwastje, om het glazuur te versprei
den. Spuit, als er nog over is, op iedere soes
een nopje geslagen room.
C. F.
De eersten.
Het heeft een dubbele beteekenis in onze
taal, het woord de eersten: We denken erbij
aan haar, die het eerst iets ondernamen, den
eersten strijd voerden tegen vooroordeel en
traditie; we bedoelen ook wel haar, die het
hoogste bereikten in haar beroep of de sa
menleving, haar naar wie de anderen kijken
als naar een vooYbeeld, de hooge boomen. die
veel wind vatten! Dikwijls zijn de eersten in
den zin van haar, die begonnen later de eer
sten geworden in den anderen zin. Dat zij het
aandurfden veel tegenstand te overwinnen
wees op bijzonder uithoudingsvermogen, op
buitengewone wils- en doorzettingskracht, cn
mede op een gevoel van roeping, dat haar kon
doen zegevieren over allerlei hindernissen cn
bezwaren, over spot, welke soms erger stort
bad geeft dan de scherpste critïek. ,.Le talent
c'est le persévérance", zegt een Fransche
spreekwijze. Is het dan wonder, dat deze ener
gieken haar talent ontplooiden en daardoor
ieder op haar manier tenslotte toch bewonde
ring of waardeering vonden? Alleen kwam
deze voor enkelen wel wat laat, zoodat zij
eigenlijk te moe waren, om er nog ten volle
van te genieten.
Zeker zal men onder deze categorie van
eersten in den zin van de besten, niet de
„Streberinnen" ontmoeten, die een ander
haar plaats niet gunnen, die elk middel goed
genoeg achten om een mededingster tegen te
werken, omdat zij haar haar overwinning mis
gunnen, of bang zijn, dat deze te kort zou
doen aan eigen glorie. Anders is het met de
eersten, die gemakketijker. hetzij door zeer
bijzondere gaven, hetzij door zeer veel eer
zucht zich een naam verwierven, welke haar
het verder succes vergemakkelijkt, volgens
het bekende gezegde: „Nothing succeeds like
success". Men zou daaraan kunnen toevoegen,
dat niets gevaarlijker i.s voor den idealist en
dus ook voor de idealiste. dan succes, dan de
wierook, die haar klaren blik benevelt, haar
niet meer helder het oorspronkelijke doel doet
zien, maar dat ééne, nog meer aan
zien te verwerven, te veroveren, wat nog do-
ven haar is, omdat op de nieuwe hoogte het
bereikte weinig schijnt, maar wat méér schit
tert, de oogen uitsteekt. De armen, zij zijn
voor goed haar evenwicht kwijt, maar daarbij
mede haar mogelijkheid geluk te vinden in
innerlijke rust en het bevredigd gevoel het
beste te hebben gegeven in dienst van de
menschheid. Vrouwen kunnen haar geluk niet
vinden in het jagen naar eer en schijn. z":j
hebben iets noodig dat tot haar hart spreekt,
dat haar toewijding behoeft; zij verliezen met
haar doel cn haar idealen haar innerlijke
harmonie, zij worden bitter en hard. Op zijn
hoogst weten zij uiterlijk nog haar charme te
bewaren, cn bij oogenblikkcn zich te verbeel
den dat zij iets zijn; innerlijk blijft het. dor
en leeg: zij misten haar kans op geluk en
kunnen haar medemenschen niets geven.
„Streberin" te worden is het gevaar, dat alle
zoogenaamd eersten bedreigt. Zoogenaamd
eersten, want de eerste van vandaag, de film
koningin toónéeïvorstin, de zangeres, de
vrouwelijke minister, de vrouwelijke profes
sor etc., die vandaag de-eerste heet op haar
gebied, wordt morgen weer in de schaduw ge
steld door een nieuw licht, dat dc mensch
heid verblindt, tijdelijk, zooals alles tijdelijk is
op deze aarde. Of zelfs als anderen haar nog
aanbidden, voelt zij zelf reeds, dat het voet
stuk waarop zij staat, wankelt, of zij is
angstig dat dit zal gebeuren. Zij duizelt op de
hoogte, die zij met moeite heeft bestegen of
welke zij met een lift van bescherming heeft
bereikt. Zij voelt zich eenzaam op dien berg
top en zij ziet, dat de hemel nog altijd hoo-
ger schijnt.
Het kan ook gebeuren, dat wie de eerste
scheen in een heel klein wereldje, waar zij
werd geëerd en verafgood, als zij straks daar
buiten komt, zich opeens een vergetene voelt.
