t
A
mïïkM
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
AAN ALLEN.
Zeer zeker zijn er onder jullie wel jongens
en meisjes, die eens in een hotel gelogeerd
hebben. Je bemerkte dan al gauw. dat je je
ook daar schikken moest naar de regels van
het huis. Op bepaalde tijden ontbijten, lun
chen enz. Je even verkleeden voor de maal
tijden. Verder was je natuurlijk zoo vrij als
een vogeltje in de lucht. Ben je over de grens
dan bemerk je in 't hotelleven niet zoo heel
veel variatie. In Duitschland eet je twee keer
warm eten, maar de wijze van dineeren is wel
ongeveer 't zelfde als bij ons.
Een Hollander voelt zich in een vreemd
land in een vreemd hotel toch spoedig thuis.
Maar reis je veel verder, b.v. in Japan, dan
moet je de eerste dagen wel goed waarne
men, hoe je je hier eigenlijk behoort te ge
dragen. Bij het eerste binnenkomen, word je
onmiddellijk na de verwelkoming gevraagd je
schoenen maar uit te trekken. Een paar pan
toffels of beter gezegd sandalen van gevloch
ten riet staan reeds voor den gast. klaar en
tevens een kimono, 't Geeft wel een heel be
haaglijk gevoel, vooral wat het schoeisel be
treft.
Een Japansch hotel is van alle moderne
gemakken voorzien. Radio, gramofoon, te
lefoon, schrijfmachines, piano, ontbreken
er niet.
Je behoeft in een Japansch hotel niet voor
nachttoiiet te zorgen. Een hotel-kimono
kun je als nachtgewaad gebruiken.
In een Hollandsch hotel was je gewend
*s nachts de deur van je kamer af te sluiten.
Dat kan hier niet, want alle deuren zijn
schuifdeuren. Je moet hier voor de afslui
ting werken met haakjes en knippen.
In je slaapkamer zul je ook vergeefs naar
een waschtafel of waschbak zoeken. In de
gangen van de bovenverdiepingen zijn wasch
bekkens, 's Avoncis kun je een warm bad
nemen, 's Morgens kun je je wasschèn op de
gang.
Over de maaltijden behoef je je niet druk
te maken. Verkleeden is onnoodig. Er zijn
per dag maar twee maaltijden en de hotel
gasten gebruiken die op hun kamers. Meisjes
komen twee uur voor den maaltijd vragen,
wat men van de spijslijst verlangt. Wanneer
het diner is opgediend, blijft het meisje in
de kamer om te bedienen. Zijn de maaltijden
niet veel in aantal, thee kan men den heelen
dag bekomen, 't Doet er niet toe, of men
veel of weinig thee drinkt, ze wordt niet in
rekening gebracht.
Een fooienstelsel kent men er ook niet, Al
leen, wanneer men zijn rekening betaalt,
dient men een flinke fooi te geven van
minstens 20 pet. Men noemt dit ochadei, dat
is theegekk
Is de hotelhouder tevreden over de gege
ven fooi, dan geeft hij een extraatje mee
voor op reis b.v. een zakje fijne bonbons, of
wat gébak. Vindt hij den fooi wat schraal,
dan geeft hij slechts een paar prentbrief
kaarten, waar er natuurlijk een bij is van
zijn hotel.
Men zegt, dat vreemdelingen veel meer in
een Japansch hotel betalen dan de Japan-
neezen. Dat komt meer voor. Over "t alge
meen kan men wel zeggen, dat de prijzen
niet al te hoog zijn. De bedienden verdienen
er ook lang zoo veel niet als bij on? Het
meest wordt door vrouwen gedaan. En deze
Japansche vrouwen en meisjes doen 't werk
zoo rustig, dat men ze haast, niet merkt. Ze
zijn in haar bewegingen wel lang niet zoo
vlug als een Europeesche vrouw. Maar veel
onderdaniger. Ze groeten de gasten in ge
bogen houding.
Er zijn Japansche hotels, die wel meer dan
honderd jaar oud zijn. Ze gingen over van
vader op zoon. Steeds weer werden ze ge
moderniseerd en ze zijn dan ook zeer com
fortabel ingericht.