We herinneren ons een receptie van 't Haag-
sche gemeentebestuur ter eere van een inter
nationale conferentie, waar ook een paar kop
stukken van de internationale vrouwenbewe
ging. die in de residentie vertoefden, waren
genoodigd. Zij, die anders onder de vrouwen
en misschien ook op recepties in eigen land
heel groot en belangrijk schenen, waren dank
baar voor elke vriendelijkheid, welke vrouwen
die hier vrienden en kennissen hadden, haar
bewezen, want zij stonden bijna onbekend en
verlaten! Is het zelfs Napoleon niet gebeurd
dat hij ergens in een eenzaam oord kwam,
waar niemand van hem had gehoord?
En dan de wisselvalligheid van de volks
gunst. Hoevele grooten hebben die niet er
varen? Dus zeker de minder grooten. We
spraken nog kort geleden een vrouw, die
langen tijd presidente was geweest van een
vereeniging en uit zich zelf was afgetreden,
omdat zij meende dat nu een ander haar
plaats eens innemen moest. Zij had als ge
woon lid een vergadering bijgewoond van de
vereeniging waar zij tevoren de eerste was en
zij was niet gegriefd, maar een beetje be
droefd. zoo weinig consideratie als men voor
haar had gehad! En een ander, die jaren lang
een rol speelde in de vrouwenbeweging cn
zich. toen zij ouder werd. terugtrok om een
zieke bloedverwante op te passen, klaagde ons
onlangs een beetje weemoedig haar leed. dat
zij niemand meer zag van de vroegere vrien
den, dat die haar heelemaal vergeten sche
nen. Vergeten? Ach neen, maar het leven is
zoo druk cn we leven zoo snel. Wc moeten
leven met de levenden en dat beteekent te
genwoordig met hen. die we zien, die zich roe
ren, de anderen, die zich afzonderen raken
spoedig in het vergeetboek, omdat ieder eigen
nabije plichten of verplichtingen heeft.
Als men het zóó beschouwt, beseft men wel
hoe weinig het waard is, de eerste te zijn. zoo
hcc! gauw neemt een ander ons plaatsje in.
zooals dat van Benjamin in de Gcnestet's
waar levensliedje. Ook de „Primus" moet het
wel of niet afgunstig aanzien, dat een ander
hem goedschiks of kwaadschiks van zijn plaats
stoot. En als we ouder worden. Er zijn er,
die hun jeugd en hun geestelijke en lichame
lijke kracht tot het einde behouden, maar
hoevelen worden niet eerder herinnerd aan de
tijdelijkheid van haar overwinningen?
Als de vrouwen het slechts ter harte nemen,
en niet meededen aan de wilde Jacht naar
succes, maar steeds den arbeid zochten, waar
zij met haar persoonlijke gaven het meeste
geluk konden geven en daardoor ook ont
vangen! „Excelsior?". Ja. in haar arbeid, maar
niet in een troon voor zichzelf.
EMMY J. B.
Waar het al niet toe leiden kan, als kleine
meisjes griep hebben!
En waar het al niet toe leiden kan. als
kleine meisjes maar een heel klein beetje
griep hebben zoo'n beetje, dat zo eigenlijk
niet ziek genoeg zijn om in bed gestopt te
worden, terwijl ze aan den anderen kant
toch ook weer niet lekker genoeg zijn om op te
zijn zoodat moeder dan toch zegt. dat ze
haar voor de zekerheid maar eens een dag
in bed zal houden, want er is zooveel griep
en je kunt nooit weten. en....
„Ha-tsjieicieie!" zei het bewuste kleine
meisje op datzelfde oogenblik, en moeder,
plotseling bevrijd van al haar weifelingen en
volkomen gedecideerd, pakte haar onmid
dellijk vierkant op cn deed het erge. dat aan
de andere kant toch ook weer niet zoo erg
was. want een dagje niet erg ziek zijn is nog
zoo naar niet, als je nooit ziek bent: ze stopte
Greetie in bed. waar ze eerst nog twee maal
„Ha-tsjieieie!" zei en zich toen ijverig begon
te vervelen.
Het resultaat daarvan was, dat ze na dat
halve uur begreep, dat er maatregelen tegen
die verveling genomen zouden moeten wor
den. en op de bel drukte. Ze lag vanwege
de gelegenheid op dc slaapkamer van
pappie en mammie, en als pappie of mammie
iets noodig hadden, dan drukten ze ook altijd
op de bel, en dan kwam Marie, cn die deed
of bracht dan wat er gedaan of gebracht
moest worden.