Ook de bijbehoorende tuin wordt goed on
derhouden en biedt meestal een schat van
heerlijk geurende bloemen. Geur is voor hen
meer waard dan vorm en kleuren. De bedien
den hebben zelf ook een eigenaardig zoet
kruiderig geurtje bij zich. Toch zijn ze in
haar kleeding zeer artistiek van kleur. De
kimono's zijn dikwijls buitengewoon mooi
van kleurencombinatie. Bij de rijke Japan
sche dames kan men de schitterendste bor-
duurwei'ken op de diverse kleedij bewonderen
Sommige kimono's zijn kunstig beschilderd
met vogels, bloemen en planten.
W. B.—Z.
LEZEN.
Mijn moesje leert me lezen.
Zeg, dat is reuze fijn!
Vooral als wij zoo knusjes
Dan met z'n beidjes zijn.
We lezen van Doornroosje.
En den boozen goochelaar;
Van het gouden tooverdoosje,
Van alles bij elkaar.
Maar soms moet mamma weg.
Dan helpt ze me niet meer.
Dan gaat t lang zoo vlug niet.
't Wordt tijd. dat ik 't gauw leer.
Q-
4'A
DE KINDERKAMER VAN DEN STEKELBAARS WORDT STRENG BEWAAKT
In den strijd om het bestaan speelt bij de
diersoorten dc bescherming van het broed
sel en de zorg voor de ontwikkeling van de
jongen, een voorname rol. Het is voor het
behoud van de soort een levensvoorwaarde.
Men zou geneigd zijn, te gelooven, dat de
hooger ontwikkelde dieren ook meer zorg
aan hun nakomelingschap besteden, maar
dat is toch in veel gevallen niet juist. De
verzorging van de kinderen is in Dierenland
zeer verschillend. Vooral veel visschen. die
toch tot de vrij hoog ontwikkelde dieren be-
hooren, bekommeren zich na het kuitschie-
ten volstrekt niet meer om de jongen. Ze
zoeken zelfs niet eens de geschikte plaats
voor ze uit, doch verliezen de eitjes eenvou
dig onder het zwemmen. Ook hier heeft de
natuur op wonderbaarlijke wijze het even
wicht hersteld. Zij geeft den visschen een
buitengewone vruchtbaarheid en maakt
daarmede het tekort aan verzorging van de
jongen weer goed. Een steurwijfje bijv. legt
gedurende haar leven ongeveer drie tot vier
millioen eieren. Uit deze millioenen eitjes
ontwikkelen zich, zooals bij nauwkeurig on
derzoek is gebleken, slechts twee visschen die
tot vollen wasdom komen en weer geschikt
zijn voor de voortplanting. Omgekeerd zijn
er heel wat diersoorten met uiterst geringe
voortplantingscapaciteit. Bij deze soorten
heeft de natuur zoowel het mannetje als het
wijfje het instinct gegeven om bij" de jon
gen te blijven en ze te beschermen tot ze. bij
wijze van spreken, op eigen beenen kunnen
staan. Alleen op deze manier kunnen veel die
ren zich in den eeuwigen strijd tegen andere
diersoorten handhaven.
Talrijke dieren sterven onmiddellijk na
het leggen van de eitjes. Maar van te voren
hebben ze een beschut plaatsje opgezocht,
waar de nakomelingschap ongestoord kan
opgroeien. Dikwijls leggen ze de eitjes direct
in planten ofdieren, die de uitkruipen-
de jongen beschutting en voedsel bieden.
Eendagsvliegen en libellen bijv. vouwen, als
ze eitjes willen leggen, de vleugels goed sa
men en duiken dan naar den bodem van
sloot of vijver, om de eitjes veilig onder
waterplanten of tusschen het kiezel te ber
gen. Wie heeft ze verteld, dat de jongen
heel andere levensvoorwaarden hebben dan
zij zelf? Aangeboren gewoonte of instinct?