..Marie!" zei Greet je gewichtig, toen Marle
haar hoofd om den hoek stak.
„Heb jy gebeld?" vroeg Marie verontwaar
digd. "t Is Zonde, zoo'n wurm hoe haalt
ze 't in d'r
„Je moet niet zoo stout an mij zijn. Marie."
vond Greet je. „Ik ben ziek. en ik heb glep. en
dat heef mammie zelluf gezegd, maar ik ver
veelt me zoo verschrikkelijk
„Ja hoor es", zei Marie barsch en schrik
barend weinig geroerd, „dat kan ik niet hel
pen. 't Eenige. dat er op zit, is dat jc zorgt,
dat. je weer gauw beter bent
„Je bent nies lief, Maric. Maar asje nou es
naar mammie ging. en aan mammie vertelde,
dat ik me zoo verschrikkelijk verveelt, cn of
mammie niet es bove wil kome en me bevob-
beld
En deze vage boodschap ging naar beneden,
waar mammie haar vinger langs haar neus
lei en lang en diep nadacht. Na twee minuten
nadenkens mammies zijn soms vrecselijlc
vindingrijk! toog mammie naar bovcu mot
een kluwen ongebleekte katoen en twee brei
naalden. en zette zich- op den rand van
Greetjes bed. waar ze geheimzinnig begon te
goochelen met de draad en dc naalden.
„Wat doe je nou. mammie? Ga je hier zit
ten breien? En ik heb gezegd, dat Ik me zoo
verveelde, en dat jij moest kommen om me
les te vertellen of zoo
„Ik zal je iets leeren of zoo", zei mammie.
„Ik ga jou leeren breien. Kijk nou es goed
hoe mammie het doet zóó kijk Inste
ken. omslaan, doorhalen, aflaten gaan. En
weer: Insteken, omslaan, doorhalen, af laten
gaan. En nog eens kijk nou goed. want de
volgende moet je zelf probeeren: Insteken,
omslaan, doorhalen, af laten gaan. Nou jij".
En daar ging Grectje. Insteken omslaan
doorhalen hu. dat was moeilijk, daar
ging hij af laten gaan.
..Goed zoo!" zei mammie, „nog één!"
En daar ging de tweede: Insteken, omslaan,
doorhalen, af laten gaan.
„Verschrikkelijk knap ben Jij. Groetje", zcl
mammie, en met haar tong uit den mond
een klein rood puntje, dat op en neer bib
berde van de inspanning, ging Greetje In zoo
met de derde steek, cn ze was net aan het
doorhalen toe, toen er opeens aan de deur
geklopt werd ze was zoo Ingespannen be
zig dat ze ervan schrok! cn Marie zei:
„Mevrouw, daar is iemand, die wou u spre
ken".
„Ik kom. Marie", zei mammie, „ach jeetje,
Greetje. daar heb je me nou een steek laten
vallen! Ik~ben zoo terug, wacht maar even.
Maar Greetje kon niet wachten, en toen
mammie na een paar minuten weer boven
kwam. wat zag ze toen? Greetje. die recht
overeind ln bed stond, en links een laken, en
rechts een deken gooide, en pang! daar vloog
de peluw, en hoop. daar trok ze zelfs het
heele onderlaken los!
„Maar Greetje", zei mammie, „wat ls me
dat nou? Wat doe je nou?"
„Ik", zei Greetje, „kan hem nergens vin
den!"
„Wie vinden wat vinden? Wat ls er dan
zoek?"
„Nou. jc zei toch Jc zei toch dat ik een
steek had laten vallen? Ik heb me dood ge-
zoekt. maar hij is gewoon nerreges cn nerrc-
ges tc zien...."
WTLLY VAN DER TAK.
INGEZONDEN MEDEDEFLINGEN
a 60 Cts. per regel.
HET WEEKNIEUWS VAN
CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM
gcldl dezen keer uitsluitend dc dames
die dc zaak Abram Meijer" nog niet
kennen, en vertelt haar: dat Abram
Meijer de naam is van dc meest ge
sorteerde zaak te Haarlem in katoenen
en wollen tricotages en aanverwante
artikelen; dat Abram Meijer daarin
altijd het nieuwste en het beste voor
handen hee/t, en dat hij nooit hooge
prijzen berekent.
Abram-Mcijcr-kioallteit is een
is een andere naam voor allerbeste
kwaliteit.