Doch met het stellen van dergelijke vragen
komen we niet verder, we kunnen slechts het
feit constateeren en het aan latere onder
zoekers overlaten, dieper in dit geheim door
te dringen.
Ook bij veel werveldieren bestaat de
eenige bescherming van de soort in de keuze
van een geschikte plaats, waar de „jeugd"
veilig kan opgroeien. Het wijfje van den
moerasschildpad komt uit haar element en
graaft met den staart en de krachtige ach-
terpooten een tamelijk diepen put. waarin ze
dan de eitjes deponeert. Als dat is gebeurd,
maakt ze den put weer dicht en stampt dan
met haar borstpantser alles weer netjes glad.
Enkele soorten leggen haar eitjes zelfs in de
nesten van mieren. Zoon beschermd plaatsje
en vooral de regelmatige warmte die er
heerscht, zijn de beste voorwaarden om de
jongen te doen gedijen. En het is wel merk
waardig, dat de anders toch zoo vraatzuch
tige mieren de eitjes niet opeten.
Wreed, maar wel interessant is de wijze,
waarop de graaf wespen voor haar jongen
zorgen. Het hol, waar ze de eitjes hebben
gelegd, vullen ze van te voren met rupsen
en wurmen. Ze dooden ze niet, maar verlam
men ze slechts door een steek met haar gif'
tigen angel. De aldus getroffen rupsen le
ven wel verder, doch kunnen niet van hun
plaats wegkomen. Op deze wijze hebben de
jonge graal'wespen, als ze straks uit het ci
kruipen, direct versch voedsel bij de hand!
Bepaalde soorten roofvliegen en sluipwes
pen leggen haar eieren in larven van andere
diersoorten, zoodat ze in de pop mee wor
den ingesponnen. Het eitje is dus secuur op
geborgen en als ten slotte de jonge wesp uit
het ei krijgt, eet ze haar gastheer op.
Andere dieren weer gelooven de ontwik
keling van het opkomend geslacht het best
te bevorderen, door haar jongen steeds bij
zich te dragen. Algemeen bekend is het, dat
de stekelbaars een echt nest bouwt. In dit
nest legt het wijfje de eitjes en bekommert
zich er dan verder niet meer om. Maar de
kinderkamer van den stekelbaars wordt niet
temin streng bewaakt doorhet man
netje. Met dreigend-overeindstaande stekels
zwemt hij voor het nest op en neer, zoolang
de kinderen nog niet volwassen zijn. Eerst
dan beschouwt hij zijn taak als geëindigd.
Grappig is de manier, waarop een soort
Braziliaansche kikvorsch voor haar kinderen
zorgt. Het wijfje maakt in ondiep water een
cirkelvormigen wal, die ongeveer 10 cJVI. bo
ven de oppervlakte uitkomt. In dit minia
tuur vijvertje worden de eitjes gelegd en
de jongen groeien daarin veilig op. terwijl
de ouders om beurten de wacht houden.
Zoo kunnen we overal zien dat de Natuur
de groote moeder, voor elk geval een goede
oplossing heeft gevonden zoodat alles wat
leeft, een kans krijgt om te ontwikkelen.
W. MAZUR.
DE HEKSENWORTEL.
Bijgeloof in vervlogen eeuwen
In sommige deelcn van Europa, waar de be
schaving en ontwikkeling nog niet op het
peil staat van het Westen, heerscht zelfs nu
nog het bijgeloof aan de heksenwortel-man
netjes. die over bovennatuurlijke krachten
heeten te beschikken. En wie die heksenwor
tel-mannetjes vindt en de kunst verstaat om
ze op de juiste manier uit te graven en met
bepaalde ceremoniën te behandelen, zal veel
geld en geluk krijgen.
Ten tijde van de groote volksverhuizing
kwam de sage van den heksenwortel naar de
Germaansche landen. Aanvankelijk diende
hij meer als geneesmiddel, maar al spoedig
ging men in de schijnbare geneeskracht een
heksenmiddel zien. /.coals men er trouwens in
vroeger eeuwen gauw bij was om van toove-
ren of heksen te spreken, als men iets niet
begreep. Oorspronkelijk ging het om den wor-
IETS NIEUWS.
MAARTSCHE SNEEUW.
Maart roert zijn staart! zegt een oud
spreekwoord en men bedoelt er mede, dat op
vroege lentedagen heel weinig valt te ver
trouwen, omdat de laatste dagen dezer maand
en ook Aprildagen vaak nog bitter koud win
terweer over ons land kunnen brengen Ree.b;
uitgeloopen bladknoppen, de eerste stengels
van voorjaarsbloeiers, al die vroegelingen,
welke reeds door de Maartsche zonnestralen
tot nieuw leven werden gewekt, loopen groote
kans om weer af te vriezen. Alleen de sneeuw
klokjes en enkele bolgewassen kunnen vorst
en sneeuw verdragen; ook de met witte bloe
sem beladen sleedoornstruiken laten de
sneeuwbuien door hun nog bladerlooze tak
ken heen dwarrelen. Eerst als het gras wat
te groenen begint, zien we tegelijkertijd
bloeiende madelieven, speenkruidjes. anemoon
en geurige viooltjes verschijnen. Gelukkig
bezitten de planten het vermogen om bij
erge koude den groei in te houden, de knop
pen zitten vorstvrjj verpakt immers; en veel
vroeg bloeiende katjesdragers toonen eerst
bladeren na den bloei.
Maart is de Lentemaand, doch eerst in
April zien we de weiden frïsch groenen. Als
dan de zon schijnt en het regent, zeggen de
Hollandsche boeren dat het gras en kievits
eieren regent. Maar de kiévitten zijn al veel
vroeger boven de weiden verschenen en het
eerst gevonden kievitsei van 't jaar kan je in
de laatste Maartdagen al verwachten. Toch
is een broedende kievit in een besneeuwde
weide bij vorstig weer wel te beklagen. Im
mers voedsel is toch al moeilijker te vinden
voor die vogels en hun pas gelegde eieren la
ten ze niet graag in den steek. Soms blijven
de kieviten volharden hun lichaamswarmte
doet de sneeuw in de nestholte smelten en ze
trachten de eieren toch warm te houden.
Menig broedsel gaat echter onder lente-
sneeuw verloven.
O^k de roeken betrekken hun kolonienes
ten al in Januari en in Maart zijn er al heel
wat broedende roeken. Ook voor hen is een
streng nawintertje een geduchte tegenvaller.
Hazen leven in het open veld, ze hebben
al vroeg in het voorjaar een leger in lang gras
of onder struikgewas, waar bij sneeuw en
vriezend weer de jonge haasjes treurig koude
lijden en er sneuvelen door de nattigheid ook
heel wat jonge haasjes in de Lente. Alleen
voor de roofvogels en jagende viervoeters
schijnt Maartsche sneeuw een buitenkansje
op te leveren. Andere vroegelingen zijn de
jonge lammeren, welke in Maart en April
onze weiden bevolken komen. Wel worden ze
door de moederooien omringd en zoo noodlg
zorgt took de boer wel voor beschutting,
maar och! de Oostenwind kan zoo nijpend
koud blazen over de vlakke weiden!
Ik heb met die pasgeboren lammetjes op
een kouden voorjaarsdag, als de weiden nog
zoo dor zijn, de bladerlooze struiken niet de
minste bescherming geven en de scherpe
wind onze oogen tranen doet, altijd een
beetje medelijden. Ik gun die aardige lam
metjes veel liever een welkom op de wereld
van een warm koesterend lentezonnetje, dan
hen zoo stakkerig te zien kleumen en rillen:
al plaatst de ooi zich ook als een windschut
voor hen en drukken ze zich nog zoo dicht
tegen moeders 'warme wolvacht aan.
Maar ze harden toch al heel gauw en
blijken binnen een paar dagen al zoo vol ge
zonde levenslust te zitten, dat ze dansen te
gelijk met de Maartsche sneeuwvlokken.
G. DE GR
Eigenaardig bouwland. In Herzogowina
bevindt zich een meer. dat in den zomer ge
heel droog is. De bodem bestaat uit vrucht
baren kleigrond en daar men in dit land.
met zijn vele bergen niete te ruim in bouw
land zit. Is het niet te verwonderen dat men
den bodem van 't meer bezaait met allerlei
landbouwgewassen. Daar het meer biina
4000 M. lang is. is dit nog wel de moeite
waard. Alleen moet de boer zorgen, dat h-j
de oogst binnen heeft, voor tegen het najaar
de regentijd begint, want anders is zijn
oogst onherroepelijk verloren.
tel van de Mandragora, een zeer giftige, tot
de familie der nachtschaden behoorende
plant, wier-vaderland eigenlijk Zuid-Europa
is, in het bijzonder het gebied aan de Middel-
lansche Zee. Dc plant zelf moet in het don
ker als een vlam hebben gelicht. Maar het
ging toch hoofdzakelcijk om den wortel. Wie
dezen probeerde uit te graven, had het niet
gemakkelijk, Zoodra men den wortel wilde
aanraken week hij terug, men moest hom
eerst weten te „bezweren". Bovendien mocht
men hem niet met dc hand aanraken! Wie
dat deed, was ten doode opgeschreven. Het
beste middel was, om een hond aan den wor
tel vast te binden en dan hard weg te loopen.
In zijn pogingen, om zijn meester te volgen
rukte de hond dan de plant met wortel en al
uit. Nu zou de hond Immers gedoemd zijn,
om te sterven! Daarmee was dan de macht
van den wortel, tenminste voor zoover het
den dood betrof, overwonnen. Nu kon men
hem ook aanraken en gerust meenemen. Hij
beschermde den bezitter voortaan tegen alle
booze geesten, tegen ziekte en armoede.
Waarom echter dacht men juist van dezen
wortel, dat hij tooverkracht had? Omdat hij
niet zelden de contouren van een mensche-
lijke gestalte had. Dat- werkte op de fantasie
van de menschen. In Oost-Europa was het
geloof aan den heksenwortel wel het sterkst
en dacht men dat hij slechts met levensge
vaar was te bemachtigen. Hoe algemeen dit
bijgeloof was verspreid, bewijst wel een na
komeling van Karei V, keizer Rudolph II, die
van 1576 tot 1612 ln het oude Duitschland
regeerde, een vorst, die astrologie en alche
mie studeerde. Deze Habsburger bezat o.a.
ook twee heksenwortels, die hij zelfs had ge
doopt en toen de mooie namen Marlon en
Thrudacias droegen. Nog heden bevinden
deze wortels zich, met rood-zijden hemdjes
bekleed, in de keizerlijke hofbibliotheek.
Vroeger sliepen ze ln kistjes en werden bij
toenemende maan gebaad. Werd dit per onge
luk verzuimd, dan weenden ze als kinderen,
en wel net zoo lang, tot men het verzuimde
had ingehaald.
Langzamerhand werd het een formeele
handel in heksenwortels; een handel die in
een tijd van verval zijn hoogtepunt bereikte.
Want in tijden van armoede en ellende, voor
al na groote oorlogen, waarvan Europa er
helaas zooveel heeft gekend, grepen de men
schen naar elk middel, waarvan zij hoopten
of verwachtten, dat het verlichting in hun
bestaan zou kunnen brengen. Geen wonder
dan ook, dat kwakzalvers en ongure elemen
ten. een goedgeloovig oor vonden.
Heelcmaal uitgestorven is het bijgeloof,
dat zich ln den loop der eeuwen om den
heksenwortel spon. nog steeds niet; vooral
niet onder de landelijke bevolking in ooste
lijk Europa. In den nacht trekt men er op
uit. om met een mes. zwijgend den wortel uit
te steken: zonder dat de hand met de plan:
in aanraking komt. De wortel wordt heel voor
zichtig Sn een linnen doekje gelegd en zoo
mee naar huis genomen Daar zal hij dan ge
luk brengen en een rijken oogst
JOH. T.
Uit vele briefjes lees lk, dat het clubleven
wel heel sterk bloeit. En dat. is prettig, dat
is goed. Samen iets uitvoeren, samen iets be
leven, dat geeft een band. Zoo leert men
elkaar begrijpen en waardceren en ver
dragen.
Er zijn heel wat verschillende clubjes:
handwcrkclubjes. sportclubjes, knutsel-
clubjes. enz. Af en toe hebben jullie eens
een feestavondje. Dat is leuk en gezellig.
Maar nu weet ik van een clubje, dat al een
poosje heel prettig werkt, maar nu ze af
gesproken hebben ook eens een feestavond
tc geven voor de ouders, weten ze eigenlijk
niet goed, wat ze op zoo'n avond doen zul
len. De een weet een tooneelstukje. dat de
ander niet leuk vindt. Een ander heeft een
aardig dingetje, maar ze hebben er de juiste
spelers niet voor. enz. enz. Nu heb ik iets
voor jullie bedacht en wel: Een Lentespel. 't
aantal spelers is onbeperkt. Je kunt ze ver
minderen en vermeerderen naar willekeur.
Ook wat de liedjes aangaat, kun je alle mo
gelijke veranderingen aanbrengen. De di
verse costuums zijn heel gemakkelijk te ver
vaardigen van crêpe-papier, of waar bloe
men optreden, kan men een jurk versieren
met die bloemen. Rijzen er verdere moeilijk
heden. dan vraag je daar maar naar in je
briefje. Is er een club. die het spel aandurft,
dan wil ik met genoegen eens op een repeti
tie mijn wenken geven. Nu steken we van
van wal.
LENTESPEL
In 3 bedrijven,
lc Bedrijf.
Het toonecl stelt voor een kamer, waarin
vaasjes staan met voorjaarsbloemen of
katjes.
Aantal personen 2: De winter, aangekleed
in een bontjas met opgezette kraag en muts,
wollen handschoenen.
De Sneeuwkoningin ln jurkje vol plukjes
witte watten en glinsterende sterretjes.
De Winter:
Die zon schijnt thant te sterk al door de
ruiten.
Ik zie zoowaar een lichtgroen waar daar
bulten.
D c Sneeuwkoningin:
Ik durf niet eens meer buiten komen
Dan wordt mij al mijn pracht ontnomen.
De Winter:
t Is goed, dat jij nu ook eens mort
Ons beider rijk Is veel te kort.
De Sneeuwkoningin:
Toch gaf lk blijdschap
Gaf ik vreugd.
Ik heb dagen lang de jeugd verheugd.
Eens gaf ik sneeuw en ijs gelijk.
De Winter iblfj):
Toen was ik koning in mijn rijk
D c Sneeuwkoningin:
En ik een blijde koningin.
Men zocht mij op
In groote drommen.
En als het dooide
Samen:
Was het brommen.
De Winter:
De scholen gaven zoo maar vrij.
De Sneeuwkoningin:
De kinderen waren veel te blij
Achter het scherm hoort men plotseling
enkele kinderen 2ingen, b.v.:
De winter is geweken.
Met gouden vingertop
Ontdooit de zon de beken.
Ontplooit de zon den knop
En op een straal gedragen
Van zuivren morgengloor
Rijdt Lentes zegenwagen
De groene dreven door.
(Dit liedje komt voor in den bundel Lente
zangen van van Hees en van Herwaarden
Natuurlijk kan er ook een ander Lenteliedje
voor gebruikt, worden. De Winter en de
Sneeuwkoningin kijken elkaar onder 't zin
gen verschrikt aan.
De Sneeuwkoningin:
't Is tijd van scheiden, Winter,
Kom laat ons gaan.
Als ik dc zon voel schijnen
Dan schrei ik traan na traan.
De Winter (vat de Sneeuwkoningin bij
de hand)
Ja, laat ons gaan
Mijn rijk is uit.
Als Lente komt. heb ik 't verbruid.
(Maken samen een dansje en huppelen
dan 't tooneel af).
(Wordt vervolgd.)
ZOEKPLAATJE.
Waar z.Jn de appeldieven?.